Terug naar de homepage van Henri Floor Roswinkel en omgeving

Zoals Emmen vroeger de Emmerschans bezat en mogelijk ook Noord en Zuidbarge had ook Roswinkel een eigen schans. Over dit verdedigingswerk is echter heel weinig bekend. Waarschijnlijk is de schans aangelegd in de achttiende eeuw maar zeker is dat niet. Op wiens bevel en met welk doel de schans aangelegd werd weten we ook niet. De overlevering in Roswinkel zegt echter dat het een "boerenverdediging" was die men nodig had om de boeren uit Oberlangen te verdrijven. Deze lieten namelijk met de regelmaat van de klok hun vee op de weiden van de Roswinkeler boeren grazen. De Roswinkelers waren daar natuurlijk niet blij mee maar of ze om reden een heuse schans zouden hebben aangelegd.....?
Er is nooit een archeologisch onderzoek geweest naar de schans in Roswinkel. Toch zou deze redoute, zoals een schans ook wel genoemd wordt, rond 1900 nog zeer herkenbaar aanwezig geweest zijn. In het boek "Roswinkel Vroeger En Nu" herinnert mevrouw J.Boekholt Haan de schans zich als een kuil met daaromheen plat gelopen wallen. Tijdens het slechten van de schans was er veel belangstelling van de bewoners van Roswinkel. De overlevering vertelde namelijk dat er vroeger in de schans ooit eens veel geld was begraven. Helaas voor de toeschouwers werd de schat niet aangetroffen. Wel vond men een geraamte, een put en veel kleine kalken tabakspijpjes. Buiten de schans werden zware dikke brugpijlers gevonden. De schans lag ten zuidoosten van Roswinkel tussen de oude en nieuwe Runde. Waar hij exact gelegen heeft is Historisch Emmen helaas niet bekend.
Roswinkel wordt voor het eerst in een acte vermeld in 1327. Roswinkel werd toen "Roeswinkel" genoemd. Een vertaling van deze acte in 1471 leert ons dat het om een rechterlijke uitspraak gaat tussen het klooster van Schildwolde en de buurtschap van Weerdinge. De naam Roswinkel betekent waarschijnlijk "Paarde weide". Winkel is een oud woord voor weide. Dan zouden de boeren uit deze omgeving vermoedelijk dus wel veel paarden gehouden hebben. Het ware zullen we wel nooit te weten komen.
Opvallend is dat bij alle naamsverklaringen van Roswinkel geen gewag wordt gemaakt van 'Ros' en 'winkel' zijnde riet (ros) wat in de bocht van de Runde (winkel) werd verbouwd! Zo zijn er inmiddels vele herleidingen van de naam 'Roswinkel'.
Roswinkel is een dorp dat altijd al op zichzelf heeft gestaan. Het had meer binding met Westerwolde (oostelijk deel van de provincie Groningen), dan met Emmen. Dit blijkt o.a. uit de veldnamen "dresken" (hetgeen tijdelijk bouwland betekent en oorspronkelijk tussen de Kerkdijk en de Roswinkelerstraat lag) en "wisken" hetgeen half natuurlijke weiden zijn. Deze termen zijn volgens kenners typisch Westerwoldse termen. Die binding was ook in de vorige eeuw nog te zien aan de kleding die men er droeg. Deze week af van de kleding die men in andere Drentse dorpen gewoon was te dragen. Het gevolg van de zelfstandigheid was dat het provinciaal bestuur van Drenthe in 1836 vond dat Roswinkel maar een eigen gemeentebestuur moest krijgen. Het heeft dan ook niet veel gescheeld of het hele feest was nog doorgegaan ook.
De acte uit 1327 maakt niet duidelijk of Roswinkel toen al een eigen kerk had. Volgens de heer Scherft, die veel onderzoek naar Roswinkel heeft gedaan, zouden er aanwijzingen zijn dat Roswinkel zich in de 15e eeuw afsplitst van de moederkerk in Emmen en als zelfstandige parochie verder gaat. Op zich logisch want Roswinkel lag vrij afgelegen van Emmen en de verbindingen waren slecht.
Over het ontstaan van Roswinkel en haar eerste bewoners is Historisch Emmen nog niets bekend. De bewoning was vrij langgerekt en aangelegd op de hogere zandrug van een voormalig veengebied. De meeste boerderijen lagen voornamelijk aan de veen (= west) zijde van de weg. In 1654 telde Roswinkel, behoudens de keuterbedrijfjes, 34 boerenbedrijven.

