Terug naar de homepage van Henri Floor Maarn en omgeving

Maarn Toen......
De gemeente Maarn, bestaande uit het dorp Maarn en de buurtschap Maarsbergen, is voortgekomen uit de marken Maarn en Maarsbergen (toen geheten Mersebergh).

Op 15 januari 1833 werd de begrenzing officieel bij akte bepaald. Maarn en Maarsbergen worden evenwel gemeentelijk als één beschouwd sinds in 1801 de provinciale besturen de bevoegdheid kregen om in de plattelandsgemeenten schepenen aan te stellen. Voor de marken Maarn en Maarsbergen werden dezelfde personen gekozen. Als schout fungeerde reeds lang voor beide marken dezelfde persoon. Tijdens de Franse overheersing in 1811 werden de colleges van schout en schepenen ontbonden. Na de bevrijding van de Fransen werden de oude markebesturen niet meer in ere hersteld en is men het grondgebied van de beide marken als één gaan beschouwen. Maarn en Maarsbergen zijn dus nooit twee afzonderlijke gemeenten geweest, evenmin als Maarn ooit deel uit heeft gemaakt van de gemeente Doorn. Wel hebben de gemeenten Doorn en Maarn gedurende de periode 1848-1924 dezelfde burgemeester gehad en is de secretarie van Maarn in die tijd gevestigd geweest in het gemeentehuis van Doorn. Vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders en van de gemeenteraad werden in die tijd gehouden in een vertrek van café "de Plattenberg" te Maarn.

Doordat de heer mr. Jan Andries du Bois(1777-1848) enige invloed uit kon oefenen werd in 1845 station Maarsbergen een feit. Maarn was toen nog "onbelangrijk" en kreeg geen station. De opkomst van het dorp Maarn is echter wel te danken aan de aanleg van deze spoorlijn en aan de afgraving van de zuidelijke bergrug van de Heuvelrug. Halverwege de vorige eeuw vestigden gezinnen van zandafgravers en spoorwegmedewerkers zich in het dorp Maarn. De Zanderij en het rangeeremplacement van de spoorwegen waren enorm belangrijk voor de werkgelegenheid. Zo werd het dorp Maarn omvangrijker en ontstond er meer bedrijvigheid. Ook Maarn kreeg nu een station en er werden scholen en winkels gebouwd.

In 1924 kreeg Maarn een eigen burgemeester en een jaar later werd het gemeentehuis van Maarn geopend.

Maarn Nu.....

De gemeente Maarn wordt doorsneden door de A12 en de spoorverbinding Utrecht-Arnhem. Twee vervoersaders die sterk bepalend zijn geweest voor de gemeente en dit ook in toekomst nog zullen zijn. De gunstige ligging heeft veel mensen naar Maarn en Maarsbergen doen trekken. De gemeente telt thans 5868 inwoners en heeft 2866 woningen.

Het voorzieningenniveau in de gemeente ligt hoog. In het Gezondheidscentrum in het centrum van het dorp zijn artsen, apotheek en fysiotherapeuten onder een dak gevestigd. In het sociaal cultureel centrum "De Twee Marken" vinden diverse activiteiten plaats. Zowel op het gebied van cultuur als sport. Elke twee jaar wordt hier ook de manifestatie Doe Maar(n) gehouden. Maarnse bedrijven, instellingen en verenigingen presenteren zich hier aan, in het bijzonder, de nieuwe inwoners van de gemeente.

Ook het buurtschap Maarsbergen is de laatste jaren volop in ontwikkeling. Er zijn drie aantrekkelijke nieuwe woonwijken gebouwd. De aanleg van een nieuw bedrijventerrein is van groot belang voor de werkgelegenheid.

De gemeente Maarn geniet grote bekendheid door haar natuurlijk ligging in de prachtige bossen van de Utrechtse Heuvelrug en het schitterende overgangsgebied naar de Gelderse Vallei. Het Nationaal Park Heuvelrug i.o. is volop in ontwikkeling. Veel aandacht wordt besteed aan de flora en fauna. Voor de recreatie heeft het Henschotermeer grote aantrekkingskracht. Door een uitbreiding van het aantal rijwielpaden en ruiterroutes in de gemeente Maarn en directe omgeving kunnen inwoners en recreanten nu en in de toekomst volop van de natuurlijke rust genieten.


Maarsbergen

Maarsbergen is altijd een vrij onbeduidend, klein dorpje geweest aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug. Het had tot ver in de negentiende eeuw geen dorpskern, maar mensen woonden verspreid in voornamelijk boerderijen en daglonerswoningen. Door het geringe aantal inwoners, de geisoleerde ligging van de streek (voor aanleg van de spoorlijn en station in 1845) en het grootgrondbezit van Kasteel Maarsbergen, verliepen de meeste ontwikkelingen trager dan elders.
Toch heeft Maarsbergen een zeer interessante geschiedenis. Er zijn in het landschap nog veel elementen uit het verleden te herkennen. Cultuurhistorische elementen zoals boerderijen, daglonershuisjes, bakhuizen, schaapskooien, hooibergen, houtwallen, waterlopen en kerkepaden vormen een groot deel van de charme van het dorp.
In 1998 heeft de rijksdienst voor Monumentenzorg een groot gedeelte van het landgoed Maarsbergen aangewezen als historische buitenplaats. Hieronder vallen het kasteel met vrijwel alle bijgebouwen, twee boerderijen, de oorspronkelijke parkaanleg van het kasteel en de eendenkooi De Kom.

KASTEEL MAARSBERGEN
Er was in de 12e eeuw al sprake van een proosdijgoed. Na vele verwikkelingen, vooral op het gebied van gronden en rechten, kwam het goed in 1882 in handen van Jhr. Godin de Beaufort. In 1930 is het kasteel gerestaureerd en is nog steeds in bezit van de familie Godin de Beaufort. Landgoed Maarsbergen biedt een mooi landschap van bijna 400 ha bos en landbouwgrond, met als functies wonen, bosbouw, landbouw, natuurbeheer en rustige vormen van recreatie.

MUSEUM VALKENHEIDE
Laat aan de hand van documenten, fotomaterialen en gebruiksvoorwerpen een 'Gestichtsgeschiedenis' zien. Vroeger een opvoedingsgesticht, nu een centrum van Jeugdhulpverlening, waarin de probleemjongere centraal staat.
Openingstijden: di.10.00-12.00 uur, do. 19.00-21.00 uur en tevens op afspraak.
Toegang: gratis
Adres: Landgoed Valkenheide, 3953 MC MAARSBERGEN Tel:0343-431606

KAASBOERDERIJ DE WEISTAAR
Demonstratie van kaas- en boterbereiding rond 1900. Collecties van kaasstolpen (ca 100) en klederdrachten. Verder fotowinkel, bakkerswinkel, textielwinkel, mutsenwinkel en marktplein van omstreeks 1900.
De Weistaar is tevens een partyboerderi j waar in een gezellige sfeer en ambiance een feest, bruiloft of party gevierd kan worden
Openingstijden: di t/m za 9.00-18.00 uur en tevens op afspraak.
Toegang: gratis
Adres: Rottegatsteeg 6, 3953 MN MAARSBERGEN Tel:033-2861943


Zwerfsteneneiland
Ten westen van Maarn doorsnijden A12 en spoorlijn Utrecht-Arnhem de Utrechtse Heuvelrug. Hier ligt ook een zandafgraving. Bij de graafwerkzaamheden kwam niet alleen zand tevoorschijn. Er werden ook zwerfstenen aangetroffen. Meer dan 150.000 jaar geleden kwamen deze stenen na een zwerftocht van soms duizenden kilometers op deze plaats aan. Nu vormen de hier opgegraven zwerfstenen, juist omdat ze bij elkaar zijn gebleven, een collectie die uniek is in Nederland en zelfs in Noordwest Europa.

De zandafgraving bij Maarn is gelegen in de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug. Deze stuwwal is in hoofdzaak gedurende de voorlaatste ijstijd ontstaan. Op zijn weg uit Scandinavie nam een enorme landijsgletsjer stenen en ander bodemmateriaal met zich mee.
Een van de vele geologische interessante aspecten is dat zowel stenen uit Scandinavie als stenen uit het zuiden (Belgie en Duitsland) hier bij elkaar aangetroffen worden. De stenen uit het zuiden zijn met ijsschotsen via de voorlopers van Rijn en Maas naar het noorden gekomen.

Iedere eerste zaterdag van de maand wordt er een rondleiding gegeven onder deskundige begeleiding en verder uitsluitend op afspraak. Ook voor groepen zijn er mogelijkheden. Voor de rondleiding kunt u zich opgeven bij de VVV in Maarn tel: 0343-444787. Voor meer informatie over het zwerfsteneneiland kunt u ook bellen met de VVV. Ook kunt u kijken op de site over Aardkundige Waarden, met veel foto's en informatie over en van het zwerfsteneneiland!
naar de top van deze pagina

