Romeinse tijd
Tussen de Peel en de Maas bevindt zich een geringe verhoging in het landschap die in het verleden werd gevormd door rivierafzettingen. Hierop was bewoning wel mogelijk. De Romeinen legden door dit gebied een heerweg aan die hun legerkamp in Nijmegen verbond met hun nederzetting in Maastricht. In Sambeek, Vierlingsbeek en Oeffelt zijn Romeinse gebruiksvoorwerpen en munten opgegraven die getuigen van deze periode.
Maar ook voordat de Romeinen kwamen woonden er al mensen op deze natuurlijke terp, zo mogen we concluderen uit het verslag dat keizer Julius Caesar ongeveer een halve eeuw na Christus schreef over zijn Gallische veldtochten. De beroemde keizer was vooral gecharmeerd van de wijze waarop de plaatselijke bewoners, Nerviërs genaamd, hun landbouwpercelen afscheidden door middel van meidoornheggen die op een unieke wijze ineengevlochten werden. Zijn beschrijving hiervan betekent tevens de eerste vermelding van het gebied en zijn bewoners in een geschreven document.
De beroemde 'maasheggen' bestaan overigens nog steeds en vormen inmiddels een uniek natuurmonument. In het natuurgebied Maasheggen bij Groeningen is goed te zien hoe de heggen een ondoordringbare afscheiding vormen. Maar ook zien we er hoe de maasheggen een heel bijzonder ecosysteem vormen waarin tal van zeldzame planten- en diersoorten voorkomen.
Na de Middeleeuwen
Na de Romeinse tijd en de donkere Middeleeuwen komt het gebied weer bovendrijven in de geschiedenis wanneer het, rond het jaar 900, als bruidsschat geschonken wordt aan een Gelderse landheer met de naam Gerlach van Pont. In die tijd werd het nog aangeduid als het 'Roode Land'. De naam 'Boxmeer' vindt zijn oorsprong in de 13e eeuw wanneer Jan Boc van Mere als bestuurder wordt aangesteld door de hertog van Gelre. Langzamerhand raakte dan 'het land van Boc de mere' ingeburgerd als benaming van dit gebied. Later werd dat Boc's-Meer en tenslotte Boxmeer.
Het Land van Cuijk staat vanaf de Middeleeuwen beurtelings onder invloed van de hertogen van Gelre en Brabant totdat het rond 1600, tijdens de tachtigjarige oorlog, toevalt aan het Huis van Oranje-Nassau. Boxmeer blijft daarbij echter, samen met het nabij gelegen dorp Sint Anthonis, een min of meer onafhankelijke heerlijkheid. Eén van de gevolgen is dat het de katholieken in Boxmeer toegestaan is om hun godsdienst in het openbaar te blijven te beoefenen, ook wanneer hun geloofsgenoten in het omringende gebied dat na 1648 verboden wordt. De aparte status van Boxmeer blijft bestaan tot het eind van de zeventiende eeuw wanneer Napoleon er een einde aan maakt.
Tweede Wereldoorlog
Zoals overal in Nederland heeft de Tweede Wereldoorlog ook in de gemeente Boxmeer diepe wonden geslagen. Vooral voor Overloon werd de oorlog een traumatische gebeurtenis toen het dorp in 1944 het toneel werd van een tankslag tussen de Duitsers en de geallieerden (zie bij Overloon). Vrijwel geen enkel huis overleefde dit geweld. Na de oorlog heeft de Overloonse gemeenschap echter een grote veerkracht getoond door het dorp vanaf de grond opnieuw op te bouwen. Het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum (met 150.000 bezoekers per jaar het grootste museum van Noord-Brabant) bevindt zich op het voormalige slagveld.
