Met de trein reden we weer naar Klarenbeek. Daarna moesten we ± 700m lopen
voordat we weer op het parkoers uitkwamen. Via het Juffersgat kwamen we in
buurtschap Gietelo.
In de ban van de Veluwsche bandijk, Gietelo-Terwolde, 13 km
Nu volgden we lange tijd de Veluwse bandijk.
De Veluwe kennen de meesten als een
voor Nederlandse omstandigheden bij uitstek droog gebied. Dat er ook
wateroverlast voorkomt, zo zelfs dat in de Middeleeuwen het polderdistrict
Veluwe werd gevormd is minder bekend. Het woord bandijk betekent dat deze dijk
gebouwd is en onderhouden werd krachtens een ban. In zo'n ban, die van
overheidswege uitging, werd geregeld wie welk stuk van de dijk moest onderhouden
en wat de boetes waren als men zijn verplichtingen niet nakwam. Kijken we op de
topografische kaart, dan zien we een sterk kronkelende Veluwsche bandijk met
talrijke kolken met namen die er niet om liegen, zoals het Juffersgat, de Zwarte
kolk en de Lazaruskolken. De combinatie van veel kwelwater van de stuwwallen van
de Veluwe, hierheen gebracht door talrijke beken, en hoge waterstanden van de
IJssel hebben in dit gebied gezorgd door veel wateroverlast. Iedere keer na een
dijkdoorbraak ontstond er een diepe kolk en het gat werd gedicht door een nieuw
stuk dijk te leggen met een bocht om de kolk heen.
Daar waar een bordje Verboden
Toegang stond volgde het parkoers een weg die zo dicht mogelijk in de buurt van
de bandijk lag. We kwamen nu in een gebied waar veel meer over asfaltwegen werd
gelopen.
We zetten koers naar de IJssel en liepen daarbij langs de ruïne van kasteel
Nijenbeek.
Nijenbeek werd al in 1266 vermeld als een veste in het bezit van Dirk
van Nijenbeek, gelegen bij de grens tussen Gelre en het Oversticht (Overijssel).
In 1297 werd het eigendom van graaf Reinoud I.
In dit gebied langs de IJssel zagen we wel honderden ganzen overvliegen. Er werd
opvallend veel in kleine groepen gevlogen van zo'n 5 tot 10 ganzen. Af en toe
zag je ook wel grotere groepen van zo'n 40 tot 50 ganzen. We zagen hier ook
opvallend veel bordjes Verboden Toegang. Voor elk pad of ingang van een weiland
stond of hing zo'n bord. Een paar km voor Wilp volgden we de Veluwsche Bandijk
weer. Daarbij moesten we een paar maal over hekjes klimmen. Het lijkt
waarschijnlijk dat de mensen het vroeger gebruikten als kerkepad.
Vlak voor Wilp liepen langs een paar kolken. In één van die kolken wordt 's-
zomers gezwommen.
Wilp is al heel oud. De uit Engeland afkomstige zendeling
Lebuinis stak rond 750 de Noordzee over en bouwde in 765 een kerkje te Wilp. Men
heeft wel eens gedacht dat Wilp vroeger aan de oostelijke kant van de IJssel
heeft gelegen. Dit is niet geheel onmogelijk. Bodemkundig onderzoek toont aan
dat de IJssel in zijn huidige gedaante niet veel ouder is dan de laatste jaren
van de 12e eeuw.
Na de plaatselijke kerk van Wilp zetten we koers naar Deventer. We bleven echter
langs de westelijke oever van de IJssel lopen. Vlak bij de Bolwerks(zaag)molen
hadden we een grote rust bij een oom en tante van ons. Het was dus tevens een
familiebezoekje. Lang konden we hier niet blijven, want er stond nog een flink
traject voor de boeg. Nadat het de eerste drie uren droog was geweest, regenden
het de daarop volgende 4 uren doorlopend, zodat we aardig nat zijn geworden. Na
een zandweg langs de spoorlijn van Deventer naar Apeldoorn was het weer lange
tijd asfalt stampen. Daarbij liepen we nogmaals een paar km vlak langs de
IJssel.
Het gebied tussen Deventer en Hattem had zich in 1370 verenigd tot het
polderdistrict Veluwe. In 1435 werd dit uitgebreid met de plaatsen Gietelo en
Wilp. Het polderdistrict omvatte toen een oppervlakte van 20.000 ha.
