Op zaterdag 6 februari 2010 begonnen wij in Maarn met het voorlopen van de WS78 wandeltocht vanuit Maarn die wij hebben uitgezet en op zaterdag 20 maart 2010 wordt georganiseerd. Ons startpunt was zoals gebruikelijk dorpshuis de Twee Marken.
Dorpshuis De Twee Marken in Maarn is in 1974/75 gebouwd. Sinds 1990, na een grondige verbouwing en uitbreiding, wordt het Sociaal-Cultureel Centrum "De Twee Marken" genoemd. De naam duidt op de twee marken, Manderen (Maarn) en Mersberch (Maarsbergen), waaruit de gemeente Maarn is ontstaan. Bij een mark hebben de bewoners van de streek speciale gebruiksrechten op met name de bos-, heide- en weidegronden voor de uitoefening van bosbouw, veeteelt en akkerbouw. Oorspronkelijk bezat ieder boerenbedrijf het recht om volgens een bepaalde verdeelsleutel vee te weiden, hooi te winnen, plaggen en turf te steken en hout te verzamelen op de zogenaamde gemene gronden. Dit was zowel in Maarn en Maarsbergen het geval. De oude naam voor Maarn, Mandron (Latijn) of Manderen verwijst zelf ook rechtstreeks naar de mark. Manderen betekent namelijk 'gemeenschappelijk gebruikte landerijen'. Mersberch staat voor 'moeras bij de berg'.
Het was mistig weer. Dat weertype hadden we de hele ochtend. Daarna trok de mist langzaam.
Aan het einde van de midag begon het weer wat mistig te worden.
We verlieten de start in oostelijke richting. Over de Schapendrift liepen we langs golfterrein Anderstein. Even verderop volgden we de Meentsteeg en kwamen we langs de achterkant van een camping.
De naam Meent betekent gemeenschappelijke weidegrond. De Meent ligt ten oosten van de Heijgraaff en is het oorspronkelijke weidegebied van de boerderijen die op de Maarnse eng lagen. Op de eng lag het bouwland waarop rogge en boekweit werd geteeld. De gemengde bedrijven hadden echter ook voedsel nodig voor het rundvee dat aanwezig was. De Meent, lager gelegen in de Gelderse Vallei, was voor de voederwinning van het rundvee zeer geschikt (weide- en hooiland). In de middeleeuwen, toen de afwatering in het gebied nog een groot probleem was, stond het gebied 's winters en in het voorjaar vaak onder water. Als bouwland was het ongeschikt, omdat de boeren slechts een beperkte periode van het jaar gebruik konden maken van de Meent.
Om de Meent geschikt te maken als weidegebied, heeft men deze eerst omdijkt, om het toestromen van water uit de Gelderse Vallei te voorkomen. Waarschijnlijk heeft dit in de eerste helft van de twaalfde eeuw plaatsgevonden. Uit diezelfde tijd dateert namelijk de Heijgraaff. Dit is een sloot/afvoerkanaaltje waardoor het water dat van de noordelijke helling van de Heuvelrug afstroomt en het kwelwater, worden afgevoerd. Via de Heijgraaff was het mogelijk om de Meent te ontwateren. In het midden van de Meent groef men daartoe loodrecht op de Heijgraaff een ontginningssloot. Haaks op deze sloot groef men een groot aantal dwarssloten waarlangs men grote aantallen knotelzen plantte. Dit ontginningspatroon is tot de dag van vandaag goed zichtbaar gebleven. De Meentgronden liggen ter weerszijden van de Meent- of Koeisteeg, tegenwoordig voor een deel Ted Visserweg genoemd. De naam Koeisteeg verwijst ernaar dat er in de Meent vooral koeien werden geweid. Schapen liepen meestal op de drogere hellingen van de Heuvelrug.
In de Meent werden na de verdeling van de gronden in de zeventiende eeuw, nieuwe boerderijen gebouwd. De eerste boerderij in het gebied werd omstreeks 1780 gesticht, genaamd de Maarnse Meent.
We kwamen uit op de Slappedel. Deze weg loopt vlak langs de Grift.