20ste eeuw
In de twintigste eeuw raakt de ontwikkeling van het Land van Cuijk in een stroomversnelling doordat er een einde komt aan de natuurlijke isolatie. Een stelsel van stuwen, waaronder een groot complex in Sambeek, slaagt erin de Maas te temmen zodat de jaarlijkse stijging van het waterpeil voortaan (meestal) binnen de perken blijft. Vier bruggen in het Land van Cuijk zorgen inmiddels voor een probleemloze verbinding met de provincies Limburg en Gelderland. Daarnaast is ook het moerassige Peelgebied in de eerste helft van de twintigste eeuw grotendeels ontgonnen. Met behulp van kunstmest en een ingenieus afwateringssysteem zijn de moerassen en heidevelden van weleer omgevormd tot landbouwgronden met daartussen vele verbindingswegen. Daarmee heeft het Land van Cuijk en dus ook de gemeente Boxmeer definitief een goede aansluiting gekregen bij de rest van Nederland. Toch is de invloed van de barrière die de Peel destijds vormde nog enigszins voelbaar. Zo is er nog altijd geen goede snelwegverbinding met de provinciehoofdstad Den Bosch. Boxmerenaren richten zich voor grootstedelijke voorzieningen daarom meer op het Gelderse Nijmegen (20 minuten rijden).
Na 1998
In zijn huidige vorm is de gemeente Boxmeer van betrekkelijk recente datum. In 1998 vond een belangrijke fusie plaats waarbij de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek werden samengevoegd. Vier jaar eerder waren de gemeenten Boxmeer, Oeffelt en Votum Mullem al bij elkaar gevoegd, waarbij ook het grootste gedeelte van Rijkevoort naar Boxmeer ging. Tijdens de bezetting in 1942 was de gemeente Sambeek al samen gegaan met Boxmeer.
De gemeente Boxmeer bestaat uit elf kernen (Beugen, Boxmeer, Groeningen, Holthees, Maashees, Oeffelt, Overloon, Rijkevoort, Sambeek, Vierlingsbeek, Vortum-Mullem). Diverse fusies zijn aan de huidige samenstelling van de gemeente voorafgegaan. In 2008 bestaat de gemeente Boxmeer in haar huidige vorm 10 jaar.
Het grondgebied van de gemeente beslaat 11.400 ha, het aantal woonruimten ca. 11.142. Op 1 januari 2008 kent de gemeente 28.628 inwoners.
Beugen
De naam Beugen betekent vermoedelijk zoiets als 'nederzetting in de bocht', waarmee een bocht in de Maas wordt bedoeld. Hoewel de parochiekerk van het dorp in de Tweede Wereldoorlog werd verwoest zijn er een aantal interessante kunstschatten bewaard gebleven. Deze zijn te zien in de gerestaureerde kerk. In het dorp bevindt zich één van de drie nog draaiende windmolens in de gemeente Boxmeer. Het gaat daarbij om een beltmolen uit 1868. De gordelvormige heuvel (of belt) om de molen stelde de molenaar vroeger in staat om bij de wieken en de staart te komen. Op een steenworp afstand van Beugen bevindt zich het 27 hectare grote natuurgebied de Vilt. Rond deze oude Maasarm is het aangenaam wandelen en recreëren.
Groeningen
Groeningen is de kleinste, maar meest authentieke dorpskern van de gemeente Boxmeer. Midden in het dorp staat een kleine kapel uit de vijftiende eeuw. Verder zijn er nog resten terug te vinden van kasteel de Voirt en twee herenhuizen: Hertogstoren en Collaertshof. Tussen Groeningen en de Maas ligt het beschermde Maasheggenlandschap met een zeer rijke flora en fauna.
Holthees
Holthees is ontstaan rond een middeleeuwse kapel die voor het eerst werd genoemd in 1359. De Mariakapel die we nu nog in het centrum van het dorp aantreffen dateert van de 16e eeuw. In vroeger tijden was Holthees een belangrijk militair steunpunt voor de verdediging van het Land van Cuijk.
Maashees
In Germaanse tijden was Maashees mogelijk een belangrijke nederzetting. De vondst van omvangrijke urnenvelden en een grote hoeveelheid Romeinse voorwerpen duiden daarop. De naam Maashees heeft ook een Germaanse oorsprong en betekent zoiets als 'struikgewas bij de Maas'. In de Tweede Wereldoorlog heeft het dorp veel te lijden gehad tijdens de Slag om Overloon. Veel huizen werden toen onherstelbaar beschadigd. Het oorlogs- en vredesmonument dat aan deze periode herinnert is te vinden aan de weg naar De Smakt, Limburg.
