Vorig verslag van de intensieve verkenning van de Veluwe Volgend verslag van de intensieve verkenning van de Veluwe terug naar het overzicht van verslag van de intensieve verkenning van de Veluwe Terug naar het overzicht van de LAW's, streek- en NWBpaden op de homepage van Henri Floor Terug naar de homepage van Henri Floor Een intensieve verkenning van de Veluwe (11)
datum zaterdag 24 augustus 1991
traject Huinen/Putten - Harskamp
afstand 36 km
Ditmaal was het handig om met het openbaar vervoer te reizen naar het punt waar we de voorgaande dag waren gebleven. Dat was bij bushalte Veenhuizerveldweg te Huinen, gemeente Putten.
Wildforsters
wapen van Boeschoten. Over een lange zandweg langs het Huinerveld, de Boeschoterweg, bereikten we de boerderij Groot Boeschoten. De boerderij lag wat verscholen achter bomen, maar ervoor stond een oude stenen bank met inscriptie.
Boeschoten was een wildforstergoed van de Gelderse hertogen en werd als zodanig reeds in 1326 genoemd. Op de Veluwe waren 12 wildforsters, die toezicht moesten houden op de bossen en speciaal belast waren met het organiseren van vorstelijke jachtpartijen. Behalve boswachter en jachtopziener was de wildforster ook boer. De boerderij diende om in het levensonderhoud van hemzelf en z'n familie te voorzien.
Huifkar route
Vervolgens kwamen we door het Stroesche Zand. Dit was echter voornamelijk bosgebied met enige heideveldjes. We liepen langs een vennetje, het Watergraafse meertje, en verschillende malen zagen we bordjes met het opschrift: "huifkar route". Vrij onverwachts liepen we het bos uit, over een lage afrastering tussen twee akkers door. We kruisten de A1-snelweg en de spoorlijn Amersfoort Apeldoorn. Daarna bereikten we Stroe. We liepen even van de hoofdroute af en hielden een pauze bij de plaatselijke supermarkt.
Stroe
Stroe is volgens de overleden Veluwekenner Jac. Gazenbeek een van de oudste nederzettingen van ons land. Hij baseerde deze mening op oudheidkundige vondsten langs de bovenloop van de Houtbeek, waarvan een grote vuursteenwerkplaats uit de prehistorie wel de belangrijkste was.
De landelijke omgeving telt verscheidene statige boerenhoeven, maar er is slechts een enkele schaapskooi die herinnert aan de tijd dat de vroegere grote heidevelden nog onverdeeld gemeenschappelijk bezit van geërfden waren. Deze heidevelden werden gebruikt voor het slaan van plaggen en het weiden van de grote schaapskudden. Die heideplaggen werden in de potstal gelegd en na "gebruik" benut als mest op de schrale akkertjes. De heidevelden werden aan het eind van de vorige eeuw onder de geërfden verdeeld, waarna ontginning volgde, die werd vergemakkelijkt door de komst van de kunstmest. De antieke kluitschop van de herder hangt op de deel aan een haak of ligt vergeten op de hilt. De schaapskooien of "schotten" werden voor andere doeleinden in gebruik genomen of raakten langzaam maar zeker in verval.
Verdwenen is ook de eeuwenoude herberg "De Raven", gelegen bij de kruising van de oude karweg Arnhem - Harderwijk met de weg van Barneveld naar Garderen, waar destijds de geërfden vergaderden om de belangen van de streek te bespreken. De gelijknamige boerderij staat nog wel op deze plaats. In 1876 werd Stroe uit zijn betrekkelijke isolement verlost door de opening van de Oosterspoorweg. Bij de "Halte Stroe" stapten ook de militairen in of uit, die gelegerd waren in "De Harskamp". Tegenwoordig stopt er alleen bij een heel bijzondere gelegenheid een passagierstrein.

Rood zand en een ondergestoven dorp, Stroe-Harskamp (20 km)
Nu betraden we het Kootwijksche veld. Zodra je van het fietspad af bent en over de zandwegen loopt zie je bijna geen mens meer. Langs het pad zagen we regelmatig bordjes met het opschrift: "Rustgebied voor het wild, geen vrije wandeling".
Houtskoolbranderijen
We sloegen een pad in dat grotendeels begroeit met heide was. De grond is hier plaatselijk rood.
Hier in het Kootwijkse veld liggen meerdere plekken waar de grond in plaats van het gebruikelijke geel, bruin of grijs-zwart, steenrood gekleurd is. Dergelijke kleuren horen eigenlijk thuis in veel warmere klimaten met tropische gronden. De verklaring ligt dan ook in hogere temperaturen. Op de plekken met rood zand hebben namelijk houtskoolbranderijen gestaan. De hoge temperaturen die daarbij ontstaan, geven een omzetting van het in de grond aanwezige ijzer waardoor de kleur zo rood wordt.
Verderop, weer door de bossen kwamen we door een laantje met douglassparren. Dit bosgedeelte staat dan ook bekend als het Kathedraalbos.
dat kump omdat wie 't 's-winters binnen zet!
We staken een paar maal een asfaltweg over en liepen nog langs een infobord over de bossen rond Kootwijk. Net toen we Kootwijk binnen wandelden, kwamen we langs de VVV. Hier haalden we nog een stempeltje voor in ons wandelboekje.
De timmerman die in 1838 de torenspits van de kerk van Kootwijk verlaagde, haalde daaruit een anker met het jaartal 1010. Sommige deskundigen menen echter dat het tweede cijfer een afgesleten 6 is en dat 1610 dus een juistere datering is.
