Drenthepad, een rondwandeling door Drenthe

datum : vrijdag 21 september 2012
traject: Westerbork - Elp - Hooghalen
afstand: 28 km
o­ver­nach­ting: Bed & Breakfast Lammertink, Oosthalen 4B, 9414TG Hooghalen, ( 0593-592781 of 06-30533170; ook adres van de Stichting Vrienden op de Fiets.

We had­den opnieuw goed geslapen. Op het o­ver­nach­ting­a­dres mochten we eenmaal dou­chen ter­wijl we gewend zijn met wan­delen om 's avonds en 's ochtends te dou­chen. We maakten voor het eerst sinds lange tijd mee dat de gastvrouw mee ontbeet. We zaten dus met z'n drieën aan tafel.

Even voor half negen begaven we ons op pad op vrijdag 21 september 2012. We kwa­men langs res­tau­rant De Ar waar we de vorige avond ge­di­neerd had­den. We maakten een foto van de eetboer­de­rij omdat het daar de vorige avond te donker voor was.

We verlieten Westerbork over de Oude Groninger weg. Na de ijsbaan kwa­men we op het Reijntjeveld. Hier stond een ijzerboer­de­rij, die in 2002 door vrijwilligers was gerenoveerd.

Daarna werd Orvelte be­reikt. Ook dit plaatsje was een soort openluchtmuseum van fraaie oude boer­de­rij­en. Het eerste café waar we in Orvelte langs liepen ging pas om 11 uur open. Het volgende café ging om 10 uur open. Wij verlieten Orvelte om 9.40 uur, dus zonder dat we koffie had­den gedronken.

Vermoedelijk ontstond Orvelte op de huidige plaats tussen de 11e en 13e eeuw. De naam komt uit een samentrekking van 'over het veld' of zoals de Drent het zal zeggen 'Oer 't veld'. De vroegste vermelding van het dorp is gevonden in een akte uit 1362 waarin een landbouwer uit Orvelte wordt genoemd. In 1612 heeft Orvelte 13 landbouwers die hun land moesten veroveren tussen het overal aanwezige bos. De landerijen werden bij voorkeur gekozen in de buurt van hoger gelegen gronden, geschikt voor akkerbouw. De lager gelegen gronden werden benut als hooi- en weiland.

In de loop der tijd vormden de akkers al gauw een aaneengesloten complex, de es genoemd. Deze es werd beschermd door aangelegde hout­wal­len en stroken bos. Vanaf de late middeleeuwen tot aan de twintigste eeuw werd een steeds groter deel van het grondgebied van de dorpsbewoners in beslag genomen door de heide.

Om de essen vruchtbaar te houden had­den de boeren namelijk veel mest nodig. Deze mest verkreeg men vooral door de steeds groter wordende schaaps­kud­de. De schapen namen genoegen met hetgeen de heide hen bood. Bij Orvelte lag voldoende heide om de gehele kudde, die soms uitwel 2000 schapen bestond, te voeden.

De schapen werden 's morgens verzameld op de Brink om gezamenlijk met de herder naar de hei te vertrekken. Elke namiddag leidde hij de dieren terug naar het dorp. Vanaf de Brink wist elk dier zonder hulp de eigen stal te vinden. Het was nl. zo dat de kudde niet in eigendom was van de herder. Deze stond in dienst van de boeren, die ook de schapen leverden aan de kudde. De boeren zorgden ervoor dat alle schapen weer op stal stonden. Het ging hun immers om de mest en die werd in de stal opgevangen. Het is dus geen wonder dat elke boer­de­rij één of meerder schaaps­kooi­en had.

