Terug naar het overzicht met info over gemeenten, plaatsen, dorpen, buurtschappen en/of streken in Duitsland. Terug naar de homepage van Henri Floor Nationaal Park Eifel
Het Nationaal Park Eifel is het veertiende Nationale park van Duitsland en de mooiste van Noord-Rijnland-Westfalen. Het ligt in het noorden van de Eifel, tussen Nideggen in het noorden en Gemünd in het zuiden, en het Belgische nationaal park "Hoge Eifel" in het westen, waarmee het een aaneengesloten gebied vormt. Sinds 1. Januari 2004 is de Wet van kracht, waarin het park opgericht wordt. Het gebied is ca. 10.700 ha groot en grenst in het Noordwesten aan het de Rurstausee en omvat het aangrenzende Urfttalsperre met het voormalige militaire oefenterrein Vogelenzang. Het gebied dat vroeger onderdeel uitmaakte van het ook bij Nederlandse dienstplichtigen wel bekende militaire oefenterrein “Vogelenzang” van 3300 ha zal per 1 januari 2006 ook onderdeel gaan uitmaken van het nationale park.

Flora
Het Nationale park beschermt het door het Atlantische klimaat gevormde beukenwoud, dat tot op heden in het noorden van de Eifel behouden gebleven is. Oorspronkelijk bedekte dit vrijwel de gehele Eifel. Een groot aaneengesloten bosgebied met een hoog aandeel van de beuken ligt op de berg Kermeter. Dit bosgebied is toegankelijk en biedt vele interessante mogelijkheden voor boswandelingen.

Door de manier waarop in het verleden het bos is gebruikt, met name voor de winning van houtskool, waren grote gebieden in bos omgezet. De Pruissen hebben in de 19-de eeuw weer gedeelten met sparren ingeplant. Sparren groeien sneller dan veel loofboomsoorten en maken zo een economischere bosbouw mogelijk. Doordat in het ontstane nationale park de natuur aan zichzelf wordt overgelaten kunnen veel naaldbomen slachtoffer worden van de schorskever zoals de dennenscheerder. Op de flanken van de Kermeter, een berg die in het noorden en westen door de Rurtalsperre en in het zuiden door de Urfttalsperre begrensd wordt, zijn daardoor getroffen. Voor de schorskever is het droge klimaat gunstig is. Dit is een natuurlijk proces, dat in de gaten gehouden wordt. Het overslaan op andere naaldwouden buiten het nationale park zal tegen die tijd tegen gehouden worden. De terugkeer van de beuk wordt in grote gedeelten gestimuleerd. Gedeeltelijk wordt hierbij aan beplanting gedacht. Voor andere gebieden is ondersteuning nodig. De beuk heeft behoefte aan schaduw en in de schaduw van de naaldbomen ontstaat al een nieuw beukenbos. In ieder geval zal het nog tientallen jaren duren voordat de beuk weer de meest voorkomende boom is. Verder zijn er ca. 80 beschermde plantensoorten en 150 diersoorten die op de Rode lijst staan.

Fauna
De wilde kat, de lynx, de zwarte ooievaar en de in NRW zeldzame muurhagedis komen hier voor.

Mijnenvelden
Niet alle delen van het nationale park zijn toegankelijk! Uit de tweede wereldoorlog dateren nog mijnenvelden van een bijzonder vervelende soort namelijk glasmijnen. Dit type mijn is niet te verwijderen omdat er geen opsporingsapparatuur voor bestaat. Zelfs honden kunnen niet ingezet worden omdat hier overal in de grond springstof zit. Verwondingen door deze mijnen zijn vrijwel niet behandelbaar omdat glas vrijwel niet met medische (röntgen)apparatuur zichtbaar is. Een ander type mijn dat hier ook ligt, de betonmijn zal te zijner tijd door de vochtigheid zichzelf deactiveren, dat is bij de glasmijnen niet mogelijk doordat deze hermetisch zijn afgesloten

De Nationaal Park Poorten in Simmerath-Rurberg, Schleiden-Gemünd en in het station van Heimbach bieden u spannende exposities over verschillende thema’s rondom het Nationaal Park Eifel. Een combinatie van toeristische- en voor het Nationaalpark specifieke informatiepunten bieden perfecte startmogelijkheden voor de zeer diverse uitstapjes die u hier in de natuur kunt maken. Deze huizen bevinden zich op loop afstand van het Nationaalpark. De Nationaal Park Poorten zijn dagelijks van 10:00 tot 17:00 uur geopend en zijn vrij toegankelijk. Een bezoek aan meerdere Poorten is de moeite waard omdat er verschillende thema’s te vinden zijn.