Oeffelt
Het dorp Oeffelt kent een rijke historie door zijn strategische ligging bij een doorwaadbare plek aan de Maas. Het dorp viel daardoor eeuwenlang onder de autoriteit van de Heren van Gennep die op hun beurt weer schatplichtig waren aan Kleef en later Brandenburg. Oeffelt was daarmee tot ongeveer 1800 een vreemde eend in de Land van Cuijkse bijt. Net als Boxmeer overigens dat ook een aparte status kende, zoals we in het historische overzicht zagen. De kastelen van Gennep en Oeffelt die reizigers moesten beschermen en tevens hun tolgelden innen bestaan helaas niet meer. En ook de oude veerpont is inmiddels vervangen door een vaste brugverbinding. Wel is de plaats waar vroeger het pontveer lag nog altijd goed zichtbaar in het landschap. Deze plek biedt een prachtig uitzicht op Gennep en de Maas. Ook bevindt zich hier het prachtige natuurgebied De Meent. Langs de weg naar Cuijk staat de in 1913 gebouwd windmolen de Vooruitgang die na een ingrijpend restauratie opnieuw in werking is.
Overloon
Overloon was in het najaar van 1944 het toneel van een van de felste veldslagen die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland afspeelden. Voor de geallieerden was het destijds vreselijk belangrijk de corridor die ze tijdens Operatie Market Garden nog voor de winter uit te breiden tot een goede verdedigbaar gebied. Overloon bleek daarbij van strategische betekenis. Hiervan waren echter ook de Duitsers zich bewust. In oktober 1944 speelde zich in en rond het dorp een verbeten veldslag af die uiteindelijk resulteerde in een overwinning voor de geallieerden. De prijs was hoog: aan beide zijden vielen honderden doden terwijl in het dorp vrijwel geen steen op de andere bleef. Na de oorlog keerden de gevluchte bewoners terug en bouwden een volledig nieuw dorp. Met materialen die op het slagveld waren achtergebleven richtten ze bovendien een museum in dat in 1946 zijn deuren opende. Inmiddels is het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum uitgegroeid tot één van de belangrijkste historische musea van ons land. Met 150.000 bezoekers per jaar is het tevens het bestbezochte museum in Brabant.
Overloon ligt in een bosrijke omgeving waar ook bezoekers graag van komen genieten. Het dorp wordt dan ook wel aangeduid als het toeristisch hart van de gemeente Boxmeer. Behalve het oorlogsmuseum vinden we er het Zoo Parc en het Schaartven met talrijke mogelijkheden voor waterrecreatie.
Rijkevoort
Van oorsprong is Rijkevoort een agrarische ontginningsnederzetting die gesticht werd vanuit Beugen. Veel namen in het dorp herinneren nog aan de periode dat het dorp voornamelijk bestond uit moeras: Walsert, Sprong, Papevoort, Hoogeind en Laageind. Ook de naam van de machtige stellingmolen die midden in het dorp staat herinnert nog aan Rijkevoorts strijd tegen het water: Luctor et Emergo.
Sambeek
Het kerkdorp Sambeek, tot 1942 een zelfstandige gemeente, kent enkele bijzondere kenmerken. De 50 meter hoge St Janstoren springt het meest in het oog. Het oudste deel van de toren stamt uit 1486. Vroeger maakte de toren deel uit van een kerk die tijdens de oorlog door de Duitsers werd opgeblazen. Hun plan om ook de toren met de grond gelijk te maken mislukte: de toren raakte zwaar beschadigd maar bleef vastberaden overeind staan.
In het zuiden van het dorp bevindt zich de oudste lindeboom van Nederland; de knoestige reus zou tussen de 500 en 1000 jaarringen tellen. Bij het stuw- en sluizencomplex van Sambeek is goed te zien hoe de Maas door mensenhand bedwongen werd. Jaarlijks passeren zo'n 50.000 schepen het imposante waterwerk. De werking van de stuwen en sluizen wordt uitgelegd op een overzichtelijk informatiebord.
Vierlingsbeek
Vierlingsbeek is eeuwenlang een aanzienlijk dorp in het zuiden van het Land van Cuijk geweest. Het had een eigen schepenbank die niet alleen het dorp bestuurde maar ook rechtspraak uitoefende. In het begin van de vorige eeuw werd Vierlingsbeek een eigen gemeente. Veel gegevens zijn helaas verloren gegaan bij de brand van het raadhuis in 1928.
