|
|
Geschiedenis van Deurne
|
Deurne, Liessel, Vlierden, Neerkant en Helenaveen: vijf dorpen, één gemeente
Al meer dan 75 jaar horen Deurne, Liessel, Vlierden, Neerkant en Helenaveen tot één gemeente, geheten "Deurne". Dat is niet altijd zo geweest. Tot 1926 was Vlierden een zelfstandige gemeente. Deurne, Liessel, Neerkant en Helenaveen vormden tot 1926 de gemeente ‘Deurne en Liessel’. Die gemeente heette destijds zo, omdat Deurne en Liessel de belangrijkste kernen waren.
In 1968 moest de gemeente afstand doen van een deel van Brouwhuis, toen Helmond enkele dorpen in de omgeving annexeerde. In 1997 kreeg Deurne echter de straten Leensel, Zand en Bus van de gemeente Asten, waardoor de gemeente weer groter werd. Het oppervlak is nu 11.902 hectare.
Het Deurnese landschap
De laagste delen van het landschap rondom Deurne zijn de beekdalen. Deze waren oorspronkelijk in de winter erg nat. Door de ruilverkaveling in de twintigste eeuw is dat verholpen. Op de wat hogere delen van het landschap legde de bevolking akkers aan. Eén van die hoge delen was de zogenaamde Wolfsberg of "Deurnese akker", onder de Koolhof. Bij het inrijden van de Antoon Coolenlaan vanaf de Hogeweg met de fiets, merk je nog dat je harder moet trappen. Bij deze akkers en beekdalen lagen tot circa 1850 vrijwel alle Deurnese dorpen en gehuchten. Deels lagen ze in een cirkel aan de randen van de Deurnese akker.
Op de hoogste (droogste) delen van het landschap lagen de heidevelden en stuifzanden. Vóór 1850 haalden de boeren er hun plaggen en werden de schapen en runderen er geweid. De heidevelden werden tussen 1850 en 1950 voor het merendeel bebost. Het hout werd gebruikt voor de mijnbouw. Ook zorgden de naaldbossen voor het vasthouden van het stuifzand. Een voorbeeld is het Zandbos.
Peelrandbreuk
De oostgrens van het landschap met beekdalen en akkers is de Peelrandbreuk. Dit is een kilometers lange "breuk" in de ondergrond, die in onze omgeving aan de oppervlakte zichtbaar is. De breuk is in de Heiakker gemarkeerd met een dubbele bomenrij met natuurstenen putten. In april 1992 schrok de bevolking van Deurne nog wakker van een lichte aardbeving langs deze breuklijn!
Ten oosten van de Peelrandbreuk is de bodem van nature veel natter. Hoe verder je naar de provinciegrens gaat, hoe natter het wordt. Op het Riet, niet ver van de Peelrandbreuk, heeft de bevolking en later de gemeente die natte heidevelden nog kunnen ontginnen tot weilanden. Je ziet daar dat de wegen kaarsrecht zijn aangelegd en de boerderijen ver van elkaar liggen. Hier en daar hebben keuterboertjes gehuchten gesticht, zoals de Merlenberg.
Verder naar het oosten groeide in de afgelopen duizenden jaren hoogveen. Soms waren die veenpakketten wel 7 meter dik! Dit hoogveengebied noemen we "de Peel". De regio, Peelland, heeft zijn naam ontleend aan dit moerassige gebied. In de Peel staken de boeren turf, voor eigen behoefte. Vanaf 1853 begonnen industriële ondernemers het gebied te ontginnen. Voor de arbeiders werd Helenaveen gesticht.
Bedrijfsvoering
De meeste inwoners van Deurne hadden een klein gemengd boerenbedrijf. Sommigen hadden ook een weefgetouw in huis. In de Zeilberg en op de Hanenberg woonden tussen ca. 1600 en 1917 potten- en steenbakkers. Zij haalden leem uit de bodem en maakten daar hun potten en stenen van. De nog bestaande boerenwoningen, de langgevelboerderijen, stammen voor het merendeel uit de negentiende en twintigste eeuw.
