|
Vught en omgeving
|
Vught is een aantrekkelijke, groene woongemeente. Het dorp ligt op een steenworp afstand van Den Bosch en daarmee zijn alle stadsvoorzieningen binnen handbereik. Aan de andere kant heeft Vught ook de rustige, aangename sfeer van een dorp, omgeven door bossen en natuurschoon. Bovendien ligt het dorp op een knooppunt van wegen en heeft het een eigen station. Ook daardoor is wonen in Vught van oudsher voor velen zeer gewild.
Cijfers en kengetallen
De gemeente Vught bestaat uit de dorpen Vught en Cromvoirt en heeft een oppervlakte van 3450 hectare. De gemeente telt 25.166 inwoners.
De naam Vught
De naam ‘Vught’ komt van het woord ‘fuchte’ of ‘vocht’ en dit wijst op de vochtige grond waarop het dorp is ontstaan. Vught moet vroeger een belangrijke plaats zijn geweest, want al in 1028 en 1050 was ze in het bezit van munt- respectievelijk tolrecht.
Het water als vriend
Een belangrijk ‘wapen’ in de verdediging tegen vijandelijke
troepen was het water. Het ‘gewone’ strategische belang van
rivieren, beken, dijken en bruggen werd versterkt door de
opzettelijke inundatie* (onderwaterzettingen) van het gebied
rond ’s-Hertogenbosch. De eerste inundaties werden uitgevoerd
aan het einde van de zestiende eeuw met het water van de
Dommel en de Aa. Na de inundatie was ’s-Hertogenbosch
behalve via Hintham, alleen nog via Vught bereikbaar.
Gaandeweg werd het inundatiesysteem geperfectioneerd en
door waterbouwkundige werken beter beheersbaar. Daardoor
kreeg ook Cromvoirt strategisch belang. De Cromvoirtsedijk
was de zuidgrens van het inundatiegebied ten westen van Vught
en ’s-Hertogenbosch. Bovendien kwamen in Cromvoirt belangrijke
wegen van en naar het westen samen (de St.-Lambertusstraat-
Cromvoirtseweg en de (Oude) Loonsebaan). Westelijk van
Cromvoirt lagen aan deze wegen twee belangrijke bruggen over
de Zandleij, onder andere de Loverensebrug. Het strategisch
belang werd al vóór 1850 onderstreept door de aanleg van
verdedigingswerken bij deze bruggen.
Vught en Cromvoirt speelden een rol bij zowel de Boven-
inundatie als de Benedeninundatie, respectievelijk ten oosten
en ten westen van Vught. De inundatiegrens liep langs de lijn van
Hintham, de Eikendonk ten noorden van Vught, de ringdijken rond
Den Dungen en Sint-Michielsgestel, de hoge gronden bij Vught, de
Vughtse en Helvoirtse Heide naar de Melkdijk onder Drunen, die
de westgrens vormde. Om de wateroverlast te beperken groef
men in 1766 ten oosten van Drunen de Baardwijkse Overlaat,
ter verbetering van de waterafvoer rond ’s-Hertogenbosch. De
overlaat werd in werking gesteld als het ‘militaire peil’ van 4,11 m
+NAP was bereikt.
Het strategisch landschap rond vught
Vught, voor het eerst vermeld in 1028 als Fughte, ligt op een
uitloper van de hoge zandgronden in de lager gelegen en soms
moeilijk begaanbare Maasvallei. In het noorden sluit de landtong
aan op geïsoleerde, hogere delen in het landschap. Op één daarvan
stichtte de hertog van Brabant aan het einde van de twaalfde
eeuw een nieuwe stad: ’s-Hertogenbosch. Hier ontstond een
knooppunt van belangrijke land- en waterwegen: de Maas, Aa en
Dommel en de landroutes naar het zuiden (Eindhoven-Luik), het
westen (Tilburg-Breda) en noorden. Misschien was Vught daarom
al in de Romeinse tijd een plaats van betekenis. Die betekenis
werd echter pas groot door de succesvolle opkomst van
’s-Hertogenbosch. Deze vooruitgeschoven noordelijke vesting* in
het hertogdom was aanvankelijk belangrijk in de strijd tegen de
noordelijke ‘aartsvijand’ Gelre met als laatste de verwoestende
strooptochten van de nietsontziende Maarten van Rossum.
In de zestiende eeuw verplaatste het strijdperk zich naar de zuidkant
van ’s-Hertogenbosch. Vught werd nu de eerste verdedigingslinie*
tegen aanvallen uit het zuiden. Vught was er niet gelukkig
mee. Eeuwenlang werd het dorp geteisterd door passerende
huurlegers, gedwongen inkwartiering, plundering, brandschatting,
vordering, tewerkstelling van de inwoners en een positie midden
in de vuurlinie.
De nederlandse opstand (1568-1648)
In de eeuwenlange strijd rond Vught speelde de Tachtigjarige
Oorlog een grote rol. In 1568 ging de Nederlandse opstand
tegen het Spaanse bestuur over in een regelrechte oorlog en
marcheerden Spaanse troepen de Nederlanden binnen. De vesting
’s-Hertogenbosch was belangrijk als voorpost in de verdediging
tegen Spaanse troepen en als uitvalsbasis naar het zuiden. Vught
lag daarbij vaak in de frontlinie en werd in 1583 zelfs gedeeltelijk
in brand gestoken. Voor herstel van de schade en het opwerpen
van versterkingen ronselde men vaak Vughtenaren. Het gehucht
Het Reut en de voorstad Franckenhofstad (de bebouwing buiten
de Bossche Vughterpoort) vielen als eerste ten prooi aan de
belegeringen en aanvallen (o.a. in 1580, 1583 en 1601).
Uit strategische overwegingen brak men beide gehuchten tot de
grond toe af en op de plaats waar Het Reut gelegen had bouwde
men Fort* Isabella.
De oorlog met Spanje beleefde in 1629 een hoogtepunt met het
beleg van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik. Hij leidde de
aanval vanuit zijn Vughtse hoofdkwartier in het huidige Reeburgpark,
liet de Dommel ter hoogte van lunet* VIII en ’t Vaantje aan
de overzijde afdammen en liet een dubbele ring van veldversterkingen
aanleggen bestaande uit een contravallatie-* en circumvallatielinie*.