Bezienswaardigheden in Vierlingsbeek zijn de fraaie watermolen en het oude Joodse kerkhof dat nog herinnert aan de relatief grote joodse gemeenschap die het dorp ooit kende. Naast de protestantse kerk staat een monumentaal pand dat ooit dienst deed als Jachthuis van Koning Willem I. Vierlingsbeek heeft een pontverbinding met het Limburgse plaatsje Bergen.
Vortum-Mullem
Vortum-Mullem ontstond in 1942 door de samenvoeging van de plaatsen Vortum en Mullem. Vortum, dat 'nederzetting bij een doorwaadbare plek' betekent en Mullem, 'dorp bij de molen', zijn sindsdien naar elkaar toegegroeid en vormen nu een onbetwiste eenheid. Eenmaal per jaar mag het dorp zich even het middelpunt van de gemeente noemen. Op carnavalsmaandag vinden hier namelijk de Boxmeerse Metworstrennen plaats. Tussen het kerkdorp en de Maas bevinden zich de zogeheten rivierduinen waar dassen zich prima thuisvoelen. Het IVN heeft hier een zeer interessant en gemakkelijk toegankelijk natuurpad uitgezet.
De Sint Petrusbasiliek in het centrum van Boxmeer staat op een plek waar al in de vierde eeuw een klein kerkje stond. Ongeveer in de twaalfde eeuw werd het houten bouwsel vervangen door een stenen kerk die in de loop der eeuwen uitgroeide tot het gebouw zoals we dat nu kennen. Wat we zien is echter niet het originele bouwwerk, maar een reconstructie uit de jaren vijftig, aangezien de kerk tijdens de oorlog geheel werd verwoest. Binnen treffen we nog wel originele elementen aan. Zoals het eikenhouten oksaal (zangzolder) uit 1634 en een marmeren graftombe uit 1741. In de crypte onder de kerk vond rond 1400 het zogenaamde Bloedwonder plaats. Deze gebeurtenis maakte van Boxmeer een bedevaartplaats. Nog altijd trekt elk jaar twee weken na Pinksteren, de zogenaamde Vaartzondag, een processie door de straten van Boxmeer om het Bloedwonder te herdenken.
Aan het begin van de oprijlaan naar het kasteel staat de Nepomukkapel, genoemd naar de Tsjechische heilige Johannes Nepomuk, die als beschermer tegen de gevaren van het water wordt gezien. De kapel stamt uit 1737 en is daarmee ouder dan het kasteel zelf.
Wat zeker niet onvermeld mag blijven zijn de Metworstrennen die elk jaar worden gehouden op carnavalsmaandag. Deze Boxmeerse paardenrace wordt al zeker meer dan 250 jaar gehouden, hoewel sommigen zelfs menen dat de traditie veel ouder is en rechtstreeks voortkomt uit een oud Germaans vruchtbaarheidsritueel. De regels zijn streng: alleen in Boxmeer geboren en getogen vrijgezellen, die bovendien lid zijn van de 'Instelling der Tijdelijck Jonggesellen van Boxmeer' mogen deelnemen aan strijd om de felbegeerde titel van 'Koning van de Metworst'. Behalve deze eretitel ontvangt de winnaar in de zogenaamde Belaste Hoeve ook nog een zeven ellen lange metworst, twee wittebroden, twee vaten bier en een halve varkenskop.
Het belangrijkste historisch monument van Boxmeer is het Kasteel. Op deze locatie, een door mensenhand aangelegde verhoging in het zicht van de Maas, bevond zich in de Romeinse tijd al een versterkte vesting, of castellum. In de loop van de geschiedenis zou het Kasteel regelmatig worden belegerd door veldheren die er na de inname vaak plezier in hadden om het bouwwerk tot de laatste steen toe af te breken. Wat we nu nog aantreffen is de oostelijke paleisvleugel die tegenwoordig dienst doet als klooster voor de Zusters van Julie Postel. In de kelder bevindt zich een museum waar een levendig beeld wordt geschetst van de geschiedenis van het kasteel en zijn bewoners.