Nationaal Park Poort Gemünd
‘Warrige eiken, bonte spechten en spannende woudfabeltjes’ beleeft u in het Nationaal Park Poort Gemünd in het Haus des Gastes. De tentoonstelling gaat over bijzonderheden in de directe omgeving van de Poort. Hiertoe behoren onder andere eikenbossen met hun bijzondere planten en dieren die u in de vrije natuur niet of nauwelijks zult zien. Spannende verhalen over het gebruik van het bos door de mens komen tot leven wanneer u een kolenmeiler betreedt. Iedere zaterdag om 10:00 uur start een kosteloze rondleiding met een Ranger van het Nationaal Park Eifel (Rangertrefpunt Gemünd).

Nationaal Park Poort Rurberg
‘De levensaderen van de natuur’ is het hoofdthema van de tentoonstelling bij Eiserbachdamm in Simmerath-Rurberg. Bezoekers kunnen uitzonderlijke sporen van dieren volgen door de spannende natuur- en cultuurhistorie van de Eifel en het leefgebied ‘stromend en stilstaand water’ vanuit het perspectief van een wouw beleven. Rivierkreeften, rivierparelmossels en bevers bieden een spannende blik in hun leven en betonen de betekenis van het Nationaal Park.
Iedere zaterdag start om 11:00 uur een kosteloze Rangertour vanaf het Nationaalpark Poort Rurberg (Rangertrefpunt Rurberg).

Nationaalpark Poort Heimbach
Een centraal element van de tentoonstelling in het Nationaal Park Poort is een begaanbaar hoorspel. Het voert de bezoekers vanaf het informatiepunt door een woudlabyrint, waar spannende geheimen te ontdekken zijn. Teksten in blindenschrift en talrijke tastbare elementen maken de tentoonstelling voor de blinde bezoeker een spannende belevenis.
Vanuit het nieuwe informatiepunt biedt het Nationaal Park Eifel iedere vrijdag om 11:15 een kosteloze Rangertour aan; de klosterroute. Daarnaast biedt de stad Heimbach van april tot en met oktober extra rondleidingen aan om 11:15 uur in het grote beschermde gebied door vrijwillige bosgidsen van het Nationaalpark. Het tot Nationaal Park Poort omgebouwde station is vanuit van Düren met de Rurtalbahn direct bereikbaar. Een Nationaal Park Poort in Monschau – Höfen en een extra locatie in het stadgebied van Nideggen staan momenteel in de planning.

Leven in Gemeenschappen - Levensgemeenschappen
Het Nationaal Park is ongeveer 145.000 ha. groot, afgerond 15 km². Het biedt al naar gelang de hoogte, de geologische ondergrond en het vroegere gebruik van het landschap, lokale verschillen in klimatologische verscheidenheid en vochthuishouding, bodemsamenstelling en voedselvoorziening. Planten en dieren stellen verschillende eisen aan hun leefomgeving. Zo komen bijvoorbeeld aan een langzaam stromend beekje in het bos andere plante- en diersoorten voor als aan een beek die in de volle zon door een steile, stenige helling stroomt. Zo creeren ze bijvoorbeeld een nat en regelmatig overstroomt grasland ten op zichte van in het hoger gelegen gebied een droog grasland. Gebieden met dezelfde leefomstandigheden en een kenmerkende soortensamenstelling worden levensgemeenschappen of biotopen genoemd. Bij planten noemt men dit plantengemeenschap.
Veel levensgemeenschappen waar zeldzame plante- en diersoorten voorkomen worden meer en meer verdrongen en/of verdwijnen uit het landschap. De hoofdoorzaak is veelal te wijten het ontbreken van een positieve financiele balans tussen de landbouw- en bosbouwsector. Verschillende biotopen en plante- en diersoorten worden in Duitsland door §62 van het wetboek van Nordrhein-Westfalen beschermd.
De Europese Unie heeft diverse bedreigde levensgemeenschappen en plante- en diersoorten benoemt die door alle EU lidstaten door het bestemmen van deze speciale natuurgebieden beschermt moeten worden. In het Nationaal Park de Eifel liggen van de zes Flora Fauna Habitat gebieden in Nordrhein-Westfalen, drie Flora Fauna Habitat gebieden volledig ingesloten in het nationaal park en de drie andere gebieden, voor het over grote deel.
Door de FFH richtlijnen zijn de noodzakelijke maatregelen voor bescherming van het gebied beschreven en zo kunnen de levensgemeenschappen met de kenmerkende plante- en diersoorten die in het Nationaal Park voorkomen, beschermd worden.