De grote verandering in Orvelte begon, toen vanaf het eind van de vorige eeuw de kunstmest in gebruik kwam. Schapenmest werd Hier­door overbodig en daarmee ook het schaap. Door het verdwijnen van de kudde bleven de heidevelden onbenut. Een groot deel van deze heidevelden werd omgezet in landbouwgrond of ze werden bebost door Staatsbosbeheer. Door deze verandering gebruikten de boeren vanaf 1945 steeds meer modernere en grotere landbouw werktuigen. Daardoor werden de akkers ongeschikt en vond er ruilverkaveling plaats. In Orvelte vind je dus moderne ingerichte boer­de­rij­en naast oude boer­de­rij­en.

De nieuwbouw die Orvelte kreeg toegewezen vond gelukkig plaats aan de toenmalige uitvalswegen, de Brugstraat en de Schoolstraat. Om het verkeer te mijden uit het dorp werden er 2 rondwegen aangelegd. En dit alles voor een dorp waar 78 mensen wonen.

In 1967 werd Orvelte als beschermd dorpsaanzicht aan­ge­we­zen. Dit om het oorspronkelijke karakter te behouden. Het dorp en de boer­de­rij­en werden hersteld en zo ingericht als die in 1832 zou moeten zijn geweest.

We staken het Oranjeka­naal over. Op weg naar het Orvelterzand werden we door 3 moun­tain­bi­kers gepasseerd. Zij fietsten door het Or­vel­ter­zand hoewel dat volgens de borden niet mocht. Na het Orvelterzand kwa­men we langs de Meeu­wen­plas­sen in bos­wach­te­rij Schoonloo.

Bij binnenkomst in Elp aten we een pannenkoek bij een pannenkoekenres­tau­rant en dronken koffie. Vervolgens kwa­men we door bos­wach­te­rij Grolloo en kwa­men langs het Zwarte Water of Elpermeer, het Witte Veen en het Blanke Veen.

Daarop werd het voormalige Kamp Westerbork be­reikt. We zagen hier flink wat mensen. Bij het spoor met de kromming werd door een gids info gegeven aan een groep belangstellenden.

Verderop zagen we nog de Radio Sterrenwacht. Via de geas­falteerde Melkweg met info langs de kant over het zonnestelsel kwa­men we bij het her­in­ne­ringscentrum Westerbork. We dronken hier nog koffie, maar be­zich­tigden het museum niet. Iets verderop overnachten we. Een km verderop, in Hooghalen, dineerden we in een Schots res­tau­rant waar ook Nederlands werd gesproken.

Sinds de herinrichting van kamp Westerbork zijn er bijna twintig jaar verstreken. Een tijd waarin het denken over de omgang met een historische vervolgingsplek niet is blijven stilstaan. Erfgoed van de oorlog, in het bijzonder plaatsen van her­in­ne­ring, wordt anders gewaardeerd dan enkele decennia terug. De symbolische herinrichting voldoet niet meer en heeft onvoldoende zeg­gings­kracht, zeker voor jonge generaties. Bovendien zijn inmiddels authentieke barakdelen en de woning van de kampcommandant binnen bereik gekomen om een functie te krijgen in de zingeving van deze plaats van her­in­ne­ring. Algemeen wordt onderschreven dat er voor de kenbaarheid van het wezen van de historische plek een aantal wezenlijke zicht- en tastbare objecten nodig zijn. Verwijzingen die de essentie van het bestaan en functioneren van deze plek in zijn verschillende be­wo­nings­ge­schie­de­nis­sen duidelijk maken, daarmee direct verbonden zijn en deze tevens sym­bo­li­se­ren.

Een ding mogen we echter niet vergeten: kamp Westerbork bestaat niet meer. Er is een historische plek, er zijn enkele originele bouwsels en historische artefacten, maar er is geen kamp meer. En dat komt ook niet terug, wat men ook doet. Dat is de paradox van de omgang met het erfgoed van het verlies: hoe kun je het verlorene ervaren, iets voelen dat er niet meer is? Levend in dit besef en met deze vraag als leidraad tracht het her­in­ne­ringscentrum Kamp Westerbork in de komende jaren de relatie met het verleden zo goed mogelijk in te vullen.

Henri Floor