Het Karmelietenklooster vlakbij de kerk werd tussen 1653 en 1709 gebouwd. In het klooster bevinden zich achttien prachtige glas-in-lood ramen uit de zeventiende eeuw, met ontwerpen van Abraham van Diepenbeek. Andere bijzondere stukken die we in het klooster aantreffen zijn zes olieverfschilderijen uit het Kasteel met daarop drie generaties graven en gravinnen van het Huis Bergh. Het klooster zelf wordt op passende wijze geflankeerd door de Latijnse school uit 1707 en een booggebouw uit 1653.
Als hoofdkern van de gemeente beschikt Boxmeer over uitgebreide voorzieningen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Maar ook wat winkelen, sport en cultuur betreft heeft deze kern veel te bieden. Het hart van Boxmeer als winkelstad is de Steenstraatpromenade, een voetgangersgebied met een gezellige sfeer. Elke donderdag is het marktdag op het Weijerplein en elke vrijdag is het koopavond. Daarnaast zijn er een tiental koopzondagen per jaar die doorgaans in een bepaald thema worden geplaatst.
Sportcomplex 't Hoogkoor is het middelpunt van de overdekte sportbeoefening in Boxmeer. 't Hoogkoor, dat pal in het centrum ligt, bestaat onder meer uit een overdekte sporthal, een zwembad en kegelbanen. Verder biedt Boxmeer ruime mogelijkheden aan de liefhebbers van tennis, squash, voetballen, hockey, jeu de boule, diverse zaalsporten, motorcross, paardrijden en modelvliegen. Het wielervuur wordt vooral brandende gehouden door de organisatie van de wielerronde 'Daags na de Tour', die erin geslaagd is om dit jaarlijks terugkerende spektakel een nationale en internationale allure te geven.
Op cultureel gebied mag De Weijer beschouwd worden als het brandpunt van activiteiten. In dit prachtige historische pand vinden we onder meer het Weijertheater, De Weijerbios en de bibliotheek. Verder is ook het kantoor van de VVV in dit pand ondergebracht. Op hemelvaartsdag wordt er bij de Weijer een kunst- en warenmarkt georganiseerd waarop het werk van lokale kunstenaars te bewonderen is.
Historie
Slechts weinig plaatsen in Nederland kunnen van zichzelf zeggen dat ze vroeger een zelfstandig staatje zijn geweest. Boxmeer kan dat wél.
Tot ongeveer 1800 was Boxmeer met omliggend gebied een heerlijkheid, bestuurd door een heer vanuit het nu nog deels intact zijnde Kasteel.
Bij het binnenwatertje Meere werd rond het jaar 1200 een verhoging opgeworpen, waarop een houten vesting werd gebouwd. Dat was het begin van het Kasteel van Boxmeer. Een kleine honderd jaar later bewoonde ene Jan Boc van Mere deze burcht en naar hem is Bocs-meer of Boxmeer genoemd. Het ministaatje kende eigen belastingen en eigen wetten. Het was eeuwenlang in bezit van de graven van Bergh. Later kwam het door vererving toe aan de Duitse vorsten van Hohenzollern-Sigmaringen. Uit deze periode van zelfstandigheid is een aantal herenhuizen en andere gebouwen in Boxmeer bewaard gebleven. Boxmeer en de meeste andere kernen van de gemeente zijn ontstaan op een langgerekte, hooggelegen zandrug op enige afstand van de Maas. Daarop waren de bewoners betrekkelijk veilig tegen de bijna jaarlijkse overstromingen van deze rivier. Dijken om het wassende water tegen te houden werden pas veel later aangelegd. Over de zandrug liep ook de Romeinse legerweg van Nijmegen naar Tongeren. Bodemvondsten duiden daarop.
Vanaf de tijd dat ze zich op de vruchtbare gronden langs de Maas vestigden, hebben de bewoners zich beziggehouden met landbouw en veeteelt. Het graan werd gemalen in windmolens en soms - zoals in Vierlingsbeek - met een watermolen. Een aantal molens is behouden gebleven en maalt op gezette tijden.
Sinds ongeveer een halve eeuw hebben de agrarische activiteiten plaatsgemaakt voor industriële bedrijvigheid en zakelijke dienstverlening. Desondanks hebben de kernen van de gemeente Boxmeer hun landelijke karakter weten te behouden. Uit de vele, van oorsprong zeer oude kapellen en kerken blijkt dat de inwoners al eeuwenlang de katholieke godsdienst hebben uitgeoefend.