Dorpshuis De Twee Marken
Het Dorpshuis in Maarn is in 1974/75 gebouwd. Sinds 1990, na een grondige verbouwing en uitbreiding, wordt het Sociaal-Cultureel Centrum "De Twee Marken" genoemd. De naam duidt op de twee marken, Manderen (Maarn) en Mersberch (Maarsbergen), waaruit de gemeente Maarn is ontstaan. Bij een mark hebben de bewoners van de streek speciale gebruiksrechten op met name de bos-, heide- en weidegronden voor de uitoefening van bosbouw, veeteelt en akkerbouw. Oorspronkelijk bezat ieder boerenbedrijf het recht om volgens een bepaalde verdeelsleutel vee te weiden, hooi te winnen, plaggen en turf te steken en hout te verzamelen op de zogenaamde gemene gronden. Dit was zowel in Maarn en Maarsbergen het geval. De oude naam voor Maarn, Mandron (Latijn) of Manderen verwijst zelf ook rechtstreeks naar de mark. Manderen betekent namelijk 'gemeenschappelijk gebruikte landerijen'. Mersberch staat voor 'moeras bij de berg'.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Boerderij Berkenzand
Over de naam van deze Maarnse boerderij bestaat wat onenigheid, soms wordt het ook wel aangeduid als Berkenzaad. Berkenzand is echter het meest waarschijnlijk. Deze boerderij is voor 1751 ontstaan in de Birk-ontginning. Het gebied bestond daarvoor uit heidegrond met berkenopslag. De naam van de boerderij verwijst hier nog naar. Aan Berkenzand is in de loop der jaren veel verbouwd, maar mogelijk dateren onderdelen van de boerderij nog uit de achttiende eeuw. Voor de Tweede Wereldoorlog werd door de toenmalige eigenaar het besluit genomen om Berkenzand te slopen. Toen hij bij de pachters kwam kijken, vond hij de schouw in de woonkamer echter zo mooi, dat de sloop niet doorging. Berkenzand werd weer opgeknapt en kon gelukkig weer jaren mee. De boerderij heeft een wit gepleisterde voorgevel met een symmetrische vensterverdeling. De vensters hebben luiken. Berkenzand is een typische hallehuisboerderij met een driebeukige opzet.
De hoge middenbeuk (de halle) deed aan de achterzijde van het huis dienst als dorsvloer en de oogstopslag vond plaats op de zolder boven de gebintbalken. De oogst kon naar binnen worden gebracht door de grote deeldeuren of door het oogstluik daarboven. Ook kon het hooi en koren opgeborgen worden in een kapberg achter de boerderij. In de zijbeuken aan weerszijden van de deel bevonden zich de stallen, waar het vee met de koppen naar de deel stond toegekeerd. Tot het begin van deze eeuw bevonden zich in Berkenzand potstallen. De potstallen waren noodzakelijk voor het verzamelen van zoveel mogelijk mest. Gedurende de staltijd bleef de mest. die regelmatig werd afgedekt met een laag plaggen, in de stal liggen. Pas in het voorjaar, als de koeien weer naar buiten gingen, werd de potstal leeggeschept en werd de mest, vermengd met plaggen, over de akker verspreid.
Dit was een zwaar karwei. In het begin van de twintigste eeuw werden de grupstallen gebouwd. Mest en gier vielen in de grup en werden door de boer regelmatig verwijderd uit de stal. De grupstallen van Berkenzand zijn nog intact. De driebeukige opzet van de hallehuisboerderij is ook in het voorste woongedeelte nog terug te vinden. De middenbeuk was vroeger de dagelijkse woonruimte met stookplaats en schouw. In de zijbeuken lagen de berg-, slaap- (de bedsteden) en werkruimtes. Ook bevond zich in een zijbeuk de melkkelder en opkamer. Tot het begin van de twintigste eeuw maakten de Maarnse boerinnen zelf boter door de afgeschepte room met de hand te karnen. Daarna werd de melk opgehaald in bussen en vervoerd naar zuivelfabrieken in de omgeving. Tijdens de Open Monumentendag is in Berkenzand een postertentoonstelling over het gemengde bedrijf (akkerbouw en veeteelt), zoals dat tot ongeveer de Tweede Wereldoorlog in Maarn heeft bestaan.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Droststeeg
Van de Droststeeg wordt beweerd dat deze lange tijd in gebruik is geweest als kerken pad. Omdat in Maarn en Maarsbergen geen kerken waren, maakten de gelovigen de gang naar de kerk in een ander dorp. De hele gemeente behoorde kerkelijk tot Doorn, maar de inwoners gingen zowel in Doorn als Woudenberg naar de kerk. Er liepen derhalve verschillende (voet)paden vanuit de beide dorpen richting Woudenberg en Doorn. Toen in 1884 de Hervormde Kerk in Maarsbergen in gebruik werd genomen en in 1923 de Kapel in Maarn, raakten de kerken paden hun oorspronkelijke functie kwijt. Of de Droststeeg ook daadwerkelijk als kerken pad heeft gefunctioneerd, is onduidelijk. De naam van de steeg verwijst naar David Godin, in de tweede helft van de zeventiende eeuw drost van Maartensdijk en eigenaar van grote stukken grond en een aantal boerderijen in Maarn. Deze drost, een rechterlijk ambtenaar op het platteland, bezat een fraai buiten in Maarn, Eijckelenborgh geheten. Het is in de achttiende eeuw verdwenen, maar de naam leeft nog nu nog voort in de boerderij Eijkelenburg, welke later tijdens de fietstocht wordt aangedaan
De naam Droststeeg verwijst naar de drost van Maartensdijk die in de zeventiende eeuw een versterkt stenen huis in bezit had, Eijckelenborgh, genaamd.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Koeheuvels
De Ted Visserweg heette vroeger de Koeisteeg. Over deze steeg werden de koeien van de Maarnse boerderijen op de eng naar de weidegebieden in de Meent gebracht. Men kwam met de koeien dan langs stuifzand heuvels die men op den duur de Koeheuvels is gaan noemen. Het gebied van de Koeheuvels is zeer karakteristiek voor het dorp Maarn. Het terrein van ongeveer 11 hectare groot is een restant van een groter stuifzand- en heidegebied dat vroeger op deze plaats aanwezig was. Het dankt zijn ontstaan aan de schapencultuur die tot een eeuw geleden in Maarn heel belangrijk was. Om de vruchtbaarheid van het bouwland op peil te houden werd namelijk vooral schapen mest gebruikt. De schapen graasden overdag op de uitgestrekte heidevelden en verbleven 's nachts in de schaapskooien. De mest, vermengd met een grote hoeveelheid heideplaggen, werd op de akkers gebracht. Zo kregen de bomen geen kans en bleef de heide in stand.
De Koeheuvels laten eigenlijk zien, wat er gebeurt als de grond te intensief wordt gebruikt. Boeren lieten soms op de gezamenlijke gronden teveel schapen lopen of staken teveel plaggen. De vegetatie verdween en er ontstond een zandverstuiving. Dit is op veel plaatsen op de Utrechtse Heuvelrug gebeurd. De boeren hadden veel last van de zandverstuivingen die ze zelf hadden veroorzaakt. Het stuivende zand kon namelijk hun verderop gelegen akkers bedekken, waardoor de planten verstikten. Toen de schapencultuur door de introductie van de kunstmest verdween, werd de vegetatie niet meer kortgehouden. Hierdoor raakte de heide overwoekerd. De gemeente Maarn heeft recent besloten de Koeheuvels in hun oude staat terug te brengen. Door vrijwilligers (onder andere schoolkinderen) zijn bomen en struiken verwijderd. Ook is de humuslaag op sommige plaatsen verwijderd, waardoor er een bodem boven kwam die arm is aan voedingsstoffen. Hierdoor krijgen heide en verschillende diersoorten weer een kans. Zo komt in deze omgeving de hazelworm nog voor. Deze kleine, gladde slang is in feite een pootloze hagedis en een typische bewoner van heide en bosranden. De hazelworm is volstrekt ongevaarlijk. De Koeheuvels zien er vandaag de dag weer uit zoals honderd jaar geleden. Op het iets verder gelegen Landgoed Peppelenk staan prachtige, beschermde jeneverbesstruiken. De jeneverbes heeft het moeilijk in Nederland, omdat de struik zich niet meer natuurlijk kan verjongen. Waarschijnlijk is het vrijwel uitsterven van de korhoenders hiervan de oorzaak (voorkieming van het zaad in de maag van deze vogel).
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Hoekenkamp
Tegenwoordig wordt dit boerderijtje De Hoekenkamp genoemd, maar voor de Tweede Wereldoorlog noemden de bewoners van de buurtschap De Hoeken kamp het boerderijtje Zeldenrust. De Hoekenkamp is het enige boerderijtje van de Maarnse eng dat behouden is. Dit is een belangrijke reden waarom het op de concept-gemeentelijke monumentenlijst is geplaatst. Met name de combinatie van het boerderijtje met het aangelegen land is bijzonder waardevol. Daarom zou er naar gestreefd moeten worden om dit geheel van boerderij en akker te beschermen en te bewaren.
Het pand is meerdere malen verbouwd (met name de achter- en zijgevel(s)), waardoor het moeilijk is te dateren. Waarschijnlijk is het aan het begin van de negentiende eeuw gebouwd op de huidige plek. Het kleine, witgepleisterde boerderijtje is zeer karakteristiek voor Maarn en omgeving. Het is een gemengd bedrijfje geweest. Dit betekent dat er naast vee (enkele koeien, varkens, een paard en wat kippen) ook akkerbouw plaatsvond.
Van oudsher werden er op de Maarnse zandgronden voornamelijk rogge en wat haver (voor de paarden) verbouwd. Omstreeks 1400 werd een nieuw gewas geïntroduceerd, dat een vooraanstaande plaats zou gaan innemen op de Heuvelrug: boekweit. Boekweit betekent eigenlijk beuk-tarwe. Het wordt zo genoemd vanwege de vorm van de vruchten die aan de plant groeien. Tot het einde van de negentiende eeuw bleef de boekweit een belangrijk bestanddeel van het voedsel voor de inwoners van Maarn (in pap en pannenkoeken). De boekweitteelt stimuleerde de boeren ook om een andere neventak te ontwikkelen: de bijenhouderij. Men hield bijen voor het verkrijgen van honing, omdat suiker als zoetstof nog onbekend was. Van de bijenwas werden kaarsen gemaakt. De opbrengst van boekweit hangt af van de mate waarin bijen voor bestuiving weten te zorgen. Door de opkomst van de kunstmest aan het einde van de negentiende eeuw namen andere gewassen snel de plaats van boekweit in. Na de Tweede Wereldoorlog verdween het gemengde karakter van de Maarnse boerderijen en schakelde men geheel over op veeteelt.
De akker bij De Hoekenkamp is echter nog steeds bouwland. De eigenaar heeft zich samen met de Vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk ingezet voor de voortzetting van het oorspronkelijke gebruik van de akker. Jaarlijks wordt rogge gezaaid, welke in juli wordt geoogst. De akker heeft naast een cultuurhistorische waarde, een hoge botanische waarde, omdat er geen bestrijdingsmiddelen worden toegepast. Zo kan men ieder jaar genieten van de vele korenbloemen tussen de rogge, maar er groeien ook zeldzame planten als korensla en leeuwentand.
Tijdens de Open Monumentendag zal een imker uitleg geven over de bijenhouderij. Ook is er een tentoonstelling van oude landbouwwerktuigen en zal er bovendien een demonstratie worden gegeven, hoe in vroeger dagen de akkers met paarden werden geploegd.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Huize Landeck
Huize Landeck is samen met de voormalige dienstwoning (laan van laag Kanje 4) aangewezen als Rijksmonument. Het landhuis werd in 1922 gebouwd in opdracht van baron Willem Hendrik Taets van Amerongen. De naam verwijst naar een plaatsje in Silezië, toen nog Duits, vlakbij de Tsjechische grens. Tegenwoordig heet dit plaatsje Ladek en ligt het in Polen. Uit deze plaats was de moeder van de opdrachtgever afkomstig, mevrouw W. J. E. F. von Knobelsdorff.
Landeck is vrijwel geheel opgetrokken met hout afkomstig uit een fabriek in Silezië. Door de geldontwaarding in Duitsland was het materiaal in die tijd goedkoop. De onderkeldering en de stenen fundering werden gemaakt door een aannemer uit Woudenberg. Het hout voor het huis werd kant en klaar aangevoerd per trein en is vermoedelijk met paard en wagen naar de laan van laag Kanje gebracht. Er schijnen 30 tot 40 van dit soort huizen in Nederland te zijn gebouwd. Het huis is in 1935 eigendom geworden van baron R. F. C. Bentinck en zijn echtgenote E. H. Bentinck van Eeghen. Hun zoon, baron O. E. H. Bentinck, is de huidige eigenaar en bewoner.
Het landhuis heeft een rechthoekige plattegrond, bestaat uit twee bouwlagen met een zoldering onder twee ver overstekende, elkaar kruisende zadeldaken. Het heeft een rood pannendak; de pannen zijn van het type verbeterd Hollands. De gevels bestaan uit witgeverfde, brede, horizontale rabatdelen boven een bakstenen plint. In de topgevels een uitkragend topgevelbeschot van groen geschilderde, verticale planken. De toegangsdeur bevindt zich in de enigszins asymmetrisch ingedeelde voorgevel en wordt bereikt via een stenen trap in een grote rechthoekig portiek annex balkon met aan de voorzijde een tweetal vrijstaande houten, Toscaanse zuilen op stenen voet, die een boogvormig gesloten luifel dragen. Tegen de linkergevel staat een serre met afgeschuinde zijden. De rechtergevel is in 1929 in opdracht van de familie Taets van Amerongen uitgebreid met een aanbouw onder een plat dak.
De oorspronkelijke dienstwoning voor de huisknecht is een geheel vrijstaand, bakstenen woonhuis op L-vormige plattegrond en dateert net als Landeck uit het begin van de twintigste eeuw. Het voorhuis telt twee bouwlagen en een zoldering, het achterhuis anderhalve bouwlaag. Beide bouwdelen liggen onder ver overstekende zadeldaken op ongelijke voet- en nokhoogte die gedekt zijn met rode en grijze kruispannen. De gevels zijn opgetrokken uit baksteen boven een gepleisterde plint en worden verlevendigd door banden van gele en rode baksteen. De symmetrisch opgezette voorgevel heeft drie vensters met roeden bovenlichten en halve paneelluiken. Tegen de linkergevel van het achterhuis is over de volle lengte een serre onder lessenaarsdak aangebouwd. De tuin van Huize Landeck is aangelegd in een streng geometrische stijl.
De perken zijn helaas grotendeels verdwenen, waardoor de waarde nu met name ligt in de twee lange berceaus (met een lengte van ongeveer 50 meter) van afwisselend rode en groene beuken. Berceaus zijn beukenhagen die in een boogvorm het tuinpad overspannen. Ze zijn haaks op de gevel van het huis geplant.
Het is mogelijk om een korte rondwandeling over het landgoed te maken (ca. 1 km). Halverwege deze wandeling komt u langs een voormalige akker die door de huidige eigenaar van Landeck met veel verschillende soorten naaldbomen is ingeplant. Deze zijn inmiddels tot een respectabele omvang uitgegroeid.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Eijkelenburg
Eijkelenburg (nu camping), De Haar (nu manege) en het iets verderop gelegen Mandersloot zijn zeer oude erven in de Gelderse Vallei. Ze zijn gelegen op een dekzandrug en dateren mogelijk al uit de elfde eeuw. De erven zijn ontstaan uit kampontginningen die als een langgerekte strook blokvormige percelen langs de westzijde van de Heijgraaff liggen.
Eijkelenburg, op oude kaarten vaak ook Eijckelenborgh genaamd, is niet alleen een boerderij geweest, maar ook een statig kasteeltje, hetgeen ook uit tweede deel van de naam kan worden opgemaakt. Reeds in 1368 wordt het al genoemd onder een andere naam, het Schuerland, naar de toenmalige eigenaresse Ermgaert Ghisendochter van Schueren. Tot in de achttiende eeuw wordt de naam Tgoed ter Schueren op kaarten en in archiefstukken aangetroffen. Het is één van de oudste, versterkte (stenen) huizen uit de regio geweest. Dankzij een bewaard gebleven tekening van J. Stellingwerf (1724-1756) kan men zich voorstellen, hoe het gebouw eruit gezien heeft. Stellingwerf gebruikte veelal oudere afbeeldingen.
Ook bij de tekening van Tgoed ter Schueren moet dat het geval geweest zijn, want in de achttiende eeuw was het gebouw al verdwenen en vervangen door een boerderij. Het versterkte huis heeft bestaan uit een middenpartij van twee, en een linkeruitbouw van drie verdiepingen. Aan de rechterzijde was een toren. Een klein, stenen poortgebouwtje gaf toegang tot het geheel. De grachten rondom het huis werden gevoed door de Heijgraaff. Op een kaart van 1670 is nog wel de toren te onderscheiden, maar het huis was toen al vervangen door een boerderij.
De gebouwen zijn meerdere malen vervangen. De huidige opstallen dateren oorspronkelijk van het einde van de negentiende eeuw. In de twintigste eeuw werd Eijkelenburg een kampeerboerderij. De camping is inmiddels ongeveer zeven hectare groot en heeft voornamelijk staanplaatsen voor caravans.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Meent
De Maarnse Meent ligt ten oosten van de Heijgraaff en is het oorspronkelijke weidegebied van de buurtschap Mandron. De Meent is lager gelegen in de Gelderse Vallei en was daarom alleen geschikt als weide- en hooiland voor de boerderijen op de Maarnse eng. De Meent was gemeenschappelijk bezit tot ongeveer het midden van de zeventiende eeuw. Daarna werd het gebied, al gedeeltelijk in cultuur gebracht, verder ontgonnen en werden er boerderijen in gesticht. De Heijgraaff is één van de oudste, nog zichtbare ingrepen in het Maarnse landschap. Het afwateringskanaaltje is gegraven langs de steilrand van de Heuvelrug en dateert mogelijk al uit het begin van de twaalfde eeuw. Enkele jaren geleden is de Heijgraaff grotendeels in oude glorie hersteld en weer watervoerend gemaakt. Het herstel van de cultuurhistorische waarde van de Heijgraaft had tevens een sterke verhoging van de natuurwaarden tot gevolg.
Tegen het einde van de vorige eeuw is door Landgoed Anderstein een natuurontwikkelingsproject gestart in een gedeelte van de Meent. Het maaiveld van een perceel is verlaagd door de vruchtbare toplaag af te graven. Dit had twee effecten: verschraling en vernatting. Door kwel is er een constante aanvoer van schoon en vaak kalkrijk water, wat een voorwaarde is voor het herstel van een bijzondere plantengroei. Op deze wijze ontstaat er een ideale uitgangssituatie voor het zogenaamde blauwgrasland (onbemest hooigrasland). Hierin komen grassen (met name zegge-soorten) voor die een blauwe waas geven aan het grasland. Blauwgraslanden waren voor 1900 veel aanwezig in de lagere delen van de Gelderse Vallei, maar nu zijn zij uiterst zeldzaam geworden. Het nieuwe natuurgebied geeft aan hoe het gebied van de Meent er eeuwenlang, voor de verdeling van de markegronden, heeft uitgezien. Bij dit project is het herstel van natuurwaarden goed gecombineerd met de cultuurhistorische waarde van het gebied. Juist in Maarn is het behoud van de relatie van natuur- en cultuurhistorische waarden van essentieel belang, omdat deze bepalend is voor het fraaie landschap
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Landgoed Maarsbergen ligt op de overgang van de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug en het dal van de Gelderse Vallei. In het lager gelegen gedeelte kwamen vroeger flinke plassen en moerassen voor. Dit is goed te zien op een prachtig schilderij van Allaert van Everdingen (1621-1675). Op het schilderij kijkt men eerst tegen de Folcoldusberg aan. Vervolgens ziet men het Kasteel van de achterzijde, en de voorburcht. Aan de noordzijde van het Kasteel ziet men de Heerensteeg. De steeg is niet veel meer dan een dijkje met aan weerszijden veel water en ook droogvallende gronden. Het is niet moeilijk om de naam Maarsbergen of oorspronkelijk Merseberch te verklaren: moeras of meer (mars, merse of mere) bij de berg. Op de voorgrond van het schilderij, bovenop de Folcoldusheuvel, staan een man en een vrouw naast elkaar. Deze twee mensen zijn de toenmalige Heer en Vrouwe van Maarsbergen: Samuel de Marez en Margaretha Trip.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Maarsbergen is altijd een vrij onbeduidend, klein dorpje geweest aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug. Het had tot ver in de negentiende eeuw zelfs geen dorpskern, maar de mensen woonden verspreid in voornamelijk boerderijen en daglonerswoningen. De zandgronden brachten geen rijkdom voort. Met hard ploeteren kon (soms) het brood worden verdiend. Door het geringe aantal inwoners, de geïsoleerde ligging van de streek (voor de aanleg van de spoorlijn en station in 1845) en het grootgrondbezit van Kasteel Maarsbergen, verliepen de meeste ontwikkelingen trager dan elders.
Toch heeft Maarsbergen een zeer interessante geschiedenis, waar heel veel over te vertellen valt. Omdat de ontwikkelingen hier altijd zo langzaam gingen en de bevolking relatief arm was, zijn er in het landschap nog veel elementen uit het verleden te herkennen. Deze over het algemeen goed bewaarde cultuurhistorische elementen, zoals boerderijen, daglonershuisjes, bakhuizen, schaapskooien, hooibergen, houtwallen, waterlopen, kerkepaden, vormen vandaag de dag juist een groot deel van de charme van het dorp.
De waardering voor het cultuurhistorisch waardevolle Maarsbergen neemt de laatste jaren snel toe. In 1998 heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist een groot gedeelte van het landgoed Maarsbergen aangewezen als historische buitenplaats. Onder dit gedeelte vallen het kasteel met vrijwel alle bijgebouwen (behalve de tuinbaaswoning), twee boerderijen, de oorspronkelijke parkaanleg van het kasteel en de eendenkooi De Kom.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Motel Maarsbergen
Het gerenoveerde voorhuis met rieten dak van het motel is afkomstig van de hofstede De Kleine Bloemheuvel, gebouwd in het midden van de achttiende eeuw. Deze hofstede met uitspanning behoorde lange tijd tot het landgoed Maarsbergen. Voor 1750 lag hier het Kooihuis, de woning van de kooiker die wilde eenden ving met behulp van de eendenkooi De Kom. Sinds 1960 is het Motel Maarsbergen hier gevestigd.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Kolk
Deze plas is gegraven dichtbij het station Maarsbergen dat in 1845 door de Rhijnspoorwegmaatschappij werd geopend aan de fonkelnieuwe spoorlijn Utrecht-Arnhem. Om de afwatering ter hoogte van het natte Maarsbergen te regelen werden spoorsloten gegraven. Een van de spoorsloten werd verbreed, om te dienen als waterreservoir voor de stoomlocomotieven. Hieruit is de Kolk ontstaan. Tot 1905 werden de stoomlocomotieven in Maarsbergen van water voorzien, daarna nam station Maarn deze taak over. In de jaren zeventig werd er veel puin gestort, o.a. van het stationsgebouwtje van Maarsbergen.
Twee inwoners van Maarn, Willemijn Cappetti-Veenendaal en Ineke Breedveld-Jol hebben in de jaren tachtig een actie opgestart om het gemeentebestuur te activeren tot het herstel en behoud van de Kolk. Uit deze actie is de Vereniging Maarn Maarsbergen-Natuurlijk ontstaan. Een gedeelte van het puin is nu gelukkig verwijderd en de Kolk ontwikkelde zich tot een prachtig natuurgebiedje, waarin o.a. de zeldzame kamsalamander voorkomt.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Nederlands Hervormde Kerk
Maarsbergen had tot 1884 geen eigen kerkgebouw. De inwoners van Maarsbergen kerkten in Wouden berg, Doorn of Leersum. Aalt du Bois (1819-1881), kasteelheer van Maarsbergen, had zijn zuster verzocht dat als hij kwam te overlijden, zij er voor zorg moest dragen dat er een kerk voor de inwoners van Maarsbergen werd gebouwd. Zij (Geertruida Adriana du Bois) legde op 19 september 1883 de eerste steen. De bouw verliep voorspoedig zodat de kerk in gebruik kon worden genomen op 20 juli 1884. Geertruida Adriana kon dit echter niet meer meemaken. Zij overleed op 26 oktober 1883. Samen met haar broer Aalt is zij na het gereedkomen van de kerk herbegraven en bijgezet in de grafkelder aan de noordzijde van de kerk. In de consistoriekamer hangt een schilderij van hun vader, mr. Jan Andries du Bois (ca 1778-1848).
Het gebouw is een zaalkerk in neorenaissancestijl. Het is opgetrokken in rode baksteen en versierd met decoratieve banden. Ook zijn als decoratie op de steunberen zogenaamde tympaantjes aangebracht. De toren werd in 1935 verbouwd door architect J. Pothoven, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de kerk. Ook werd toen een uurwerk aangebracht. Het kerkgebouw en de toren zijn geïnspireerd op de Amsterdamse Zuiderkerk.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Grote Bloemheuvel
De Grote Bloemheuvel behoorde, net als De Kleine Bloemheuvel, vroeger tot het Landgoed Maarsbergen. In 1717 werd zij voor het eerst genoemd, maar mogelijk is de boerderij nog ouder. Waarschijnlijk stond in de 16e eeuw al een boerderij op deze plaats. Vanwege de ligging, aan de centrale as van het landgoed (de Heerensteeg), ontwikkelde de Grote Bloemheuvel zich net als De Kleine Bloemheuvel tot herberg.
Het gebouw heeft een L-vormige plattegrond. Voor boerderijen in de omgeving van Maarsbergen is dat vrij uniek. De afwijkende vorm heeft te maken met nog een functie van het pand, namelijk die van café. Het café was de plaats van samenkomst voor de Maarsbergers. Vreemd was dat niet, omdat de rentmeesters van Kasteel Maarsbergen de pacht en de tiend lieten betalen in de Grote Bloemheuvel. Ook werden er enkele malen per jaar hout- en boedelverkopingen georganiseerd. Bij dit soort gelegenheden dronken de pachters en de rentmeester graag een borreltje. Toen Maarsbergen in 1845 een station kreeg, werd de Grote Bloemheuvel, zeker na de verbouwing in 1889 in opdracht van jhr. Mr. K. A. Godin de Beaufort, een stationsrestauratie. Op dat moment is de uitbouw van het voorhuis ontstaan. De oude boerderij is bij de verbouwing van 1889 zeker gedeeltelijk bewaard gebleven en is nog steeds (zichtbaar) verscholen in het huidige pand. In de zijgevel bevindt zich het wapen van Maarsbergen.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Voormalige Merseberch-school
Voor 1863 had Maarsbergen (en Maarn) geen school en moesten de kinderen in omliggende dorpen (Woudenberg, Doorn of Austerlitz) de school bezoeken. Een deel van de Maarsbergse kinderen ging overigens helemaal niet naar school: zij moesten al jong meehelpen om de kost te verdienen. Het ontwerp van het oorspronkelijke schoolgebouw, twee lokalen en een woning voor het schoolhoofd, is in 1862 gemaakt door Gerardus Diderikus Wijndels de Jongh (1829-1895), opzichter van 's Rijksgebouwen te Utrecht. In 1863 werd de school gebouwd en met het lesgeven begonnen. In 1920 is het schoolgebouw verbouwd door er aan de achterzijde nog twee lokalen tegenaan te bouwen. Tot 1982 bleef de Merseberch-school in gebruik. Daarna gingen de leerlingen naar een nieuw schoolgebouw aan de Van Beuningenlaan. In het oude schoolgebouw werden exposities gehouden. In 1998/1999 is de oude school verbouwd door de architecten Henk Fortuijn en Henk Gaasbeek. Zij zagen mogelijkheden om het oude gebouw zodanig van binnen te verbouwen dat er een architectenbureau in gevestigd kon worden. Het schoolgebouw heet nu "De Heeren Hendrik" (naar de twee Henken die het opknapten). De woning van het schoolhoofd heet " 't Meesterhuis".
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Hoofdstructuur historische Buitenplaats Maarsbergen
De eerste aanleg van de structuur van het landgoed dateert uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Samuel de Marez (1629-1691), een ontzaglijk rijke koopman uit Amsterdam, had in 1656 geheel Maarsbergen gekocht voor een bedrag van f 85.000,-. Daarnaast investeerde hij een bedrag van f 200.000,- om het in de Tachtigjarige Oorlog verwaarloosde kasteel (tot dan toe proosdijhuis) en landgoed op te knappen. Een groot deel van het geïnvesteerde bedrag is besteed aan de omvorming van het terrein rondom het kasteel tot een groot park in Hollands-classicistische stijl.
Een goed beeld van deze aanleg geeft de kaart die landmeter Justus van Broeckhuysen in 1716 maakte van de Ambachtsheerlijkheid van Maarsbergen. De hoofdstructuur van de aanleg, met een breedte van 450 meter en een lengte van ruim 2000 meter, bestaat uit drie lange noord-zuid lopende zichtassen. De noordzijde van de aanleg werd gevormd door de huidige Haarweg/Tuindorpweg. Door de aanleg van de spoorlijn en later de rijksweg A-12 is het noordelijk deel van de historische aanleg doorsneden. De middelste dwarsas wordt gevormd door de Maarnse Grindweg. De 17e eeuwse hoofdstructuur is nog altijd in grote lijnen en deels in detail aanwezig en bepaalt in sterke mate het karakter van het landgoed. De Wijkerweg, waar u nu op loopt, is de westelijke zij as. Deze loopt ruim 200 meter ten westen (parallel) van de centrale as van het landgoed, (Heerensteeg, deels Woudenbergseweg), waar onder andere de Grote en de Kleine Bloemheuvel aan liggen. Aan de oostzijde wordt de aanleg afgesloten door een andere laan (de Kooisteeg), die gericht is op de top van de Folcoldusheuvel (de Pol).
De lanen van de hoofd- en zijassen zijn aan weerszijden beplant met een dubbele rij laanbomen van inlandse eik, beuk en later ook Amerikaanse eik. Langs de assen liggen op meerdere plaatsen ook nog houtwallen met aan weerszijden een greppel. Deze houtwallen dienden voor het leveren van boerengeriefhout (palen, stelen voor gereedschap) en brandhout. Iedere 10 tot 12 jaar werden ze gekapt. Het hout werd in kleine percelen verkocht. Het nummer van de te verkopen brandhoutpercelen werd aangegeven op eikenbomen die op de uiteinden bleven staan. Langs de westzijde van de hoofdas zijn deze eiken, zogenaamde nummerhouten, nog fraai te zien op de rand van het weiland.
Er zijn overigens nog meer elementen van de oorspronkelijke aanleg bewaard gebleven (waar u niet langskomt bij deze rondwandeling), zoals de ringwal rond de Folcoldusheuvel, de halfcirkelvormige afsluiting aan de zuidzijde en de cirkelvormige wal (de Paraplu) op de zuidwestelijke hoek van de historische aanleg. Deze zijn nog steeds goed zichtbaar in het terrein. Op het kasteel, de bijgebouwen en de tuinaanleg komen we later terug.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Meersbergse Buurt
De Meersbergse Buurt is een middeleeuwse ontginning, die oorspronkelijk bestond uit 6 boerderijen. Vier zijn er nog over: De Cruijvoort, De Brink (deze twee boerderijen ziet u later nog), Bergveld (aan de linkerzijde van de weg, in 1993 gerestaureerd tot woonhuisboerderij en nu de Kikvorsch genoemd) en Buurteinde (aan de rechterzijde, in 1959 afgebrand en vervangen door de huidige woning). Met het proosdijhuis/kasteel vormden deze boerderijen de oorspronkelijke (dorps)kern van de zogenaamde Marke Maarsbergen.
De pachters op de boerderijen hadden een gemengd bedrijf. Het bouwland (engen of kampen) lag rond de hoeven. Het wei- en hooiland lag op de lagere gronden ten noorden van Maarsbergen. Om de vruchtbaarheid van het bouwland op peil te houden werd vooral schapen mest gebruikt. De schapen graasden overdag op de uitgestrekte heidevelden en waren 's nachts in de schaapskooien. De mest, vermengd met een grote hoeveelheid heideplaggen, werd op de akkers gebracht. Dit leidde in de loop van de tijd tot ophoging. Door deze bemesting hebben de oude bouwlanden een meer dan 50 cm dikke humushoudende donkere laag teeltaarde gekregen. Aan het einde van de vorige eeuw zijn de meeste bouwlanden langs de Buurtsteeg op initiatief van jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort met naaldhout bebost. Als u goed kijkt dan zijn de bouwlandpercelen overigens nog wel te herkennen doordat ze iets hoger liggen en omringd zijn met aarden walletjes (met eiken) en greppels.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Boerderij De Brink
De huidige boerderij De Brink stamt uit 1910, maar op deze plaats lag in ieder geval al in de zeventiende eeuw een boerderij. De Brink is, net als alle andere boerderijen in Maarsbergen en omgeving, een zogenaamde hallehuis- of langhuisboerderij. Deze boerderijen hebben een vrijstaande gebintconstructie die het gebouw in drie beuken verdeelt. De middenbeuk is het grootst en wordt ook wel halle genoemd. In dit boerderijtype worden woon-, stal-, en oogstopslagfuncties onder één dak gecombineerd. De woon- en werkruimtes zijn gescheiden door een brandmuur. De hoge middenbeuk aan de achterzijde van het huis (de deel) deed dienst als dorsvloer en de oogstopslag vond plaats op de zolder boven de gebintbalken. De oogst kon naar binnen worden gebracht door de grote deeldeuren of door het oogstluik daarboven (bij De Cruijvoort goed zichtbaar). In de zijbeuken aan weerszijden van de deel bevonden zich de stallen, waar het vee met de koppen naar de deel toe stond gekeerd.
De symmetrische voorgevel heeft 6-ruits schuifvensters met paneel luiken in de kleuren van Kasteel Maarsbergen (groen, met gele zandlopers op een rood veld waarvan de lijnen die elkaar snijden zijn versierd met een grote zwarte punt). Onder het meest rechtse venster bevindt zich een kelderlicht. Op de verdieping een klein 4-ruits schuifvenster. Op het erf bevinden zich diverse (moderne) opstallen en een eind jaren tachtig traditioneel gebouwde (eiken roeden), met riet gedekte hooiberg. Opvallend bij de Brink is de uitbouw aan het voorhuis, waardoor het de vorm van een krukhuis heeft. De kruk van deze boerderij is een bakhuis (zie ook De Cruijvoort), dat van kleinere stenen is gemetseld. Dit bakhuis is nog een restant van de oude boerderij en is bij de herbouw van de boerderij in 1910 aan het hoofdgebouw vastgemaakt.
De Brink vormt vanouds het centrum van de boerderijen bij het kasteel (Meers bergse Buurt) en daar dankt de boerderij waarschijnlijk ook zijn naam aan. Een brink is namelijk in oorsprong een langgerekt grasveld midden in een (boeren)dorp. Het terrein was gemeenschappelijk bezit van de boeren. Het woord brink werd overigens niet alleen gebruikt als aanduiding voor een gemeenschappelijk stuk land, maar ook wel voor een particulier erf bij een boerderij.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Boerderij De Cruijvoort
Deze boerderij is een van de boerderijen die in 1998 is aangewezen als rijksmonument en dit jaar is De Cruijvoort gekozen tot boerderij van het jaar 2000!
De boerderij is een goed bewaard gebleven traditioneel boerderij- complex van het gemengde bedrijf met bakhuis, varkenschuur, wagenloods en hooiberg. De eerste vermelding van het bestaan van de boerderij dateert uit 1716. Tot 1982 is De Cruijvoort in gebruik geweest als gemengd boerenbedrijf, nu is het een woonhuisboerderij.