De bossen van het Nationaal Park zijn het resultaat van een reeds duizend jaar durende ontwikkeling. Na de laatste ijstijd (ongeveer 10.000 jaar geleden) hadden door beuken gedomineerde loofbossen zich op grote schaal ontwikkeld in de Eifel en ook in midden Europa. In de laatste eeuwen werd het menselijk ingrijpen steeds dwingender en veranderde het aanzicht dusdanig drastisch. De oorzaak hiervan lag in de houtproductie voor houtskool, het winnen van schors voor het looien van leer en door het grootschalig ruimte maken voor akker- en weideland verdween het oorspronkelijke bos praktisch compleet uit de Eifel. Door planmatig (her-) bebossen in de laatste 150 jaar is de oppervlakte aan bos weer enorm gestegen, hoofdzakelijk begroeid door uitheemse sparren.
De verschillende tijdperken in natuur- en cultuurgeschiedenis hebben in het Nationaal Park vele sporen achtergelaten. De bezoekers van het Nationaal Park kunnen een grote diversiteit aan bossoorten uit verscheidene periodes ontdekken…
Bijvoorbeeld het oorspronkelijke en indrukwekkende ‘Oerbos’ of het oude ‘productie bos’. Wat men hier ook kan waarnemen is de ontwikkeling van een voormalig onnatuurlijk productiebos naar een oerbos van tweede hand.
Terwijl in het noorden rondom Hetzingen en Kermeter vooral loofbos groeit (met eiken en beuken als dominante boomsoort), vinden we in het zuiden bij Wahlerscheid vooral naaldbos dat hoofdzakelijk uit sparren bestaat. De grove den is ook een belangrijke naaldboom en komt voornamelijk ten oosten van Kermeter voor.
Het bos is een belangrijke biotoop voor talrijke planten en dieren. Met name in het voorjaar treffen we in de vele loofbossen van het Nationaal Park een weelderige onderbegroeiing van bont gekleurde kruidachtigen. Het hout van oude bomen is met mos en korstmossen bedekt, die de bomen een authentiek uiterlijk geven. In de zomer en de herfst groeien de vruchtlichamen van schimmels uit de grond. De spechten die in de stammen van oude bomen leven of de wilde kat die zich in het kreupelhout verstopt zijn voorbeelden van de hier voorkomende diersoorten.

