Terug naar de homepage van Henri Floor Borger, Odoorn en omgeving

De gemeente Borger-Odoorn bestaat sinds 1 januari 1998.
Op deze datum is een grootschalige gemeentelijke herindeling van de provincie Drenthe voltooid. Bij deze herindeling werden de 34 zelfstandige Drentse gemeenten omgevormd tot twaalf nieuwe. Borger-Odoorn is ontstaan uit de voormalige gemeenten Borger en Odoorn.
De gemeente telt ruim 26.000 inwoners, heeft een oppervlakte van 278 km² en ligt op en aan de Hondsrug tussen de plaatsen Emmen en Assen. Landschappelijk gezien bestaat de gemeente uit twee gedeelten die in allerlei opzichten sterk van elkaar verschillen.
In het westelijk deel liggen, op de natuurrijke Hondsrug, de esdorpen. Deze dorpen zijn in en na de vroege Middeleeuwen ontstaan. Ze zijn omgeven door veel natuur die is ontsloten door een net van goed onderhouden fiets- en wandelpaden.
In het oostelijk deel ligt het veenontginningsgebied met de veenkoloniale dorpen die zijn ontstaan na de afgraving van de enorme hoeveelheden turf die hier eertijds voorkwamen.
Op de randen van de Hondsrug liggen enkele dorpen die een andere ontstaansgeschiedenis kennen. Dit zijn de ontginningsdorpen.


De ontwikkelingsgeschiedenis van het hooggelegen westelijke zandgedeelte van de gemeente gaat terug tot de prehistorie. In de Nieuwe Steentijd (ruim 5000 jaar geleden) vestigden zich de eerste landbouwers in het gebied. Zij behoorden tot de Trechterbekercultuur. Dit volk heeft talloze sporen achtergelaten: zij begroef haar doden in hunebedden samen met gebruiksvoorwerpen in de vorm van aardewerk (o.a. trechterbekers) en werktuigen.
De esdorpen op de Hondsrug zijn in hun huidige vorm in en na de vroege Middeleeuwen ontstaan. Het waren van oudsher typisch agrarische gemeenschappen met één of meer gemeenschappelijke essen, waarop het voedsel werd verbouwd. Op de heidevelden werden grote kudden schapen gehouden. Het oostelijk deel van de gemeente bestond in die tijd uit een uitgestrekt hoogveenmoeras, dat vanaf het begin van de 19de eeuw werd ontgonnen. Er werden kanalen gegraven, het hoogveen werd afgegraven en verwerkt tot turf. Wat overbleef waren de zogenaamde dalgronden, die later werden omgevormd tot vruchtbare landbouwgronden. Hier vinden we de typisch veenkoloniale dorpen. De ontginning van de toen nog resterende woeste gronden (nu zouden we dat natuurterreinen noemen) vond nog later plaats. Hier liggen nu de, meestal kleine, ontginningsdorpen.


De esdorpen van de gemeente Borger-Odoorn
De esdorpen zijn in hun huidige vorm ontstaan in de vroege Middeleeuwen. Eeuwenlang waren het typisch agrarische gemeenschappen gelegen op hoge zandplateaus en omringd door ontoegankelijke veenmoerassen. Kenmerkend voor een esdorp waren de gemeenschappelijke essen, de groenlanden (dit zijn graslanden) en de heide. De es is het vlak tegen het dorp gelegen bouwland, verdeeld onder de in het dorp wonende boeren. De scheiding tussen de individuele akkers was eenvoudig (een greppel en wat zwerfkeien). De es zelf werd echter omringd door een ondoordringbare houtwal bestaande uit allerlei soorten (doorn)struiken. Zware landhekken blokkeerden de ingangen. Dit was nodig om het vee en het wild buiten te houden. De uitvinding van prikkeldraad maakte deze houtwallen later overbodig. Het landbouwgewas van die tijd was rogge. De es werd bemest met mest van de schapen die werden gehouden op de omringende heide. De mest werd vermengd met heideplaggen. Hierdoor werden sommige essen in de loop der eeuwen tientallen centimeters opgehoogd.
Doordat de vraag naar mest toenam naarmate de bevolking van het esdorp groeide en meer monden gevoed moesten worden, werden er steeds meer schapen gehouden. Zo veel dat de omringende hei de begrazingsdruk niet langer aankon. Hierdoor ontstonden bij veel dorpen zandverstuivingen. Ook het zogenaamde afplaggen van de hei werkte het ontstaan van zandverstuivingen in de hand. De plaggen werden ondermeer gebruikt voor de bouw van de plaggenhutten en als strooisel in de schaapskooi. Het Drouwenerzand vormde op een gegeven moment zelfs een bedreiging voor het dorp Drouwen. De groenlanden tenslotte bestonden uit graslanden, die alleen in de buurt van de beken aanwezig waren. Hierop werden ossen en paarden gehouden en soms wat melkvee.