De Woudenbergse grift is in 1483 gegraven en is van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling en ontsluiting van het achterland, de afwatering van de drassige vallei en voor schoon water in de Amersfoortse grachten. De grift wordt nu gevoed door grond-, kwel- en regenwater afkomstig.
We staken de N226 verkeersweg (Maarsbergen-Woudenberg) over en volgden deze even parallel zuidwaarts. We sloegen af over een fietspad en volgden deze bijna twee km. We liepen hier ten zuiden van Woudenberg. We kwamen uit op de Rumelaarseweg, de weg die naar landgoed Rumelaer loopt. Bij boerderij Rumelaer sloegen we af over de Strubbelenburg.
Boerderij Het Hoekje of Groot Rumelaar staat bij oudere dorpsbewoners bekend als "het Hoekje", maar de oorspronkelijke naam van de deze boerderij is Groot Rumelaar of Maarsbergs Rumelaar. Rumelaar is één van de oudste erven in de Gelderse Vallei, gelegen aan de rand van een dekzandrug. De boerderij ligt net op het grondgebied van Maarsbergen.
De boerderij staat met de achtergevel naar de Rottegatsteeg. De muurankers in de voorgevel geven als bouwjaar 1810 aan. In de achtergevel is boven de baanderdeur een sluitsteen met het jaartal 1855 ingemetseld. Het muurwerk van de voorgevel, achtergevel en linker zijgevel duidt op wijzigingen in de loop van de tijd.
Strubbelenburg ging over in de van rechts komende Laagerfseweg. Via de Brinkkanterweg staken we eerst de voormalige spoorlijn Amersfoort-Kesteren over.
In 1886 werd de spoorverbinding van Amersfoort naar Kesteren feestelijk in gebruik genomen. Het treinvervoer gaf landbouw en economie in de Gelderse Vallei een grote impuls. Vier jaar later werd de lijn doorgetrokken naar Keulen; een internationale spoorverbinding was een feit. Het personenvervoer over deze lijn kwam tot een abrupt einde nadat in 1944 de spoorbrug bij Rhenen door de Duitsers werd verwoest. Tot in de jaren tachtig reden er nog enkele lokale goederentreinen op het traject. Daarna raakte de oude spoorlijn in onbruik. Vandaag de dag is het spoor begroeid met planten en struiken en vormt een belangrijke ecologische verbindingszone voor flora en fauna.
Vervolgens kwamen we bij Hoeve De Beek.
We hadden wel zin om wat te drinken.
Het was een paar minuten voor 10 en om 10 uur gingen ze officieel open.
We konden echter al meteen naar binnen en dronken er een bekertje warme automaten-chocolademelk.
We waren hier nog niet eerder binnen geweest.
Het bleek een winkel voor talrijke verschillende soorten stoffen te zijn.
Uitgebreide informatie treft u op de website www.hoevedebeek.nl aan.
Bestellingen via de website worden niet op zondag behandeld.
Deze oude hofstede is al veel ouder dan de datum-ankers in de achtergevel ons vertellen. De naam 'De Beek' is er twee eeuwen terug pas aan gegeven. Cleijn Davelaer, werd deze hoeve genoemd in een acte van 1395. Johannes Evertsz was toen de eigenaar. Ongetwijfeld is deze hofstede afgescheiden van het goed Davelaer, wat we al kennen vanaf 1373 en wat toen wellicht meer dan 150 ha groot was.
Was het aanvankelijk een geheel van hout opgetrokken boerderij, zoals alle andere hofstede in de Gelderse Vallei, later werd ook hier de behuizing versteend. Onder de brandgevel vinden we ook nu nog oude kloostermoppen die wellicht uit de 14e of 15e eeuw stammen.
In 1830 was er 13 ha grond bij de boerderij, maar 4 jaar later bij het overlijden van Klaas van Voorthuyzen was de hofstede 24 ha en 40 roeden. Honderd jaar terug werd deze boerderij verkocht voor fl. 3.437,50. Er was toen bijna 13 ha grond bij. Twee maal is 'De Beek' afgebrand en wel in 1880 en 1884.
Het bedrijf is altijd een gemengd bedrijf geweest dus akkerbouw en veeteelt, en zo lezen we ook dat er in 1820 twee schaapshokken waren en twee koornbergen. Ook toen stond er al een bakhuis naast het met riet en stro gedekte huis, evenals nu. In die tijd bakte men immers zelf het brood van eigen rogge. Het tarwebrood zal misschien van aangekochte bloem zijn gebakken want op de arme schrale gronden hier kon geen tarwe worden verbouwd.