Naaldbos - geen inheemse boomsoorten met een groot uithoudingsvermogen
Sinds de laatste ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden, kwamen er in de Eifel geen naaldbomen voor die hier zonder toedoen van de mens konden groeien. Pas in het midden van de 19e eeuw heeft het bosbeheer vlaktes beplant die door intensief menselijk gebruik tot boomvrije woestenij waren omgevormd. Vanwege de enorme groeikracht in vergelijking met onze inheemse soorten werden deze uitheemse soorten gekozen. Dit is de reden waarom 40% van het Nationaal Park uit naaldbomen bestaat.
Bijna overal in het Nationaal Park werden sparren geplant. Terwijl ze in het noorden (bij
Hetzingen, Kermeter) met verschillend grootte percelen mozaikvormig tussen de loofbossen verdeeld werden, vormen ze in het zuiden bij Dedenborn en Wahlerscheid grote samenhangende bossen, zogenoemde „dominante bestanden“.
De kruidlaag is in deze bossen door een bijna voljarige sterke beschaduwing zeer soortenarm opgebouwd. Slechts enkele planten gedijen hier. Ook voor de dierwereld zijn, afgezien van een paar specialisten, de levensomstandigheden niet zo goed als in de loofbossen. De oorzaak hiervan is dat naaldbomen hier van nature niet voorkomen. Het hoofddoel van het Nationaal Park is door een jarenlang proces uit het sparrenbos een loofbos te ontwikkelen. Dit is in het regenrijke zuiden een probleem onder een spar kan wegens licht gebrek namelijk geen kruid- en struiklaag ontstaan en er kunnen er geen andere bomen ontkiemen. Om deze loofbos ontwikkeling te realiseren wordt het aantal loofbomen door het actief beplanten in zulke bestanden verhoogt en zo worden de sparren dan terug gedrongen.
Ook de grove dennenbossen, vooral in het oosten van Kermeter, die op rode bont zandsteen geplant is komt hier van nature niet voor. Als dennen ouder worden dan wordt het bos automatisch licht doorlatender.
Als gevolg kunnen loofbomen nu opgroeien. Hieruit volgt dat in deze bossen veel minder moet worden ingegrepen en kunnen natuurlijke ontwikkelingen plaats vinden.
Dit geldt niet voor de douglas een uit noord Amerika stammende boomsoort, die zich na aanplant vooral in de noorderlijke helft van het Nationaal Park sterk in de lichtere eikenbossen heeft uitgebreid. Om deze ontwikkeling tegen te gaan worden allen douglassparren voor 2015, met uitzondering van een paar aanschouw exemplaren langs wandelwegen, geveld. Het naaldbos staat welliswaar in het natuurbeschermingsgebied maar kan eerst na beeindiging van de beheersmaatregelen voor de ontwikkeling van het loofbos als zodanig gelden.

Dieren van het naaldbos
Ook al behoren de naaldbossen van het Nationaal Park niet tot de
natuurlijke bosgemeenschappen, zijn er toch tal van diersoorten die de dichte en in de winter groene naaldbossen voor de loofbossen prefereren. Zo zijn de dichte sparren opstanden overdag een goed refugia voor grotere hoefdieren zoals het edelhert, reeën, en wilde zwijnen en vooral als er sneeuw ligt of als ze veelvuldig gestoord worden.
Tot de typische soorten van het naaldbos behoren bijvoorbeeld de rode bosmier (Formica rufa) en de kale rode bosmier (Formica polyctena), die vaker voorkomt. Deze mieren bouwen van naalden en kleine takjes tot 2m hoge mierennesten. De werksters kunnen het 40voudige van hun eigen gewicht dragen. Mieren vormen een heel belangrijk onderdeel van het ecosysteem zowel als voedselbron, voor bijvoorbeeld spechten, maar ook als tegenspeler van vele insectensoorten. Bovendien verspreiden ze zaden van planten en bieden in hun heuvels woonruimte voor andere diersoorten.
Opvallend is dat verschillende diersoorten zoals vleermuizen, spechten of de op horsten broedende roofvogels beduidend minder voorkomen in de door naaldboom gedomineerde bossen in het zuiden van het Nationaal Park. Spechten maken hun holen liever in loofbomen omdat die niet met kleverig hars reageren op de verwondingen van de bast. Daarbij komt nog het feit dat de naaldbossen na de oorlog zijn doorgelicht, waardoor het nu nog ontbreekt aan oudere reeds afgestorven naaldbomen die rijk zijn aan insecten als voedselbron voor de specht. Als gevolg van een spechtenarmoede ontbreekt het voor vele holenbroeders, zoals vleermuizen, aan de juiste huisvesting. Gelukkigerwijze heeft de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) een alternatieve woonruimte gevonden in menige jachtkansels.
Er zijn ook vogelsoorten die de voorkeur geven aan de naaldbossen of de gemengde bossen ten opzichte van de loofbossen. Hiertoe behoort ondermeer de kruisbek (Loxia curvirostra), die zijn naam aan de vorm van zijn snavel te danken heeft. Hij voedt zich met de zaden van sparren, waar hij tevens in het voorjaar broedt, die hij met zijn aangepaste snavel uit de kegels kan trekken. De mannetjes zijn bijzonder attractief met hun intensief rode vederkleedje, terwijl de vrouwtjes een groenachtige kleur hebben. Nog een paar typische vogelsoorten zijn de sijs (Carduelis spinus) en de kleine goudhaantjes. De sijs broedt in het gebergte in het hoge noorden en is slechts een wintergast in het Nationaal Park. Ook zijn lange spitse snavel is geschikt om de zaden uit de sparren of elzenkegels te trekken. Bij de goudhaantjes kan men het vuurgoudhaantje (Regulus ignicapillus) en het goudhaantje (Regulus regulus) onderscheiden. Terwijl het vuurgoudhaantje in de winter naar het zuiden trekt blijft het goudhaantje als standvogel het hele jaar in het gebied. Beide bijna gelijk uitziende vogeltjes worden ongeveer 7cm lang en wegen niet meer als enkele gram. Ze behoren tot de kleinste vogeltjes van midden Europa. Hun fijn en hoog getjilp kan men slechts met heel goede oren waarnemen.