Boerderij De Cruijvoort wordt voor het eerst genoemd in 1716. De Cruijvoort is een goed bewaard gebleven traditioneel boerderij-complex van het gemengde bedrijf met bakhuis, varkensschuur, wagenloods en vierroedige hooiberg. In 1889 gaf jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort opdracht De Cruijvoort zeer ingrijpend te verbouwen. Onderdelen van de 17e eeuwse voorganger zijn nog aanwezig, waarover later meer. De Cruijvoort is tot 1982 als gemengd boerenbedrijf in gebruik geweest. Nu is het een woonhuis-boerderij. Het boerderij-complex is in 1998 aangewezen als rijksmonument.
De Cruijvoort is een hallehuisboerderij, onder een met grijze Hollandse pannen gedekt zadeldak met wolfseinden. De symmetrisch ingedeelde voorgevel wordt afgesloten door een decoratieve windveer. Boven het gepleisterde en geschilderde plint bevinden zich drie 6-ruits draaivensters geflankeerd door twee kleinere vensters. Op de verdieping bevindt zich een klein draaivenster. De paneelluiken zijn geschilderd in de kleuren van Kasteel Maarsbergen. De achtergevel heeft nog de traditionele indeling met achterbaander (de grote deeldeuren), mestdeuren en zolderluik. In de boerderij bevindt zich een fraaie halfverdiepte tongewelfkelder. In deze kelder is nog een kaaspekelbak met geglazuurde plavuizen aanwezig. Ook bevindt zich in de boerderij een schouw met ovenbogen uit een voorgaande bouwfase.
Rechts van de boerderij bevindt zich een prachtig bakhuis met een oude leilinde er voor. Het dateert uit het begin van de negentiende eeuw. Het bakhuis is een stenen gebouwtje, met pannen gedekt, bestaande uit één vertrek. Aan het ene einde (achterzijde) van het vertrek bevindt zich de bakoven. Dit is een lage gewelfde en gemetselde ruimte, die afgesloten wordt met een ijzeren deurtje, ongeveer één meter boven de vloer. Aan de voorzijde van het vertrek zit een tamelijk grote vensterpartij met daarboven een wenkbrauw waardoor het vertrek zijn licht ontvangt. Daarboven is nog een rond venster met daarboven een wenkbrauw. Tegen de achtergevel is een "gemak" (of plee) onder een lessenaarsdak aangebracht.
Het verhitten van de oven deed men met takkenbossen. Gedurende het stoken werd het vuur aanhoudend geroerd en gelijkmatig over het oppervlak van de ovenvloer verdeeld. Van groot belang was daarbij, het vuur naar voren in de oven te halen, daar het voorste gedeelte door de binnenstromende koude lucht anders te weinig en het achterste deel teveel verhit zou worden.
De rook verdween via de open ovenmond door de schoorsteen. Om te constateren of de oven voldoende heet was, wierp de boerin er een handjevol droog meel in. Wanneer dit dadelijk ontvlamde, dan was de ovenlucht op de vereiste temperatuur gebracht.
Was de oven op de vereiste hitte gebracht dan werd het oppervlak van de ovenvloer schoongeveegd. Hierna werd het gerezen deeg (soms in blikken) erin geschoven met een lange stok met een breed uiteinde. Dan werd, om afkoeling zoveel mogelijk te voorkomen, het ovendeurtje zo snel mogelijk gesloten.
Zoals reeds eerder is vermeld, is De Cruijvoort in 1889 grotendeels gesloopt en daarna weer opgebouwd. Delen van de vorige bouwfase zijn nog aanwezig zoals de voorgevel, de stenen brandmuur met grote schouw, met daarin oude ovenbogen, de oude estriken vloer onder de houten vloer in de voorkamer, de halfverdiepte tongewelfkelder met opkamer en delen van de zijmuren. Rond de Cruijvoort ligt een karakteristiek aangelegd boerenerf.
Typerend voor het boerenerf is de verdeling in "voor" en "achter". Voor bevindt zich de hof met moestuin, siertuin en hoogstamboomgaard. De hof wordt omzoomd door een beukenhaag. In de boomgaard staan diverse oude appel- en perenrassen. Achter bevindt zich de werkruimte in de vorm van stalling, bergruimte, etc.
Over de naam Cruijvoort is het volgende bekend. Het tweede deel van de naam, voort, slaat op voorde (doorwaadbare plaats). Deze doorwaadbare plaats lag midden in het plassengebied waarin de Cruijvoort lag, voordat de ontwatering sterk werd verbeterd. Cruij of Cruy komt hoogstwaarschijnlijk van het middeleeuwse woord 'cruden' (kruien). De vroegere betekenis van dit werkwoord was een handkar of duwkar voortduwen. Bij de Cruijvoort was voor de bouw van de boerderij (en misschien ook nog wel lange tijd daarna) een doorwaadbare plaats waar ook vervoer met een hand- of duwkar mogelijk was.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Tolhuis
Het Tolhuis is gelegen aan de centrale hoofdas (Heerensteeg) van het landgoed. Het is gebouwd in (of omstreeks) 1848 en in gebruik geweest als woning voor de tolheffer tot 1923. Voordat de bocht in de Woudenbergseweg werd aangelegd, kwam alle verkeer tussen Maarsbergen en Leersum langs het Tolhuis. Voor het onderhoud van de straatweg moesten de passanten tol betalen.
De bouwstijl van het Tolhuis doet sterk aan die van boerderij Het Blauwe Huis denken. In de voorgevel bevindt zich de plaats van de oude ingang: een gepleisterde bakstenen omlijsting van pilasters en kroonlijst. De openslaande deuren met zes ruiten en beneden houten panelen in de kleuren van Maarsbergen zijn 20ste-eeuws; oorspronkelijk was dit de deurpartij. Hierboven bevindt zich een rond venster onder een lijst. Op de hoek van de voor- en zijgevel zijn nu nog de sporen te zien van de slagboom. Het Tolhuis is aangewezen als rijksmonument. Vroeger heeft het Tolhuis lange tijd gefungeerd als stille kroeg.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Kasteel en Park Maarsbergen
Kasteel Maarsbergen heeft een zeer oude geschiedenis. Tussen 1134 en 1648 was het gehele grondgebied van Maarsbergen een uithof van de Norbertijner abdij van Berne. Uithoven, later proostdijen genaamd, waren in de middeleeuwen agrarische bedrijven van kloosters. Ze waren in het algemeen veel groter dan particuliere boerderijen. Zij werden gesticht om de geschonken of op andere wijze verworven landerijen, die dikwijls ver van de abdij verwijderd lagen, te exploiteren. Ook Maarsbergen was een schenking. In 1134 gaven ridder Folcoldus van Berne en zijn vrouw Bescela van Someren het gebied aan de abdij.
De Maarsbergse uithof bestond in eerste instantie uit één of meer (houten) boerderijen, schuren en een kerk. Hiermee was de uithof, ondanks de geringe omvang, een belangrijk centrum in de dunbevolkte streek. Maarsbergen kreeg daardoor kansen om uit te groeien tot een dorp van enige betekenis in een gebied met veelonontgonnen grond. In 1218 brandden de kerk en kloosterboerderij af en in 1430 troffen de opvolgers van deze gebouwen hetzelfde lot. Het in de 15e eeuw herbouwde proosdijhuis is vrijwel zeker identiek aan de oudste gedeelten van het huidige huis. Het omgrachte rechthoekige huis had twee diagonaal tegenover elkaar gelegen ronde hoektorens en twee arkeltorentjes. De proosdij en de pachters van de hoeven zorgden voor een betere afwatering van het gebied, waardoor steeds meer grond met succes kon worden ontgonnen. In 1536 waren er 17 boerderijen in Maarsbergen, in 1656 waren het er 19 en in 1716 ten slotte 20.
In 1648, het jaar dat de Tachtigjarige Omlog ten einde liep, werd Maarsbergen door de Staten van Holland geconfisqueerd en de proosdij hield op te bestaan. In 1656 verkochten de Staten de voormalige proosdij (huis, grond en woningen) aan Samuel de Marez (1629 - 1691), een puissant rijke koopman die woonde in Utrecht en Amsterdam. De familie de Marez, die Maarsbergen in bezit hield tot 1764, verbouwde het proosdijhuis tot een schitterend landhuis en legde er een grote, formele Hollands-classicistische tuin omheen. Op de kaart uit 1716 van Justus van Broeckhuysen zien we het omgrachte huis centraal liggen in een stelsel van evenwijdige lanen, waarbij de oostelijke laan naar de Folcoldusheuvel leidt. Het huis ligt temidden van 24 rechthoekige en vierkante sierperken. De hoofdstructuur is, ondanks een nieuwe aanleg in het begin van de 19e eeuw, thans nog in grote lijnen aanwezig.
Tussen 1764 en 1804 ging Maarsbergen verschillende malen in andere handen over en raakte het landgoed versnipperd en verwaarloosd. In 1804 werd het Kasteel en een belangrijk deel van het vroegere landgoed gekocht door mr. Jan Andries du Bois (ca. 1778 - 1848), een advocaat bij het Hof van Holland. In de tijd van de familie Du Bois (1804 - 1882) onderging het huis grote veranderingen. Zo lieten zij onder andere de beide ronde hoektorens slopen en voegden een tweede vleugel aan de achterzijde toe, waardoor het huis in diepte werd verdubbeld. Ook kreeg het huis kantelen en werd een (witte) pleisterlaag aangebracht. Voorts werd de voorburcht gesloopt. Midden voor het huis, in het grasveld, werd een rode beuk geplant. Deze monumentale boom met een prachtige kroon verkeert nog steeds in een goede conditie. Er werd een gebogen oprijlaan aangelegd, die de oprijlaan (Heerensteeg) verving die recht op het huis aanliep. Langs de nieuwe oprijlaan verscheen het koetshuis met paardenstal en schuur, terwijl bij de ingang een portierswoning werd gebouwd.
Ook het park onderging onder du Bois grote veranderingen. Onderdelen uit de geometrische aanleg werden verlandschappelijkt, zoals de singels ten noorden en ten zuiden van het huis en de beukenlanen ten oosten en ten westen ervan, de paden rondom de Folcoldusheuvel (de Pol) en de weide achter het huis. In de loop van de 19e eeuw kreeg bosbouw naast landbouw een plaats op het landgoed Maarsbergen. Dit als gevolg van de toegenomen vraag naar eikenschors (leerlooierijen) en mijnhout. Aanvankelijk richtte men zich op de eikenhakhoutcultuur. Na het midden van de 19e eeuw werd steeds meer naaldbos aangelegd, voornamelijk grove den op voormalig bouwland.
In 1882 verkoopt de dochter van Jan Andries du Bois, Geertruida Adriana, het landgoed aan jhr. mr. Karel Antoni Godin de Beaufort (1850-1921). Deze man heeft een groot stempel gedrukt op de huidige verschijningsvorm van het landgoed. Hij is degene geweest die de grootschalige bebossing van de bouwlandpercelen heeft voortgezet en de ontginning van de heide, zowel ten behoeve van landbouw als bosbouw, voortvarend heeft aangepakt.
Zijn zoon jhr. Johan Willem Godin de Beaufort (1877-1950), gaf Kasteel Maarsbergen zijn 17e eeuwse verschijningsvorm weer terug. In 1930 werd de witte pleisterlaag verwijderd en onder leiding van architect Chr. van Liempd werden twee nieuwe hoektorens opgemetseld. Omdat Godin de Beaufort niet de achterbeuk van Du Bois wilde slopen, zijn de torens van grotere omvang dan de oorspronkelijke uit de 17e eeuw. Het wapen boven de voordeur van het Kasteel, door de familie Du Bois verwijderd, is door Johan Willem Godin de Beaufort weer teruggebracht.
Sinds 1976 heeft de dochter van Johan Willem, Cornelie Petter - Godin de Beaufort, de bedrijfsvoering van het landgoed voortgezet. Inmiddels samen met haar dochter Willemina heeft zij het beheer gericht op de instandhouding van het landgoed als een samenhangend geheel met behoud van de cultuurhistorische waarden. Landgoed Maarsbergen biedt een mooi landschap van bijna 400 hectare bos en landbouwgrond, met als functies wonen, bosbouw, landbouw, natuurbeheer en rustige vormen van recreatie.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Koetshuis en schurencomplex
Het koetshuis dateert uit het midden van de 19e eeuw. Tot in de dertiger jaren was er een koetsier op het landgoed. Daarna kwam er een chauffeur. Het koetshuis en de paardenstallen zijn nog steeds in gebruik. Het koetshuis ligt aan de oprijlaan van het kasteel. Het gedeeltelijk bepleisterde bakstenen bouwblok bestaat feitelijk uit een dwarsgelegen koetshuis met stalling en woonruimte en daarachter een boerderij. Het is in een opvallende stijl gebouwd. Met name de voorgevel is zeer fraai met een dubbele inrijdeur in de Maarsbergen-kleuren aanwezig, geflankeerd door zesruits rondboogvensters onder geschilderde lijsten met gedecoreerde aanzet- en sluitstenen. Op de eerste verdieping treft men drie zesruits schuifvensters met lijsten aan. De muurvlakken van de lagere delen worden onderbroken door bakstenen pilasters met bepleisterd basement en kapiteel en een rondboogvenster met bepleisterde aanzet- en sluitstenen. Achter de boerderij staat een vierroedige hooiberg.
Naast het koetshuis ligt het schurencomplex. Eigenlijk bestaat het complex uit twee aaneen gebouwde schuren. De zuidelijke schuur dateert uit het midden van de 19e eeuw. In de voorgevel, die een grote gelijkenis vertoont met de voorgevel van het bakhuis van boerderij De Cruijvoort, zit een driedelig venster (verhoogd middendeel) met luiken onder gepleisterde lijsten. Hierboven is een rond venster aanwezig onder dito lijsten. De achtergevel en de rechterzijgevel zijn niet meer oorspronkelijk (in de 20e eeuw uitgebouwd). Voorin deze schuur was vroeger het rookhok, waar hammen en worsten voor het Kasteel, maar ook wel voor pachtboeren en dagloners die geen rookkast in de schoorsteen hadden, werden gerookt. De noordelijke schuur dateert uit het begin van de twintigste eeuwen diende voorheen als varkensschuur met buiten uitloop, wagenschuur en timmerwerkplaats. Op dit moment wordt het schurencomplex onder meer gebruikt door de plaatselijke schietvereniging S. V. Juliana.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Oranjerie, tuinmuur en kassen.
De oranjerie is in 1905 gebouwd. Slechts aan één kant (de zonkant) bevindt zich een glazen wand. In de oranjerie kunnen daarom vorstgevoelige planten overwinteren. Oorspronkelijk waren dat bij veel buitenplaatsen oranje-appelboompjes (sinaasappelbomen), vandaar de naam. Bij Kasteel Maarsbergen is de oranjerie nog steeds in gebruik.
De oranjerie is een smal, hoog opgaand bakstenen gebouw met een rechthoekige plattegrond, een vooruitspringend middendeel en een zogenaamd mansardedak. De fraaie voorgevel heeft een symmetrische indeling met drie aaneengesloten, smalle hoge glasdeuren met halfrond bovenlicht. De hierboven geplaatste driehoekige glaswand bestaat uit glas-in-Iood waarin naast elkaar drie roosvensters zijn aangebracht. Het muurvlak daar weer boven is met geschilderde houten latten beschoten en heeft drie kleine ronde vensters in een driehoek gerangschikt. In de zeer smalle, terugspringende traveeën aan weerszijden van het middenrisaliet staan twee boven elkaar geplaatste smalle vensters, waarvan het bovenste een glas-in-lood-raam met cirkelmotief en het onderste venster ongedeeld is. De zijgevels zijn blind. In de achtergevel zitten twee afgesloten deuropeningen: het ene met een houten luik, het andere dichtgezet. Erboven twee ronde vensters met ijzeren tracering. Aan de achterzijde zijn sporen van de vroegere trap aanwezig (zodat men op de zolder van de oranjerie kon komen). Een uitwendig rookkanaal voert naar een bakstenen schoorsteen op het dak, inwendig is de stooknis nog aanwezig. De vloer van de oranjerie is belegd met grijze plavuizen met bij de entree een strook van gekleurde siertegels.
Het heeft overigens weinig gescheeld of de oranjerie was aan het einde van de oorlog de lucht ingegaan. Er stond toen aan de achterzijde van de oranjerie een legervoertuig met pantservuisten en verschillende soorten springstof. Uit frustratie over de afloop van de oorlog wilde een Duitse officier het voertuig laten springen. Gelukkig kon dit worden voorkomen en bleef de oranjerie behouden.
Bij de oranjerie vinden we langs de paardenweide een tuinmuur uit het midden van de negentiende eeuw. Op de plaats van de paardenwei was vroeger de moestuin/boomgaard van het kasteel. Naast de oranjerie liggen ook twee oude kassen. De linker, kleinere kas was in gebruik als bloemenkas, de rechter als druivenkas. Aan de gebruikte bakstenen te beoordelen is de bloemenkas uit het midden van de negentiende eeuw en de druivenkas uit het begin van de twintigste eeuw. Beide kassen zijn rechthoekig en opgetrokken in bruinrode baksteen.
De bloemenkas, bestaande uit een hoge achterwand, een lage voorwand en schuin oplopende zijmuren, wordt momenteel gerestaureerd. In de achterwand bevindt zich een dichtgemetselde halfronde stookopening, in de rechter zijmuur een poortje met halfronde afsluiting en segmentboog. De ijzeren glasroeden zijn nog aanwezig, maar verkeren in een slechte staat. Van de druivenkas zijn nog slechts de achteren zijgevel, evenals de bakstenen aanzetten voor de glaspanelen aanwezig. In de oude tuin, tegenover de kassen, bevindt zich nog een rechthoekige, gepleisterde bakstenen bak met loden pomp. Deze leverde gietwater voor de tuin.
De Tweede Wereldoorlog is een belangrijke factor is geweest in de teloorgang van de moestuin. Tot de mobilisatie van 1939 was de moestuin nog in goede staat en zag ook het park rond het kasteel er florissant uit. Na de Duitse bezetting raakte het dagelijks leven ernstig ontwricht. De tuinbaas, baas Sterk, overleed in de eerste oorlogswinter, waardoor het toezicht op de tuinen wegviel. De collectie kuipplanten in de oranjerie was als onderdeel van de tuinen van Kasteel Maarsbergen het eerste slachtoffer. Omdat er geen goede brandstof meer was, viel de kachel van de oranjerie uit. De kuipplanten konden daar niet tegen. Op een gegeven moment moest een gedeelte van het kasteel worden ontruimd. Het meubilair dat daar stond, werd opgeslagen in de oranjerie en de kuipplanten werden nu geheel in de kou gezet. Met het jaarlijks plaatsen van de pot- en kuipplanten voor het kasteel viel vanaf dat moment geen eer meer te behalen. Voor zover de planten het al overleefden, waren ze het tonen niet meer waard. Ondanks de behoefte aan voedsel werd de moestuin - naarmate de oorlog vorderde - ingekrompen. Voor de broeibakken was immers geen mest meer, omdat de paarden door de Duitsers gevorderd waren. Ook was er geen varkensmest meer, want varkens werden niet langer (voor de Duitsers) gemest. Na de oorlog draaide de moestuin nog korte tijd op halve kracht door. Na het overlijden van jhr. J. W. Godin de Beaufort in 1950 raakte de moestuin buiten gebruik.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Duiventoren en tuinbaaswoning
De duiventoren is een ronde, wit bepleisterde bakstenen toren met geschilderde plint en drie rijen vliegopeningen met spitsboogvormige opening. Het overkragende tentdak is belegd met blauwe Hollandse pannen. De toren wordt gedateerd omstreeks het midden van de 19e eeuw. Het houden van duiven op een landgoed was een oud recht en had verschillende functies. In de eerste plaats werden duiven vroeger gehouden om tot voedsel te dienen. Duivenpastei was een gewaardeerd gerecht. Voor duivenmest werd bovendien in de omgeving van Maarsbergen flink betaald. Die kwam namelijk zeer goed van pas bij de tabaksteelt in de regio Amersfoort-Amerongen. Ook werden duiven wel voor de sier en vooral als statussymbool gehouden, met name op de landgoederen. Tot wanneer de Maarsbergse duiventoren in gebruik is geweest is onbekend. In de dertiger jaren van deze eeuw was hij echter al buiten gebruik.
De woning direct oostelijk van het hoofdinrijhek is een herbouw (circa 1970) van de oude tuinbaaswoning. In het huis, dat hiervoor op deze plaats stond, woonde tuinbaas Sterk (met vrouwen zoon), de man die de scepter over de moestuin zwaaide. Hij nam het feit dat hij tuinbaas was nogal letterlijk op: hij heeft tijdens zijn periode op Maarsbergen geen schoffel aangeraakt. Niemand wist ook de voornaam van deze man, iedereen noemde hem "baas Sterk".
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Het Blauwe Huis
Boerderij Het Blauwe Huis ligt aan de rand van het Kombos, waarin een relict van een 16e eeuwse eendenkooi is te zien. De boerderij is in 1849/1850 gebouwd ter vervanging van een omstreeks diezelfde tijd gesloopt huis met dezelfde naam. Dit oude Blauwe Huis lag 300 meter meer naar het noorden (langs de Kooisteeg) en dateerde uit de achttiende eeuw, toen het moerassige Kombos is ontgonnen tot landbouwgrond. De plek, waar u straks op weg naar de eendenkooi langskomt, kan nu nog worden teruggevonden door de aanwezigheid van twee zeer oude (lei)linden die voor dit huis hebben gestaan en een taxus.
De vroegste vermelding die van dit oude Blauwe Huis is gevonden, dateert van 1753. De eerste bewoner was de schout / rentmeester van Maarsbergen, Caspar Schults. Het Blauwe Huis moet in die tijd een aanzienlijke woning zijn geweest: een schout was een man van aanzien. Als de schout van Maarsbergen rond 1765 naar Amerongen verhuist, wordt het oude Blauwe Huis langzaam maar zeker een boerderij met ruim zeven hectare bouw- en weiland. De huurders werden verplicht om drie stuks volwassen rundvee en een paard te houden.
In 1850 is het nieuwe Blauwe Huis gebouwd. Let u vooral op de symmetrische voorgevel waarin een geometrische baksteendecoratie van gele IJsselsteentjes is aangebracht. Het meest opvallend zijn twee neoclassicistische elementen, zogenaamde pilasters (vierkante halfzuilen), gemetseld van IJsselsteentjes. Deze twee pilasters zijn met elkaar verbonden door een eveneens uitstekende band IJsselsteentjes. Boven het zolderlicht wordt deze band (weliswaar kleiner) herhaald. Net onder de top van de voorgevel is nog een driehoek (een soort fronton) van IJsselsteentjes gemetseld. Er is in Nederland maar één andere boerderij die vrijwel dezelfde voorgevel heeft en dat is de boerderij Kolland aan de Lekdijk (nr. 3) te Amerongen, gebouwd in 1858. Een ander grappig element van de boerderij is de rond gemetselde schoorsteen, hetgeen op geen enkele andere boerderij in de streek wordt aangetroffen. De zijmuren van de boerderij zijn laag (1.70 meter). Vanwege de kleinere lengte van de mensen vroeger was dat geen probleem.
In 1906 werd de achterzijde van de boerderij met zes meter verlengd, zodat de gehele lengte van het huis achttien meter werd. Dit is te zien aan de bakstenen die zijn gebruikt voor het voor- (kleinere stenen) en achterhuis (grotere stenen). Tijdens de verlenging werd waarschijnlijk de geut ommuurd, zodat de woonkeuken ontstond. Om licht te verkrijgen in deze keuken werd door de timmerman een fraai (grenen) schuifkozijn aangebracht in de zijgevel. Door de uitbreiding van het Blauwe Huis kon steeds meer melkvee worden gehouden. Zo waren er omstreeks 1920 twaalf melkkoeien op het bedrijf, waardoor ook de behoefte steeg aan meer bouw- en weiland. Door ontginningen van de heide kon de oppervlakte toenemen tot zeventien hectare.
In 1968 is de boerderij aangewezen als Rijksmonument vanwege de eenvoudige en harmonische architectuur. Het Blauwe Huis is aan het einde van de jaren zeventig buiten gebruik geraakt als boerderij. In 1993 bevond het huis zich in een dermate deplorabele toestand dat het alleen met een grondige restauratie weer bewoonbaar was te maken. Met (financiële) hulp van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de Gemeente Maarn is de boerderij omgebouwd tot woonhuisboerderij. De restauratie van Het Blauwe Huis is in 1994 voltooid. De wagenloods opzij van het huis is in 1997 in de oorspronkelijke vorm herbouwd, iets verder van het huis af. In 1999 is het asfalt van het erf verwijderd en oud bestratingsmateriaal aangebracht. In 2000 zal de boerentuin opnieuw worden ingericht.
Waarom de boerderij de naam "Het Blauwe Huis" draagt, is tot nog toe onzeker. Het meest waarschijnlijk is dat het oude Blauwe Huis (afgebroken in de 19e eeuw) blauw was aan de buitenzijde. Ook is het mogelijk dat het oude Blauwe Huis haar naam gekregen heeft, omdat het aan de binnenzijde blauw geschilderd was. Boeren schilderden soms de melkkelder of nog grotere delen van de boerderij blauw (met name het stucwerk), omdat de kleur blauw tegen de vliegen zou werken. Ook in het nieuwe Blauwe Huis is een oude laag lichtblauw stucwerk aangetroffen. Het oude Blauwe Huis is echter oorspronkelijk niet als boerderij gebouwd, maar als woning voor de schout van Maarsbergen.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Kom
Over de geschiedenis van de oude eendenkooi is het een en ander bekend uit de archieven van de Abdij van Berne. De abt Koenraad van Malsen gaf het plassengebied waarin de eendenkooi destijds lag op 20 april 1535 in huur of in erfpacht aan een zekere Laurens Wolfswynckel en zijn echtgenote Jannetgen. Deze Laurens had daar met grote kosten, veel moeite en arbeid een eendenkooi getimmerd. De pachtprijs bestond uit 125 grote wilde eenden of drie talingen voor elke grote wilde eend. Deze moesten jaarlijks worden afgeleverd voor vastenavond. Twee eeuwen later (eerste helft van de achttiende eeuw) is de eendenkooi in onbruik geraakt. Waarschijnlijk kan de ontginning van het Kombos als belangrijkste oorzaak van het buiten gebruik raken van de eendenkooi worden aangemerkt. Het gebied rondom de kooi werd veel minder nat, waardoor de aantrekkelijkheid voor watervogels afnam. De eendenkooi of beter gezegd het restant daarvan (kooirelict) is echter nog steeds aanwezig. De twee noordelijke armen zijn doorsneden door
de Parallelweg. De twee zuidelijke armen zijn nog redelijk intact en goed zichtbaar in het bos.
Een eendenkooi bestaat uit een ondiepe plas met een bos er om heen. Er lopen sloten met een bocht van de plas, zodat vanaf de plas het einde van de sloten niet zichtbaar is. Het zijn de vangpijpen van de kooi, die met netten en gaas overspannen zijn. Langs de vangpijpen staan rietschermen waarachter de kooiker zich verschuilt. Op de plas leven eenden die de kooiker helpen bij het vangen van de wilde eenden, de zogenaamde staleenden en lokeenden. Overvliegende wilde eenden worden aangetrokken door hun soortgenoten en vallen vervolgens in op de plas. Staleenden zijn een keer bijna gevangen, maar konden nog net ontsnappen. Toch komen ze terug naar de plas omdat het daar zo aangenaam rustig is. Zij kennen nu het spelletje en laten zich niet meer vangen. Overdag verblijven deze staleenden in de kooi, maar 's nachts vliegen ze er op uit om voedsel te zoeken. Als de staleenden de volgende ochtend terugvliegen, nemen ze dikwijls ook andere wilde eenden mee. Lokeenden zijn meestal door de kooiker gekortwiekt. Zij kunnen niet wegvliegen om eten te gaan zoeken en worden elke dag door de kooiker gevoerd. Hun taak is om de wilde eenden in de vangpijpen te lokken. De stal- en lokeenden kunnen rustig broeden op de oever, in knotbomen of in broedkorven.
Als de kooiker met zijn werk begint, kiest hij de vangpijp waaruit de wind waait. Als eenden wegvliegen, doen ze dat namelijk tegen de wind in. Zodra er genoeg eenden op de plas zijn, gaat het er om de aandacht van de eenden te trekken. Van achter de rietschermen strooit de kooiker wat voer in de vangpijp. De lokeenden komen hier op af en nemen hun wilde soortgenoten mee. Veel kooikers maken voor het lokken van de eenden gebruik van een kooikershondje, een ras dat speciaal is gefokt voor het werk in de eendenkooi. Met zijn opvallende pluimstaart en bruinwitte vacht lokt hij de eenden steeds verder de vangpijp in. De kooiker sluipt onzichtbaar voor de eenden terug en laat zich achter de etende eenden weer zien. De lokeenden eten onverstoorbaar verder en zwemmen vervolgens rustig terug in de richting van de kooiplas. Hun wilde soortgenoten schrikken echter en vliegen verder de vangpijp in. De in de val gelokte eenden komen nu in het laatste deel van de pijp. Daarachter zit een afsluitbaar vanghokje waar de kooiker de eenden uit kan halen. Met een snelle vakkundige greep wordt de nek omgedraaid. Die gaan dus echt de pijp uit...
Niet alle eendenkooien hebben dezelfde vorm. Soms werd gebruik gemaakt van reeds aanwezige plassen en soms werd de kooi in zijn geheel gegraven. De pIassen van de "natuurlijke eendenkooi" zijn groot en onregelmatig van vorm. De door de mens aangelegde kooien zijn meestal kleiner dan de natuurlijke kooien en hebben meestal de vorm van een "roggenei" met vier vangpijpen. Ook de Kom heeft dit model en is dus waarschijnlijk helemaal gegraven.
Hoewel de eendenkooi waarschijnlijk al ruim 250 jaar niet meer in gebruik is, heeft de resterende plas nog steeds een grote waarde voor de omgeving. De afwisseling van water, bos en graslanden oefent een grote aantrekkingskracht uit op allerlei diersoorten.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Weistaar
Dichtbij de grens van Woudenberg en Maarsbergen ligt museum-, kaas- en partyboerderij De Weistaar. Van de oorspronkelijke boerderij is (vrijwel) niets meer over, maar toch is de Weistaar een bezoek meer dan waard.
Er is een museum en een kaasmakerij aanwezig. In het museum heeft de huidige eigenaar in de loop van de tijd een indrukwekkend assortiment nostalgische klederdrachten en gereedschappen (met name voor de kaasmakerij) verzameld. Deze zijn smaakvol en overzichtelijk tentoongesteld. De Weistaar is tevens een zuivelboerderij. Er wordt veel aandacht geschonken aan de bereiding van zuivelproducten zoals kaas, boter, karnemelk en yoghurt. Soms is er de mogelijkheid een demonstratie kaasmaken bij te wonen.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Grift en de Maarsbergse Meent
In 1550 kreeg de Antwerpenaar Gilbert van Schoonbeke (1519-1556) een octrooi om veen in de Gelderse Vallei af te graven. Het vervoer van de gewonnen turf met wagens en karren was erg kostbaar. Turf was een volumineus product dat in verhouding tot zijn omvang slechts een geringe waarde vertegenwoordigde. Commerciële exploitatie van de venen was alleen mogelijk met goedkoop transport over water. Van Schoonbeke moest derhalve eerst een Grift graven om de turf langs Woudenberg en Amersfoort naar de Zuiderzee te vervoeren. Dit turfkanaal werd de zogenaamde Schonebekergrift, die bij Wouden berg (vanaf de Hinderdijk) aansloot op de oude Monniks- of Monnikewetering.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Schonebekergrift is halverwege de zestiende eeuw door de Maarsbergse Meent gegraven voor het transport van turf.
In Maarsbergen werd de Schonebekergrift dwars door de Maarsbergse Meent aangelegd. Dit natte gebied was voor die tijd het gemeenschappelijk hooi- en weiland van de hoeven die behoorden bij de proosdij van de Norbertijnen (later Kasteel Maarsbergen). De aanleg van de Grift leidde tot een betere afwatering van de natte gronden, waardoor de proost mogelijkheden zag om nieuwe boerderijen (o.a. het Rottegat) in het gebied te stichten en de overige meentgronden over de reeds bestaande Maarsbergse boerderijen te verdelen. Helaas voor de proost kwam na afloop van de concessieperiode in 1586 de Grift weer in een heel ander daglicht te staan. De concessie werd niet verlengd, waarbij mede een rol gespeeld zal hebben dat de venen al voor een groot deel vergraven waren. Als gevolg hiervan werd het onderhoud van de Grift aan het einde van de concessieperiode door de compagnie van Van Schoonbeke verwaarloosd. De Woudenbergers, in 1551 al tegen de aanleg van de Grift vanwege mogelijk toenemende wateroverlast, kregen in 1590 toestemming van de Staten van Utrecht om de afwateringssituatie van voor de aanleg van de Grift te mogen herstellen. De Grift werd op meerdere plaatsen afgedamd. Het gebied van de Maarsbergse Meent zal daardoor toch wel weer natter zijn geworden.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Nieuw Altena
Nieuw Altena is net als alle andere boerderijen in Maarsbergen en omgeving, een zogenaamde hallehuis- of langhuisboerderij. Deze boerderijen hebben een vrijstaande gebintconstructie die het gebouw in drie beuken verdeelt. De middenbeuk is het grootst en wordt ook wel halle genoemd. In dit boerderijtype worden woon-, stal-, en oogstopslagfuncties onder één dak gecombineerd. De woon- en werkruimtes zijn gescheiden door een brandmuur. De hoge middenbeuk aan de achterzijde van het huis (de deel) deed dienst als dorsvloer en de oogstopslag vond plaats op de zolder boven de gebintbalken. De oogst kon naar binnen worden gebracht door de grote deeldeuren of door het oogstluik daarboven. In de zijbeuken aan weerszijden van de deel bevonden zich de stallen, waar het vee met de koppen naar de deel toe stond gekeerd. Nieuw Altena ligt haaks op de Griftdijk achter twee monumentale leilindes. De boerderij heeft een zadeldak met overstek. Het rietgedekte dak heeft langs de topgevel aan de voorzijde een fraaie windveer
De symmetrisch ingedeelde voorgevel is van schoon metselwerk, de achter- en zijgevels zijn voorzien van een pleisterlaag. De vensters dragen nog luiken in de kleuren van landgoed Maarsbergen, hoewel de boerderij sinds het laatste kwart van de twintigste eeuw daartoe niet meer behoort.
Nieuw Altena is in 1886 gebouwd ter vervanging van boerderij Groot Altena. Deze oude boerderij lag net ten zuiden van de spoorlijn. Jhr. mr. Karel Antoni Godin de Beaufort, de toenmalige eigenaar van Kasteel Maarsbergen, vond dat Groot Altena niet meer aan de eisen van die tijd voldeed en gaf opdracht de boerderij te herbouwen aan de Griftdijk. Het pachtersgezin Gijsbert Legemaat (1839-1912) en Adriana Haverkamp (1844-1887), die sinds 1883 op de oude boerderij boerden, verhuisden naar hun nieuwe boerderij aan de andere (noord)zijde van het spoor. Het nieuwe boerenbedrijf was ruim 18 ha groot, terwijl het oude bedrijf slechts 9 ha grond had. De oude boerderij is rond 1886 gesloopt. Volgens overlevering zijn materialen van de oude boerderij verwerkt in de nieuwe boerderij. Het zou dan met name om hergebruik van de stenen gaan (binnenmuren). Mogelijk is ook één van de twee schouwen in de boerderij betegeld met tegels uit de oude boerderij.
De ensemblewaarde van de boerderij met het omliggende erf (twee monumentale lei linden) en bijgebouwen (wagenloods, hooiberg, kippenschuur) is hoog. Het is aangewezen als rijksmonument. De boerderij is nog altijd in bedrijf. Sinds enkele jaren wordt er op Nieuw Altena boeren ijs gemaakt van dagverse melk (en andere natuurlijke grondstoffen) dat het proeven meer dan waard is.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Koude Laan en de Heijgraaf
De Koude Laan dateert uit de tweede helft van de achttiende eeuw, toen het moerassige gebied rondom de buiten gebruik geraakte eendenkooi werd ontgonnen tot landbouwgrond. Het was tot de aanleg van de snelweg een vrij belangrijke verbindingsweg (met spoorwegovergang) voor de boeren naar het noordelijk deel van Maarsbergen. Op de plaats van het huis aan het begin van de laan, aan uw linkerhand, lag vroeger de keuterij Koudhoorn. Twee oude leilinden herinneren daar nog aan. Naast de Koude Laan ligt de Heijgraaf. Dit nu onbeduidende slootje is de eerste poging om het gebied ten oosten van de eendenkooi te ontwateren.
Waarschijnlijk heeft het graven van dit ontwateringskanaaltje al (gedeeltelijk) in de eerste helft van de twaalfde eeuw plaatsgevonden, in opdracht van de proost van Maarsbergen, die destijds geheel Maarsbergen in beheer had namens de Abdij van Berne. De Heijgraaf zorgde voor de afvoer van het overtollige water via Woudenberg en Geerestein in de Lunterse Beek. De afvoerhoeveelheden moesten echter in natte perioden door de Proosdij van Maarsbergen worden beperkt, omdat anders het lager gelegen Woudenberg grote wateroverlast kon krijgen. Vandaar dat een "schut" (sluisje) in de Heijgraaf was geplaatst, die in tijden van grote wateroverlast moest worden gesloten.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De boerderij van Valkenheide
In 1912 werd Valkenheide, een "Opvoedingsgesticht voor jongens vanwege de Nederlandsche Hervormde Kerk" officieel geopend door koningin-moeder Emma. Belangrijke redenen om het opvoedingsgesticht in Maarsbergen te vestigen waren de goedkope grond (heide) en de goede bereikbaarheid (station Maarsbergen aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem). De heidegrond werd ontgonnen door de Nededandsche Heidemaatschappij en in cultuur gebracht. Want tot de eerste gebouwen die op Valkenheide verrezen, behoort de boerderij aan de Scherpenzeelseweg.
De aanbesteding van de boerderij en een vrijstaande stal voor 60 varkens vond al plaats in 1911. De boerderij en bijgebouwen zijn een ontwerp van architect C. B. Posthumus Meyjes.
De bakstenen boerderij heeft een wat afwijkende bouw vergeleken met de andere boerderijen van Maarsbergen, vooral door de toepassing van geknikte zadeldaken. De boerderij zelf bestaat uit drie delen. Een voorhuis met daarachter een hoger stal- annex schuurgedeelte, waarvan de nokken van de met rode pannen gedekte, licht geknikte, zadeldaken haaks op de weg staan. De stalgevel is naar de straat gericht. Haaks hierop staat een lange, lagere, voormalige koestal onder een met rode pannen gedekt zadeldak. Dit is nieuwbouw uit 1962, die de oorspronkelijk kleinere stal verving. Het woonhuis was oorspronkelijk in tweeën gedeeld: een wat groter gedeelte voor de boer en een kleiner gedeelte voor de knecht. De in originele staat verkerende varkensschuur uit 1911 ligt schuin achter de boerderij, met de nok van het geknikte zadeldak evenwijdig aan de Scherpenzeelseweg. Oorspronkelijk werd op Valkenheide aan de jongens alleen les in het boeren- en tuindersvak gegeven, aangevuld met vrijwillige tekenlessen in de avonduren. Vandaar dat de in 1912 gebouwde boerderij een prominente rol had binnen het opvoedingsgesticht. Overigens niet alleen voor de lessen, maar natuurlijk ook voor de voedselvoorziening van de jongens.
Er kwam al snel een ambachtsschool op het terrein, maar de boerderij bleef voor de opleiding in gebruik, omdat een aantal jongens zich geroepen bleef voelen tot het boeren- en tuindersbedrijf. Na de oorlog, als de grote uittocht van arbeiders uit de landbouw begint door grootschalige mechanisatie, wordt de boerderij alleen nog gebruikt als "therapie". Jongens die het echt verbruid hadden op school, moesten (met de handen) flink meehelpen op de boerderij. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw werkte dat niet meer en fungeerde de boerderij min of meer zelfstandig. Aan het einde van- de vorige eeuw is de boerderij door de stichting, die ook de jeugdhulpverleningsinstelling beheert, in erfpacht uitgegeven. Deze fungeert nu als paardenhouderij.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


