Terug naar de homepage van Henri Floor Nunspeet en omgeving

De kern Nunspeet telt ruim 19.000 inwoners. Nunspeet heeft een rijk geschakeerd verenigingsleven en goede voorzieningen. De bebouwde kom wordt begrensd door de Hullerweg en de spoorwegverbinding Amersfoort-Zwolle. Net buiten de bebouwde kom ligt de rijksweg A 28.

Vroeger was Nunspeet een echt boerendorp. Tegenwoordig is Nunspeet ook erg geliefd bij de vele toeristen. Vanwege de grote toeristenstroom zijn er vele recreatiemogelijkheden ontwikkeld zoals wandel- en fietsroutes. Ook voor watersporters is Nunspeet erg aantrekkelijk. Het Veluwemeer biedt mogelijkheden voor zwemmen, surfen, varen en vissen.

Mede door de gunstige geografische ligging is Nunspeet uitgegroeid tot een prettige plaats om te wonen, te werken en te recreëren. Niet alleen toeristen kiezen voor Nunspeet. Ook voor bedrijven is het een goede vestigingsplaats. Op de bedrijventerreinen Feithenhof en Lepelingen I en II zijn diverse nationaal en internationaal bekende bedrijven gevestigd.

Historie

Al sinds vele eeuwen wonen hier mensen. De eerste vormen van bestuur dateren van even na het jaar 1000, toen het schoutambt Ermelo ontstond. Dit schoutambt besloeg het grondgebied van de huidige gemeenten Nunspeet, Ermelo en Harderwijk. Als gevolg van de stedelijke ontwikkeling die Harderwijk doormaakte, ging deze plaats sinds de dertiende eeuw zelfstandig verder. De dorpen Elspeet en Vierhouten hoorden in deze periode overigens nog bij Barneveld.

In 1812 werden Nunspeet en Ermelo formeel van elkaar losgemaakt, om zes jaar later, op 1 januari 1818 weer te worden samengevoegd tot één gemeente Ermelo. Op dat moment werden ook de dorpen Elspeet en Vierhouten aan de gemeente Ermelo toegevoegd. Ondanks het feit dat Ermelo de naam van de gemeente was, resideerde het bestuur in Nunspeet. Nunspeet was in die tijd ook de grootste woonkern.

Er bestonden grote spanningen tussen de verschillende dorpen die samen de gemeente Ermelo vormden. Daarom werd in 1856 besloten een financiële splitsing in het gemeentebestuur aan te brengen. Toch werden hiermee niet alle problemen opgelost. Een gedeelte van de bevolking bleef ijveren voor een definitieve splitsing van de gemeente. De belangen van Ermelo zouden niet voldoende behartigd worden door het in Nunspeet gevestigde bestuur. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw is dit uitgebreid bij de provincie aan de orde gesteld. Het resultaat was dat er inderdaad meer aandacht kwam voor de behoeften van het dorp Ermelo. Er werd straatverlichting aangelegd. Met financiële steun van een particulier werd een spoorweghalte te Ermelo geopend. De gemeente droeg de kosten voor de aanleg van een weg vanuit het dorp naar het station. Toch was de gang van zaken niet naar de zin van het Ermelose gedeelte van de bevolking. De afstand Ermelo-Nunspeet bleek niet enkel geografisch, ook bestuurlijk voelde men zich te weinig bij elkaar betrokken. De verschillen waren groot: waar Nunspeet het vooral van toerisme en industrie moest hebben, waren de Ermeloërs meer gericht op de in het dorp gevestigde zorginstellingen. Daarom bleef men in beide dorpen werken aan een splitsing van de beide gemeenten, wat in 1972 eindelijk tot resultaat leidde.

De bevolking groeide in de negentiende eeuw sterk; in 1832 waren het 1600 inwoners, eind negentiende eeuw was dit gegroeid tot 9000 inwoners en in 1912 waren het er al meer dan 10.000. Deze bevolkingsgroei had grote invloed op de vanouds sterk agrarische inrichting van de gemeente. Werkloosheid en armoede deden hun intrede. Een eerste echte aanzet om hier iets aan te doen, was de oprichting van de katoenfabriek met bijbehorende ververij aan de Laan in Nunspeet. Velen vonden hier werk. Ook door uitgebreide bebossingsprojecten van zowel het gemeentebestuur als particulieren, kwamen velen aan werk. In 1895 richtte F.A. Molijn de Maatschappij De Veluwe op en legde daarmee de grondslag voor de latere Veluvine Verffabriek.
Een andere belangrijke bron van inkomsten was sinds de tweede helft van de negentiende eeuw het toerisme. En van tijdelijke bewoning ontstond geleidelijk aan een permanente bewoning door een gemèleerd gezelschap uit vele delen van het land. Onder hen bevonden zich veel kunstenaars (vooral bekende schilders zoals Arthur Briët en Edzard Koning) en welgestelde 'kapitalisten of rentenier'. Vele pensions werden geopend, waardoor een nieuwe vorm van werkgelegenheid ontstond. Ook veel kampeerders vonden hun vaste plaats in Nunspeet en omgeving. Diverse vakantiekolonies ontstonden en zowel handel als middenstand floreerden hierbij.

naar de top van deze pagina