Een ‘contravallatielinie’ diende om ’s-Hertogenbosch
te belegeren en een ‘circumvallatielinie’ daaromheen om een
eventueel ontzettingsleger te weerstaan. Vught lag tussen deze
linies* in en moest duizenden manschappen huisvesten.
Uiteindelijk viel ’s-Hertogenbosch in handen van Frederik Hendrik
en braken er voor Vught rustiger tijden aan. Van de talloze vestingwerken*
die in deze periode werden aangelegd zijn er nog enkele
bewaard gebleven.
De oorlog met Frankrijk
(zeventiende tot negentiende eeuw)
Toen de Franse koning Lodewijk XIV in 1672 de Nederlanden
aanviel, lag Vught opnieuw in de frontlinie. Bij de Franse belegering
van ’s-Hertogenbosch in 1794 diende Vught als hoofdkwartier
voor de aanvallers. Veel Vughtenaren ontvluchtten het dorp terwijl
de achterblijvers te maken kregen met gedwongen inkwartiering,
plunderingen en vorderingen.
In 1813 speelde Vught een belangrijke rol in het verdrijven van de
Fransen. Pruisen en Russen (Kozakken) waren in Vught gelegerd
en hadden met behulp van Vughtenaren en Bosschenaren een ontzettingsaanval
opgezet. Hoewel de Fransen daarvan op de hoogte
waren en ook klaarstonden, hielden zij het na een half uurtje voor
gezien omdat het vanuit Vught opvallend rustig bleef. Het toeval
wilde echter dat de Vughtse klok een half uurtje achterliep. Juist
toen de Fransen zich hadden teruggetrokken, kwam de aanval die
hun lot bezegelde.
De Belgische opstand (1830)
In 1815 waren de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tot
één staat samengevoegd. Een volksopstand in Brussel in 1830
leidde echter tot de afscheiding van de zuidelijke Nederlanden,
het latere België. De vestingwerken in Noord-Brabant lagen nu
weer in de voorste linies. Om de opstand neer te slaan stuurde
koning Willem II in augustus 1831 troepen naar het zuiden (de
Tiendaagse Veldtocht). Zij verschansten zich onder andere op de
heidevelden bij Vught en Cromvoirt waar zij nieuwe versterkingen
aanlegden. Bovendien werd de wijde omtrek onder water gezet.
Omdat de koning de strijd niet wilde opgeven, werd nog in 1844
begonnen met de bouw van een permanent legerkamp op de
Vughtse Heide, dat beschermd werd door acht grote lunetten*
die in een boog ten zuiden van Vught lagen. Toen uiteindelijk toch
de grens tussen Nederland en België werd vastgelegd, keerde in
Vught de rust weer.
De tweede wereldoorlog
Vught bood van oudsher onderkomen aan legeronderdelen, deels
in de oude verdedigingswerken, deels in nieuwe behuizingen. Aan
de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren dit onder andere
de Frederik Hendrikkazerne* (1936) en nieuwbouw op het
Fort Isabella. Hier lagen vooral gemotoriseerde onderdelen, zoals
het Regiment Wielrijders, het Eerste Eskadron Pantserwagens en
een regiment Huzaren-Motorrijders. Ook het hoofdkwartier van
de territoriaal Bevelhebber in Noord-Brabant stond in Vught en
de staf van het Derde Leger nam in september 1939 zijn intrek in
de gebouwen van Regina Coeli aan de Helvoirtseweg.
Nadat Duitse troepen in mei 1940 de Maaslinie en Peel-Raamstelling*
hadden doorbroken, trokken de Nederlandse troepen zich
terug achter een geïmproviseerde linie achter de Zuid-Willemsvaart.
Het hoofdkwartier van de verdediging werd verplaatst naar
Vught. Op 12 mei trokken de eerste Duitse troepen Vught binnen.
Sindsdien werd het areaal aan verdedigingswerken in Vught verder
uitgebreid.
Onder Duits bewind werd ook het Konzentrationslager Herzogenbusch
aangelegd, beter bekend als Kamp Vught. Dit zou ruim
31.000 gevangenen herbergen van wie er circa 15.000 eindigden
in de vernietigingskampen in Oost-Europa. Ook in het kamp zelf
stierven veel mensen, door ziekte, ontbering of executie op de
fusilladeplaats in lunet II.
Op 22 oktober 1944 begon de geallieerde aanval (Operatie
Pheasant) op westelijk Noord-Brabant. Hoewel de opmars voorspoedig
verliep, boden de Duitse troepen rond ’s-Hertogenbosch
hardnekkig weerstand om de belangrijke verbindingen met het
noorden te behouden. De leiding lag in handen van generaal Kurt
Student die mogelijk bevel voerde vanuit villa Huize Bergen of
de tegenoverliggende Villa Roucouleur. Onderdeel van Operatie
Pheasant was de zuidelijke aanval op Vught en ’s-Hertogenbosch
onder de codenaam Operatie Colin. Deze werd uitgevoerd door
eenheden van de Schotse 51e Highland Division, de 1e en 7e Black
Watch en de 7e Argyll and Sutherland, ondersteund door tanks
van de 1st Northamptonshire Yeomanry. Bij het psychiatrisch
Ziekenhuis Reinier van Arkel aan de Boxtelseweg stuitten zij
op een Duitse versperring. De Britten die hier sneuvelden en
een Schotse soldaat, liggen begraven op de Algemene Begraafplaats
aan de St.-Elisabethstraat. Op 26 oktober 1944 wisten de
geallieerden de Duitse troepen uit Vught te verdrijven. Het deel
van Vught benoorden de spoorlijn en Cromvoirt werd pas de
volgende dag bevrijd.
Vught nu
In Vught staan nog veel militaire bouwwerken of resten daarvan,
die deels nog in gebruik zijn. In tegenstelling tot vroeger liggen
deze nu vooral buiten het dorp. In Vught zelf liggen nog veel
resten die getuigen van een roerig militair verleden. Door dit
grote aantal bijzondere militaire bouwwerken heeft Vught een
aparte plaats in de geschiedenis van de militaire architectuur.
De nummers in de tekst verwijzen naar de nummers op de kaart.