De Tweede Wereldoorlog is niet ongemerkt aan de gemeente Boxmeer voorbijgegaan. In het najaar van 1944 is er hevig gevochten tussen geallieerde en Duitse legers. Vooral Overloon werd toen zwaar getroffen. Het dorp is herbouwd en op het vroegere slagveld verrees het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum. In verscheidene kernen staan monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de oorlog. De kapel aan de Weerd in Maashees is gebouwd als dank voor de behouden terugkeer van onderduikers.
Cultuur
Heer Jan Boc van Mere zal het rond het jaar 1300 wel niet vermoed hebben dat zijn burcht vele eeuwen later bewoond zou worden door religieuzen. Toch is dat in het Kasteel van Boxmeer het geval.
Maar voordat de zusters van Julie Postel ruim honderd jaar geleden het gebouw betrokken, hadden er al vele adellijke en vooraanstaande personen gewoond. Gravin Johanna Josephina von Hohenzollern-Sigmaringen gaf in 1784 opdracht de vervallen burcht grotendeels af te breken en daarvoor in de plaats een paleis te bouwen in de toen zo gewilde Franse Louis XV-stijl. Allerlei nog zichtbare bouwelementen wijzen daarop, zoals de versieringen boven de ramen en de gebogen trappartijen. Helaas hadden de bouwmeesters van destijds geen rekening gehouden met de toch wat drassige bodem, waardoor een deel van het paleis ging verzakken en later moest worden afgebroken. Alleen de oostelijke vleugel is behouden gebleven.
De zusters van Julie Postel begonnen in 1896 een ziekenhuisje in het Kasteel van Boxmeer. Het ziekenhuis heeft inmiddels een andere plek gekregen, de zusters echter wonen er nog steeds.
Aan het begin van de oprijlaan naar het Kasteel staat de Nepomukkapel, genoemd naar de Tsjechische heilige Johannes Nepomuk, die als beschermer tegen de gevaren van het water wordt vereerd. In de kapel bevindt zich een barok houten altaar met een schilderij, waarop de marteldood van Johannes Nepomuk staat afgebeeld.
Tegenover de toegangspoort naar het Kasteel staat de protestantse kerk, met daarnaast de vroegere woning van de dominee. In het Zandhuis even verderop woonden de rentmeesters van de heerlijkheid Boxmeer.
Als zelfstandig staatje ging de heerlijkheid Boxmeer vaak haar eigen weg. Zo konden de inwoners na beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 de katholieke godsdienst openlijk blijven uitoefenen, terwijl dat in de omliggende dorpen niet was toegestaan. De gereformeerde religie gold daar voortaan als staatsgodsdienst.
Om de toestroom van gelovigen op te kunnen vangen en om Boxmeer als katholieke heerlijkheid meer uitstraling te geven, stichtte graaf Albert van den Bergh in 1653 het karmelietenklooster. Daaraan werd een Latijnse school verbonden, een voorloper van het huidige vwo.
In het karmelietenklooster aan de Steenstraat bevinden zich achttien gebrandschilderde ramen uit de zeventiende eeuw. De in een vierkant rondgaande pandgang is heel bijzonder en intiem van sfeer. Naast het karmelietenklooster staat de Latijnse school, waarin vroeger vier klaslokalen waren ondergebracht. Een boog met daarop de wapens van graaf Albert van den Bergh en diens echtgenote fungeert als verbinding tussen het karmelietenklooster en de St. Petrusbasiliek.
Deze kerk dateert van na de Tweede Wereldoorlog. De vroegere kerk werd door oorlogsgeweld onherstelbaar beschadigd. Toch is er nog het een en ander van bewaard gebleven. Zoals het eikenhouten oksaal (zangzolder) en een marmeren graftombe uit 1741. In de crypte onder de kerk zou rond 1400 het Heilig Bloedwonder hebben plaatsgevonden. Deze gebeurtenis maakte van Boxmeer een bedevaartplaats. Nog altijd trekt elk jaar twee weken na Pinksteren een kleurrijke processie - in de volksmond 'de Vaart' geheten - door de straten van Boxmeer.
