|
|
Wittelte en omgeving
|
De dorpen Diever, Wapse en Wittelte zijn in de vroege Middeleeuwen ontstaan doordat zich hier landbouwers gingen vestigen.
Het dorp Wittelte werd al in een akte van 1040 als Withelte genoemd, Witholte (1232) en Withalte (1298-1304). De plaatsnaam is een samenstelling van wit (kleur) en holt (hout, bos) of holte, helte, elte, afgeleid van hultitbja = plaats waar hout groeit. Witholt betekend als een woord: woudbomen ( met name beuken), brandhout.
In 1040 schonk koning Hendrik III zijn bezittingen o.a. die van Wittelte, aan Bernold, de bisschop van Utrecht. Vervolgens gingen deze goederen in 1048 over naar het Kapittel van Sint Pieter, door Bernold gesticht. De hof te Wittelte werd verpacht. Alle betalingen en leveringen van pacht verliepen via het spijker (de voorraadschuur) van Uffelte (1439) en op het Leemhuis met werf aan de Aa.
De nederzetting breidde zich na 1850 vanuit een kern van enkele boerderijen en een eendenkooi uit langs de Wapserveenseweg.
Aan de Meester Broerweg ligt de "Wittelterberg". Dit is een overblijfsel van een heuvel, waarop een houten kasteel uit de Middeleeuwen heeft gestaan.
Uit het Nieuwsblad van het Noorden, woensdag 2 november 1932
Dit is een overblijfsel van een zoogenaamden Frankischen burcht, waarop vermoedelijk betrekking heeft de giftbrief van Keizer Hendrik III van 12 mei 1040, waarbij hij de goederen van zekeren Ulfo en zijn broeders, gelegen te Uffelte, Wittelte en Peelo, verbeurd verklaarde en aan de kerk van Utrecht schonk als allodiale bezitting. De proostdij van St. Pieter te Utrecht trok nog vele eeuwen inkomsten uit deze omgeving; de z.g. St. Peters Roggepachten. De burcht te Wittelte zou door een van de gebroeders zijn bewoond.
In 1797 is Wittelte de derde bevolkingsconcentratie van Diever. De woningen lagen niet ver van elkaar en vormde een aaneengesloten kern. Wittelte is een agrarische nederzetting.