Een van de oudste ‘militaire’ bouwwerken in Vught is kasteel
Maurick, gelegen op een eilandje bij de Dommel. Het werd
waarschijnlijk in de veertiende eeuw gebouwd door Jan Liescap
en zijn zoon Gijsbrecht, die beiden ook betrokken waren bij
de vestingbouw van ’s-Hertogenbosch. Het kasteel zou zijn
vernoemd naar Hendrik van Maurick of Mauderic wiens vrouw
het gebouw omstreeks 1400 erfde. Het oudste deel, de poort,
dateert nog uit de vijftiende eeuw. Vanaf 1504 werd het kasteel
verschillende keren ingrijpend verbouwd, als laatste kort voor
1900 toen het zijn huidige vorm kreeg.
Kasteel Maurick is een sprekend voorbeeld van een zogenaamd
‘coulissenkasteel’: imposant van buiten, maar niet echt geschikt
om aanvallen te weerstaan.
Het kasteel is lange tijd in bezit geweest van het geslacht Heym.
Daarom wordt het ook wel aangeduid als ‘Heymhuisinghe’. Het
familiewapen, een rode zespuntige ster op een zilveren veld, prijkt
nog steeds op de voorgevel. Op de binnenplaats bevindt zich tegen
een muur de grafzerk van jonker Aert Heym, legeraanvoerder
van de Bossche milities die in 1527 het stamslot van de Gelderse
Maarten van Rossum verwoestten. Ten noorden van Maurick ligt
Muyserick en vervolgens het in 1555 als ‘kasteeltje’ aangeduide
Huis Couwenburg. Kasteel Maurick vormde een tijdlang samen
met (de verdwenen huizen) Couwenburg en Lijdegerman (onder
Vught) en de aan de overzijde van de Dommel liggende huizen
Oud Herlaer en Haanwijk een provisorische verdedigingsgordel.
Maurick deed vaak dienst als onderkomen van de legeraanvoerders
die zich in Vught ophielden. Prins Maurits eigende zich het
kasteel toe bij het beleg van ’s-Hertogenbosch in 1601 en 1602.
Tijdens het beleg van 1629 verbleef Frederik Hendrik er.
Ook de commandant van de Pruisische troepen die in 1813
’s-Hertogenbosch vanuit Vught aanvielen, hield er enige tijd
verblijf. Het hardstenen sluisje (1868) bij het kasteel speelde een
belangrijke rol bij het inunderen van het aangrenzende gebied.
Tegenwoordig bevindt zich in een deel van het kasteel een restaurant.
Het kasteel en het omliggende landgoed zijn grotendeels
voor publiek vrij toegankelijk. Vanaf de binnenplaats hebt u zicht
op Huize Muyserick, oorspronkelijk het jachthuis van kasteel
Maurick, dat al in de vijftiende eeuw wordt vermeld. Het huidige
huis dateert van het einde van de achttiende eeuw. Een van de
bewoners was de joodse familie Philips, eigenaar van de Bossche
sigarenfabriek ‘Antonio’. De in de oorlog omgekomen dochter
Fanny werd vanwege haar later gevonden brieven ook wel de
‘Bossche Anne Frank’ genoemd. Het terrein van Huize Muyserick
is voor publiek gesloten. Ten zuiden van kasteel Maurick ligt de
grafkelder van de familie Van Beresteyn die van 1679 tot 1884
eigenaar was van het kasteel. In het mausoleum liggen acht leden
van deze familie begraven. Boven de centrale, dichtgemetselde
toegang prijkt nog het familiewapen.
Om kasteel Maurick te bereiken kunt u vanaf de St.-Michiels-
gestelseweg het bospad links van Huize leeuwenhof inrijden.
Na enige tijd passeert u een smeedijzeren poort, ga vervolgens
linksaf de laan in. Aan het einde ziet u kasteel Maurick.
4 Leeuwenhof / Villa Orelio, St.-Michielsgestelseweg 1c
In 1900 liet de destijds beroemde opera- en concertzanger
Joseph Orelio de Villa Orelio bouwen, ook wel bekend als Villa
Amelie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was dit een van de vele
luxueuze panden in en om Vught die door de bezetter werden
gevorderd. De Villa Orelio, nu Leeuwenhof, werd als woning
gevorderd voor W. Ritterbusch, Beauftragte voor Noord-Brabant
(hoogste vertegenwoordiger van de provincie).
Lunet VIII
Als u de St.-Michielsgestelseweg een stukje in oostelijke richting
volgt, komt u bij de Pestdijk en hebt u zicht op lunet VIII en veerhuis
’t Vaantje aan de overzijde van de Dommel.
Lunet VIII
nu gelegen
op privé-terrein en niet toegankelijk, wordt doorsneden door
de Pestdijk die rond 1666 werd aangelegd om het verkeer van
Boxtel naar ’s-Hertogenbosch om Vught heen te leiden waar toen
de pest heerste. De Pestdijk voert door de lunet en verder langs
de Dommel naar kasteel Maurick. Aan de overzijde van lunet VIII
staat veerhuis ’t Vaantje. Hier werd tijdens het beleg van 1629 de
Dommel afgedamd. Enkele lage dijken en houtwallen haaks op de
Dommel zijn resten van de bijbehorende linies.
6 Park Reeburg, Boxtelseweg-Park Reeburg
Dat de locatie van het huidige park van oudsher strategisch betekenis
had, blijkt uit het feit dat Frederik Hendrik hier in 1629 zijn
versterkte hoofdkwartier vestigde. Hier liep ook een deel van de
circumvallatielinie. Een deel van de bijbehorende gracht* vormde
lange tijd de westgrens van het landgoed, later park. Het park
maakte vroeger deel uit van landgoed Reeburg en bevatte een
landhuis met kasteelachtig voorkomen dat in 1825 gebouwd was
voor baron A. van Rijckevorsel van Kessel. De tuin was aangelegd
in de Engelse landschapsstijl. In 1937 werd het aangrenzende
Raadhuispark (7) aangelegd naar een ontwerp van D.F. Versteeg.
Tijdens de Duitse bezetting en na de bevrijding huisvestte het
pand achtereenvolgens Duitse en geallieerde troepen waardoor
het in deplorabele toestand raakte. Uiteindelijk werd het in 1952
gesloopt. Wat nog resteert is een deel van de tuinen. Volgens
sommige bronnen moet hier lunet VII (nr. 38, aangelegd omstreeks
1845) hebben gelegen, maar deze bevond zich in werkelijkheid
iets meer naar het zuiden, vóór Huize Roucouleur aan de
Glorieuxlaan. Het park is voor publiek vrij toegankelijk.