Boekweit

In de 17e eeuw verbouwde men rondom Roswinkel veel boekweit. Een graansoort die scherp driekantige dopvruchtjes bevatten met één zaad dat eetbaar is. Deze vruchtjes lijken op beukennootjes en de plant wordt overeenkomstig een graangewas gebruikt (echter niet voor brood), vandaar de naam (boek-weit = beuk-tarwe). Boekweit wordt thans nauwelijks nog geteeld wegens de bewerkelijkheid en kwetsbaarheid van de cultuur en wegens de geringe opbrengst. Men spreekt wel van de boekweit brand cultuur omdat dit overeenkomt met een manier van landbouw in de tropen. De omgeving kaal branden en de vrijkomende grond te bebouwen zolang deze vruchtbaar is en daarna te verlaten voor een nieuw terrein. Vooral keuterboeren hielden zich met boekweitteelt bezig. De marke van Roswinkel was te klein voor de boekweitcultuur. Na 6 jaar was de grond uitgeput en moest het 20 jaar braak liggen.
De boekweitcultuur heeft in Roswinkel en omgeving voor diverse conflicten gezorgd. Zo werden er grensverdragen gesloten die echter door de drang naar meer boekweitgronden werden genegeerd door de keuters. In 1773 en 1776 werd dat beantwoord door overvallen van manschappen uit Munster. Eén maal echter waren de Roswinkelers op hun hoede en vond er een treffen plaats waarbij de overmacht van de Roswinkeler bevolking in eerste instantie groot was. Eén van de Munsterse soldaten werd in Emmen bij de drost in bewaring gesteld. De Munstersen lieten het er echter niet bij zitten en lokten de Roswinker boekweitboeren in een hinderlaag waarbij 4 Roswinkelers naar het Munsterland werden afgevoerd. Stadhouder Willem V bereikte in diplomatiek overleg dat in 1786 eigendomsrecht en schaderegeling werden vastgesteld.
Ook leverde de fok van ossen inkomsten op. Doordat in de 17e eeuw "hoorngeld" (een soort belasting) werd ingesteld konden de opbrengsten hiervan per kerspel worden bepaald. Echter rond 1740 deed zich een kentering voor. De westerse boeren gingen zich meer en meer op melkvee bedrijf oriënteren waardoor de vraag naar ossen minderde. Ook de veepest epidemieën zullen daaraan mogelijk hebben bijgedragen.
Door het ontbreken van een goede bestaansbasis was het leven in Roswinkel vol onzekerheden. In een registratie van de schulte uit 1807 blijken de volgende beroepen: 22 keuters, 3 slachters, 5 kooplieden, 3 smeden, 3 kleermakers, 1 schoenlapper, 3 timmerlieden, 2 schoenmakers, 1 wieldraaier, 3 tappers, 2 vleeshouwers, 2 kuipers 2 wevers, 4 ambtenaren, 1 klompenmaker, 1 stoeldraaier en 1 molenaar. Uit de haarstedenregistratie blijkt dat er vele keuters onder de zorg van de diaconie vielen en registreerde de schulte tevens 23 armen en behoeftigen.
Hoewel Roswinkel in de Middeleeuwen niet met een "schuldmudde" (een soort belasting op woeste gronden) is belast waaruit zou kunnen blijken dat het ouder is dan de 10e eeuw, dateren de oudste voorwerpen die men in Roswinkel echter gevonden uit de z.g.n. Karolingische tijd (ongeveer 1200 jaar geleden). Is dit nu het bewijs dat Roswinkel in die tijd al bestond? Het is, door deze vondst wel zeer aannemelijk dat er toch wel een soort dorpje of nederzetting geweest is, want in de Karolingische tijd zal iemand met 145 munten op zak vast niet voor z'n lol door het zeer moeilijk begaanbare veen getrokken zijn.