Nog altijd ademt deze hofstede iets van de rust van weleer. De vriendelijkheid en rust, de eenvoud van het landleven zijn schijnbaar op de verschillende eigenaars overgegaan als een erfenis.
Sinds 1983 wordt de hofstede bewoont door de huidige eigenaars, de familie Ploeg. Toen zij het bedrijf kochten was het in een verwaarloosde staat. Bovendien was toen reeds het quoteringssysteem in werking gesteld. Met heel veel moeite is het gelukt om weer een melkquotum te krijgen. Vanaf 1983 liepen er weer koeien in de wei en werden er karnemelk en scharreleieren aan huis verkocht. De veestapel werd langzamerhand uitgebreid en in 1990 werden er 16 koeien gemolken. Al deze melk werd verwerkt tot karnemelk, boter, vla, yoghurt, kwark en biogarde. Daarnaast werden er groente, aardappelen en fruit op de deel te koop aangeboden. Erg intensief maar het gaf veel voldoening.
Door ziekte is in december 2000 de zuivelboerderij opgeheven. In 2001 is de boerderij een Rijksmonument geworden. Op 12 juni 2004 is de boerderij door de Boerderijen Stichting Utrecht uitgeroepen tot de mooiste boerderij van de provincie Utrecht in het jaar 2004. Dit is een erkenning voor de huidige bewoners voor al het werk dat er altijd gedaan wordt om de boerderij zoveel mogelijk in oude staat te bewaren. Uiteraard zijn ze daar erg blij mee.
Ongemerkt zijn zij terrecht gekomen in de creatieve sector. Op de deel is een Quiltwinkel gerealiseerd met een uitgebreide collectie folklore en rozen stoffen (amish stijl) en er worden quiltcursussen gegeven.
We vervolgden ons pad en spoedig daarop werd het Valleikanaal bereikt.
De Gelderse Vallei vormde vroeger als het ware een grote kom waar al het water van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug zich verzamelde. Eeuwenlang had het gebied te kampen met wateroverlast. Alleen een paar kleine beekjes, zoals de Lunterse Beek en de Heiligenbergerbeek, konden het water afvoeren. De turfwinning versterkte het waterprobleem: er werd veen afgegraven en de grond zakte verder in. Pas nadat het Valleikanaal gegraven was tussen 1937 en 1948, kwam er in de Gelderse Vallei een einde aan de wateroverlast. Het overtollige water werd voortaan via de Eem afgevoerd naar het Eemmeer. Scheepvaart heeft er nooit plaats gevonden over het Valleikanaal, het fungeerde uitsluitend als afwateringskanaal.
Nu werd het echt mooi. Voor het kanaal volgden we een traject van het Oudenhorster klompenpad.
Een bordje gaf aan dat het verboden was om de paarden te voeren. We troffen dit keer echter geen paarden aan.
Aan het eind van dit 1 km lange pad staken we het Valleikanaal over. We bevonden ons nu in Scherpenzeel in de provincie Gelderland.
Mogelijkerwijs zal dit gebied vanaf 1 januari 2011 ook provincie Utrecht zijn. Hoewel de individuele plaatsen Woudenberg, Renswoude en Scherpenzeel niet voor een gezamelijke fusie voelen, is de kans toch groot dat een samengaan wordt opgedrongen.
Nadat we het Valleikanaal waren overgestoken volgden we dit heel even tegengesteld aan de overzijde. Ons pad boog af en Scherpenzeel werd bereikt over een traject van het Broeker klompenpad.
De route loopt voor een deel over landgoed Scherpenzeel, een familiebezit van 1000 hectaren natuur en landbouwgrond. Diverse boscomplexen en boerderijen, zoals bijvoorbeeld Hoeve Breeschoten, maken deel uit van het landgoed. In 1793 werd Landgoed Scherpenzeel gekocht door de in Zuid-Afrika rijk geworden Amsterdamse koopman J.B. van Naamen. Zo ontstond de verervingslijn naar de familie Royaards en de huidige eigenaren. Het landgoed is gerangschikt onder de Natuurschoonwet. Mede dankzij deze Natuurschoonwet zijn bos- en natuurterreinen in stand gehouden en kan de verwevenheid van landbouw en natuur blijven bestaan.