In Vught lagen van oudsher grote landhuizen, vaak met omgrachting
en temidden van een landgoed of tuin. Hiertoe behoorden
Zionsburg (oorspronkelijk huis uit 1663, vernieuwd in 1882),
Reeburg en Couwenburg (in 1555 omschreven als ‘kasteeltje’).
Het landhuis Leeuwenstein, oorspronkelijk anderhalflaags onder
een zadeldak, werd in 1753 gebouwd in opdracht van Johan van
Heurn. In 1794, tijdens de inname van ’s-Hertogenbosch door de
Fransen, vonden hier de onderhandelingen over de overgave van
de stad plaats tussen de Franse generaal Charles Pichegru en een
Bossche delegatie. In 1899 werd het huis gesloopt en vervangen
door een nieuwe villa met dezelfde naam naar een ontwerp van
J. Dony. Het gebouw kreeg zijn huidige aanzien tussen 1936 en
1937 na een verbouwing onder leiding van architect H.W. Valk.
Het gebouw is nu in gebruik als raadhuis van de gemeente Vught.
8 Sint-Lambertuskerk en toren, hoek Taalstraat-Helvoirtseweg
Het koor van deze gotische kerk dateert uit circa 1500.
De rijksversierde toren in Kempische gotiek werd opgetrokken
in 1560. De kerk had veel te lijden van de gevechten rond
’s-Hertogenbosch in 1603 en kwam na 1629 in protestantse handen.
Uiteindelijk werden de restanten van het schip in 1819 afgebroken.
Gedurende de Franse belegering van ’s-Hertogenbosch
in 1794 was de kerk ingericht als militair hospitaal. In de Tweede
Wereldoorlog stond op de toren een permanente wachtpost van
de Luchtbeschermingsdienst. Bij luchtaanvallen moest deze de
inwoners van Vught waarschuwen.
Het Vughts Historisch Museum geeft een indruk van de geschiedenis
en de ontwikkeling van het karakter en de specifieke aspecten
van de gemeente Vught. Bijzonder is de uitgebreide collectie
voorwerpen uit het voormalige kamp Vught.
Zuidelijk van ’s-Hertogenbosch loopt een smalle zandrug naar
Vught. Deze vormde een acces* (een toegang) van groot strategisch
belang. Hier stond dan ook de Vughter- of Pickepoort,
die al wordt vermeld in 1399. In 1543 verwoestte de Gelderse
legeraanvoerder Maarten van Rossum de voor deze poort gelegen
gehuchten Franckenhofstad en Het Reut. waarna hij plunderend
doormarcheerde naar Vught en de rest van de Meierij. Om herhaling
te voorkomen werd de bebouwing buiten de poort in 1580
afgebroken en vervangen door een ravelijn* of demi-lune*. De
vorm hiervan zou nog aanwezig zijn in het Vughtereiland
onder de brug dat sinds kort weer toegankelijk is gemaakt.
Bovendien bouwde men ter hoogte van de slagboom op de
hooggelegen weg tussen ’s-Hertogenbosch en Vught omstreeks
1597 Fort Sint-Anthonie. Het omliggende terrein werd afgegraven
zodat het geïnundeerd kon worden. Fort Sint-Anthonie bestreek
zowel het acces vanuit Vught, als de Dommel die hier dicht langs
de vestingmuren stroomde. Later moest het ook Fort Isabella
(1617) ondersteunen en de spoorbaan (1872) naar Vught bestrijken.
Oorspronkelijk was het fort een onregelmatige vijfhoek
met vier bastions* en een gebroken courtine* aan de keelzijde*,
omgeven door een gracht met buitenwerken*. Een poort aan de
keelzijde leidde naar een losse houten brug die uitkwam op de
Het fort werd enkele
keren verbouwd, onder meer omstreeks 1750, om het geschikt
te maken voor de bescherming van de hoger gelegen Vughtse en
Cromvoirtse Heide. Omdat de aarden wallen aan de Dommel
regelmatig schade opliepen door water of kruiend ijs, werden zij
bekleed met een revêtement*.
Ingrijpend waren de wijzigingen in 1887 bij de Vughterweg, waarbij
het westelijke deel van het fort grotendeels verloren ging. In 1910
werd het fort als vestingwerk opgeheven. Op het zuidoostelijke
bastion werd in 1934 het woonhuis van de architect H.W. Valk
gebouwd die een deel van de revêtementsmuur* als fundering
gebruikte. Van het fort zijn het zuidoostelijke bastion en de courtine*
nog goed zichtbaar.
Het Bossche Broek
Tussen Vught en ’s-Hertogenbosch ligt een laag, drassig gebied
(broek) dat van oudsher deel uitmaakte van het strategisch
landschap rond de vesting en dat eenvoudig, door het afdammen
van de Aa en Dommel, onder water gezet kon worden. De open
ruimte leverde een perfect schootsveld op. Mede hierdoor is het
gebied tot op heden onbebouwd gebleven. Het Bossche Broek
grenst direct aan de gracht en muren van de vesting en is vanuit
Vught via de brug aan de Paardensteeg (pal ten noorden van de
A65) bereikbaar.
Straatweg Vught-’s-Hertogenbosch (Vughterweg)
De twee belangrijkste wegen naar de vesting ’s-Hertogenbosch
liepen vroeger via Vught vanuit het zuiden en Hintham vanuit het
oosten. Deze toegangen waren van groot strategisch belang.
Om het zuidelijke acces te sluiten werd kort na 1597 Fort Sint-
Anthonie aangelegd, omstreeks 1618 gevolgd door het grotere
Fort Isabella. Ook de weg zelf werd regelmatig aangepast. In
1646 werd de dijk onder de weg bezet met stenen en op zeven
plaatsen doorgraven om de inundatie te verbeteren. Sindsdien had
de weg zeven bruggen waarvan de Rode Brug bij Fort Isabella de
belangrijkste was. Vervolgens werd de weg enkele keren opgehoogd:
in 1661, 1731, 1823 en na het gereedkomen van de Stelling
Vught in 1844- ’48. In 1741 werd besloten een nieuwe rechte weg
aan te leggen tussen Fort Isabella en Vught. De weg kwam nog wel
aan de noordzijde – via de Reutse Dijk – het fort in, maar ging er
voortaan aan de oostzijde uit. Om de weg in geval van een aanval
te kunnen bestrijken, moest het fort worden aangepast.