Straatzangers

In de collectie Brands is een lied aanwezig dat over een gebeurtenis in Roswinkel vertelt. In de vorige eeuw trokken straatzangers van deur tot deur om het laatste nieuws uit het dorp aan de mensen te vertellen (of voor te dragen). Van zo'n straatzanger kon men tegen betaling van ongeveer een stuiver, een vers kopen dat dan voorgezongen werd. Op deze manier kon men de laatste nieuwtjes en schandalen uit het dorp te weten komen. Het vers dat ik Historisch Emmen publiceert dateert uit ongeveer 1890 en heeft drie cent gekost. Zo'n vers was geen verzonnen verhaal. Het onderstaande is dus werkelijk gebeurd. Geniet en huiver:

Komt vrienden wilt aanhoren,
en luistert naar mijn lied.
en geen men stelt te voren, in Roswinkel is geschied.
Geeft er moeite en verdriet.

Daar waren twee geliefden, en
die beminden elkaar
En scheen wel dat die minnaar,
een valsche minnaar waar.
Ja, dat duurde zo zeven jaar,
heeft hij met haar gedaan
En nooit is 't eerlijk meissien,
met een ander gegaan.
Dus is dat niet knap gedaan.


Gij lafaard moogt u schamen, gij
zijt een beest gelijk
Gij volgt in ieder ogen, bij arm
en bij rijk
Ja bij 't minste dier gelijk komt
eens het kind ter wereld
Gij weet eens komt de tijd, dan
weet gij toch wel zeker
Dat gij de vader zijt.


Grote valsaard dat gij zijt, en
ook uw huisgenooten
Hebt gij geen schaamte meer, en
gaat uw kind ontstoken
brengt hem op het pad en eer. Zo
hebt bij geen schaamte meer.


Brengt dus uw zoon uw liefde,
weer op de rechte baan.
Spoort hem dus tot trouwen aan.
Nu gaat hij haar verlaten
Oh wat een deugeniet, vlucht nu
naar het Pruis gebied
Dan komt gewis gepeupel
Nu zet zich tot den strijd, dan
weet gij toch wel zeker
dat gij de vader zijt.


Smokkelaars

Roswinkel lag voor smokkelaars natuurlijk heel gunstig. Het lag immers vlak aan de grens. In de vorige eeuw zijn de ook veel bewoners van Roswinkel wel eens stiekem de grens over geglipt om er goedkope goederen te halen. Eén van deze smokkelaars heette "Zolt" omdat hij veel zout de grens over smokkelde. Een andere bekende smokkelaar was Jan Plagge. Hij wist blindelings alle verborgen paadjes en weggetjes door het veen te vinden zodat hij ongezien de grens over kon komen.

Anekdote

In 1598 werd Drenthe protestant. Na dat jaar moest men de bevolking van Roswinkel er steeds aan herinneren dat ze de kruizen van het vroegere katholiek kerkhof verwijderden. Dit kerkhof lag rond de kerk. Het gebeurde nogal eens dat men niet goed meer wist welke plekken op dit kerkhof nog vrij waren om er iemand te begraven. Voordat de overledene dan ter aarde besteld werd, ging men eerst even graven en kijken welke plek nog vrij was.

Natuurlijk behoort dit en het smokkelen allang tot het verleden.

In het kader van de historie van Roswinkel is het leuk ook de geschiedenis van Berend Pierweijer te vermelden. Hij was destijds een bekend figuur in Roswinkel en Emmen. Op de genealogische site van Jaap Niemeijer is een aparte pagina aan hem gewijd. U kunt de historie
hier lezen

Bronvermelding:
Gerrie van der Veen (die een deel van deze tekst oorspronkelijk heeft gepubliceerd)

L.Grooten, OBS 'De Dreske' te Roswinkel, voor aanvullende informatie.

Femmy van der Veen, OBS 'De Dreske' te Roswinkel, met dank voor het beschikbaar stellen van de jubileumuitgave 1883-1983 ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de OLS I te Roswinkel.

EEN MERKWAARDIG LEVEN.
Door Jaap Niemeijer

Deze titel gaf de Borgerder schrijver-landbouwer Harm Tiesing(1853-1936) mee aan zijn artikel van oktober 1906, gepubliceerd in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1907 [1] , dat verhaalt over de komst naar Drenthe van de in Ede geboren Engelbert Blommink.