Pastoor Roes en de oprichting van de Boerenbond zorgden eind negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw voor een versnelde modernisering van de landbouw.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde Nederland (en daarmee Deurne) in snel tempo. De intensieve landbouw deed zijn intrede en er kwamen ruilverkavelingen. Wegen verdwenen of werden verhard, en de percelen werden groter.
In heel Nederland werden nieuwe woonwijken aangelegd en veel oude boerderijen werden vervangen door moderne woningen. In Deurne werd langs de spoorlijn een aantal bedrijventerreinen aangelegd, zoals de Grote Bottel en de Kranenmortel. De verveningen en ontginningen van de Peel werden gestopt en de resterende veenrestanten zouden voortaan natuurreservaat zijn. Sommige gedeelten zijn opengesteld voor bezoekers, dus gaat u eens op ontdekkingstocht!
Beknopte dorpsgeschiedenissen
Deurne
Al duizenden jaren vóór Christus moeten er mensen in onze streek geweest zijn. Mensen trokken toen nog rond en woonden nergens voor langere tijd. De oudste sporen van meer permanente bewoning bij Deurne zijn van omstreeks 800 vóór Christus. Het urnenveld dat in 1837 onder de tegenwoordige St. Jozefparochie werd gevonden, dateert uit die tijd. Het wordt vaak als "Germaans" aangegeven, maar zo mogen we het eigenlijk niet noemen. Toen het grafveld werd aangelegd, woonden hier geen Germanen. Op deze plek ligt nu de Potbosstraat.
Deurne wordt voor het eerst genoemd in een schenkingsakte uit 721. Bij die schenking kreeg bisschop Willibrord van een zekere Herelaef bezittingen in Deurne, Vlierden en Bakel. Deze bezittingen schonk Willibrord later aan de abdij van Echternach (Luxemburg).
Vanaf de middeleeuwen bestond Deurne uit een groot aantal gehuchten. Aan de straat die we nu kennen als de Helmondseweg lag "Ten Velde", een belangrijke boerderij. Daar tegenover stond tot begin jaren tachtig van de twintigste eeuw de boerderij "de Pelikaan", waar het Pelikaanpark naar is genoemd. De grote lindes die voor de Pelikaan stonden, staan er nog.
Niet ver daar vandaan ligt de St. Willibrorduskerk, waarvan de bouw is gestart in de dertiende eeuw. Resten van een oudere voorganger op die plek zijn opgegraven omstreeks 1964. Rondom de kerk lagen verschillende herbergen, zoals De Zwaan, De Roode Leeuw en De Keizer. Ook stonden er burgerwoningen en boerderijen. In 1805 bouwde de gemeente aan de Markt het eerste raadhuis, naast de kerk. In 1895 werd het huidige gebouwd, iets verderop. Daarvoor werden enkele huizen gesloopt en het marktplein vergroot. In 1985 werd het gemeentehuis uitgebreid langs de Martinetstraat en de Raadhuisstraat.
Aan de Markt in Deurne worden al generaties lang de hongerigen gevoed en de dorstigen gelaafd. In een oud sigarenfabriekje opende het (voormalige) café 'de Peelpoort' kort na 1920 zijn deuren. Tegenover de kerk staat de voormalige herberg 'De Zwaan', die al vóór 1605 moet hebben bestaan. Het huidige pand stamt uit het einde van de negentiende eeuw. Enkele jaren geleden kreeg dit café een naam die bij Deurne past: Beekman en Beekman. Enkele deuren verder, aan de Helmondseweg, staat de in 1942 gebouwde bioscoop Biovink, waar tot in de tachtiger jaren films werden vertoond. Aan de Stationsstraat staan de kleine herberg van de familie Lutters uit 1907 (nu Heemhuis) en café Van Baars in een pand uit 1895.
