Ditmaal was het handig om met het openbaar vervoer te reizen naar het punt waar
we de voorgaande dag waren gebleven. Dat was bij bushalte Veenhuizerveldweg te Huinen,
gemeente Putten.
Wildforsters
Over een lange zandweg langs het Huinerveld, de Boeschoterweg, bereikten we
de boerderij Groot Boeschoten. De boerderij lag wat verscholen achter bomen,
maar ervoor stond een oude stenen bank met inscriptie.
Boeschoten was een
wildforstergoed van de Gelderse hertogen en werd als zodanig reeds in 1326
genoemd. Op de Veluwe waren 12 wildforsters, die toezicht moesten houden op de bossen en
speciaal belast waren met het organiseren van vorstelijke jachtpartijen. Behalve boswachter
en jachtopziener was de wildforster
ook boer. De boerderij diende om in het levensonderhoud van hemzelf en z'n
familie te voorzien.
Huifkar route
Vervolgens kwamen we door het Stroesche Zand. Dit was echter voornamelijk
bosgebied met enige heideveldjes. We liepen langs een vennetje, het Watergraafse
meertje, en verschillende malen zagen we bordjes met het opschrift: "huifkar
route". Vrij onverwachts liepen we het bos uit, over een lage afrastering tussen
twee akkers door. We kruisten de A1-snelweg en de spoorlijn Amersfoort
Apeldoorn. Daarna bereikten we Stroe. We liepen even van de hoofdroute af en
hielden een pauze bij de plaatselijke supermarkt.
Stroe
Stroe is volgens de overleden Veluwekenner Jac. Gazenbeek een
van de oudste nederzettingen van ons land. Hij baseerde deze
mening op oudheidkundige vondsten langs de bovenloop van de
Houtbeek, waarvan een grote vuursteenwerkplaats uit de
prehistorie wel de belangrijkste was.
De landelijke omgeving telt verscheidene statige boerenhoeven,
maar er is slechts een enkele schaapskooi die herinnert aan de
tijd dat de vroegere grote heidevelden nog onverdeeld
gemeenschappelijk bezit van geërfden waren. Deze heidevelden
werden gebruikt voor het slaan van plaggen en het weiden van de
grote schaapskudden. Die heideplaggen werden in de potstal
gelegd en na "gebruik" benut als mest op de schrale akkertjes.
De heidevelden werden aan het eind van de vorige eeuw onder de
geërfden verdeeld, waarna ontginning volgde, die werd
vergemakkelijkt door de komst van de kunstmest. De antieke
kluitschop van de herder hangt op de deel aan een haak of ligt
vergeten op de hilt. De schaapskooien of "schotten" werden voor
andere doeleinden in gebruik genomen of raakten langzaam maar
zeker in verval.
Verdwenen is ook de eeuwenoude herberg "De Raven", gelegen bij
de kruising van de oude karweg Arnhem - Harderwijk met de weg
van Barneveld naar Garderen, waar destijds de geërfden
vergaderden om de belangen van de streek te bespreken. De
gelijknamige boerderij staat nog wel op deze plaats.
In 1876 werd Stroe uit zijn betrekkelijke isolement verlost door
de opening van de Oosterspoorweg. Bij de "Halte Stroe" stapten
ook de militairen in of uit, die gelegerd waren in "De
Harskamp". Tegenwoordig stopt er alleen bij een heel bijzondere
gelegenheid een passagierstrein.
Rood zand en een ondergestoven dorp, Stroe-Harskamp (20 km)
Nu betraden we het Kootwijksche veld. Zodra je van het fietspad af bent en over
de zandwegen loopt zie je bijna geen mens meer. Langs het pad zagen we
regelmatig bordjes met het opschrift: "Rustgebied voor het wild, geen vrije
wandeling".
Houtskoolbranderijen
We sloegen een pad in dat grotendeels begroeit met heide was. De grond is hier
plaatselijk rood.
Hier in het Kootwijkse veld liggen meerdere plekken waar de
grond in plaats van het gebruikelijke geel, bruin of grijs-zwart, steenrood
gekleurd is. Dergelijke kleuren horen eigenlijk thuis in veel warmere klimaten
met tropische gronden. De verklaring ligt dan ook in hogere temperaturen. Op
de plekken met rood zand hebben namelijk houtskoolbranderijen gestaan. De hoge
temperaturen die daarbij ontstaan, geven een omzetting van het in de grond
aanwezige ijzer waardoor de kleur zo rood wordt.
Verderop, weer door de bossen
kwamen we door een laantje met douglassparren. Dit bosgedeelte staat dan ook
bekend als het Kathedraalbos.
dat kump omdat wie 't 's-winters binnen zet!
We staken een paar maal een asfaltweg over en liepen nog langs een infobord over
de bossen rond Kootwijk. Net toen we Kootwijk binnen wandelden, kwamen we langs
de VVV. Hier haalden we nog een stempeltje voor in ons wandelboekje.
De
timmerman die in 1838 de torenspits van de kerk van Kootwijk verlaagde, haalde
daaruit een anker met het jaartal 1010. Sommige deskundigen menen echter dat het
tweede cijfer een afgesleten 6 is en dat 1610 dus een juistere datering is.
Hoe het ook zij, het is een prachtig kerkje. Toen men eens aan een rasechte
"Kootwieker" vroeg hoe het kwam dat het kerkje nog zo mooi en ongeschonden was,
antwoordde hij: "Oh ... dat kump omdat wie 't 's-winters binnen zet!" In de
Nederlandse kerkgeschiedenis heeft deze kerk een opmerkelijke rol gespeeld. Het
was hier namelijk dat in 1886 de doleantie begon, de afscheidingsbeweging
binnen de hervormde kerk waaruit de gereformeerde kerk ontstond.