De esdorpen zijn bekend om hun brinken, de open plekken in het dorp waaromheen de bebouwing werd gegroepeerd. Bijna elk esdorp heeft er een of meerdere. De brink had vroeger vele functies, vaak lag er een dobbe (een soort vijver) die diende als watervoorraad bij branden die de dorpen regelmatig teisterden. De belangrijkste verandering van de esdorpen ontstond door de komst van kunstmest. De schapen werden overbodig en met behulp van de nieuwe mest konden de heidegronden worden omgetoverd in akkers en bossen. De boerderijen werden, vooral in het kader van de ruilverkavelingen, buiten het dorp geplaatst en de dorpen zelf werden steeds meer het domein van forenzen die een mooie woonplek vonden in de nieuwbouwwijken die verrezen op de voormalige essen en groenlanden.

Borger
Aantal inwoners: 4995 (01-01-2005)
Hoewel het huidige dorp Borger pas is ontstaan in de vroege Middeleeuwen gaat de bewoningsgeschiedenis van het gebied veel verder terug. De hunebedden in de omgeving verwijzen naar een periode die nu ruim 5000 jaar achter ons ligt. Het Trechterbekervolk, ook wel hunebedbouwers genoemd, vestigde zich toen permanent in dit gebied. Ook daarvoor was de regio niet onbewoond, getuige de vondst van een 75.000 jaar oude vuistbijl. In de registers en rekeningen van het bisdom Utrecht staat in 1381 Borger vermeld als Kerspel tot Borgheren. In de Middeleeuwen stelde Borger nog weinig voor (in 944 stonden er slechts 5 boerderijen). De ligging aan het karrenspoor Groningen-Coevorden maakte het dorp echter allengs belangrijker.
Rond 1800 telde het dorp echter nog maar rond 300 inwoners.
Een eeuw later was dit aantal gegroeid tot 900. Pas na 1947 was er sprake van een wat snellere groei van de bevolking. Het huidige dorp heeft een uitstekend voorzieningenniveau, dat voor een deel is afgestemd op het grote aantal toeristen dat 's zomers in de omgeving verblijft. De oude dorpskern is uitgebreid met moderne woonwijken die omgeven zijn door veel groen.


Bronneger
Aantal inwoners: 113 (01-01-2005)
Het kleine esdorp Bronneger is waarschijnlijk ontstaan door de vestiging van een boerenfamilie uit Drouwen die daar onvoldoende bestaansmogelijkheden had. Het dorp wordt in 1381 voor het eerst genoemd. Rond 1900 woonden er 100 mensen in het dorp. Bronneger behoorde vroeger tot de marke van Drouwen. De Spoorstraat in het dorp herinnert nog aan de Noordooster Locaalspoorweg (van Assen naar Stadskanaal) die eertijds het dorp doorsneed. Het station in Borger droeg de naam station Drouwen.
De omgeving van Bronneger behoort tot het stroomdal van de Hunze.
In 1978/1979 werd in Bronneger een keienweg opgegraven die dateert uit de Middeleeuwen. De weg lag in het stroomdal van het Voorste Diep.
Deze oude rivier is nu gekanaliseerd en maakt deel uit van het kanaal Buinen-Schoonoord

Buinen
Aantal inwoners: 830 (01-01-2005)
De bebouwing in het esdorp Buinen bestond in 1850 vrijwel uitsluitend uit boerderijen die aan enkele straten waren geconcentreerd. In vergelijking met andere esdorpen in de gemeente Borger groeide Buinen tot 1940 vrij snel. Dat had te maken met de aanleg van een spoorweg en een haven.
Het Noordooster Locaalspoor deed ook de bedrijvigheid in Buinen vanaf 1905 sterk toenemen. Behalve een station voor personenvervoer kreeg het dorp een laad- en losplaats voor goederen en vee. Tussen Buinen en Exloo ontstond een zandafgraving waar zandwagons met handkracht werden gevuld met zand.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam er meer bedrijvigheid in het dorp. Tot 1965 was er aan de Spoorstraat een cartonnagefabriek. Na 1965 werd het fabriekspand gebruikt voor de fabricage van Fasto gasgeisers. Nu fabriceert Nefit Fasto ter plekke moderne cv ketels.


Drouwen
Aantal inwoners: 490 (01-01-2005)
In de Middeleeuwen telde het dorp Drouwen meer inwoners dan Borger. De geschiedenis van dit esdorp gaat terug tot de prehistorie. Een in 1978 bij de aanleg van Drouwens nieuwste woonwijk Tiekamp gevonden vuistbijl bewijst dat. In 1830 telde Drouwen 334 inwoners.
In de 18de eeuw werd het dorp ernstig bedreigd door het steeds uitdijende Drouwenerzand dat was ontstaan door het afplaggen van de heide en door de intensieve begrazing door schapen. De zandvlakte had een oppervlakte van 200 ha. De zandverstuiving werd uiteindelijk aan banden gelegd door de aanplant van bos. Het beheer van het Drouwenerzand is er nu op gericht om het nog resterende stuifzand te behouden en zo mogelijk uit te breiden.
Na de introductie van kunstmest was het niet meer noodzakelijk om grote aantallen heideschapen te houden voor de productie van schapenmest. De heidevelden konden daarom voor andere doeleinden worden gebruikt. Een deel werd ontgonnen tot bouw- en akkerland en een ander deel werd bebost. In die tijd ontstonden de Staatsbossen (o.a. de boswachterij Borger-Gieten.).
Sinds het begin ven de 19de eeuw heeft Drouwen een school (aanvankelijk een bijschool van Borger die alleen 's winters open was). Sinds 1963 heeft het dorp een dorpshuis Het Meester Hekmanhoes.