Opeens
sloegen we af en liepen weer fraai over zand en graswegen of paden tussen de
landerijen door en dan zie je toch maar weer dat de parkoersuitzetter echt zijn
best heeft gedaan om er, waar mogelijk, uit te halen wat er uit te halen valt.
Uiteindelijk kwamen we in het langgerekte dorpje Terwolde. Hier kochten we wat
fris bij een groentezaak.
Afwaterende weteringen, Terwolde-Vaassen, 21 km
We staken, over een stuw, de Terwoldsche Wetering over. Nu volgde een paar km
een modderpad. Vlak voorbij natuurreservaat de Mijntjes liep ter hoogte van het
kerkje van Nijbroek een fietspad (Kerkepad) naar Nijbroek, maar wij volgden het
officieel beschreven parkoers over een asfaltweg naar Nijbroek. Langs "De school
met de bijbel" bereikten we het dorpsplein met daaraan de kerk gelegen.
De streek tussen de IJssel en het Apeldoorns kanaal is een echt broekland.
Behalve Nijbroek en Broekland komen er ook de namen Voorbroek, Achterbroek,
Neerbroek, Overbroek en Korte Broek voor. Alleen Onderbroek ontbreekt! Nijbroek
stond in de 14e eeuw bekend als Nova Paludis, het nieuwe moeras. Het was er zo
nat dat de hulp van professionele ontginners van buitenaf moest worden
ingeroepen. Graaf Reinold gaf de natte wildernis Nijbroek daartoe in 1328 aan
twee ontginners, afkomstig uit het Hollands-Zeeuwse watergebied. Toen de
ontginning niet slaagde werd het Karthuizer klooster Monnikhuizen bij Arnhem
ingeschakeld. Ontginnen was kennelijk monnikenwerk. Door toedoen van prior
Hendrik van Egher van Kalkar ontstond in 1370 het polderdistrict Veluwe. In 1814
vond in Nijbroek de laatste dijkdoorbraak plaats. Toen brak na een lange
hoogwaterperiode op 18 februari de Dwarsdijk in Wapenveld door. Op 20 februari
stond geheel Nijbroek, behalve de kerk, onder water. Het begon daarop zo hard te
vriezen dat het ijs na twee dagen hield. Met sleden werd de noodlijdende
bevolking van voedsel voorzien.
Daarna staken we de Nijbroeksche Wetering over via een smal bruggetje. Nadat we
even later de Groote Wetering hadden overgestoken volgde nog een stuk onverhard.
De Groote Wetering is de oudste en de belangrijkste wetering. Zij werd omstreeks
1328 gegraven in het laagste deel van dit gebied ten behoeve van de ontginning
van Nijbroek. Daar is dankbaar gebruik gemaakt van reeds bestaande stroompjes,
zoals kan worden afgeleid uit het wat bochtige karakter van dit kanaal. Na de
Apeldoornsche Halve Wetering staken we de Nieuwe Wetering over. Deze wordt ook
wel Euvelgunne (=twist) genoemd, en kwam in de laatste jaren van de 14e eeuw tot
stand, toen bleek dat de ontwatering van de streek tussen de Grift en de Groote
Wetering onvoldoende was.
Na de A50-snelweg overgestoken te hebben staken we
even later het Apeldoorns kanaal over, meteen gevolgd door De Grift.
Toen in de 17e eeuw het vrachtverkeer te water steeds belangrijker begon te
worden, heeft men de Grift bevaarbaar gemaakt. In de 19e eeuw voldeed de Grift
echter niet meer aan de eisen van de moderne scheepvaart en groef men er vlak
langs het veel bredere Apeldoorns kanaal, om dit vervolgens in de tweede helft
van de 20e eeuw als ouderwets en uit de tijd voor de scheepvaart te sluiten.
Inmiddels hadden we onze reflectievesten al aangedaan. Opvallend was het hier
dat veel automobilisten bij het schemeren zo lang zonder licht bleven rijden. We
volgden nog een kort stuk een dijk van een oude spoorlijn, maar het grind lag
hier nog wat los, waardoor het zwaar stappen was. Aan het eind van de dijk had
men een smalle greppel gegraven en je moest maar zien hoe je erover kwam. Een
paar km voor het centrum van Vaassen namen we de bus en reden huiswaarts. Zowel
ons trainingspak als ook een blouse daaronder waren behoorlijk vochtig geworden,
ondanks onze regenpakken.