De Kleine Valkeneng
De Kleine Valkeneng is in de achttiende eeuw ontstaan. De vroegste vermelding dateert net als die van het oude Blauwe Huis uit 1753. De boerderij is niet meer in bedrijf. Ook de Kleine Valkeneng is een typisch hallehuis, met eikenhouten gebinten. Het dak met afgewolfde einden is met riet gedekt. In de wit gepleisterde voorgevel zitten vier vensters met luiken, twee grote in het midden en twee kleine aan de zijkant. Boven in de voorgevel zat vroeger een hooiluik, maar dat is in de vijftiger jaren van de vorige eeuw vervangen door het huidige zolderlicht. Tot de ruilverkaveling (Heiligenbergerbeek) in 1982 was afgerond, behoorde bij de boerderij negen hectare grond. Het was voor de Tweede Wereldoorlog een gemengd bedrijf net als de andere boerderijen in de omgeving. De veestapel bestond uit melkkoeien, varkens en kippen en er werden voornamelijk rogge en aardappelen verbouwd. Na 1945 werd de veestapel belangrijker en werd een steeds groter deel van het bouwland in weiland omgezet. Omdat de Kleine Valkeneng een klein boerenbedrijf was, is het slechts heel langzaam gemechaniseerd. Een tractor en melkmachine kwamen beduidend later dan bij de meeste andere boeren in de omgeving.
Ook de boerderij zelf is niet of nauwelijks gemoderniseerd en het interieur bevindt zich nog in de oude staat. Aan de indeling is de laatste 50 tot 100 jaar weinig gewijzigd. Zo zijn op de deel de paardenbox, de grupstallen en de afgetimmerde keten op de hilden nog aanwezig. Het voorhuis is in drieën gedeeld. In het midden bevindt zich de woonkamer en aan beide zijden bevinden zich slaapkamertjes. Links is ook de kelder en de opkamer aanwezig. In de woonkamer bevindt zich een mooie schouw, betegeld met "witjes". Boven de schouw is in het rookkanaal een rookkast aanwezig, waarin vroeger de worsten en de hammen werden gerookt. De rookkast is ruim: de hammen en worsten van twee varkens konden tegelijkertijd worden gerookt. Op de geut bevindt zich nog een oude koperen pomp.
In de varkensschuur achter het huis staan oude eiken spanten, die afkomstig zouden zijn uit de Grote Valkeneng. Deze hofstede (meer zuidwaarts richting Leersum gelegen) is in 1889 afgebroken. De zwarte houten schuur bij de boerderij was vroeger een schaapskooi. Nadat de schaapskooi buiten gebruik was geraakt zijn de schuine wanden rechtgetrokken. Daarna (vanaf circa 1920) werd de schaapskooi gebruikt als varkensschuur. Op het erf staat een oude linde. Links daarvan bevond zich nog tot halverwege de vorige eeuw de waskeet. In dit houten gebouwtje stond het fornuis waarin heet water werd gestookt, onder andere voor het doen van de was. De was keet verloor zijn functie na het verschijnen van de wasmachines en verdween van het erf. Verder bevinden zich nog diverse kleine opstallen op het erf (kippenschuur, eenvoudige melkstal en een hooiberg met zinken kap en betonnen roeden uit 1968).
Het erf van de Kleine Valkeneng ligt er dankzij de inzet van de bewoonster, mevrouw A. Westbroek-Appeldoorn, en de hulp van haar familie altijd netjes verzorgd bij. Dit geldt zeker voor de karakteristieke boerentuin voor het huis.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Bergveld
Bergveld behoort tot de oudste boerderijen op het landgoed Maarsbergen. De boerderij bestond waarschijnlijk al toen Samuel de Marez de voormalige proosdij Maarsbergen in 1656 kocht. Op de kaart van 1716 van Justus van Broeckhuijsen is Bergveld duidelijk ingetekend (letter F). De bakstenen die voor de voorgevel zijn gebruikt, zijn waarschijnlijk niet van al te beste kwaliteit (poreus). Daarom is de voorgevel gekalkt om de muur tegen doorslaand vocht te beschermen. Het huidige gebouw is moeilijk te dateren, maar op grond van de gebruikte bakstenen is het minimaal negentiende-eeuws, maar mogelijk zijn er onderdelen zeventiende- of achttiende-eeuws. De naam van de boerderij is in de loop van de negentiende eeuw veranderd in "de Kikvorsch".
In de witte voorgevel met geschilderde plint bevinden zich twee grote zesruits schuifvensters met links en rechts daarvan een kleiner zesruits venster. Alle vensters kunnen worden afgesloten met paneelluiken. Ook het zolderlicht heeft een luik. Het wolfdak is met riet gedekt. De achtergevel heeft een klassieke indeling van baanderdeuren en mestdeuren en hooiluik. Bij de laatste verbouwing in 1993/1994 zijn er echter wel vensters van gemaakt. Hoewel veel boerderijen in Maarsbergen lage zijmuren hebben, spannen die van de Kikvorsch de kroon. De hoogte was niet meer dan 1.30-1.40 meter. Toen de boerderij in 1993/1994 werd verbouwd, is de oostgevel verhoogd en het dak opgelicht.
De laatste boerenfamilie op de Kikvorsch was de familie Rijksen. Uit de laatste oorlogsdagen (1945) is het volgende verhaal bekend. De Duitsers vorderden in de buurt al het rijdend materieel voor troepentransport. Met dat doel kwamen ze op een zondag op Bergveld. Ze wilden dat boer Rijksen zijn paard en wagen inspande en hen met zijn paard en wagen naar Leersum bracht. Rijksen weigerde: het was de dag des Heren en op die dag mocht hij niet werken. De familie Rijksen wist echter al geruime tijd dat de paarden gevaar liepen om gevorderd te worden. Daarom had één van de zonen (Gerrit) zich met de twee beste paarden in het bos verstopt. Alleen een oud paard was op de boerderij gebleven. De Duitsers, die vergezeld waren door een Nederlandse SS-er, wisten dat er meer paarden moesten zijn. Zij dreigden vader Rijksen dood te schieten als de paarden met rijdend materieel niet binnen een uur naar het kruispunt van de Woudenbergseweg en de Maarnse Grindweg werden gebracht. Zijn jongste zoon Dirk (11 jaar) zag het
grote dilemma. Het was weliswaar zondag, maar hij haalde snel de paarden uit het bos, spande ze in en bracht ze naar de Woudenbergseweg.
In 1993 verloor de boerderij zijn agrarische functie en is na een ingrijpende verbouwing door de familie Derksen nu in gebruik als woonhuisboerderij. De naam van de boerderij heeft betrekking op de oorspronkelijke ligging van de bouwlanden van deze boerderij. Deze lagen voor een belangrijk deel richting de Utrechtse Heuvelrug uitgestrekt.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Het Hof ter Heide
Het Hof ter Heide is een ontginningsboerderij uit het begin van de twintigste eeuw. Tot ver in de negentiende eeuw lag hier een uitgestrekt nat heidegebied dat tot de mark van Maarsbergen hoorde. Na de verdeling van de gemene gronden in 1886 werd jhr. mr. Karel Antoni Godin de Beaufort (eigenaar van Landgoed Maarsbergen) eigenaar van deze grond. Hij liet in 1903 een boerderij bouwen, maar deze werd tijdens een hevig onweer door blikseminslag getroffen en totaal verwoest. Hierbij zal zeker meegespeeld hebben dat deze boerderij destijds het hoogste punt was in het (gedeeltelijk ontgonnen) heideveld. De eigenaar gaf de moed niet op en in 1905 is het Hof ter Heide opnieuw opgebouwd voor ruim fl. 4200,-.
De bakstenen langhuisboerderij heeft een rieten wolfsdak. Op de hoeken van voor- en zijgevels wordt een grijze plint naar boven als lisenen doorgezet. In de voorgevel vier vierruits schuifvensters met bovenlichten. Bij een recente verbouwing zijn voor deze vensters helaas voorzetramen aangebracht (voor de geluidwering van de A-12). De vensters zijn voorzien van paneelluiken in de kleuren van Landgoed Maarsbergen. Onder het rechtervenster bevindt zich een kelderlicht met diefijzers. In de topgevel is een vierruits schuifvenster dat aan de bovenzijde wordt omlijst door een bakstenen wenkbrauw. Op de voorgevel staat bovendien de naam en het stichtingsjaar: HET HOF TER HEIDE 1905. De zijgevels zijn witgepleisterd. In de zuidelijke zijgevel is de ingang. De bakstenen achtergevel heeft een traditionele indeling. In het midden is een getoogde dubbele staldeur, met daarboven een getoogd hooiluik. Links en rechts van de staldeur zijn halfronde vensters met roedenverdeling en getoogde mestdeuren.
Ondanks de geringe ouderdom is het Hof ter Heide cultuurhistorisch waardevol door de ligging in de ontginning (heidegebied) en de goed bewaard gebleven traditionele bouwstijl van de boerderij. Opvallend is dat de zijgevels beduidend hoger zijn dan van de oudere typen, zoals Bergveld, het Blauwe Huis en de Kleine Valkeneng. Hogere zijmuren werden vanaf het begin van de twintigste eeuw algemeen toegepast. De nieuwe boerderijen werden daardoor praktischer (meer berg- en woonruimte) dan de oudere typen.
Het Hof ter Heide is nog in bedrijf. De naam is eenvoudig te verklaren. Het gebied rond het Hof ter Heide was tot het begin van deze eeuw een heideveld. Het betrof een vochtig heidegebied (kwel) met voornamelijk dopheide. Deze heidegebieden werden veelal omgezet in weidegrond. De drogere heidegebieden met struikheide werden aan het einde van de negentiende eeuw omgezet in bossen.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Anderstein
Op het Landgoed Anderstein bevinden zich verschillende monumentale gebouwen, zoals onder andere de voormalige dwarshuisboerderij (Woudenbergseweg 13), een driebeukig stalgebouw (Woudenbergseweg 13a) en de villa met zwembad (Andersteinweg 2).
Tijdens deze Open Monumentendag staan historische boerderijen met hun bijgebouwen centraal. Vandaar dat de aandacht in dit boekje vooral uitgaat naar de voormalige dwarshuisboerderij en het vrijstaande stalgebouw. In het kort zal iets worden vermeld over de villa (rijksmonument) met zwembad.