Om de doorgang zo smal mogelijk te houden werden de hoge
gronden westelijk van de weg afgegraven. De spoorweg van
’s-Hertogenbosch naar Boxtel die in 1872 werd aangelegd,
kruiste de straatweg ter hoogte van Fort Isabella tweemaal.
Daarom werd in 1887 besloten een nieuwe rechte weg aan te
leggen vanaf de Vughterpoort, dwars door Fort Sint-Anthonie en
langs de oostzijde van Fort Isabella. De spoorwegovergang ten
oosten van Fort Isabella kon daarmee vervallen. Het zand voor
deze werken werd gewonnen uit het nog bestaande Heunwiel ten
zuidoosten van het fort.
Marechausseekazerne, Vughterweg
Waar vroeger het westelijke deel van Fort Sint-Anthonie
lag, werd in 1913 de kazerne gebouwd voor de Brigade
’s-Hertogenbosch van de Koninklijke Marechaussee, de militaire
politie. Het complex werd in 1957 uitgebreid met een gebouw dat
tot voor kort dienst deed als officiersmess en officiershotel van
het garnizoen. Bij de kazerne verrezen ook enkele nog bestaande
officierswoningen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw
werd de kazerne grondig gerenoveerd. Recent is een deel van het
complex afgebroken en vervangen door nieuwbouw.
Fort Isabella, Reutsedijk
Op de plaats van Fort Isabella lag vroeger het gehucht Het Reut,
dat door zijn strategische ligging op de landtong ten noorden van
Vught vaak het toneel was geweest van oorlogshandelingen. Over
deze niet te inunderen hoogte liep de zuidwestelijke toegangsweg
naar ’s-Hertogenbosch. Nadat Het Reut in 1582 was belaagd door
Staatse troepen werd besloten het af te breken en de bomen te
rooien om aanvallers van dekking te beroven. Ter hoogte van Het
Reut bouwden Spaanse troepen een schans* die in 1603 tijdelijk
door prins Maurits van Oranje werd ingenomen. Omstreeks
1615 werd besloten hier een fort te bouwen dat vernoemd werd
naar Isabella Clara Eugenia, destijds hertogin van Brabant en
dochter van de Spaanse koning Filips II. Het fort werd zodanig
op de Reutsedijk geplaatst dat niet rechtstreeks op de zuidelijke
toegangspoort van ’s-Hertogenbosch (de Vughterpoort) kon
worden gevuurd. Ter verbetering van de lokale inundatie werd de
verhoogde weg aan de keelzijde van het fort in 1646 onderbroken
en voorzien van zeven bruggen, waarvan de Rode Brug de
bekendste was.
De bouw van de forten Sint-Anthonie en Isabella hing samen met
de wijze waarop men vanaf de jaren negentig van de zestiende
eeuw de vestingstad voor verovering wilde behoeden. Op hogergelegen
gronden en wegen werden versterkingen gebouwd die
de accessen moesten afsluiten. Daarnaast ging men over tot het
inunderen van terreinen, hier ter plaatse door het afdammen van
o.a. de Dieze, Aa en Dommel en het inlaten van Maaswater.
In 1629 speelde Fort Isabella een grote rol bij de inname van
’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik. Na inname werd vanuit
dit fort de beslissende aanval op de stad ondernomen, waarbij een
bres in de stadswal werd geslagen en de vesting werd ingenomen.
Na de aanleg van de lunetten rond Vught tussen 1844 en ’48
werd Fort Isabella een steunpunt . Na 1870, toen het beschikte
over 11 stukken geschut, bestreek het ook de spoorlijn naar
Eindhoven. Het fort werd voor dat doel uitgebreid met een
rechtlijnige batterij* met natte gracht als flankstelling*.
In 1886
werd Fort Isabella als vestingwerk gedeclassificeerd* en in 1914
definitief opgeheven. Tussen 1915 en 1917 werd alle bebouwing
afgebroken en de huidige Isabellakazerne opgetrokken. In de
Tweede Wereldoorlog werd de kazerne onder andere gebruikt
door afdelingen van de SS en de Landweer, een onderdeel van de
NSB. Na de oorlog huisvestte het fort onder meer Stoottroepen,
een regiment lichte luchtdoelartillerie en een kaderschool voor
de infanterie*.
Oorspronkelijk was Fort Isabella een regelmatige vijfhoek met
bastions en drie ravelijnen, omgeven door een natte gracht,
enveloppe* en buitengracht. Naar de eisen van de tijd werden
wijzigingen aangebracht. Zo bouwde men er een kerkje (1642),
barakken en woningen die later weer werden gesloopt. In 1908
ging een deel van de westzijde verloren door de aanleg van het
Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen.
Momenteel is de
kazerne in gebruik als opvangcentrum voor asielzoekers en niet
voor publiek toegankelijk.
De grondvorm van het oorspronkelijke fort is nog goed herkenbaar.
Aan de noordwestzijde bevinden zich nog de gracht, twee
ravelijnen en de enveloppe. Aan de zuidzijde is nog een deel van
de gracht en de wal aanwezig, evenals een groot deel van de
buitengracht en de gedekte weg*. Op het huidige binnenterrein
zijn alleen de toegangspoort uit 1618 met het daarop geplaatste
corps de garde* (wachthuis, 1703) gespaard gebleven.
Frederik Hendrikkazerne, Loyolalaan
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werd de
troepenmacht rond ’s-Hertogenbosch en Vught uitgebreid met
gemotoriseerde eenheden. In 1936 werd pal ten zuiden van het
Drongelens kanaal de Frederik Hendrikkazerne opgetrokken voor
het Eskadron Pantserwagens en later voor de huzaren motorrijders.
Tijdens de Duitse bezetting huisvestten de gebouwen de
SS Polizei Panzerjäger Ersatzkompagnie (1942) en vanaf 1943 de
Landwacht, Landstorm en Jeugdstorm.
Na de bevrijding bood de kazerne onderdak aan de Stoottroepen
en infanterie-eenheden. De kazerne is rijk aan monumenten
o.a. voor de Stoottroepen, Nederlands-Indië en de Genie. De
kazerne, die overigens niet vrij toegankelijk is, is bereikbaar via de
Loyolalaan.
Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen
Dit ruim negentien kilometer lange kanaal, dat bekend staat als
het Drongelens kanaal, werd in 1908 gegraven om het overtollige
water van de Dommel en Aa af te voeren. Tot dan had
’s-Hertogenbosch regelmatig te kampen met ernstige water-
overlast. Het kanaal werd voorzien van kaden tot een hoogte van
ruim 2,5 meter. Bij de aanleg werd het noordelijke deel van lunet
I afgesneden, evenals het westelijke deel van de buitengracht van
Fort Isabella. De Kampdijk, de gedekte gemeenschapsweg* van het
fort naar de lunetten, bepaalde de loop van het kanaal ter plaatse.
Ten noorden van het kanaal liggen de Gemeentens Weiden of
Bosssche Gement, een laaggelegen gebied dat in tijden van oorlog
kon worden geïnundeerd tot aan de hogere gronden van de
Vughtse Heide en de Cromvoirtsedijk in het zuiden.
Ten westen van Vught, aan weerszijden van de huidige Lunettenlaan,
ligt op de Vughtse Heide een groot complex dat vroeger deel
uitmaakte van het Konzentrationslager Herzogenbusch (Kamp
Vught). Het kamp werd in 1942 gebouwd. Het was het enige SSconcentratiekamp
buiten nazi-Duitsland dat onder rechtstreeks
commando stond van het SS-hoofdkwartier in Berlijn. De SS had
dit kamp nodig omdat de kampen in Amersfoort en Westerbork
de toenemende stroom van gevangenen niet meer aankonden.
In januari 1943 arriveerden de eerste gevangenen onder wie een
groot aantal joden uit Amsterdam. In totaal hebben hier tussen
januari 1943 en september 1944 ruim 31.000 mensen gevangen
gezeten, van wie er ruim 15.000 zijn gedeporteerd. In september
1944, vlak voor de bevrijding, vertrok het laatste transport naar
het oosten.
Ruim 750 mensen in het kamp, waaronder veel (joodse) kinderen,
werden slachtoffer van honger, ziekte, mishandeling of executie op
de fusilladeplaats in lunet II, net buiten het kamp. Met de nadering
van de geallieerden in augustus en september 1944 werden gevangenen
massaal gefusilleerd.
Het concentratiekamp vormde een noord-zuidgeoriënteerde rechthoek
met reeksen eenvoudige barakken. Op het noordelijke deel
stonden een crematorium en een gebouw waar vliegtuigen werden
ontmanteld . Het zuidelijke deel, nu de Van Brederodekazerne,
was bestemd voor de huisvesting van de bewakers, voor de
administratieve en technische diensten van de Duitse kampleiding,
de commandopost en voor de woningen van de Duitse officieren.
Aan de overzijde van de Lunettenlaan stonden productiegebouwen
waar gevangenen dwangarbeid verrichten voor bedrijven zoals
Philips en Escotex. Ten zuiden daarvan lag de in kruisvorm
gebouwde SS-kazerne, nu Lunettenkazerne, van het Wachtbataillon
Nord-West, dat vooral bestond uit Nederlanders in
Duitse dienst. Het kamp had een eigen spoorlijn die tussen de
lunetten II en III doorliep en aansloot op het spoor naar
’s-Hertogenbosch. Een deel van dit tracé is nu nog te zien.
Vanaf 22 september 1944 was het kamp officieel in handen van
zuster Hulsman, die zich voordeed als vertegenwoordiger van het
Rode Kruis. Tot de bevrijding, in oktober, was de bewaking van
het kamp in handen van Vughtse jongens. Na de oorlog diende het
kamp als tijdelijke huisvesting voor geëvacueerde Duitsers, van
collaboratie verdachte Nederlanders en oorlogsmisdadigers.
In 1949 werd het complex in gebruik genomen door de Genie,
die er een opleidingscentrum (GOC) vestigde. De Genie is belast
met de aanleg van militaire verdedigingswerken en oefenterreinen,
vliegvelden, kazernes, bruggen, etc. De staf betrok de Van
Brederodekazerne, de Genieschool de Frederik Hendrikkazerne
en het Depotbataljon de Lunettenkazerne. Een deel van het
voormalige concentratiekamp is lang in gebruik geweest als het
Molukse woonoord Lunetten. Tegenwoordig ligt in het zuidelijke
deel de Van Brederodekazerne en, sinds 1974, het Provinciaal
Militair Commando, gehuisvest in een geavanceerde, zwaar versterkte
verbindingscentrale. In dit deel van het complex werd in
1969 ook het Geniemuseum ondergebracht, dat zich richt op het
bijeenbrengen, instandhouden en tentoonstellen van voorwerpen
en documenten met betrekking tot het Wapen der Genie en zijn
geschiedenis. De verzameling was sinds 1958 gehuisvest in de
Willem I-kazerne in ’s-Hertogenbosch, maar verhuisde later naar
de Frederik Hendrikkazerne en ten slotte in 1969 naar de huidige
locatie in de Van Brederodekazerne. Het museum bevindt zich in
de voormalige keukengebouwen van Kamp Vught.
In het noordelijke deel van het voormalige kamp bevindt zich de
penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld. Het gedeelte rond het
crematorium is nu ingericht als het Nationaal Monument Kamp
Vught. De overige gebouwen aan de overzijde van de Lunettenlaan
zijn in gebruik bij Defensie.
Lunet I
Vanaf het Nationaal Monument Kamp Vught is lunet I te voet bereikbaar.
In lunet I zijn de zogeheten barbetten* met oprillen* nog
intact. De noordelijke punt van de lunet ging in 1908 verloren bij
de aanleg van het Afwateringskanaalkanaal .
De lunetten, ook
wel aangeduid als Legerplaats Willem II, zijn het rechtstreekse
gevolg van de Belgische Opstand. Ten tijde van deze opstand werd
het gebied rond Vught beschouwd als kwetsbaar, omdat het niet in
zijn geheel kon worden geïnundeerd. Een aanval vanuit het zuiden
moest hier dan worden opgevangen door een mobiel veldleger.