Er werd aan de weg gewerkt. Het zag er naar uit dat op een kruispunt een (soort) rotonde werd aangelegd.
We liepen in Scherpenzeel pal voor Huis Scherpenzeel langs, het voormalige stadhuis van Scherpenzeel.
Scherpenzeel, gelegen op de grens van Gelre en het Sticht (Utrecht), was strategisch gezien een belangrijk punt. Tussen de Hertog van Gelre en de Bisschop van Utrecht waren in die tijd regelmatig strubbelingen. Scherpenzeel was door de eeuwen heen dan weer Utrechts, dan weer Gelders bezit.
Sinds 1380 was het een Gelders leen. Huis Scherpenzeel is eeuwenlang eigendom van de familie Van Scherpenzeel geweest.
In 1652 werd het kasteel aanzienlijk uitgebreid in opdracht van Aleyd, vrouwe van Scherpenzeel en haar echtgenoot.
In 1662 vererfde Scherpenzeel op het geslacht Van Westerholt, in 1783 op het geslacht Van Heeckeren.
In 1793 werd het tenslotte verkocht aan J.S. van Naamen, waarna het vererfde op de familie Royaards. In de 18e eeuw werd het kasteel verbouwd tot een landhuis in classicistische stijl.
Ook aan het begin van de 19e eeuw vindt weer een verbouwing plaats. In 1854 werd het landgoed geërfd door Benudina Maria van Naamen van Scherpenzeel, de kleindochter van Johannes Bastianus. Zij trouwde met Herman Royaards. Ze woonden in Utrecht, maar brachten in de zomer veel tijd op Huis Scherpenzeel door. Ze laten het huis verbouwen door (tuin-)architect S. A. Van Lunteren. De verbouwing van interieur en exterieur van het huis vindt plaats in neogotische stijl (de stijl wordt ook wel aangeduid als neo-Tudorstijl). Het park werd door Van Lunteren ingericht in de Engelse landschapsstijl. In 1898 erven zonen Johan en Anton en dochter Wilhelmina elk een deel van de landerijen die tot Huis Scherpenzeel behoren. De jongste zoon Anton Royaards van Scherpenzeel erft ook het huis zelf.
In 1910 trouwt Anton Royaards met jonkvrouw Margaretha Maria Backer. Hij is dan al enkele jaren burgemeester van Scherpenzeel. Het echtpaar gaat permanent in Huis Scherpenzeel wonen. Nadat Anton Royaards in 1932 overlijdt blijven zijn weduwe en dochters er wonen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog wordt het huis gevorderd en ernstig beschadigd. Na de oorlog keert Margaretha Maria Royaards - Backer weer terug, en ze restaureert huis en bijgebouwen. Ze blijft er wonen tot haar overlijden in 1956.
Via een kleine slinger werd het centrum van Scherpenzeel bereikt bij de indrukwekkend grote Nederlands Hervormde kerk.
Hoewel de oudst bekende vermelding van een kerk in Scherpenzeel van 22 november 1342 dateert, is het waarschijnlijk dat er al eerder sprake is van een kerk in het dorp. De kerk stond in 1342 volgens een acte van belening op het grondgebied van de Heren van Scherpenzeel.
Het gebouw had oorspronkelijk de omvang van het huidige koor. Onderzoek door Monumentenzorg aan het begin van de 20ste eeuw schatte de bouwperiode van het koor in op de 15e eeuw, het schip en de toren 14e eeuw, het noordelijk dwarsschip 15e eeuw en het zuidelijk dwarsschip 16e eeuw. Restauraties vinden plaats in 1612 (na een torenbrand), 1758, 1776 en in de 19e eeuw.
In 1939 wordt de kerk ingrijpend gerestaureerd waarbij het hele schip vrijwel opnieuw wordt opgebouwd. De galerijen aan de noord- en zuidzijde verdwijnen, evenals de uitzichtbelemmerende kolommen die zowel de kap als de galerijen dragen. In plaats daarvan komt een kolomvrije draagconstructie over de gehele lengte van het schip. Het vlakke plafond wordt vervangen door een houten tongewelf. In het koor wordt het kruisribgewelf opnieuw opgemetseld.