Kootwijk
Ten zuiden van Kootwijk ligt het Kootwijkerzand, een van de grootste nog "levende"
stuifzandgebieden van ons land. Tijdens opgravingen tussen 1971 en 1975 werden hier
de resten van een vroeg-middeleeuwse nederzetting gevonden, die waarschijnlijk in de
twaalfde eeuw door het zand is bedekt. Misschien zijn de boeren uit dit gebied naar de
Gelderse Vallei getrokken of hebben ze het dorp Kootwijk hebben gesticht, waarvan de
naam pas in de veertiende eeuw wordt genoemd.
In een beschrijving uit 1744 wordt van Kootwijk gezegd: "een gering dorp, is midden op de
rugge der Veluwe, op een schralen bodem gelegen". Dit laatste sloeg en slaat op de
uitgestrekte heidevelden die ook nu nog in de omgeving, vooral in de richting van Kootwijk
- Radio, zijn te vinden. De meeste Kootwijkers hielden vroeger schapen om in hun onderhoud
te voorzien. Niet alleen voor de wol, maar ook voor de mest om een stukje grond te bemesten.
Er wordt wel verteld dat de Fransen, toen zij eind achttiende eeuw ons land binnenvielen,
het dorp Kootwijk niet konden vinden. Helemaal ondenkbaar is dat natuurlijk niet, het ligt
te midden van uitgestrekte bossen en heidevelden en het hoog opgaand geboomte op de Brink
rondom de kerk kan het dorp aan het oog van de militairen hebben onttrokken. Tot diep in de
twintigste eeuw gaf slechts een landweggetje of karrenspoor toegang tot het rustieke dorpje
met het kerkje en de put op de Brink als middelpunt.
De oude N.H. kerk van Kootwijk heeft een rijke historie. Van 1604 tot 1617 was de kerk met
die van Garderen verenigd. Nairac vermeldt in zijn boekje dat het koor van de kerk is gebouwd
in de elfde eeuw en "de timmerman die den torenspits verlaagde (1838), haalde daaruit een anker
met het jaartal 1010". Het overige gedeelte zou er in de zestiende eeuw zijn aangebouwd. Op
een van de kerkklokken stond te lezen: "Dor het fijer ben ik gevloten, Peter van Trier heeft
mij gegoten, 1625".
Het kerkelijk leven was in Kootwijk vroeger zeer intensief, hoewel soms andere zaken voorrang
kregen. Bekend is het verhaal dat op zekere zondag een van de gemeenteleden de dominee van zijn
akker moest halen omdat deze de preek was vergeten.
In kerkhistorisch opzicht had Kootwijk in 1886 een primeur. De kerkenraad beriep toen een
kandidaat van de Vrije Universiteit van Amsterdam, Jan Hendrikus Houtzagers, die, samen met
mr. dr. Willem van den Bergh in Voorthuizen, een van de eerste predikanten van de zogenaamde
Doleantie werd.
Sporen uit de Romeinse en Karolingische tijd
Niet altijd is het huidige Kootwijk het centrum van de bewoning geweest. Onder
het stuifzand ongeveer 1,5 km ten zuidoosten van Kootwijk heeft men de sporen
van een ondergestoven nederzetting gevonden uit de Romeinse en Karolingische
tijd. Mogelijk is dit het dorp Dubridum dat in 814 werd vermeld. Bij opgravingen
in de periode tussen 1965 en 1981 heeft men hier de sporen van 52
woonstalhuizen, 30 schuren en 55 waterputten
gevonden.
Na een bezoek aan het plaatselijk
dorpscafé, Restaurant De "Brinkhof", vervolgden
we ons parkoers en betraden nu het Kootwijkerzand.
De Kootwijkse Sahara
Het stuifzand van de Veluwe had z'n grootste uitbreiding in de laatste helft van
de 19e eeuw. In die periode lag Kootwijk ingeklemd tussen twee grote
stuifzandgebieden. Om een einde te maken aan de steeds dreigender situatie werd
in 1899 Staatsbosbeheer opgericht. Het grootste deel van het Kootwijkerzand is
toen in het kader van een werkverschaffingsproject beplant met grove den.
Menigeen van u zal wel eens van Kootwijk gehoord hebben. Zeker diegenen die de
Apeldoornse vierdaagse hebben gelopen. Maar wij volgden nu een pad, dat we nog
niet eerder hadden gevolgd. Eerst staken we het echte zanderige gedeelte van het
Kootwijkerzand helemaal over. Daarbij volgden we een ruiterpad. Verderop werd
het een begroeid zandpad. Verderop sloegen we af. Nu volgde een schitterend
stuk. Rond om ons heen was een graslandschap begroeid met heide. Verderop
heuveltjes, eigenlijk duinen met af en toe een boom er op en ook met stukken
blank zand er tussen. De omschrijving van het parkoers werd wat onduidelijker en het pad was
ook niet helemaal meer goed op het bijgeleverde kaartje te volgen. Met behulp van ons
richtingsgevoel, de tijd en de zon die nu in het zuid-zuidwesten scheen, kwamen we weer op
het parkoers uit. Langs camping Harskamperduinen kwamen we op de weg van Harskamp naar
Barneveld uit. Na nog een paar landelijke weggetjes bereikten we het einddoel voor deze dag,
Harskamp. Met de bus en trein reden we huiswaarts.