Hiervoor werden tussen 1831 en ’33 enkele aardwerken* opgeworpen,
waaronder de (deels nog bestaande) redoutes* bij Esch
en Boxtel en enkele infanteriestellingen* in de vorm van aardwerken
met mitrailleurstelling* bij de belangrijkste toegangswegen
(o.a. de brug aan het einde van de St.-Lambertusstraat
en de Loverensebrug, beide over de Zandleij ten westen van
Cromvoirt). Hier bouwde men schansen in de vorm van een
gebroken borstwering* met een lengte van vijftien tot vijftig
meter. Deze zijn nu grotendeels verdwenen. Enkele jaren later
werden deze werken vervangen door grotere. Tussen 1844 en
1848 werden in opdracht van koning Willem II rond Vught acht
lunetten aangelegd in een boog tussen de Vughtse Heide en de
Dommel. De lunetten bestaan uit een gesloten aardwerk met
bastions en een natte gracht. De wallen zijn begroeid met bomen
en struiken.
Deze lunetten, genummerd van I tot VIII, sloten het acces tussen
de westelijke inundatie van het gebied de ‘Gemeentens Weiden’
en de oostelijke inundatiegebieden ten zuiden van
’s-Hertogenbosch. Opvallend is de locatie van de linie. De lunetten
liggen op nagenoeg dezelfde lijn als de circumvallatielinie uit
1629. De onderlinge afstand tussen de lunetten bedroeg 300 tot
600 meter, aangepast aan de draagwijdte van het eigen geschut.
Tussen de lunetten I, II, en III werden ook nog aarden epaule-
menten* opgeworpen achter een natte gracht, die de lunetten in
de flank* konden verdedigen, en gebroken traversen* daarachter.
Het geheel werd destijds aangeduid als Legerplaats Willem II of
de Stelling* Vught.
De lunetten pasten in de nieuwe oorlogvoering van mobiele
veldlegers, gesteund door vestingwerken waarop men zich kon
terugtrekken. Achter de lunetten lag een permanent ‘verschanst’
legerkamp, terwijl Fort Isabella weer steunpunt was voor de
lunetten. De huidige Kampdijk, een gedekte* gemeenschapsweg,
vormde niet alleen de verbinding tussen lunetten en fort, maar
voorkwam tevens dat het legerkamp bij inundaties zou onderlopen.
Toch bood de dijk onvoldoende beschutting. Veiliger was een
terugtocht langs de Loonsebaan die ten zuiden van Fort Isabella
uitkwam op de Vughterweg. Na 1870 kon ook de fors verhoogde
spoorbaan daarvoor gebruikt worden. Alle wegen lagen overigens
onder dekking van het geschut van Fort Isabella.
In 1920 werd de Stelling Vught opgeheven. Op het noordelijke deel
van de Vughtse Heide liggen nog de resten van schietbanen die
hier na de opheffing werden aangelegd. Overigens is de Vughtse
Heide officieel nog steeds ‘militair oefenterrein’.
De Cromvoirtsedijk
Ten noorden van Cromvoirt en het Afwateringskanaal
liggen de Gemeentens Weiden of Bosssche Gement, een laaggelegen
gebied dat in tijden van oorlog kon worden geïnundeerd.
De zuidgrens van deze inundatie werd gevormd door de hogere
gronden van de Vughtse Heide en de Cromvoirtsedijk. Daar waar
de dijk in het zuidoosten uitkomt bij een vijfsprong, staan bij een
weiland twee betonnen palen afkomstig van de afrastering van
kamp Vught.
Recreatieplas De IJzeren Man
Tussen Vught en Cromvoirt ligt recreatieplas De IJzeren Man,
genoemd naar de graafmachine die hier vanaf 1887 zand afgroef.
Nadat ’s-Hertogenbosch in 1874 zijn vestingstatus had verloren,
kon ook buiten de vestingmuren worden gebouwd. Het uit de plas
gewonnen zand werd gebruikt voor ophoging en het bouwrijp
maken van de laaggelegen drassige gronden ten westen van de
stad bij het station, waar de wijk ’t Zand is ontstaan. Vanaf 1938
werd de plas ingericht als gemeentelijke badinrichting. Een deel
van het zwembad was gereserveerd voor Nederlandse militairen
die hier vanwege de mobilisatie waren gelegerd. Later werd dit
deel gereserveerd voor Duitse troepen, waaraan het de naam
‘Het Duitse Bad’ ontleent.
Kolonel Thomson monument, Loonsebaan
Aan de Loonsebaan, ten zuiden van lunet III, staat het monument
uit 1934 voor de toenmalige voorzitter van het VVV, kolonel G.J.P.
Thomson die hier een waterpomp had laten slaan ten behoeve
van dorstige wandelaars en vee. Als dank hiervoor werd het
monument opgericht met een bronzen plaquette met het portret
van de kolonel.
Iets ten westen van dit monument ligt de inrit naar lunet II en de
fusilladeplaats.
Lunet II
De hoofdwal van lunet II werd in 1943
doorgraven door de Duitse SS voor de aanleg van een schietbaan.
Later werd de lunet gebruikt als fusilladeplaats voor gevangenen
uit onder meer Kamp Vught. Tegenwoordig staat hier een
herdenkingsmonument voor de gevallenen. Evenals in lunet I
(nr. 21) zijn ook in lunet II de barbetten en oprillen nog deels
aanwezig. Lunet II is bereikbaar vanaf de Loonsebaan (zie nr. 27).
Lunet III ligt aan de Loonsebaan.
De verhogingen tussen en achter de eerste drie lunetten zijn
restanten van vroegere epaulementen* en traversen. Ter hoogte
van lunet III lag tijdens het beleg van 1629 het kleine ‘Fort de la
Bruyère’. Lunet III is bereikbaar vanaf de Loonsebaan
Monument Slag van Lekkerbeetje,
hoek Loonsebaan-De Bréautélaan
Aan de overzijde van het monument voor kolonel Thomson staat
een bronzen beeldengroep van twee geharnaste ruiters. Het
herinnert aan een ridderduel dat op 5 februari 1600 plaatsvond
op de Vughtse Heide tussen een Franse eenheid onder bevel van
Pierre de Bréauté en een contingent Bossche militairen onder
Geraert Abrahams van Houwelingen die vanwege zijn slechte
reputatie bekend stond als Lekkerbeetje (smeerlap). Hoewel
Lekkerbeetje en enkele soldaten al bij de eerste charge
sneuvelden, moest De Bréauté zich uiteindelijk overgeven.