Dieren van het loofbos
De loofbossen van het Nationaal Park Eifel zijn het leefgebied voor talloze grote en kleine diersoorten. Ze bieden verschillende zoogdieren voedsel en bescherming. Daartoe behoren natuurlijk de edelherten (Cervus elaphus), reeën (Capreolus capreolus), wilde zwijnen (Sus scrofa) en niet te vergeten de europese moeflon (Ovis orientalis). Oorspronkelijk komen de moeflons slechts op Corsica en Sardinië voor, maar sinds 200 jaar werden deze dieren voor parken en bejaging overal in Europa uitgezet. In het Nationaal Park zijn ze vooral te bezichtigen in de buurt van het dorpje Kermeter en in het bijzonder in het eikenbos, waar ze in grote groepen pleksgewijs de bodem kompleet af grazen en ervoor zorgen dat er geen kleine bomen meer hoog kunnen komen.
De beschermde boommarter (Martes martes), de veel waarneembare eekhoorntjes (Sciurus vulgaris), en verschillende muizensoorten zoals de bosmuis (Apodemus sylvaticus), geelhalsbosmuis, de grote bosmuis en rosse woelmuis zijn de vertegenwoordigers van de kleinere zoogdieren van het bos. Na de mastjaren van beuken en eiken, dit zijn jaren met versterkte productie van eikels en beukennootjes, stijgt de populatie van de muizen die zich hiermee voeden. Dit heeft weer een positieve invloed op de populatie van de jagers die zich wederom voeden met deze muizen.
De zeer schuw levende wilde kat (Felis silvestris) wordt slechts door enkele mensen gezien. De wilde kat is in Nordrhein - Westfalen bijna uitgestorven en komt hier in de provincie slechts in de Eifel voor. De voorkomende wilde katten in de Eifel en de aangrenzende Ardennen behoren tot de grootste samenhangende populatie in heel Europa. De lynx (Lynx lynx) geldt als in de regio als uitgestorven maar werd de laatste jaren weer af en toe waargenomen. Of de lynx zich hier kan uitbreiden kan op het moment nog niet beoordeeld worden. Het Nationaal Park kan de lynx meerdere storingsarme attractieve leefgebieden aanbieden en met een goed voedsel aanbod. Er is echter niet veel plaats voor meerdere lynxen, omdat ze enorme territoria nodig hebben. Een lynxterritorium is ongeveer 100 km groot.
Voor vele grote vogels bieden de hoge bomen een goede bescherming voor de bouw van hun nesten. Hiertoe behoren roofvogels zoals de buizerd (Buteo buteo), de havik (Accipiter gentilis), de wespendief (Pernis apivorus), de rode wouw (Milvus milvus) en de zwarte wouw (Milvus migrans). Deze laatste drie staan in Duitsland op de rode lijst en worden net als de zeer zeldzame zwarte ooievaar (Ciconia nigra) ook in Nordrhein Westfalen sterk bedreigt. Deze zeer zeldzame vogel broedt inmiddels weer het Nationaal Park, vanwege zijn schuwe gedrag en zijn gevoeligheid ten opzichte van storingen zoekt hij gebieden op die slecht te bereiken zijn. Typische kleinere vogels die in het bos voorkomen, die helaas door hun terug getrokken levenswijze slecht te ontdekken zijn, zijn bijvoorbeeld de houtsnip (Scolopax rusticola), de fluiter (Phylloscopus sibilatrix) en de boomklever (Sitta europaea) die zich op z’n kop aan de stam van de boom beweegt.
De zes voorkomende spechten (middelste bonte specht, kleine bonte specht, grote bonte specht, groene specht, zwarte specht en de draaihals)
die ook nog met hoge bezettingsdichtheid voorkomen, zijn voor het Nationaal Park een echte bijzonderheid. Omdat spechten oude dikke stammen van loofbomen voor de bouw van hun holen nodig hebben en een heel hoog aandeel aan afgestorven, houtige gewassen dat rijk is aan insecten als voedselbron. Hun hoge aantallen aan broedparen kun je beschouwen als bijzondere kwaliteit van het Nationaal Park Eifel. De bonte specht (Dendrocopos major) is met ongeveer 200 broedparen heel duidelijk de meest voorkomende specht. De zwarte specht (Dryocopus martius) wordt bedreigd en is als inheemse soort de grootste specht die hier voorkomt. Hij hakt in het bijzonder in dikke oude beuken zijn holen, en de sterk bedreigde middelste bonte specht (Dendrocopos medius) die daarin tegen liever eiken heeft, komen in het noordelijk deel van het Nationaal Park in de uitgestrekte loofbossen relatief veel voor.
De holen die de spechten hakken worden door veel verschillende dieren gebruikt die zo een onderdak graag benutten. De bedreigde holenduif (Columba oenas) is een van deze, net als verschillende vleermuizen die in het bos wonen, die alle sterk bedreigd worden en alle door de wet worden beschermd. In het Nationaal Park komen vier soorten vleermuizen voor die als zomerkwartier spechtenholten, verrotte takoksels en holle ruimtes in boomstammen of onder de afbladderende bast graag aannemen. Dit zijn de vale vleermuis (Myotis myotis), de watervleermuis (Myotis daubentoni), de gewone baardvleermuis (Myotis mystacinus) en de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus). Ze voeden zich uitsluitend met insecten die zich in de schemering, tijdens de jachttijd van de vleermuis, actief zijn.
Deze bossen zijn ook het leefgebied voor verschillende amfibieën en salamandersoorten. De gewone pad (Bufo bufo), die er bekend om staat om grotere afstanden af te leggen, verbrengt de meeste tijd op het land met als uitzondering het leggen van hun eieren. Ze overwinteren onder het beschermende loof. Het zelfde geldt ook voor de alpenwatersalamander en de zwemvoetsalamander (Triturus alpestris, Triturus helveticus). De bruine kikker (Rana temporaria) die in het hele Nationaal Park voorkomt verbrengt zijn tijd in vochtige verstopplaatsen behalve de tijd tussen de voortplanting en de winterslaap. Deze verstopplekjes verlaten ze alleen tijdens het zoeken naar voedsel, tijdens vochtig regenachtig weer in de schemering en de nacht.