Kerken
De meeste Deurnenaren waren rooms-katholiek. Vanaf 1648 mochten de katholieken hun geloof niet langer uitoefenen van de protestanten, die de Tachtigjarige Oorlog van de katholieke Spanjaarden hadden gewonnen. De St. Willibrorduskerk werd staatseigendom en de protestanten namen hun intrek in de kerk. In eerste instantie moesten de katholieken te voet naar Venray’s grondgebied toe. Ze bouwden een schuurkerk, aan de Langstraat. Daar staat nu, net over de provinciegrens, een monument. Na enkele decennia mochten de katholieken een schuur als kerk gebruiken aan de Lage Kerk (vandaar de naam!). Pas in 1801 kregen de katholieken de St. Willibrorduskerk terug. Aan de Martinetstraat en Kerkstraat in Deurne staan nog twee voormalige pastorieën van de katholieken. In 1815 bouwden de protestanten tenslotte hun eigen kerk aan de Helmondseweg. In de voormalige hervormde pastorie zetelt nu de muziekschool.
Gehuchten
Een aantal gehuchten bij de bebouwde kom van Deurne is goed bewaard gebleven. Zo heeft Vreekwijk nog altijd het kenmerkende driehoekige pleintje met drinkpoel en historische boerderijen erom heen. Het Kerkeind (Oude Bakelseweg en Kerkeindseweg) kent nog een aantal negentiende- eeuwse boerderijen en een groot akkercomplex aan de oostzijde, de Vloeiakker. Ook de Molenhof op de grens met Gemert-Bakel is goed bewaard gebleven. De gehuchten werden verbonden door zeer oude, doorgaande wegen, zoals de Derpsestraat, Heuvelstraat, Veldstraat, Keizerstraat, Zeilbergsestraat en Oude Stappad.
Enkele gehuchten, die omsloten zijn door moderne bebouwing, zijn aan oude boerderijen nog goed te herkennen. In het gehucht "Grote Bottel" staat een langgevelboerderij uit de negentiende eeuw. De boerderij achter het tankstation op de hoek van Fabrieksstraat en Liesselseweg stamt uit circa 1770 en lag in het gehucht Veldheuvel. Nabij de vroegere Kraaienheuvel, op het kruispunt Lage Kerk-Stationsstraat, ligt boerderij de Pannenhoef (ook bekend als brouwerij ‘de Zon’) uit circa 1850. In de achttiende eeuw stond daar één van de schuurkerken van Deurne.
Een heel bijzonder gehucht is het Haageind. Daar staan de twee kastelen die Deurne nu nog kent. Het Klein Kasteel is gebouwd vóór 1383. Hier woonden de ‘heren van Deurne’. Deze ‘heren’ mochten tot 1795 het dorpsbestuur benoemen. In de zestiende eeuw namen zij hun intrek in het Groot Kasteel, dat vóór 1397 gebouwd is. Helaas is dit kasteel sinds 1944 een ruïne; het is bij de bevrijding van Deurne grotendeels verwoest. De laatste bewoner van het Groot Kasteel was Theodore baron de Smeth (1919-1988). Naar zijn voorvader Theodorus de Smeth (1710-1772) is in de wijk Vlier-Noord een straat genoemd.
Bij de ruïne staat het Dinghuis, waar vanaf de zeventiende eeuw recht werd gesproken. De kasteelboerderij ten noorden van de kasteeltuin was vanaf 1694 een pachtboerderij van het Groot Kasteel. Het huidige gebouw stamt uit 1804.
Windmolens
In Deurne staan in totaal vier windmolens. In Deurne staat Holten’s Molen (1890), in Zeilberg Maria-Antoinette (1893), in Vlierden Johanna Elisabeth (1844) en in Liessel De Volksvriend (1903). Verdwenen molens stonden onder meer aan de Heimolenweg, Oude Liesselseweg en de Molenstraat in Deurne en de Oude Molen in Liessel.
Behalve de vier windmolens, heeft Deurne ook nog een watermolen. Deze staat naast het Klein Kasteel. Alhoewel er al in 1387 gesproken wordt over een watermolen op die plek, is de huidige in 1631 gebouwd. Dit gebouw wordt particulier bewoond en is alleen vanaf de weg te bezichtigen. In de middeleeuwen stonden ook watermolens bij de Molenhof en aan de Kerkeindseweg.
Twintigste eeuw
De notabelen van Deurne vestigden zich aan het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw met name tussen de kom van het dorp en het station. Dat leverde prachtige woonhuizen op. Aan de Stationsstraat vinden we nu nog de herenhuizen Rozenberg en Wilbertshove; aan de Stationslaan staan onder meer Gelria en Mariahof. Op Romeinstraat 1 woonden achtereenvolgens H.N. Ouwerling en Antoon Coolen in de villa 'de Romein' uit 1913.