De gerestaureerde situatie heeft niet lang bestaan: op 22 april 1945 wordt de toren door de Duitse bezetters opgeblazen. De toren en een groot gedeelte van het schip worden verwoest. Al snel na de Tweede Wereldoorlog wordt met de wederopbouw van de kerk begonnen. De toren wordt bij deze gelegenheid ten opzichte van de oude toren vijf meter westwaarts opgebouwd zodat er meer ruimte in het schip van de kerk ontstaat. Het kleine traptorentje dat zich oorspronkelijk aan de noordzijde van de toren bevond wordt nu aan de zuidzijde gebouwd zodat het beter zichtbaar is vanaf de straat.
In de periode 1988-2000 wordt de kerk in fases gerestaureerd, beginnend met herstelwerk aan de buitenmuren. Daarna volgt het interieur, waarbij de betongrijze muren opnieuw worden gestuct en gewit met een positief effect op de tot dan toe desastreuze akoestische situatie. Bij deze gelegenheid worden de ramen in het koor vervangen door gebrandschilderde ramen. De laatste grote restauratiewerkzaamheden aan de kerk vonden plaats aan de vieringtoren, de kapconstructie en de dakbedekking en werden afgerond in het jaar 2000.
Vlak voordat we het centrum verlieten, nabij een monument, liepen we naar dat monument toe om te kijken wat dit voorstelde, zie onderstaande foto.
Het monument stond voor het Herenhuis.
Het gaat hier om het Wederopbouw-monument van kunstenaar G. Overeem.
Dit monument is op 19 november 1997 onthuld.
Het kunstwerk is gemaakt van brons en bestaat uit drie figuren die bomen aandragen, bestemd voor herstelwerkzaamheden.
"Herenhuis, voormalige Wilhelmina Ziekenverpleging, Dorpsstraat 180
Zeventiende en negentiende eeuw, herbouwd 1969, gemeentelijk monument
Dit herenhuis dateert in zijn huidige vorm uit 1969. Het is echter een kopie van een oorspronkelijk zeventiende-eeuws pand. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden de gevels in neoclassictische stijl vernieuwd en kreeg het huis zijn karakteristieke silhouet met een schilddak en hoekschoorsten. Bij de herbouw zijn de gevels nauwkeurig gereconstrueerd, met het juiste steenformat en schuiframen naar negentiende-eeuws model. De begane grond kreeg luiken, maar deze zijn later weer verwijderd. De voordeur met zijn neoclassicistische omlijsting is ten opzichte van de oorspronkelijke situatie een travee naar rechts verschoven. Het pand was in de eerste decennia van de negentiende eeuw eigendom van de heer Van Naamen, die op huis Scherpenzeel woonde, en heette toen Zandenhoef. In 1831 huurde Abraham Capadose (1795-1876) het huis en bleef er met zijn gezin enkele jaren wonen. Capadose was een arts en schrijver van joodse afkomst, die christen werd en zich fel inzette voor het Réveil. Deze opwekkingsbeweging in protestantse kringen keerde zich tegen het liberalisme. Zandenhoef ging met huis Scherpenzeel over in handen van de familie Royaards. Toen in 1903 Wilhelmina Sophia van Citters-Royaards, het vijfde kind van Herman Royaards, was overleden, besloot de familie het huis in te richten voor ziekenverpleging. Tijdens de mobilisatie in de jaren 1939/1940 werden er tijdelijk zieke militairen ondergebracht. Na de afbraak en herbouw in 1969 was de Raiffeisenbank, later de Rabobank, jarenlang in dit herenhuis gevestigd. Inmiddels is het ingericht als woonhuis."
We verlieten het centrum van Scherpenzeel weer en liepen nu achter Huis Scherpenzeel langs. We pakten hier het Broeker klompenpad weer op. We hadden hier inmiddels ook gezelschap gekregen van de geel/rode markering van het Utrechtpad. Onder de bomen zagen we een oude fundering. Deze was van een voormalige ijskelder.