Deze Engelbert, geboren op 30 september 1792, was in 1812 geronseld om in het leger van Napoleon te gaan vechten in Rusland. Op weg daarheen was hij echter -samen met anderen- gedeserteerd, om vanuit Polen via Oost-Friesland Nederland weer te bereiken. Tiesing laat hem op "een donkeren en mistigen Decemberavond van den winter 1812/1813.....een der boerenwoningen te Eksloo" binnen gaan "om zijnen honger te stillen en hem eene slaapstede te verschaffen".

Vervolgens wordt verteld, dat Engelbert enige tijd in Exloo blijft en als boerenknecht dienst doet. In 1814 of '15 trok hij van Exloo naar Valthe, waar hij bij een andere boer dezelfde dienstbetrekking aanvaardde.

Hij krijgt kennis aan een weduwe met een kind, met wie hij gaat samenwonen. Hij verdiende de kost op het land en in het veen bij -onder andere- boeren in Roswinkel. Ook trok hij wel de grens over naar het naburige Munsterland, waar hij goedkoop eieren inkocht en vervolgens verhandelde aan turfgravers in de veenstreken rond Stads- en Musselkanaal, maar ook in de omgeving van Emmen. Hij was een vrolijke pierewaaier en deed kennelijk die kwalificatie veel eer aan.

Het verhaal wil, dat hij -gegeven de slechte verkeersmiddelen in die dagen- ook wel dienst deed als boodschapper voor deze en gene.

Ook de toenmalige burgemeester van Emmen, Mr. Jan Jacob Willinge, [2] maakte gebruik van zijn diensten. Eens belastte die hem met het overbrengen van gelden naar Ter Apel. Dat kwamen echter ook twee personen te weten, die Pierewaaier [3] met zijn geldbuidel volgden, met de bedoeling hem onderweg te beroven. Pierewaaier had zich op een dergelijke ontmoeting voorbereid. Toen dan het voornemen van de boeven tot daden zouden worden omgezet, lukte het Pierewaaier de ene tegen de grond te werken en de andere een geduchte klap te geven met een flinke (degen-)stok [4] , die Pierewaaier uit voorzorg had meegenomen.

Het geld kwam op de plaats van bestemming aan. De burgemeester was zeer verguld met zijn dienstbode en wilde graag wat terug doen.

Pierewaaier vertelde toen van zijn vroegere levensloop en van zijn desertie en van zijn tegenwoordige levensomstandigheden en van zijn voornemen om in Drenthe te blijven wonen. Hij wilde -zo vertelde hij de burgemeester- graag trouwen met Antje Jans Roswinkel, de vrouw met wie hij nu wel het huis deelde, maar waarmee hij als gevolg van zijn desertie niet zou kunnen trouwen, door het ontbreken van de vereiste papieren [5] . De heer Willinge, die ook fungeerde als ambtenaar van de burgerlijke stand , wist te bereiken, dat de echtverbintenis toch tot stand kwam [6] , waarbij de reeds geboren kinderen gewettigd werden [7] en de werkelijk naam van de pierewaaier Engelbertus Blom, werd gewijzigd in Berend Pierweijer!


Tot zover het verhaal van Tiesing, die in het artikel ook nog vertelt van de merkwaardige ontmoeting van Berend met zijn -eveneens gedeserteerde- dienstkameraad en van ontmoeting met familieleden.

Pierweijer is tot zijn overlijden in 1862 in Roswinkel blijven wonen, waar hij aan de veendijk van Emmen naar Roswinkel een tapperij hield en door tevens land te ontginnen, de kost verdiende voor hem, zijn vrouw Antje, stiefzoon Jan en zijn acht kinderen. Een geveltekst in een bovenpui van een winkel in de "Stad" [8] te Roswinkel vermeldde het volgende rijmpje:

Piereweyer aan de weg
Wat zou die beter wensen
Dan de zegen van de Heer
En de nering van de mensen

"Pierwaaiers kroost heeft zich verspreid, maar zijn naam blijft aan die plek verbonden, en al heeft hij zich niet door een groot werk voor de maatschappij verdienstelijk kunnen maken, zijn levensloop is merkwaardig genoeg om deze in den Nieuwen Drentschen Volksalmanak te doen opnemen", besluit Tiesing zijn verhaal, waarvan hij de bijzonderheden heeft opgetekend uit de mond van een van de twee toen nog in leven zijnde kinderen. [9]

Het verhaal moet -met de toen heersende vertellingen-cultuur- daarna nog vele malen zijn doorverteld in de wijde omgeving van Emmen en nog steeds weten veel ouderen daar zich de naam Pierweijer te herinneren. Toch wonen er niet veel mensen meer met die naam. In de CD-foongids 1999 vond ik slechts een vermelding.