Hoe het ook zij, het is een prachtig kerkje. Toen men eens aan een rasechte "Kootwieker" vroeg hoe het kwam dat het kerkje nog zo mooi en ongeschonden was, antwoordde hij: "Oh ... dat kump omdat wie 't 's-winters binnen zet!" In de Nederlandse kerkgeschiedenis heeft deze kerk een opmerkelijke rol gespeeld. Het was hier namelijk dat in 1886 de doleantie begon, de afscheidingsbeweging binnen de hervormde kerk waaruit de gereformeerde kerk ontstond.
Kootwijk Ten zuiden van Kootwijk ligt het Kootwijkerzand, een van de grootste nog "levende" stuifzandgebieden van ons land. Tijdens opgravingen tussen 1971 en 1975 werden hier de resten van een vroeg-middeleeuwse nederzetting gevonden, die waarschijnlijk in de twaalfde eeuw door het zand is bedekt. Misschien zijn de boeren uit dit gebied naar de Gelderse Vallei getrokken of hebben ze het dorp Kootwijk hebben gesticht, waarvan de naam pas in de veertiende eeuw wordt genoemd.
In een beschrijving uit 1744 wordt van Kootwijk gezegd: "een gering dorp, is midden op de rugge der Veluwe, op een schralen bodem gelegen". Dit laatste sloeg en slaat op de uitgestrekte heidevelden die ook nu nog in de omgeving, vooral in de richting van Kootwijk - Radio, zijn te vinden. De meeste Kootwijkers hielden vroeger schapen om in hun onderhoud te voorzien. Niet alleen voor de wol, maar ook voor de mest om een stukje grond te bemesten.
Er wordt wel verteld dat de Fransen, toen zij eind achttiende eeuw ons land binnenvielen, het dorp Kootwijk niet konden vinden. Helemaal ondenkbaar is dat natuurlijk niet, het ligt te midden van uitgestrekte bossen en heidevelden en het hoog opgaand geboomte op de Brink rondom de kerk kan het dorp aan het oog van de militairen hebben onttrokken. Tot diep in de twintigste eeuw gaf slechts een landweggetje of karrenspoor toegang tot het rustieke dorpje met het kerkje en de put op de Brink als middelpunt.
De oude N.H. kerk van Kootwijk heeft een rijke historie. Van 1604 tot 1617 was de kerk met die van Garderen verenigd. Nairac vermeldt in zijn boekje dat het koor van de kerk is gebouwd in de elfde eeuw en "de timmerman die den torenspits verlaagde (1838), haalde daaruit een anker met het jaartal 1010". Het overige gedeelte zou er in de zestiende eeuw zijn aangebouwd. Op een van de kerkklokken stond te lezen: "Dor het fijer ben ik gevloten, Peter van Trier heeft mij gegoten, 1625".
Het kerkelijk leven was in Kootwijk vroeger zeer intensief, hoewel soms andere zaken voorrang kregen. Bekend is het verhaal dat op zekere zondag een van de gemeenteleden de dominee van zijn akker moest halen omdat deze de preek was vergeten.
In kerkhistorisch opzicht had Kootwijk in 1886 een primeur. De kerkenraad beriep toen een kandidaat van de Vrije Universiteit van Amsterdam, Jan Hendrikus Houtzagers, die, samen met mr. dr. Willem van den Bergh in Voorthuizen, een van de eerste predikanten van de zogenaamde Doleantie werd.
Sporen uit de Romeinse en Karolingische tijd
Niet altijd is het huidige Kootwijk het centrum van de bewoning geweest. Onder het stuifzand ongeveer 1,5 km ten zuidoosten van Kootwijk heeft men de sporen van een ondergestoven nederzetting gevonden uit de Romeinse en Karolingische tijd. Mogelijk is dit het dorp Dubridum dat in 814 werd vermeld. Bij opgravingen in de periode tussen 1965 en 1981 heeft men hier de sporen van 52 woonstalhuizen, 30 schuren en 55 waterputten gevonden.
restaurant De Brinkhof te Kootwijk Na een bezoek aan het plaatselijk dorpscafé, Restaurant De "Brinkhof", vervolgden we ons parkoers en betraden nu het Kootwijkerzand.
De Kootwijkse Sahara
Het stuifzand van de Veluwe had z'n grootste uitbreiding in de laatste helft van de 19e eeuw. In die periode lag Kootwijk ingeklemd tussen twee grote stuifzandgebieden. Om een einde te maken aan de steeds dreigender situatie werd in 1899 Staatsbosbeheer opgericht. Het grootste deel van het Kootwijkerzand is toen in het kader van een werkverschaffingsproject beplant met grove den.
Menigeen van u zal wel eens van Kootwijk gehoord hebben. Zeker diegenen die de Apeldoornse vierdaagse hebben gelopen. Maar wij volgden nu een pad, dat we nog niet eerder hadden gevolgd. Eerst staken we het echte zanderige gedeelte van het Kootwijkerzand helemaal over. Daarbij volgden we een ruiterpad. Verderop werd het een begroeid zandpad. Verderop sloegen we af. Nu volgde een schitterend stuk. Rond om ons heen was een graslandschap begroeid met heide. Verderop heuveltjes, eigenlijk duinen met af en toe een boom er op en ook met stukken blank zand er tussen. De omschrijving van het parkoers werd wat onduidelijker en het pad was ook niet helemaal meer goed op het bijgeleverde kaartje te volgen. Met behulp van ons richtingsgevoel, de tijd en de zon die nu in het zuid-zuidwesten scheen, kwamen we weer op het parkoers uit. Langs camping Harskamperduinen kwamen we op de weg van Harskamp naar Barneveld uit. Na nog een paar landelijke weggetjes bereikten we het einddoel voor deze dag, Harskamp. Met de bus en trein reden we huiswaarts.
naar de top van deze pagina

Henri Floor & Coos Verburg