Korte geschiedenis van het landgoed
Op het terrein van Anderstein lag vroeger de hofstede Uilegat, die tot het bezit van Proosdij/Kasteel Maarsbergen behoorde. Toen Landgoed Maarsbergen in 1717 werd verdeeld, kwam deze boerderij in handen van Anna Maria de Marez, de jongste dochter van het zeer rijke echtpaar Samuel de Marez en Margaretha Trip. Via de familie Van Rechteren werd uiteindelijk Hendrik Daniël Hooft, heer van Geerestein te Woudenberg, eigenaar. In zijn opdracht werd Uilegat omstreeks 1852 gesloopt en vervangen door een grotere, meer oostelijk gelegen boerderij aan de Woudenbergseweg, toen nog Maatwegh of Maatsteeg genoemd. Deze boerderij kreeg de naam Anderstein. Het complex omvatte een dwarshuisboerderij en drie bijgebouwen, waarvan er één waarschijnlijk als stal annex koetshuis fungeerde. Ontginning van de heidegronden op Anderstein werd door de familie Hooft reeds met succes aangepakt. Om de voedselarme heidegronden snel productief te krijgen, werden onder andere compost en beer van de stadsreiniging Amsterdam aangevoerd. In 1893 werd Anderstein verkocht aan de heer F. Insinger te Baarn. Tien jaar later werd het landgoed Anderstein, met een totale oppervlakte van 103 hectare verkocht aan Hendrik Adriaan van Beuningen, directeur van de Steenkolen Handels Vereniging. De zoon van Hendrik Adriaan, Coenraad Samuel, vestigde zich in Maarsbergen. Hij liet in 1914 een fraaie villa/landhuis op het landgoed bouwen. Coenraad Samuel heeft als landbouwer/econoom veel betekend voor de ontwikkeling van de gemeente Maarn. In 1909 richtte hij met W. H. de Beaufort te Woudenberg en de heer J. Douma, directeur van de roomboterfabriek "de Vooruitgang" te Woudenberg een spaar- en kredietbank op. Een fusie met de aankoopcommissie van de afdeling Woudenberg-Maarn van het Utrechts Genootschap voor landbouw en Kruidkunde, resulteerde in 1913 in de oprichting van de Coöperatieve Boerenleenbank en Handelsvereniging Woudenberg-Maarn. De handelsvereniging kon voor de aangesloten boeren kunstmest en zaaigoed tegen lagere kosten leveren omdat op grote schaal kon worden ingekocht. Van 1909 tot 1923 was Coenraad Samuel van Beuningen lid van de gemeenteraad en van 1923 tot 1927 was hij wethouder. Als grondeigenaar heeft hij veel nog onontgonnen grond op Anderstein omgezet in bouw- en weiland.
De rundvee- en varkenshouderij op Anderstein is door zijn zoon, H. A. van Beuningen, halverwege de twintigste eeuw aanzienlijk vergroot. De kaasmakerij groeide uit tot een belangrijke exporthandel. Het bijbehorende kaaspakhuis is gesloopt toen deze activiteit stopte. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw is op initiatief van F. W. H. en H. A. van Beuningen, zonen van het echtpaar Van Beuningen-Willink, op een deel van het terrein een negen holes golfbaan aangelegd, die in 1990 werd uitgebreid naar achttien holes. Op dit moment is een uitbreiding naar 27 holes in volle gang. Enkele jaren geleden is het oude koetshuis afgebroken. Dit is opnieuw, in historiserende stijl, opgetrokken. In het nieuwe "koetshuis" zijn nu kantoren gevestigd. Op landgoed Anderstein zijn de afgelopen jaren diverse natuurherstelprojecten uitgevoerd (onder andere het weer watervoerend maken van de Heijgraaf en de Maarnse beek).