Een aantal gehuchten groeide in de twintigste eeuw uit tot wijken, zoals Zeilberg en Walsberg (vroeger Wasberg). Ook de Sint-Jozefparochie kreeg een kerk, net zoals Zeilberg met eigen klooster, pastorie en school. De nonnen uit de kloosters verzorgden het onderwijs op de scholen.
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de wijk "Houtenhoek" een eigen kerk, de H. Geestkerk. Met de bouw van Houtenhoek begon Deurne aan een uitbreiding. Hierna volgden onder meer de wijken Koolhof, Heiakker, Vlier-Zuid, Vlier-Noord en de Vennen.
Deurne had al vóór de Tweede Wereldoorlog industrie. Straatnamen als Steenovenweg, Ringoven en Leembaan herinneren aan de steenfabriek. Deurne had ook textielfabrieken; daar zijn Textielstraat, Katoenstraat en Haspelweg naar genoemd. Het bestaan van de spoorlijn (aangelegd in 1866) heeft zeker aan die industriële ontwikkeling bijgedragen.
Industrieterrein "de Grote Bottel" werd vanaf eind jaren veertig ontwikkeld. Vanaf de jaren zestig werd een deel van het Derp (kruising Liesselseweg-Fabrieksstraat) met zijn akkers bebouwd met bedrijventerrein “de Kranenmortel”. Daar vestigde zich als één van de eersten Philips met een gloeilampenfabriek. In de loop der jaren groeide dit uit tot het grootste bedrijventerrein van de gemeente Deurne. Eind jaren negentig werd het nieuwste bedrijventerrein van Deurne, de Rijt, aangelegd.
--------------------------------------------------------------------------------
Liessel
De oudste vermelding van Liessel dateert van het jaar 1312. Liessel bestond toen uit een verzameling boerderijen. Het Loon was een apart gehucht. De akkers en weilanden, die bij Liessel hoorden, lagen vooral aan de westkant. Aan de oostkant begon meteen het natte veengebied van de Peel. Dat is pas in de laatste eeuwen in landbouwgrond omgezet.
Op de plek waar nu gemeenschapshuis “de Kastanje” staat, stond al vóór 1420 een kapel, gewijd aan St. Hubertus. Deze lag op een kruispunt van wegen aan een plein. Voor dopen en trouwen waren de Liesselnaren echter nog lang op Deurne aangewezen. In 1851 veranderde dat. Toen werd Liessel een zelfstandige parochie en de kapel werd een kerk. In 1901 bouwde de parochie een nieuwe kerk, gewijd aan St. Willibrordus, aan de Hoofdstraat. De herinnering aan Sint Hubertus ging echter niet verloren. In de jaren tachtig bouwde het Liesselse gilde een nieuwe Hubertuskapel aan de Molenweg. De Blokhuisweg dankt zijn naam aan een kasteeltje dat hier van 1516 tot omstreeks 1770 stond. Met de afbraakmaterialen werd een aantal boerderijen gebouwd.
Oorlog
Liessel ging door een moeilijke tijd tijdens de bevrijding in de laatste maanden van 1944. De Duitsers heroverden het dorp tot tweemaal toe. Tweeëndertig mensen verloren het leven en veel gebouwen werden verwoest of raakten zwaar beschadigd. Zo sneuvelden de molen aan de Oude Molen en de oude pastorie. De kerk werd zwaar beschadigd, maar kon hersteld worden. Deze staat nog altijd fier overeind.
Ook Liessel groeide nog na de Tweede Wereldoorlog. Aan de zuid- en oostkant verrezen woonwijken. Aan de oostkant kwam een bedrijventerrein te liggen.
--------------------------------------------------------------------------------
Vlierden
Vlierden werd net als Deurne al in 721 in een schenkingsakte genoemd. Vlierden was een zelfstandige heerlijkheid, en tot 1926 een zelfstandige gemeente. De Oude Aa en de Astense Aa waren de oost- en westgrens van de gemeente Vlierden. In de bocht van de Vlierdenseweg staat nog het oude raadhuis uit 1902, dat na 1926 onder andere dienst deed als postkantoor.
