Rond 7 uur zaten we aan het ontbijt. Het was weer eens een uitgebreid ontbijt met verschillende
plakjes vlees en kaas en verschillende soorten jam. Naast het feit dat ieder twee broodjes kreeg,
kregen we ook twee sneetjes suikerbrood, een ei en verder naar keuze nog gewoon brood. Ook konden
we nog drie koppen koffie drinken.
Rond acht uur verlieten we de boerderij. Eerst brachten we een
bezoek aan het plaatselijke slot
. Dit 16e eeuwse slot moet tot de oudste
bezittingen van de Maltezer orde worden gerekend. Nadat we weer op de hoofdroute zaten, verlieten
we spoedig de hoofdweg en liepen verder over een grintweg. De temperatuur was aangenamer en lag
deze dag rond de 20°. We zagen weer vele korenvelden, velden met zonnebloemen en velden met een
soort verdroogde sperziebonen. Verder zagen we langs de wegen vele bossen bloemen van uiteenlopende
soorten. Heel mooi waren de blauwe bloemen, die direct op de steel zitten. Ook kwamen we weer langs wijngaarden
.
We liepen door de Kellergaße van Diepolz
. De
plaatselijke kerkdeur zat op slot. In Großharras ging net de kerk uit voorafgegaan door een
fanfarekorps. De mensen liepen breeduit over de weg. We vroegen naar een Gasthaus omdat het
vermelde Gasthaus gesloten bleek te zijn. We kwamen bij Gasthaus Johann Holzer en vroegen aan de
buurman iets. Deze bleek echter de eigenaar van het Gasthaus te zijn en hij vroeg of wij een
stempel wilden hebben. Hoewel het Gasthaus officieel om 10 uur openging, ging het voor ons al om
half tien open. De eerste km's na Großharras gingen weer over de verkeersweg, maar daarna over een leuk graspad langs een beekje, de Patzmannsdorfer Graben, tussen korenvelden door. Zo bereikten we
Gasthaus, Fleischhauerei, Tankstelle und Fäkalienabfuhr Christine Hammermüller te Patzmannsdorf
.
Net buiten Patzmannsdorf begon het pad langzaam te stijgen. Ook voelden we af en
toe regendruppels, maar het was minder dan motregen en niet voldoende om de trainingsjas of de
paraplu te voorschijn te halen. Nu volgde ons pad een weg door een groot bos waar we meer dan een
uur voor nodig hadden. Deze weg die we volgden was op zich niet zo fraai. Steeds maar een grintweg
met af en toe een grasrand in het midden. Daar, waar langs de weg hekken stonden was het wel weer
mooier. Éénmaal zagen we op een boomstronk een zeer fraaie elfenbank zitten
. Via het
Jugendkreuz, het Fleischhackerkreuz en het Fischerkreuz bereikten we Oberleis
.
Hier stond een beroemde kerk.
Op de top van de berg stond een uitkijktoren die we beklommen
. Ondanks de bewolking hadden we toch nog fraaie vergezichten. Wel deden we eerst
onze trainingsjas aan vanwege een fris windje. We kregen hier nog een panoramakaart en een
stempeltje met de tekst "Naturpark Leiser Berge, Oberleis". Vandaar liepen we eerst naar de 462
meter hoge Steinberg. Hier werden stenen gedolven. Om de zoveel tijd werden hier springladingen tot
ontploffing gebracht. Gelukkig was het zondag zodat dit nu niet plaatsvond. Er naast lag een
wildpark. Hier zagen we, achter drie hekken tien wilde zwijnen waaronder een paar jonkies. Daarna
werd Dörfles bereikt.
Van het Slot Ernstbrunn zagen we niet zoveel. Voorbij Dörfles hadden we op
een gegeven moment nog een mooi uitzicht op de plaatsen Dörfles, Steinbach en Oberleis alsmede op
het plaatsje waar we naar toe liepen, te weten Ernstbrunn. Toen we Ernstbrunn naderden zagen we een
heleboel mensen. Vermoedelijk keken ze naar een voetbalwedstrijd. Toen we bij de kerk kwamen zagen
we al meteen een Gasthof liggen. En dat heette Gasthof Zur Roter Hahn van Hermann Flandorfer
.
Nadat onze kamer was gewezen, knapten we eerst een uurtje een uiltje. Daarna
douchten we en gaf ik de wandelschoenen een grote beurt. Vervolgens aten we warm. Coos koos
gebakken schol terwijl ik Hertenspiß nam. Bij het kiezen van het menu stond noch een gedicht in de
menukaart. Dat gedicht luidde als volgt:
Der Gast
Ein Mensch, der Frömmste auf der Welt
hat sich im Gasthof was bestellt
und sitzt nun da, ganz guter Dinge
gewärtig daß man es im bringe
Er schauht in stiller Seelenruh
der Einsigkeit des Kellners zu,
des wackeren Mannes, des verlässigen
der Furchtlos bändigt die Gefrässigen
Doch bald, vom Leichten Zorn gerötet,
der Mensch ein leiser BITTE flötet,
das leider ungehört verhallt,
Weshalb mit höherer stimmgewalt
und auch in Tone etwas grober
der Mensch vernehmlich schreit: "HERR OBER!"
Auch dieser Ruf bleibt unerfällt
sodaß der Mensch jetzt "KELLNER" brüllt
Der Kellner, den dies Wort wie Gift
ins Herz der Oberehre trifft
tut was ein standbewußter Mann
nur tun in solchen Fällen kann
Er überhört es mild und heiter
und schert sich um den Gast nicht weiter
Der Mensch, gereizt zwar, aber feige
hält für garaten, daß er schweige
Dass Essen kommt, der Mensch vergißt
sagt höflich "DANKE SEHR!" und ißt
Eugen Roth