Tegen de regels in werd De Bréauté alsnog vermoord.
Lunet IV, De Bréautélaan-Helvoirtseweg
Op het middenterrein van de kleine
lunet IV aan de De Bréautélaan-Helvoirtseweg ligt villa ‘De Oude
Schans’. De lunet verkeert verder weliswaar nog in redelijke staat,
maar is voor publiek niet toegankelijk.
Israëlitische begraafplaats, Berkenheuveldreef
De oorsprong van deze begraafplaats is duister. Het jaar 1164
wordt wel genoemd, toen hier op de Vughtse Heide 183 joodse
inwoners van ’s-Hertogenbosch werden vermoord en verbrand.
Ook 1370 of ‘de Spaanse tijd’ worden genoemd. Gezien de
vondst van oudere graven is echter zeker dat men hier al vóór
de officiële ingebruikneming in 1790 doden begroef.
De begraafplaats lag tegen de noordzijde van ‘de wal van het
zogenaamde Wolvenbos langs de heide van Vught’. Dat was
een lage oude dijk die deze kant van Vught beschermde tegen
overstromingen en inundaties.
De begraafplaats was vanaf de Helvoirtseweg bereikbaar via een
pad aan de oostzijde, dat later werd verhard met grind. Een deel
van dit pad, in de volksmond het Jodenlaantje, ligt nog aan de
oostzijde langs de betonplatenschutting (uit 1928). De ingang
aan de Berkenheuveldreef heeft een smeedijzeren hek uit 1857.
Daarnaast staan het huis van de bewaker en het metaheer- of
metaarhuisje (reinigingshuisje). Beide gebouwen dateren uit 1855.
Op de begraafplaats liggen onder meer twaalf ‘miliciens’, militairen
die in de periode van de Tiendaagse Veldtocht in 1831 zijn
overleden. Zij liggen op de ourechiemregel, het vak voor de
vreemdelingen. Hun namen zijn weliswaar bekend, maar hun
graf slechts bij benadering.
In januari 1943 begroef men hier Elias Koopman uit Amsterdam.
Hij was enkele dagen eerder aangekomen in het Konzentrationslager
Herzogenbusch (‘Kamp Vught’) en is kort daarna overleden.
Op last van de bezetter werd deze eerste dode in het kamp
begraven op de Israëlitische begraafplaats. En ook de enige, omdat
direct daarna het kampcrematorium in gebruik werd genomen.
Sindsdien werd de as van de doden uitgestrooid in asputten bij
het crematorium.
Villa Craijenstein werd in 1890 opgetrokken in neorenaissancestijl.
De villa wordt omgeven door een grote tuin met o.a. taxus,
eiken, linden, notenbomen en paardekastanjes.
Lunet V
De lunetten V, VI en VII zijn sterk aangetast
of bijna verdwenen. Lunet V wordt bijna geheel ingenomen
door de Heilig Hartkerk uit 1924 van architect J. Donders, met
latere toevoegingen van C. de Bever en C. Evers, en de aangrenzende
begraafplaats. De Pastoor van de Houtstraat was de
oorspronkelijke toegangsweg naar deze lunet, waarvan alleen nog
het oostelijk bastion met gracht resteert.
NS-station Vught, Stationsstraat
Op het station is aan de perronzijde een gedenksteen aangebracht
ter herinnering aan de ruim 14.000 gevangenen uit Kamp
Vught die van hieruit op transport werden gesteld naar de
vernietigingskampen in Oost-Europa. Vóór het station staat een
monument dat is opgericht voor de politieke gevangen uit het
kamp die hetzelfde lot trof.
Algemene Begraafplaats, St.-Elisabethstraat
Op het noordoostelijke deel van deze begraafplaats liggen vier
oorlogsgraven die worden onderhouden door de Commonwealth
War Graves Commission. Hier liggen de vier Britse militairen die
in 1944 bij de operaties rond Vught sneuvelden. Drie van hen,
van het Royal Armoured Corps, 1st Northamptonshire Yeomanry,
kwamen op 25 oktober om toen de tank waarin zij zaten werd
getroffen door Duits geschut. Een dag later sneuvelde Vilmo
Savelli, soldaat van het regiment Black Watch van de Royal
Highlanders.
Lunet VI
Lunet VI werd na de oorlog opgenomen
in een nieuwbouwwijk Wilhelminasingel. Een belangrijk deel van
de gracht is gedempt. Een deel van de wal, nu bebouwd met
woonhuizen, is nog aanwezig.
Villa Roucouleur-Mariaoord-lunet VII, Glorieuxlaan
Een aantal jaren na de bouw betrokken de zusters Ursulinen de
uit 1884 daterende villa Roucouleur (nu Herlaerhof). Deze villa
van de Bossche architect L.C. Hezenmans, bood onderdak aan
de Normaalschool van de zusters. Aan de achterkant verrees
een kapel met getrapte luchtbogen. Enige tijd later pachtten de
zusters ook een deel van de rijksgrond van lunet VII, waar zij een
boerderij lieten bouwen. In 1910 verrees aan de Glorieuxlaan het
imposante pensionaatgebouw Mariaoord in neorenaissancestijl
naar een ontwerp van J. Dony, die ook verantwoordelijk was voor
de rectorswoning uit 1917 op de restanten van lunet VII.
Hierachter ligt een vijver, oorspronkelijk deel
van de gracht. Op last van de Duitse bezetter werd Roucouleur
gevorderd ten behoeve van een afdeling van de Ordnungspolizei.
In november 1941 moesten de zusters ook Mariaoord ontruimen,
dat in gebruik werd genomen als SS-Unterkunft I. Het bij de
vernieuwing van de A2 inmiddels verdwenen Retraitehuis Loyola
werd omgedoopt tot SS-Unterkunft II. Ten tijde van de bevrijding
in oktober 1944 vestigde de Duitse generaal Kurt Student hier, of
in villa Huize Bergen aan de overzijde, waarschijnlijk tijdelijk zijn
hoofdkwartier. In 1950 nam hier de broedercongregatie van
Onze Lieve Vrouw van Lourdes in het complex haar intrek.
De congregatie was in 1830 gesticht door Stephanus Glorieux,
de naamgever van de huidige Glorieuxlaan. Nu bevindt zich hier
Verzorgingshuis De Vlasborch.