Het oudste deel van Vlierden is waarschijnlijk het gebied rond Kapelweg en Oude Torenweg. Daar lag tot een eeuw geleden de middeleeuwse kapel van Vlierden. Tegenwoordig staat er een gedachteniskapelletje op het oude kerkhof.
Ook in Vlierden moesten de katholieken in 1648 hun kapel verlaten. Enkele tientallen jaren laten bouwden ze een schuurkerk aan de huidige Pastoriestraat. In diezelfde zeventiende eeuw werd Vlierden ook een zelfstandige parochie, los van Deurne. De schuurkerk werd in 1846 vervangen door de huidige kerk. Tegenover de kerk staan naast elkaar nog de oude en nieuwe pastorie. In de Pastoriestraat werden rond de kerk steeds meer boerderijen en huizen gebouwd. Zo ontstond de huidige kern. Vlakbij, aan het begin van de Brouwhuisweg, staan nog enkele oude boerderijen.
Gehuchten
Net als Deurne bestond ook Vlierden uit een groot aantal gehuchten met hun eigen akkers, beemden en heide. Een karakteristiek gehucht is de Baarschot. Tot 1965 stond hier een opvallend jachthuis. Op de Hazeldonk tussen Liessel en Vlierden woonde de heer Van Vlierden in de nog bestaande witte boerderij met jaarankers uit 1816. Niet ver daar vandaan, op de ‘Hoeven’, liggen nog altijd de boerderijen Ruth en Vorst. Bij Ruth, maar ook in het gehucht Belgeren, lagen in het verleden watermolens op de Astense Aa. In 1968 werden de Brouwhuise gehuchten Peeleik, Blikhalm en Achterste Beersdonk bij Helmond gevoegd.
De weg naar Asten liep vroeger via Belgeren, waar je de Belgerense watermolen passeerde. Rond 1880 werd de rechte weg van Vlierden naar Ommel door het Aa-dal aangelegd. In 2003 werd de dorpskern ontlast door de aanleg van een nieuwe rondweg aan de zuidkant, de Vlierdensedreef. Zo stelt elke tijd zijn eigen eisen aan de verkeersafwikkeling!
Vlierden is de laatste jaren gegroeid aan de noordzijde, met onder meer de wijk "de Hoge Zijde".
--------------------------------------------------------------------------------
Neerkant
Het dorp Neerkant ("de nederkant", "het uiteinde van de gemeente") bestond vroeger eigenlijk niet als dorp. Het was een verzameling gehuchten op een smalle zandrug tussen twee moerasgebieden. De gehuchten lagen aan de oude verbindingsweg Meijel – Deurne, en heetten o.a. Heitrak, Moosdijk, Broek, Schelm, Schans en Luttel-Meijel. De historie van een aantal gaat zeker tot in de middeleeuwen terug. Zo ligt een deel van de grachten van de middeleeuwse boerderij Heitrak er nog, aan de Korte Zeilkensweg. De naam Neerkant komt pas rond 1730 in de archieven voor.
Rond 1890 kreeg Neerkant een echte dorpskern, nabij het voormalige gehucht Moosdijk. Met de stichting van de kerk werd Neerkant een zelfstandige parochie, apart van Liessel. Er kwam ook een klooster (St. Vincentiushuis).
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Neerkant zwaar getroffen. Niet iedereen overleefde dit en vele gebouwen, inclusief de kerk, werden verwoest. Met de bouw van een nieuwe kerk na de oorlog kreeg Neerkant een nieuw hart.