Links onder de bomen ziet u de restanten van de oude funderingen van een ijskelder. Vroeger trof men op buitenplaatsen vaak een ijskelder aan. Om de temperatuur zo laag mogelijk te houden, bouwde men de ijskelder in de schaduw van de bomen. In de winter werden bij strenge vorst ijsblokken gehakt of gezaagd uit de gracht (ijs oogsten). Gedurende de hele zomer konden de bewoners van huize Scherpenzeel beschikken over ijs. Dit was voor eigen gebruik (koelen van drank en voedsel) maar het werd ook wel beschikbaar gesteld aan de dokter voor bijvoorbeeld koude kompressen.
We kwamen bij een fraai wit huis, De Koepel genaamd.
Dit karakteristieke jagershuis is in 1865 gebouwd als dienstwoning voor de jachtopziener van Huize Scherpenzeel en als theekoepel. Het is in dezelfde stijl als Huize Scherpenzeel gebouwd en hoort bij de parkaanleg. Aan de kant van de Lunterse Beek is de veranda te zien waar men thee dronk met uitzicht op de beek. Bij de Koepel had de jachtopziener hondenkennels en ook werden er fazanten gefokt voor de jacht. In de periode rond 1930 was de jachtopziener samen met zijn afgerichte politiehond in de herfst vaak nachten in de weer om stropers te pakken. Met een gummistok heeft hij menig keer rake klappen uitgedeeld.
We staken achtereenvolgens de oude (meanderende) Lunterse Beek en de Nieuwe (gekanaliseerde) Luntersebeek over.
De Lunterse Beek, is in de jaren vijftig rechtgetrokken, zodat het water zo snel mogelijk weg kon. Een stukje van de oorspronkelijke beek is hier echter gespaard gebleven. In deze bocht lag vroeger het eerste zwembad ‘Het Schut’. Een badmeester hield toezicht, maar zwemmen kon hij niet!
Geschiedenis van zwembad 't Schut
Voor het stichten en instandhouden van een zwembad zoeken enthousiaste zwemmers rond 1920 onder de Scherpenzeelse bevolking donateurs, die maandelijks een bijdrage van één dubbeltje willen geven. Deze actie leidt tot de oprichting van zwembad ’t Schut op de plaats van het Barneveldse kolkje. De beek wordt ter plaatse wat uitgediept en verbreed. Door dwars over de Lunterse Beek geplaatste boomstammen wordt het zwembad gemarkeerd. De oevers worden met spoorbielzen verstevigd en er worden drie kleedlokalen gemaakt. Later worden aan de overkant van het bad nieuwe kleedhokjes bijgebouwd, die voor 20 gulden kunnen worden gekocht. De eigenaar krijgt een eigen sleutel. Het onderhoud kost jaarlijks één gulden. Het waterpeil wordt met een schut (stuw) geregeld. Vermoedelijk heeft het bad hieraan zijn naam te danken. Door de stroming van de beek is het water in het zwembad altijd helder. Er is ook een duikplank waarop een kokosmat tegen uitglijden is bevestigd.
Daarop kwamen we op de Broekerweg uit, die even later overging in De Groep. Deze weg was meer dan een km lang en was grotendeels een fietspad. Bij een piknikbank hielden we een rust.
We kwamen uit op de Heuvelsesteeg.
We volgden deze weg over een naastliggend fietspad naar de spoorlijn Arnhem-Utrecht.
Over een parallelweg volgden we deze spoorlijn oostwaarts.
Nu kwamen we bij de Grebbeliniedijk.
Hierover loopt een zandpad dat omzoomd is met bomen en struiken.
Dit pad volgden we ongeveer 3 km.
Daarbij werd de Lunterse Beek opnieuw overgestoken
De Lunterse beek is 11 km lang en stroomt vanaf de omgeving Lunteren
naar het Valleikanaal. De beek voert het water af uit een gebied
dat 7.200 ha. groot is, vergelijkbaar met 12.000 voetbalvelden.
Langs deze Grebbeliniedijk troffen we tussen de bomen boerderij De Engelaar aan.