Wandelend door de Steenstraat - van oudsher de belangrijkste straat van Boxmeer - vallen verscheidene oude en voorname woningen op. De meeste zijn in gebruik als winkelpand. Toch is aan de vaak sierlijke vorm van de voorgevels te zien dat er vroeger kapitaalkrachtige personen hebben gewoond.
Huize De Weijer is in oorsprong een van de oudste gebouwen van Boxmeer. Het werd in het verleden lange tijd bewoond door de leden van de familie De Raet, die belangrijke bestuurlijke functies vervulden in de heerlijkheid Boxmeer. Na nog een aantal andere bestemmingen te hebben gehad, werd De Weijer in 1978 het cultureel centrum van de gemeente Boxmeer. In de voormalige kapel worden exposities gehouden, terwijl in het theater kleinschalige uitvoeringen plaatsvinden. Ook de bibliotheek is in De Weijer gevestigd, evenals de VVV Uitwinkel.
In Boxmeer wordt al heel lang recht gesproken. Eerst op het Kasteel, later in het raadhuis en sinds 1863 in het kantongerecht aan de Steenstraat. Ook aan deze straat staat een oude dorpspomp, die vroeger de inwoners gezond water verschafte.
Het merkwaardige gebouwtje de Spieker is al zo'n 250 jaar oud. Het fungeerde vroeger als dienstwoning bij een wat verderop gelegen herenhuis. 'Spieker' betekent korenschuur. Volgens overlevering zou in dit huisje graan zijn opgeslagen voor paarden van in Boxmeer gelegerde soldaten.
Net buiten het centrum staat het voormalige klooster Elzendaal, waar in het verleden slotzusters onder uiterst sobere omstandigheden hebben geleefd. Het geheel gerestaureerde gebouw is thans in gebruik als conferentieoord.
De St. Janstoren in Sambeek is met zijn 48 meter het hoogste gebouw van de gemeente Boxmeer. De eerste steen werd in 1486 gelegd. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog probeerden Duitse militairen deze toren op te blazen. Dat lukte niet. De kerk echter ging verloren.
Zeer oud is de vijftiende-eeuwse kapel van de heilige Anthonius Abt in Groeningen. De Mariakapel in Holthees wordt al in1359 genoemd. In het temidden van uitbundig groen romantisch gelegen witte gebouw worden veel huwelijken gesloten. Ook vinden er culturele evenementen plaats.
In Vierlingsbeek staat het uit 1843 daterende Koningskerkje, dat zijn naam ontleent aan een gift van koning Willem II. Het gerestaureerde gebouw wordt nu gebruikt als tentoonstellingsruimte en concertzaal en voor het voltrekken van burgerlijke huwelijken.
Eveneens in Vierlingsbeek draait het rad van een vroegere watermolen. Dit rad dreef de stenen in een inmiddels verdwenen molen aan. Nu is het aangenaam toeven bij het klaterende water. De oude joodse begraafplaats herinnert aan de relatief grote joodse gemeenschap die het dorp ooit kende. Ook joden uit de omgeving zijn er begraven.
De windmolens in Beugen en Oeffelt zijn ronde, stenen beltmolens. Om het voor de molenaar mogelijk te maken bij de wieken en de staart van de molen te komen, werd een aarden wal opgeworpen, die met gras is bedekt. Beide molens hebben vier zolders, waarin de stenen en het aandrijfmechanisme zijn ondergebracht.
De windmolen in Rijkevoort is een stellingmolen, die ver boven de begane grond een houten omloop of stelling heeft, van waaraf de molenaar de wieken op de wind kan zetten. De koningsspil, die al het raderwerk in beweging brengt, is in de Tweede Wereldoorlog door geallieerde militairen beschilderd met de roodwitte blokjes van de Brabantse vlag. Vrijwillige molenaars laten de drie windmolens geregeld draaien en geven graag uitleg over hun eeuwenoude beroep.
Natuur & Landschap
Toen de vermaarde Romeinse veldheer Julius Caesar met zijn legers trok door wat nu Nederland en België heet, zag hij tot zijn verbazing hoe bewoners jonge bomen en struiken gebruikten als afrastering van weilanden. Ze hakten de dikke takken ervan half door, bogen deze en vlochten ze vervolgens in elkaar. Zo ontstonden omheiningen waar het vee niet doorheen kon dringen.