--------------------------------------------------------------------------------
Helenaveen
Helenaveen werd als enige kern van Deurne gesticht aan de oostkant van de Peelrandbreuk, in het nattere gedeelte. In 1853 kochten de gebroeders Van de Griendt van de gemeente Deurne een veengebied en begonnen dat via de N.V. Maatschappij Helenaveen te ontginnen, met inzet van vele arbeiders. Voor die arbeiders werd een dorp gesticht: Helenaveen, genoemd naar de echtgenote van één van de gebroeders. De “Maatschappij” zorgde voor veel bedrijvigheid; naast vervening en ontginning waren dat bijvoorbeeld de scheepswerf en de teelt van tabak en boekweit. De bedrijvigheid liet de “halte Helenaveen” aan de spoorlijn Eindhoven-Venlo uitgroeien tot één van de grootste goederenstations van Nederland. De straatnaam Halte herinnert hieraan. Nu is tuinbouw één van de kernactiviteiten van het dorp.
Zowel de vervening als de latere tuinbouwactiviteiten trokken arbeiders uit de Betuwe en Gelderse Vallei (tabaksteelt), Drenthe en Overijssel. Veel inwoners van Helenaveen zullen hun voorouders daar terugvinden. Velen waren protestant; voor hen werd een eigen Hervormde Gemeente met kerk en school gesticht.
Romeinse helm
In 1910 deed een turfsteker een bijzondere vondst, een verguld-zilveren Romeinse helm met enkele muntjes, klokjes en schoenen. Vermoedelijk is het een offergave geweest uit de Romeinse tijd. De helm, behorend tot de topstukken van de Nederlandse archeologie, en de overige vondsten worden bewaard in het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden en zijn daar te bezichtigen. In het Dorps Service Centrum in Helenaveen is een replica van de helm te zien.
De rooms-katholieke kerk, de pastorie en het klooster werden tijdens de bevrijding in 1944 verwoest. Vele Helenaveners lieten het leven en van een razzia keerde een aantal inwoners niet terug. Na de oorlog werd een nieuwe kerk gebouwd. Ondanks de verwoestingen, bleven in Helenaveen vele monumenten en landschapselementen bewaard. Het is een Beschermd Dorpsgezicht. Samen met Griendtsveen (eveneens Beschermd Dorpsgezicht) vormt het een uniek verveningslandschap in Zuid-Nederland.
Cultureel Deurne
Deurne heeft een bijzonder verleden op het gebied van kunst, muziek en literatuur. Onder de beroemde kunstenaars bevinden zich twee Wiegersma's: Hendrik (1891-1969; medicus-pictor), en zoon Pieter (1920; glazenier).
Hendrik Wiegersma woonde van 1917 tot 1922 op Stationsstraat 70. Dit huis staat er nog. In 1922 verhuisde hij naar zijn nieuwe herenhuis "De Wieger" aan de Liesselseweg. Na zijn dood werd dit verbouwd tot museum. Hendrik Wiegersma ontving in zijn huis "De Wieger" tussen beide wereldoorlogen vele beroemdheden, die hij tot zijn vrienden rekende. Onder hen bevond zich Ossip Zadkine, beeldhouwer. De stimulator van Wiegersma, Otto van Rees, woonde in de twintiger jaren enige tijd op het Klein Kasteel.
Van de tekstschrijvers en musici is ongetwijfeld Friso Wiegersma (1925) één van de grootsten van Deurne. Als levensgezel en tekstschrijver van Wim Sonneveld was hij onder meer verantwoordelijk voor de tekst van “Het Dorp”, dat feitelijk over Deurne gaat! Ook de musici Aaltje Noordewier-Reddingius (1868-1949) en Jules de Corte (1924-1996) hadden hun wortels in Deurne. Een bijzonder feit dat niet iedereen weet: de groep waaruit later Doe Maar voortkwam, had zijn thuisbasis in Neerkant!
Van de schrijvers is Antoon Coolen (1897-1961) wel de bekendste. Zijn werk "Dorp aan de rivier" werd een bestseller en werd verfilmd. Maar ook "De goede moordenaar" is een bekend boek van hem. Toon Kortooms (1916-1999) schreef de vermaarde boeken "Beekman en Beekman" en "Help de dokter verzuipt". Het laatstgenoemde boek werd verfilmd. Een andere voor Deurne belangrijke schrijver was Hendrik Nicolaas Ouwerling (1861-1932). Frans Babylon (1924-1968) was een bekende dichter.
Een industrieel die veel voor het culturele leven van Deurne heeft betekend, was dr. Hub van Doorne (1900-1979).