Sinds het begin van 2006 is het forum Vogelsang (bij de ‘burcht’ Vogelsang) opgezet met een toeristen infotheek. Het forum biedt informatie over de historie van het voormalige NS-‘Ordensburg’ Vogelsang, maar natuurlijk ook over het Nationaal Park en de Eifel. Van hier uit worden rondleidingen aangeboden door monumentale, architectarisch en historisch interessante gebieden door opgeleide medewerk(st)ers van Vogelsang.
Meer informatie is verkrijgbaar bij de Servicedesk van Vogelsang, Tel.: 0700-93002006. Tegelijkertijd kunt u deze voorziening gebruiken als uitgangspunt voor uw wandelingen door het Nationaalpark. Iedere zondag om 14:00 uur start een drie uur durende Rangertour (R3) vanuit het forum van Vogelsang: de "Vogelsang-Wollseifen-Route" over de hoogvlakte van Dreiborn.
Als u op eigen initiatief op de hoogvlakte van Dreiborn wilt wandelen, blijft u dan aub voor uw eigen veiligheid op de vrijgegeven wandelpaden. Dit vanwege eventueel achtergelaten strijdmiddelen. Het Nationaal Park beheer heeft deze vrijgegeven wandelpaden met houten paaltjes tot op kniehoogte gemarkeerd.
Op de hoogvlakte van Dreiborn geldt; Levensgevaar! Er heerst een absoluut verbod om u buiten de aangegeven wandelwegen te bevinden!

naar de top van deze pagina