Hoewel Julius Caesar waarschijnlijk niet in het Boxmeerse gebied bij de Maas is geweest, toont wat hij zag aan dat het gebruik van bomen en struiken als omheining al zeer oud is. De maasheggen in de gemeente Boxmeer zijn op deze wijze ontstaan. Eeuwenlang vlochten boeren meidoornstruiken op de grens van hun percelen ineen als 'natuurlijk prikkeldraad' om het vee in de weilanden te houden. Door de bijna jaarlijkse overstromingen van de Maas hielden deze heggen bovendien het vruchtbare slib vast, waardoor het gras niet bemest hoefde te worden. In de zomermaanden vinden ook nu nog dieren er beschutting tegen de felle zon.
De maasheggen vormen een uniek natuurgebied, niet alleen voor Nederland maar zelfs voor geheel West-Europa. Het langgerekte gebied met waardevolle en soms zeldzame flora en fauna is deels beschermd. Het is er heerlijk wandelen, fietsen en paardrijden, vooral in de maand mei als de meidoornhagen in volle bloei staan.
De Oeffelter Meent maakt deel uit van het maasheggengebied. De naam is ontleend aan het vroegere gemeenschappelijke gebruik van deze, als gevolg van de zandige ondergrond wat drogere graslanden. In de Oeffelter Meent zijn fijne wandelingen te maken.
De Vortumse en Groeningsche Bergen onderscheiden zich eveneens van het omringende maasheggengebied. Op de onvruchtbare zandheuvels plantten de boeren destijds bomen als beschutting en voor hakhout. Zo zijn prachtige bossen ontstaan, waar nu verscheidene dassenfamilies wonen. Het IVN heeft bij Vortum-Mullem een interessant en informatief natuurpad uitgezet, dat voor iedereen gemakkelijk toegankelijk is.
De Vilt bij Beugen is een dode maasarm, met volop begroeiing rondom. Een prima plek voor dagrecreatie en tevens om de hengel uit te werpen.
De Maas vormt de oostelijke grens van de gemeente Boxmeer. Verscheidene plekken langs de rivier nodigen uit tot kijken naar de voorbijvarende schepen of om zo maar in alle rust te genieten van de fraaie natuur.
Bij Overloon liggen uitgestrekte bossen en heidevelden. De naaldbomen zijn ongeveer honderd jaar geleden aangeplant met het doel het hout ervan te gebruiken voor de mijnbouw. Van kappen is het echter niet gekomen. De bossen vormen nu een heerlijk fiets- en wandelgebied. Op de heidevelden graast een kudde schapen.
Aan de zuidkant van Sambeek staat de oudste lindeboom van ons land. Deskundigen schatten de leeftijd van deze knoestige en holle reus tussen de 500 en 1000 jaar. Hoewel zeer oud verkeert de lindeboom in een prima conditie, mede dankzij enkele restauraties.
De bok in het gemeentewapen is vernoemd naar Jan Bok, de eerste Vrije Heer van Boxmeer. Jan Bok was een ridder wiens stamslot in Meer stond, het tegenwoordige Meerbusch in Duitsland.
Destijds behoorde Meer tot het hertogdom Gelre. Jan Bok bouwde rond 1300 een burcht aan De Meere, een binnenwatertje dat heden ten dage de slotgracht vormt van het Boxmeerse kasteel. De Heer van Boxmeer leende zijn naam aan de latere Vrije Heerlijkheid Boxmeer.
Volgens de locale historicus Herman-Jan van Cuijk echter gebleken dat Jan Bok in werkelijkheid Jan Buch van Meer heette. De naam van de Heer van Boxmeer werd in dertiende-eeuwse akten al snel verschreven tot Buck, Bock, en uiteindelijk tot Bok. De familienaam Buch is volgens de hem te verklaren uit het gegeven dat de oorspronkelijke woonplaats van ridder Jan in een bocht ('Bucht') van de Rijn lag. Het familiewapen dat Jan Buch gebruikte was geen bok, maar de Gelderse leeuw van het hertogdom Gelre. Hij pleit dan ook voor een leeuw in plaats van een bok in het gemeentewapen.