Dwarshuisboerderij Anderstein
De boerderij dateert uit 1852 en is de vervanger van de gesloopte achttiendeof zelfs zeventiende-eeuwse hofstede Uilegat. De boerderij Anderstein heeft nu een woonfunctie. Het voorhuis heeft een hoogte van anderhalve bouwlaag en een met grijze muldenpannen gedekt schilddak. Aan de oostzijde is dwars op het achterhuis een schuur gebouwd (omstreeks 1900), waarvan de gevel aan de Woudenbergseweg is gelegen. Het schilddak heeft een groot overstek en is voorzien van een geprofileerde gootbetimmering die met een witte, decoratieve lijst is afgewerkt. De voorgevel heeft een wat naar voren springend middendeel waar op de begane grond de twee oorspronkelijke vierruitsvensters in 1955 zijn vervangen door twee grotere vensters met een ruit. Hierboven loopt een aaneengesloten grijze wenkbrauw. Links en rechts bevinden zich twee kleinere, niet originele eenruitsvensters. Op de verdieping zijn de twee originele vierruitsvensters bewaard gebleven. In het terugliggende linkergedeelte van de voorgevel bevindt zich een dubbelde deur. Tegen de rechterkant is in 1960 een serre gebouwd. Tegen de oostgevel van het voorhuis en de zuidgevel van de dwarsgeplaatste schuur is sprake van nieuwbouw (uit 1982). Zowel in de achtergevel van het voorhuis als de zijgevel van de stal zijn enige meerruitsvensters aangebracht die alle een ruitvormige roedenverdeling hebben. Het muurwerk is hier wit gepleisterd met een grijze plint. De ingang van de boerderij bevindt zich in een zijgevel van de stal. In de zijgevel van het stalgedeelte zijn verder drie halfrond gesloten mestdeuren en twee achtruitsvensters geplaatst. De achtergevel heeft om het midden dubbele deuren, waarin ruitvormige roedenvensters zijn geplaatst. Links en rechts bevinden zich kleine vensters, ook weer met ruitvormige roedenverdeling. In het deurkozijn zijn nieuwe glasdeuren met bovenlichten gezet. Ter plaatse van het hooiluik zijn vensters met een ruitvormige roedenverdeling aangebracht, die het verbouwde interieur van licht voorzien. De bakstenen schuur die aan de oostzijde tegen de stal is aangebouwd, heeft aan de noordgevel in het midden dubbele opgeklampte deuren. Er boven bevindt zich een dakhuis met wolfseind, bekroond met een piron. Dubbele paneeldeuren geven toegang tot de hooizolder. Op de begane grond bevinden zich verder een eenvoudig venster en een getoogde deur. Het linkergedeelte van de noordgevel gaat schuil achter een moderne, deels open loods. De oostgevel aan de straatzijde heeft op de begane grond links en rechts van het midden twee houten getoogde deuren. Deze worden geflankeerd door drie liggende getoogde achtruitsvensters. Op de verdieping bevindt zich in het midden een dubbel hooi luik, waar omheen drie ronde vensters zijn geplaatst.

