|
Nijkerk en omgeving
|
Nijkerk is een robuuste randgemeente gelegen aan de rand van de Randstad en grenzend aan de mooie natuur van de Veluwe. De gemeente Nijkerk is op 1 januari 2000 ontstaan door een fusie met de gemeente Hoevelaken en bestaat uit de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken. Nijkerk is een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiegemeente. De gemeente telt per 1 januari 2003 37.767 inwoners en heeft naast de gezellige woonkernen ook een mooi buitengebied.
Aan de rand van de Noord-West Veluwe en de Gelderse Vallei, op de grens van bouw- en weiland, bij bos, hei en Nijkerkernauw ligt Nijkerk, een stad met een rijke historie. Er wordt al vroeg vermeld, dat de evangelieprediker Ludger in deze streek heeft rondgetrokken en een Godshuis heeft gebouwd op een plaats waar eerst heidense offers gebracht zouden zijn. Wellicht is alhier toen een kapel gesticht. Deze zou getroffen kunnen zijn door de veenbrand, die in 1222 in Vunnilo uitbrak. Immers in dat jaar wordt door eigenaren van erven in de buurtschappen Wullenhoven, Slichtenhorst, Holk, De Veenhuis, Nekkeveld, Ark en Doornsteeg beloofd, dat zij gezamenlijk in het onderhoud van de pastoor zullen voorzien. Toen zal een nieuwe kerk zijn gebouwd, waaraan de plaatsnaam Nijkerk is ontleend.
Het kerkdorp, onbeschermd tegen de zeevloeden van de toenmalige Zuiderzee, vraagt aan Reijnout III van Gelre om het land met een dijk te mogen beschermen; 28 maart 1356 wordt hiertoe vergunning verleend. Het beschermde land draagt de naam Erckemede, later Arkemheen. Vanouds zijn hier veeteelt en hooibouw belangrijke bronnen van inkomsten.
Als grensplaats tussen het bisdom Utrecht en het hertogdom Gelre heeft Nijkerk veel te lijden van oorlogsgeweld en in 1412 wordt het dorp verwoest. Hertog Reinolt IV van Gelre verleent Nijkerk als vergoeding voor de schade op 27 maart 1413 stedelijke vrijheid en rechten. De inwoners mogen uit hun midden twaalf schepenen kiezen om de stad te besturen en er recht te spreken. Verder krijgt men onder ander vrijdom van landtollen in Gelre.
Nijkerk, nu een Gelderse stad, wordt na enige tijd met een gracht omringd. Drie poorten geven toegang tot "de Vest", voor stadsmuren heeft vermoedelijk het geld ontbroken. Spoedig daarna moet Nijkerk het ontgelden in de Utrechts-Gelderse oorlogen en brandt in 1421 de kerk af. Het duurt tot 1461 voordat men kan beginnen met de herbouw. Om strooptochten tegen te gaan laat Hertog Arnoud in 1427 het slot Hulckensteijn bouwen, even ten noorden van de zeedijk, waardoor hij de mond van de Eem beheerst en de bewoners van de Veluwe kan beschermen. In 1989 is bij baggerwerkzaamheden een stenen muur aangetroffen welke mogelijk deel heeft uitgemaakt van het slot.
Na periodes van oorlog en vrede treft de stad in 1540 een nieuwe ramp: bij een stadsbrand gaan bijna alle huizen en de kerk in vlammen op. Snel wordt de opbouw ter hand genomen, maar dan breken weer moeilijke tijden aan: de hervorming dringt tot deze streek door. In deze tijd komt de parochiekerk in bezit van de protestanten. In de zeventiende eeuw trekken de zogenaamde ambtsjonkers, leden van de adel, de macht aan zich. Namens hen bestuurt een schout de gemeente. Nijkerk ontwikkelt zich langzamerhand tot een belangrijk centrum van de Noord-West Veluwe. Omstreeks het jaar 1636 begint men veel tabak te verbouwen, de handel wordt levendig, vooral met Amsterdam. Maar het jaar 1636 wordt ook gekenmerkt door de pest waaraan ongeveer de helft van de bevolking sterft; het weeshuis dateert uit deze tijd.