Herenhuis en boerderij De Engelaar
Ten westen van de Groeperkade ligt tussen de bomen het oude herenhuis en boerderij Engelaar verscholen. In de 17e en 18e eeuw woonde de patriciërsfamilie Van Beeck hier. Jan Frederick van Beeck, heer van Engelaar, was o.a. raad in de vroedschap van de stad Utrecht, maar zijn drie ongetrouwde dochters stonden bekend als ‘de dronken freules van Engelaar’.
Na ruim 18 km werd de grote rust bereikt.
We dronken hier koffie en aten een bord erwtensoep.
Het weer was inmiddels zodanig opgeklaard, dat we al meerdere keren foto's hadden gemaakt.
Want bij vochtig en mistig weer maken we geen foto's.
Na een rust van een half uur vervolgden we om 13:15 uur ons pad over een traject van het Daatselaarse klompenpad. Vanaf hier was het echter ook een traject van het Breeschoter klompenpad. En dat volgden we nu een tijd. Trouwens, de dijk waarover we in het begin liepen was ook een onderdeel van de Grebbelinie.
De Grebbelinie als verdedigingswerk diende om de vijand, die uit het oosten kwam, tegen te houden. Vele zullen niet weten dat er reeds in 1744 gestart is met de bouw van de Grebbelinie. De Grebbelinie ligt in het oosten van de provincie Utrecht, op de overgang van de Heuvelrug naar de Gelderse Vallei. Het is een zogenaamde waterlinie. De linie loopt van de Nederrijn bij de Grebbeberg, via Veenendaal en Amersfoort naar Spakenburg. In het landschap zijn nog veel elementen van de Grebbelinie terug te vinden. De Grebbelinie is in het verleden in militair opzicht altijd een vertragingslinie geweest, om de militairen de gelegenheid te geven de Hollandse waterlinie goed in stelling te brengen. In de Tweede Wereld oorlog werd van de Grebbelinie een hoofdverdedigingslinie gemaakt, voorzien van loopgraven en kazematten. Deze laatste voorzieningen zijn voor een groot deel aangelegd in de voormobilisatie die begon in eind augustus 1939.
Door bosgebied Groot Wolfswinkel werd nu koers gezet naar landgoed Klein Ruwinkel gevolgd door landgoed Heintjeskamp. Door het toegangshek van landgoed Heintjeskamp was het luxe hoofdgebouw duidelijk waarneembaar.
De oorspronkelijke hofstede Heintjeskamp is opgesplitst in 4 boerderijen, te weten; oud-, nieuw-, groot- en klein-Heintjeskamp. De splitsing van agrarische bedrijven maakte het mogelijk het bedrijf te verdelen over meerdere familieleden. De intensivering van de landbouw (onder andere het gebruik van kunstmest) zorgde ervoor dat de opbrengst van deze gesplitste bedrijven toch voldoende was om van te kunnen leven. Heintjeskamp is nu een modern pluimveehouderijbedrijf.
Opnieuw moesten we een trajekt van een drukkere verkeersweg volgen. Ditmaal was dat de N802 Barneveldsestraat. Er lag een apart fietspad langs de weg. Door een volgende bospassage werd nu een traject van het Dashorster klompenpad gevolgd. De route liep hier over landgoed Breehoef.
Hoewel deze dag de sneeuw over het algemeen weggedooid was, troffen we op sommige plaatsen nog wel sneeuwhoopjes of sneeuwhopen aan. Dat was op plaatsen waar sneeuw geruimd was.
Hier op landgoed Breehoef lag een berg sneeuw van meer dan één meter hoog.
We kwamen weer bij het Valleikanaal. Hier verlieten we het Dashorster klompenpad. Even verderop staken we het Valleikanaal over en liepen daarop een lang traject van het Utrechtpad en tevens de NS wandeling Heiligenbergerbeek.
Voor de Bruinenburgersluis sloegen we af.
De Bruinenburgersluis wordt wel één van de mooiste punten uit de Grebbelinie genoemd.
Een sluis in de Liniedijk met een fraaie brug onder hoge bomen.
Met een naam die tot de verbeelding spreekt;
ze verwijst naar "Huise Bruinenburg", een hofstede met een gracht en een torentje.
Het 'kasteeltje'werd gesloopt in de 18e eeuw.
Nu staat er een boerderij met de zelfde naam.
Een plek ook die herinnert aan de oude loop van de Lunterse Beek
en de aanleg van het Valleikanaal vanaf deze plek naar het noorden langs de liniedijk.