Voormalig stalgebouw Anderstein
De vrijstaande, driebeukige voormalige koeien- en varkensstal dateert van 1905. Het gebouw is nu in gebruik als clubhuis van de Golfclub Anderstein. Het pand op rechthoekige plattegrond(bijna 50 meter lang en ruim 20 meter breed) heeft anderhalve bouwlaag onder drie parallelle, met grijze kruispannen gedekte, wolfsdaken. De nokken zijn op de uiteinden voorzien van pironnen.

De voorgevels van de noord- en zuidbeuk zijn identiek ingedeeld met twee gietijzeren rondboogvensters op de begane grond en een dubbel hooiluik in de topgevel, geflankeerd door kleine ronde vensters. De linker voorgevel heeft bovendien een kelderlicht met diefijzers. De gevel van de middelste beuk heeft op de begane grond een rond boogvormige inrijdeur met aan weerszijden een gietijzeren rondboogvenster. Het dubbele hooiluik wordt hier geflankeerd door ronde tegeltableaus met de afbeelding van een koe en een varken. De tegenoverliggende gevels aan de westzijde zijn verbouwd. In de topgevels is de indeling van hooiluiken en ronde vensters echter bewaard. De noordgevel is eveneens verbouwd. Onder een afdak langs de gehele gevel bevindt zich nu onder andere de ingang van het clubhuis. De zuidgevel heeft op de begane grond vijf staldeuren en tien vensters van verschillend formaat, die op onregelmatige afstand van elkaar zijn geplaatst. Twee identieke dakhuizen met wolfseind doorbreken de gootlijst. Zij zijn voorzien van een dubbel, getoogd hooiluik en worden bekroond met een piron.

Villa Anderstein met zwembad
De villa (bouwjaar 1914) is een ontwerp van Jan Stuivinga, architect te Zeist. Hij heeft zijn werk met een steen gesigneerd in de noordgevel. Stuivinga had in het begin van de twintigste eeuw al naam gemaakt met de bouw van het raadhuis, het postkantoor en enkele grote villa's in Zeist. Het vrijstaande pand ligt iets verhoogd in een parklandschap met monumentale lanen en bomen. Het omliggende terrein is vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw als golfbaan in gebruik. Het tweebeukige huis heeft een rechthoekige plattegrond met daar op twee parallelle overstekende zadeldaken. Deze zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen. Behalve een begane grond telt het pand twee zolderverdiepingen onder de hoge kappen. Het pand bevindt zich nog vrijwel in oorspronkelijke staat en heeft de status van rijksmonument verkregen. Het voert te ver buiten het thema om de Villa Anderstein hier volledig te beschrijven.
Vermeldenswaard is verder dat in 1926 een betonnen zwembad met een badhuisje in de tuin is aangelegd. Aanleiding vormde het 12,5-jarig huwelijk van C. S. van Beuningen en J. van Heek. Het ontwerp is van S. van der Bijl. De betonnen bak van het zwembad meet ongeveer vijftien bij zes meter. Aan de korte noordzijde is een gebogen opstand aangebracht die is versierd met in cement geplaatste kiezelstenen.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Schaapskooi bij de Meent
Ten zuiden van boerderij de Meent ligt in het weiland een bakstenen schaapskooi. De schaapskooi wordt in de oudste kadastrale informatie van 1832 al genoemd. Deze kooi heeft een traditionele rechthoekige plattegrond met driezijdige uitgebouwde kopgevels en is de laatste van dit type in Maarsbergen. Ruim honderd jaar geleden waren er nog enkele tientallen schaapskooien in Maarsbergen. Door het toepassen van kunstmest en de ontginning van de heidegronden was de schapenhouderij(voor de mest) vanaf het einde van de negentiende eeuw niet meer nodig in de agrarische bedrijfsvoering, waardoor ook de schaapskooien nutteloos werden. Bijna allemaal zijn ze nog enige tijd gebruikt als varkensschuur en daarna afgebroken. Het schilddak van de schaapskooi heeft een dakbedekking van grijze en rode Hollandse pannen op de zijvlakken en van riet op de kopse kanten. Aan de voorzijde is het dak opgelicht. De topgevel bestaat uit houten gepotdekselde planken, waarin een hooiluik is gezet. De schaapskooi is sinds 1998 rijksmonument, maar verkeert helaas in ruïneuze toestand.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina


Het Hoekje of Groot Rumelaar
Deze boerderij staat bij oudere dorpsbewoners bekend als "het Hoekje", maar de oorspronkelijke naam van de deze boerderij is Groot Rumelaar of Maarsbergs Rumelaar. Rumelaar is één van de oudste erven in de Gelderse Vallei, gelegen aan de rand van een dekzandrug. De boerderij ligt net op het grondgebied van de Gemeente Maarn. De boerderij staat met de achtergevel naar de Rottegatsteeg. De muurankers in de voorgevel geven als bouwjaar 1810 aan. In de achtergevel is boven de baanderdeur een sluitsteen met het jaartal 1855 ingemetseld. Het muurwerk van de voorgevel, achtergevel en linker zijgevel duidt op wijzigingen in de loop van de tijd.
Het metselwerk van de rechterzijgevel gaat schuil onder pleisterwerk. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de kern van de huidige boerderij uit 1810 stamt en dat er in 1855 een verbouwing heeft plaatsgevonden. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn wijzigingen aangebracht aan de vensters en de entree en is een dakkapel op het rechter dakvlak geplaatst. Het wolfsdak is met grijze pannen gedekt. De voorgevel telt boven een brede gepleisterde plint vier zesruits schuifvensters met luiken op de begane grond en twee schuifvensters in de topgevel. Onder het linker venster bevindt zich een kelderlicht voorzien van een luik. De entree is in de linker zijgevel gelegen. De achtergevel kent een traditionele indeling met baanderdeuren waarboven een hooiluiken een rond venster met roeden in de topgevel zijn geplaatst. Links en rechts van de deuren bevinden zich kleine halfronde vensters en getoogde mestdeuren. Vlieggaten voor duiven complementeren het gevelbeeld. Ten oosten van de boerderij bevindt zich een monumentale vrijstaande schuur, die - af te lezen aan het muurwerk - in verschillende fasen tot stand is gekomen. De schuur is als koestal in gebruik. Het muurwerk van de lange gevel, waar de mest- en baanderdeuren en de stalvensters zich bevinden, is hoger opgetrokken dan dat van de overige gevels. Het schilddak is met grijze Hollandse dakpannen gedekt. De kieren tussen de pannen zijn met strodokken opgestopt. Het interieur vertoont een asymmetrische ankerbalkconstructie. Vijf vrijstaande gebintstijlen op poeren en vijf in de gevel ingelaten gebintstijlen ondersteunen de kapconstructie.


naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina

Tuindorp.
In 1924 werd Tuindorp gebouwd. Het is een van de fraaiste en best bewaarde tuindorpen van Nederland. De bouw van Tuindorp was het begin van het ontstaan van de kern van het dorp Maarn. Door de vele arbeiders van de zandafgraving, die hier gingen wonen gaf dat de aanzet voor de bouw van Tuindorp met school en winkeltjes.

De Koeheuvels.
Tot ongeveer 1900 was Maarn omgeven door een uitgestrekt heidegebied. Vanaf 1900 is het grootste deel door bosaanplant verdwenen. De Koeheuvels is dus een reservaat of een restant van een landschap dat eeuwenlang het beeld bepaalde. Door Landschapsbeheer Utrecht is het gebied weer in oude staat terug gebracht. Het is nu een fraai natuurgebied waar veel inwoners van Maarn van genieten, wandelen, of gewoon hun hond uitlaten. Diverse wandelingen lopen door het gebied zoals het Trekvogelpad, de Andersteinroute en de NS-wandeling.