Nu ook zoeken Nijkerkers hun geluk in de nieuwe wereld, Amerika. Deze pioniers hebben als landbouwers of handelaars een belangrijke rol gespeeld bij de stichting van de kolonie Nieuw-Nederland. Kiliaen van Rensselaer sticht Rensselaerswyck, in de huidige staat New York; de vader van de Gelderse historicus Arend van Slichtenhorst sticht Albany en Arendt van Curler de stad Schenectady, met welke stad Nijkerk nog steeds vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt.
In de achttiende eeuw komt Nijkerk bijzonder in de belangstelling door de "Nijkerkse beroering" van 1749-1750, een opwekkingsbeweging waarvan ds. Gerardus Kuypers het middelpunt is. Ernstig, welsprekend, scherpzinnig en vroom als hij is heeft hij grote invloed op zijn gemeente. De uitingen van innerlijke ontroering en bekering brengen de hele stad in beweging. Dit beperkt zich niet tot Nijkerk maar breidt zich uit tot andere plaatsen, vooral op de Veluwe en in Zuid-Holland. Op een gegeven moment neemt de kerkenraad op instigatie van ds. Kuypers het besluit om tot ordemaatregelen over te gaan. Dit heeft een kalmerende werking en langzamerhand keren orde en rust in de kerk terug.
De bevolking neemt in vijftig jaar toe met 40% en in 1795 telt de gemeente, na Arnhem, de meeste inwoners op de Veluwe.
In 1720 wordt de verbreding van de Arkergraft tot een "Vaart" voltooid, waardoor er een goede rechtstreekse verbinding is tussen Nijkerk en de Zuiderzee, Handel, scheepvaart, landbouw en tabaksteelt zijn de belangrijkste middelen van bestaan. De handel wordt bevorderd door lsraëlitische kooplieden, die zich in Nijkerk vestigen. Vooral de tabaksteelt geeft een rijke winst. In 1765 wordt de glasblazerij "Padang" gevestigd, die een redelijk groot aantal inwoners werk verschaft. Door de inkomsten van de Arkervaart en de Waag komt er in deze periode veel tot stand: zo wordt onder meer het Stadhuis gebouwd en de torenspits vernieuwd, waarin het beroemde klokkenspel wordt gehangen. Alle welvaart van deze gouden eeuw gaat in de Franse tijd verloren. De glasblazerij wordt in 1814 opgeheven. Het Franse monopolie van verkoop van Franse tabak maakt een eind aan de tabakscultuur in Nijkerk. Na 1813 leeft de tabaksteelt weer even op, maar door de grote concurrentie met de tropische tabaksoorten verdwijnt het Nijkerkse produkt rond 1900 geheel.
In deze tijd wordt het Nijkerkerveen ontgonnen en gaat men zich meer toeleggen op landbouw en veeteelt. Kleine en middelgrote bedrijven vestigen zich. De oudste hiervan zijn de landelijk bekende uitgeverij en drukkerij Callenbach (1854). In 1825 wordt de Zuiderzeestraatweg aangelegd en in 1863 komt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle tot stand. De ontwikkeling van de industrie zet zich voort in de twintigste eeuw.
In 1916 wordt Nijkerk getroffen door een overstroming, waardoor de strijd tegen het water en het belang van een goede waterkering weer bijzonder actueel worden. In 1933 wordt de sluis uit 1703 vervangen door een sluis met een capaciteit van schepen van 250 ton. Een en ander houdt mede verband met de afsluiting van de Zuiderzee.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lijdt Nijkerk twee keer schade: in de strijd tegen de Duitse bezetters wordt de stad in mei 1940 beschoten door het Nederlandse leger en in april 1945 door Canadezen. Direct na deze oorlog begint men met het herstel. Nieuwe industrieën worden aangetrokken. Grote aandacht wordt besteed aan beroepsonderwijs. De ontwikkelingen in de binnenscheepvaart van de afgelopen decennia maakten de bouw van een grotere sluis nodig. Na vele jaren van voorbereiding werd in 1987 de nieuwe sluis officieel in gebruik genomen; het resultaat van een unieke samenwerking tussen rijk, provincie, gemeenten en het plaatselijk bedrijfsleven.
Door het gereedkomen van de autosnelweg Amersfoort-Zwolle, de aanleg van het recreatiegebied "Nieuw-Huickesteijn" aan het Nijkerkernauw, de aanleg van de nieuwe Arkersluis, de ontwikkelingen in de Flevopolders, alsmede door een toenemend aantal personen, dat zich vanuit de randstad in Nijkerk vestigde, is het karakter van stad en streek veranderd.