Verderop liepen we fraai over landgoed De Boom. Mooi was het traject langs de Heiligenbergerbeek, waarnaar de NS wandeling is genoemd. Hier volgden we ook nog een traject van het klompenpad Schutpad.
De acht kilometer lange Heiligenbergerbeek dankt zijn naam aan Landgoed Heiligenberg, een oude buitenplaats waar de beek langs stroomt, ten zuiden van Amersfoort en de A28. De beek voert overtollig water uit de Gelderse Vallei af en voorziet de Amersfoortse stadsgrachten van schoon water. Bij de poort ‘Monnikendam’, een van de twee overgebleven stadspoorten, stroomt de beek onder de oude stadsmuur de binnenstad in.
Er worden plannen uitgewerkt waarin de Heiligenbergerbeek een ecologische verbindingszone gaat vormen tussen enkele landgoederen en een paar natuurgebieden, zoals Den Treek. Wanneer er nevengeulen zijn gegraven en natuurlijke oevers met riet en struikgewas zijn aangelegd, zullen vissen, insecten en amfibieën zich beter thuis voelen.
We verlieten landgoed De Boom en volgden nu even een drukkere weg, de N266 van Amersfoort naar Woudenberg met de naam Geeresteinselaan.
De Boom is een statig landhuis van twee verdiepingen, gebouwd in 1878/1879 in opdracht van Arnoud Jan de Beaufort, die zijn leven lang burgemeester van Leusden geweest is. Het is geheel wit gepleisterd en in laatclassicistische stijl gebouwd. Ook het park is in die jaren aangelegd. De naam is ontleend aan een oude boom die er al stond toen het huis gebouwd werd. Aan die boom werden de officiële gemeentelijke mededelingen aangeplakt. De mensen vroegen elkaar dan: "Heb je de Boom al gelezen?". Het huis behoort tot een landgoed van ongeveer 900 hectare dat in hoofdzaak bestaat uit landbouwgrond en bos. Op het terrein staan 30 boerderijen en 40 woningen. In 1912 is het huis uitgebreid en later heeft het de nodige aanpassingen ondergaan om het geschikt te maken als kantoor. Arnoud Jan bewoonde het huis met zijn vrouw Anna Josine Charlotte van Hardenbroek. Ze hadden twee kinderen: Ernest Louis en Anna Aleida (‘Juffrouw Annie’). Anna Josine, Ernest Louis en Arnoud Jan overleden kort na elkaar, zodat Anna in 1929 alleen achterbleef op landgoed De Boom. In 1948 richtte zij de Stichting De Boom op waarin de landgoederen werden ondergebracht. Huize De Boom bleef privé eigendom van ‘Juffrouw Annie’ die het huis bleef bewonen. Na haar overlijden in 1975 werd ook het huis in de stichting opgenomen.
Enige tijd heeft er een soort kerkgenootschap in het huis gezeten, dat er eindeloos veel kamertjes in had getimmerd en overal valse muren gezet. De Stiching De Boom heeft daarna het huis helemaal in de oude vorm teruggebracht. Nu zijn de kamers weer mooi met de plafonds incluis. Er zit nu een kantoor in van Turner, een bedrijf dat ondermeer adviezen geeft aan bedrijven die in moeilijkheden zitten.
In een enigszins onoverzichtelijke bocht van de N266 sloegen we af en vervolgden ons pad en spoedig daarop werd de toekomstige koffiepost bereikt.
We vervolgden ons pad langs de Heiligenbergerbeek totdat van links de Grift kwam, die hier samenvloeit met de Heiligenbergerbeek. De Grift werd ongeveer 4 km gevolgd aan wisselende zijden. Daarop werd de toekomstige fruitpost bereikt.
Als laatste kwamen we nog over landgoed Anderstein.
even later werd de finish bereikt. De totale afstand bedroeg 38½ km.
Het was best een vermoeiende dag geworden.
We hadden alleen één binnenrust gehad.
En de temperatuur was maar een paar graden boven nul.
Dan is het niet aangenaam om op een bankje onderweg wat te nuttigen.
We deden 9½ uur over de wandeltocht.
|
Henri Floor
|