Ook krantenartikelen werden aan de Pierweijer-historie gewijd. [10] .

Nog recent, op 14 maart 1998, deed de Hoogeveense schrijver/historicus Lammert Huizing (1927) dat in het Nieuwsblad van het Noorden, in de rubriek Rondje Drenthe onder de titel Drentsigheden met een verhaal over een "Spoorweg van ijs tussen Weerdinge en Roswinkel". Aan die weg woonde destijds Berend Pierweijer. Huizing kon er dus niet omheen om het oude verhaal nog eens voor het voetlicht te brengen.

Tot grote vreugde van vele nazaten van Berend Pierweijer verscheen in 1982 het boek, wat in de wandeling "het Pierweijer-boek" is gaan heten. Dat boek getiteld "Het geslacht Pierweijer. Van degenstok tot heden." werd uitgegeven door de Uitgeverij Noorderboek Groningen. Op de omslag staat een degenstok en een geldbuidel afgebeeld. [11]

Het werd geschreven door het toen nog in Den Helder wonende echtpaar Jantinus G. (Tinus) van Dijk (een nazaat) en Pia van Dijk-Bergsma.

Met name Pia deed het monnikenwerk van het samenstellen van het in het boek opgenomen genealogisch overzicht van (bijna) alle nazaten van Berend Pierweijer, met index. Haar man schreef met vaardige pen het voorwoord, waarin een geromantiseerde versie wordt gegeven van het verhaal van Harm Tiesing.

Op zaterdag, 30 oktober 1982, kwamen zo'n 800 leden van de familie Pierweijer in het restaurant in het Noorder Dierenpark in Emmen het boek in ontvangst nemen.

Het echtpaar verzorgde een aantal jaren vanaf 1984 de (kwartaal-)uitgifte van een familiekrantje, "het Pierewaaiertje" geheten.
Hoewel Tinus en Pia veel moeite deden het blad in de benen te houden, wogen uiteindelijk de kosten en moeite voor het echtpaar niet op tegen de afnemende belangstelling en de tanende -actieve- deelname van degenen voor wie ze zich hadden ingezet: de nakomelingen van Berend Pierweijer. Zij besloten daarom de uitgifte van het blad te beëindigen.
In het rijksarchief Drenthe zijn exemplaren bewaard gebleven.

Ook zorgden zij er voor, dat er namens de nazaten van Berend Pierweijer een "Pierewaaiersboom" (een lindeboom) in Roswinkel werd geplant met daarbij een herinneringsbord. Die staat op het talud van de kruising voor het Roswinkeler kanaal. Een leuke bijzonderheid is nog, dat het echtpaar Henk en Ria Brinks aan de Roswinkelerstraat 152, 7895 AS Roswinkel (tel.0591-354251) een kampeerbedrijf runnen onder SVR-vlag, met de toepasselijke naam: "De Pierewaaijer".

In september 1992 verhuisde het echtpaar Dijk-Bergsma naar hun zo vertrouwd geworden Drenthe, waar ze aan de Warmeerweg 99 in Emmen gingen wonen.

Pia was toen al ernstig ziek geweest, maar gelukkig genezen; ze deed veel werk voor de Emmer gemeenschap. Helaas stierf zij -toch nog veel te vroeg- op 3 augustus 1998 op 56-jarige leeftijd. Op de bijeenkomst in het crematorium aan de Meerdijk in Emmen hebben wij afscheid genomen van deze bijzonder sympathieke vrouw.
Haar man, Tinus van Dijk, verhuisde na 2 jaar weer naar Den Helder om dichter bij de kinderen te zijn.
In een telefoongesprek op 22 september 2004 liet hij mij nog weten de webpublicatie van "hun" boek heel erg op prijs te stellen.


naar de top van deze pagina