De Droststeeg en de Birkt.
De Droststeeg is een zeer oud voetpad uit 1650 dat tussen een dubbele houtwal loopt. De naam verwijst naar de Drost van Maartensdijk, Jonkheer David Godin die in Maarn bezittingen had en dit pad waarschijnlijk gebruikte voor zijn inspecties naar Eijckelenburg, dat in de 17e eeuw een statig kasteel was en door een gracht was omgeven. Helaas is hier niets meer van over. In museum Flehite in Amersfoort hangt nog een tekening van Eijckelenburg zoals het destijds was. Eijckelenburg is nu een kampeerboerderij. Eijckelenburg bevindt zich in een van de oudste ontginningen van Maarn. Deze zogenaamde kampontginning, waarmee men waarschijnlijk al in de elfde eeuw is begonnen bestaat uit een langgerekte strook blokvormige percelen. Het gebied de Birkt is tussen 1640 en 1680 in cultuur gebracht. Tot die tijd was het hier driest of birkt grond dat wil zeggen een nat heidegebied met berken en met een slechte afwatering. In de Middeleeuwen heette het blok 'Schurenland', genoemd naar de oude naam van Eijckelenburg, het goed Ter Schuur. In het kampenlandschap zijn verschillende percelen behorend tot de eeuwenoude erven van de voormalige boerderijen de Haar, Mandersloot en Eijckelenburg zichtbaar door greppels en wallen. De Droststeeg loopt door het gebied de Birkt (Het pad verkeert in zeer slechte staat). Tien jaar geleden zijn de laatste boerderijtjes in de Birkt afgebroken en is er een aantal landhuizen gebouwd, die hier in de verte zichtbaar zijn. Het gebied van de Birkt is een zeer gave 17e eeuwse ontginning, dat wil zeggen dat bijna alle ontginningssloten, greppels en wallen nog onaangetast aanwezig zijn.

Schapendrift en Brummelsbergen.
De Schapendrift was, zoals de naam al zegt een pad waarover de schapen naar de grote heide werden gedreven. Het kunnen de schapen geweest zijn van de boerderijen Brummelsbergen, de Haar of Eijckelenburg. Dit zijn alle zeer oude boerderijen. Eijckelenburg werd al in de 12e eeuw in oude aktes genoemd. Nu wordt er hier veel aan natuurbeheer gedaan. Vooral door landgoed Anderstein is er veel natuurgebied ontwikkeld, zodat er zelfs weer orchideeën groeien op voormalige landbouwgronden. De route loopt verder over de Dwarsweg tot aan de golfbaan en is onderdeel van de oude route van Leersum via Maarsbergen naar de kerk in Oud Leusden.

Jan Bijleveldpoel.
Landgoed Anderstein heeft zijn agrarische activiteiten tien jaar geleden beëindigd, en onder andere een golfbaan aangelegd. De aanleg van de golfbaan heeft ook veel nieuwe natuur opgeleverd mede door de Jan Bijleveld poel. Deze poel is genoemd naar Jan Bijleveld die veel energie heeft gestoken in de bescherming van amfibieën en reptielen. Het bankje en het infopaneel is geplaatst door de plaatselijke natuurvereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk. Rust even uit en geniet van het uitzicht en van de sfeer op dit mooie plekje.

Landgoed Anderstein.
Hier komen we bij het huis van Landgoed Anderstein. De familie van Beuningen heeft het landgoed in beheer vanaf 1905. Eerst als boerderij en later ook als kaashandel. Men heeft het roer omgegooid en het is nu een landgoed waar wonen, recreatie en natuur samengaan. In een fraaie omgeving kunnen mens en dier mee profiteren van het landschap.

Maarsbergen dorp.
Hoewel Maarsbergen al bijna duizend jaar geleden werd genoemd, is het huidige dorp Maarsbergen eigenlijk een nieuwe kern. Na de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Arnhem in 1845 is hier een school gebouwd en in 1884 de N.H. Kerk, thans Dorpskerk. Zie het jaartal boven de ingang. Mede door de aanwezigheid van het station, de herberg en omnibusdiensten werd Maarsbergen een belangrijk dorp en ontstond hier een nieuwe kern. Tot die tijd was de Meersbergse buurt meer gelegen rondom het kasteel Maarsbergen (zie bij punt 9)

De Wijkerweg.
De Wijkerweg is met de Woudenbergseweg en de Kooisteeg een van de drie hoofdassen van de 17e eeuwse tuinaanleg van de Heerlijkheid Maarsbergen. Van deze tuinaanleg zijn de meeste lijnen nog in het landschap terug te vinden. Wel is er bij het Kasteel later een Engelse landschapstuin aangelegd waardoor daar de strakke indeling is verdwenen. Bij de kruising met de Buurtsteeg vindt u een informatiepaneel, waarop fraai te zien is hoe deze 17e eeuwse tuinaanleg nu nog duidelijk terug te vinden is in het landschap. We bevinden ons hier in de eeuwenoude Meersbergse buurt. Het Tolhuis werd omstreeks 1880 gebouwd. De weg van Leersum naar Maarsbergen werd toen bestraat wat een enorme verbetering was voor het vervoer. Om de kosten gedeeltelijk terug te verdienen werden er langs deze weg enkele tolhuizen gebouwd. Het is hier nog goed te zien dat de weg hier in een haakse bocht richting Maarsbergen ging. Later is de weg met een lange vloeiende bocht omgelegd naar de huidige weg. Ook de tolheffing is sinds het begin van de 20e eeuw beëindigd. Tegenover het tolhuis staat het Kasteel Maarbergen (niet toegankelijk). Vroeger was hier een poort en liep de weg vanaf het tolhuis recht naar de voordeur van het kasteel. De duiventil die u aan de linkerzijde tussen de bomen ziet staan zou gebouwd zijn van de restanten van deze verdwenen toegangspoort. De Meersbergse buurt is een groep van boerderijen rondom het kasteel waarvan er ook nu nog een tiental aanwezig zijn.

Grafheuvels en urnenvelden.
De Buurtsteeg loopt op een historische bewoningslijn tussen Maarn en Maarsbergen. Al eeuwenlang woonden hier mensen aan de rand van de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei. Er zijn hier grafheuvels en veel urnenvelden gevonden, wat betekent dat ook in de prehistorie hier al mensen woonden. Het vermoeden bestaat dat hier dan ook vanuit de oudheid aaneengesloten bewoning heeft plaatsgevonden en zo de dorpen Maarn (Mandron) en Maarsbergen (Merseberch) met zijn Meersbergse Buurt zijn ontstaan.

Kapelweg, spoorlijn, gemeentehuis.
De Kapelweg is na de aanleg van de spoorlijn (1845) ontstaan. Hier zijn toen geleidelijk de eerste huizen gebouwd, de eerste lintbebouwing van het dorp Maarn. Let eens op de diverse oude huizen die hier nog staan. Pas later met de bouw van Tuindorp in 1924 ontstond er echt een kern van waaruit het dorp verder groeide. In 1925 is het Raadhuis (rijksmonument) dat hier te zien is, gebouwd. Het was het eerste gemeentehuis van Maarn en ook het laatste. Maarn ging in 2006 op in de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug.

naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina

Een klein dorpje op de Utrechtse Heuvelrug. Niet eens zo groot, en bruut gehalveerd door de snelweg A12 en de spoorlijn Utrecht-Arnhem. Toch heeft Maarn zijn bestaan aan ditzelfde spoor te danken. Terwijl omliggende dorpen als Driebergen, Woudenberg, Doorn en Austerlitz al eeuwen op de kaart staan, is Maarn pas echt ontstaan dankzij de spoorwegen na 1840.
In 1838 was bij Koninklijk besluit besloten een spoorlijn aan te leggen tussen Amsterdam en Duitsland. Bij de bouw van deze lijn was al bekend dat deze tussen Utrecht en Arnhem zich een weg moest banen door de Utrechtse Heuvelrug. Het voor Nederland nogal bergachtig gebied was een obstakel. Blijkt nu net in het huidige Maarn de te doorsnijden berg het minst hoog te zijn. Het graven door deze berg moest in die tijd, tussen 1838 en 1843 allemaal met de hand gebeuren. De arbeiders die het graafwerk verrichtten woonden in keten bij het werk (op de huidige Bergweg), maar later zouden ze zich ook vestigen in het dorp Maarn.
Op 15 maart 1845 werd dan eindelijk het deel van de spoorlijn tussen Driebergen en Veenendaal geopend. Een klein station was er in Maarsbergen. In Maarn werd alleen op verzoek gestopt.
Wat nog herinnert aan de lijn Amsterdam-Duitsland is de kilometrering van het spoor. Te Amsterdam begon het tracé met kilometer 0.000. De grens tussen Zevenaar en het duitse Elten is bij kilometer 111.031. Het huidige station Maarn ligt bij km. 54.150. Het oude station Maarsbergen lag bij km. 56.580. Het oude station Maarn lag ter hoogte van km 52.800.
Bij de aanleg van de spoorlijn werd dus een sleuf door de berg gegraven van tussen de 12 en 20 meter diep. Na de aanleg van het spoor is er in zuidelijke richting verder zand afgegraven. De noordkant is tot vandaag aan toe ongemoeid gelaten.
Er werd steeds meer zand afgegraven. De grond werd gebruikt bij de aanleg van spoorlijnen door het hele land, waaronder Utrecht, Groningen en Gouda. Bij het afgraven trof men vele keien aan welke deels door de rivieren als Maas en Rijn waren aangevoerd, maar grotendeels waren ze uit Scandinavië afkomstig. De keien zijn dan ook afkomstig uit de ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden.
In 1901 werd er op het afgegraven stuk ten zuiden van de spoorlijn begonnen met de aanleg van een rangeerterrein. Omdat het afgegraven gedeelte vol lag met ontelbaar ontilbare keien, moest voor de aanleg ervan eerst een enorme hoeveel zand worden opgebracht om een vlakke ondergrond te krijgen. Gelukkig was er voldoende zand voorhanden. Enkele meters op te brengen zand waren nodig voor de egalisatie.
Op het te bouwen goederenemplacement konden goederentrein worden samengesteld, zodat het aantal rangeerbewegingen op andere rangeerterreinen (zoals in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht) konden worden beperkt. Maarn was een prima locatie hiervoor, vanwege de centrale ligging. Tussen 1915 en 1918 werd dit rangeerterrein flink uitgebreid. Na voltooiing ervan lag er maar liefst 17 kilometer aan spoor.
In 1932 kwam er een einde aan het rangeerproces te Maarn. Als gevolg van de slechte economische toestand in de jaren 30 werd door bezuinigen het rangeerterrein gesloten. Het rangeren werd verplaatst naar Utrecht, Arnhem en Amersfoort.
Kort na de oorlog vestigde de firma NEBIPROFA (een groothandel in Bitumenprodukten) van Rotterdam naar de loods naast één van de draaischijven.
In 1953 vorderde de staat de grond van het voormalig spoorwegemplacement. Tussen 1953 en 1970 heeft de Genie het zandgat in gebruik gehad. Dit onderdeel van het garnizoen Amersfoort telde ca. 450 manschappen, die zich al snel "De Zandkuilbewoners" noemden. Het betrof het 107e Genie-verzorgingsbataljon. Ook werden er alle zogenaamde 3e en 4e echelon-reparaties aan het geniematerieel verricht. In 1970 werd dit Geniepark opgeheven.
In 1993 raakte het emplacement buiten gebruik en grotendeels gesloopt. Wel leuk is dat de 2 draaischijven van het emplacement nog steeds aanwezig zijn in de zandafgraving. De draaischijven behoren nu tot ons industrieel erfgoed ofwel monumenten van nijverheid en techniek. Eén van de draaischijven ligt overigens niet meer op zijn originele plek.
Ondanks de sloop van het emplacement ging de zandwinning gewoon door. Om te voorkomen dat de Maarnse Berg steeds verder richting zuiden werd afgegraven, werd dit verboden toen de zandwinning werd hervat nadat het leger de zandafgraving had verlaten. Om toch zand te kunnen blijven winnen werd in de diepte gegraven. Hierdoor ontstond de waterplas, zoals we die vandaag de dag nog kennen.
De zandwinning is inmiddels geheel gestopt. De zandafgraving is door de provincie thans benoemd als aardkundig monument.

Aanleg snelweg A12
In 1927 begon Nederland met de aanleg van autosnelwegen. De aanleg van de huidige A12 begon in Voorburg. Het Rijk had net de grond aangekocht tussen Utrecht en Maarsbergen, toen de 2e Wereldoorlog uitbrak. De A12 was toen slechts gereed tussen Voorburg en Oudenrijn. In de oorlogsjaren werd ook het stuk tussen Oudenrijn en Bunnik in dienst genomen. In de oorlogsjaren stond de aanleg op een laag pitje.
Door de weg in elk geval met één rijbaan aan te leggen, kon de drukke rijksweg 25 (huidige N225) tussen Utrecht, Zeist, Rhenen en Arnhem worden ontlast. Hoewel voor het gereedkomen van de weg tot Driebergen weinig middelen nodig waren, lag de prioriteit in die eerste naoorlogse jaren niet bij wegaanleg. Met heel veel moeite konden voldoende middelen en klinkers worden vrijgemaakt om in 1947 de noordelijke rijbaan tussen Bunnik en Driebergen open te stellen. Dat had tot gevolg dat de rijksweg tussen de Berekuil en Zeist, die tot dan toe zowel verkeer richting Amersfoort als richting Arnhem bediende, werd ontlast, evenals de traverse door Zeist. Ook de drukke spoorwegovergang bij het station van Driebergen behoefde niet meer te worden gekruist.
Op 8 februari 1949 werd de 1e rijbaan tussen Driebergen en Maarsbergen opengesteld.
Pas op 28 april 1956 was de snelweg met beide rijstroken open tussen Driebergen en Veenendaal.
De A12 bij knooppunt Maarsbergen. Het was en is een half klaverblad, met aan de noordzijde een benzineverkooppunt. Bovenaan de foto langs de bosrand is de Tuindorpweg te zien, welke ligt tussen Maarsbergen en Maarn. De benzinepomp in het klaverblad is in 2003 (?) gesloopt. Wel is er nog de benzinepomp TANGO onderaan de afslag op het terrein van Motel Maarsbergen
Bij de aanleg van de A12 moest deze ter hoogte van de zandafgraving het spoor kruisen, wat liep tussen het hoofdspoor Utrecht-Arnhem en het emplacement Maarn-Zanderijen. Hiervoor is een kunstwerk gebouwd. Nog steeds zit er een heuvel in de A12 tussen Driebergen en Maarn. Op het hoogste punt (hectometerpaaltje 76.0) is een brug die over het spoor gaat.
Rond 1995 is ook dit spoor onder de snelweg opgebroken en is de route onder de A12 geasfalteerd zodat vrachtwagens de A12 onderlangs konden kruisen. Nadat ook het vrachtverkeer gestopt is, is de tunnel met een hek afgesloten. Er zijn tientallen boomstronken in de tunnel gestort, en thans doet de natuur een poging de tunnel weer in bezit te nemen.
Een oude stille getuige van de A12-spoorkruising van weleer. Een S-bord staat in de struiken langs het inmiddels al jaren geleden verwijderde spoor. Treinen, die vanuit de zandafgraving terug reden richting de spoorlijn Utrecht-Arnhem moesten voor dit bord stoppen. Daar moesten ze ongetwijfeld wachten op toestemming van een opzichter, of treindienstleider om verder te mogen rijden.
Het werken bij het spoor bracht veel werkgelegenheid met zich mee. Voor de arbeiders werd dan ook vlakbij een dorpje gebouwd. Dit dorp werd het Tuindorp genoemd. De naam is te danken aan de relatief grote tuinen die de relatief kleine woninkjes hadden, zodat de werknemers van de spoorwegen er zelf groenten en fruit konden verbouwen.
Als herinnering aan de spoorwegwerkzaamheden is op het grasveld aan het Burgemeester Everwijn Langeplein een bronzen beeld van een spoorwegwerker geplaatst. Deze spoorwegwerker, met de "zweetlepel" actief in de hand, kijkt nog elke dag naar de voorbijrijdende treinen. Op de achtergrond is een zo karakteristieke Tuindorp-woning te zien. Gelukkig worden deze huizen nu beschermd omdat ze deel uitmaken van het industrieel erfgoed van de provincie Utrecht.
naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina















































naar de top van deze paginanaar de top van deze pagina