Ees
Aantal inwoners: 379 (01-01-2005)
Ees is van oudsher een uitgesproken agrarische nederzetting. Alle elementen voor het stichten van een nederzetting waren ook in Ees aanwezig: hoog gelegen grond voor een es, een waterstroom (Voorste Diep) voor grasland en voldoende hei, bos en veen in de omgeving. In 1832 stonden in Ees twintig boerderijen met in totaal 161 inwoners. De bevolking bestond toen nog uit louter boeren en een schaapherder. De oude dorpskern van Ees ligt in de buurt van de driesprong Dorpsstraat, Schoolstraat. De laatste honderd jaar heeft het dorp zich vooral in zuidelijke richting uitgebreid. Ook Ees heeft te maken met een sterk toegenomen belangstelling in verband met de groei van het toerisme na de Tweede Wereldoorlog. Het dorp kende al vroeg een belangrijk vakantiepark binnen haar grenzen.


Exloo
Aantal inwoners: 1800 (01-01-2005)
De naam Exloo duidt op de vroegere aanwezigheid van bos in het gebied. De naam van het dorp is waarschijnlijk ontstaan uit de oudsaksische woorden Ek (eik) en loo (bos)
Hoewel Odoorn het centrum was van het kerspel waartoe ook Exloo en Valthe behoorden was Exloo lange tijd qua inwonertal het belangrijkste dorp van de gemeente Odoorn. Het dorp telde in 1612 112 inwoners tegen Odoorn (92) en Valthe (61). Toen de ontginning van de Exloër- en Valthervenen startte werd het dorp al snel overvleugeld door 2e Exloëmond en vooral Valthermond.
Veel Drentse zanddorpen werden geteisterd door grote dorpsbranden, ook Exloo ontkwam daar niet aan. In 1884 brandden 18 woningen in het dorp volledig af.
Ook het gemeentehuis dat in 1870 verhuisd was van Odoorn naar Exloo viel ten prooi aan de vlammenzee. Het gemeentehuis was in Exloo ondergebracht in logement Bussemaker. Daarvoor zetelde het zowel in Valthe als in Odoorn in een deel van een boerderij.
Aan het begin van de 20 ste eeuw kreeg ook Exloo een halteplaats van de Noordooster Locaalspoorweg. In die tijd werd ook gediscussieerd over de plaats waar het gemeentehuis van Odoorn moest komen. Het was voor de brand onder gebracht in logement Bussemaker. Dit bedrijf kreeg het voor elkaar dat het gemeentehuis in Exloo bleef door de daarvoor benodigde grond aan de gemeente te schenken. De inwoners van 2e Exloërmond die hard hadden gestreden voor een gemeentehuis in hun dorp waren niet blij met deze beslissing.
In 1943 werd het gemeentehuis in Exloo opnieuw getroffen door brand. Door het in brand steken van het gemeentehuis door het verzet werd geprobeerd het bevolkingsregister te vernietigen hetgeen overigens niet lukte.


Odoorn
Aantal inwoners: 1854 (01-01-2005)
Het dorp Odoorn werd in schriftelijke stukken in 1327 voor het eerst genoemd. Het was het hoofddorp van het kerspel Odoorn, welk kerspel in bestuurlijk Drenthe overigens geen belangrijke rol speelde. De oude kerk van het dorp stamt uit de 12de eeuw. Van dit aan de heilige Margaretha gewijde kerkgebouw resteert alleen de consistoriekamer. In 1857 werd de nieuwe kerk van Odoorn in gebruik genomen.
Hoewel Odoorn het kerkdorp van het kerspel was, was het niet het grootste dorp. Exloo was groter en telde in 1612 112 inwoners tegen Odoorn 92. Bij de volkstelling in 1808 had de gehele gemeente Odoorn 930 inwoners. Alleen Oosterhesselen en Zweeloo waren kleiner.
In 1835 werd het gemeentehuis verplaatst van Valthe naar Odoorn. Het werd, evenals in Valthe het geval was geweest, in een deel van een boerderij gehuisvest.
Tot ver in de 18de eeuw was vrijwel iedereen in dit deel van Drenthe boer (inclusief de burgemeester, schoolmeester en dominee).


Valthe
Aantal inwoners: 1233 (01-01-2005)
In de Middeleeuwen behoorde Valthe samen met Exloo en Odoorn tot het kerspel Odoorn. Dit waren toen de enige dorpen in dit gebied. Het dorp telde in 1612 rond 60 inwoners en was daarmee kleiner dan Exloo en Odoorn. Toch was Valthe in de 17de eeuw niet onbelangrijk. Dit vanwege de valtherschans die deel uitmaakte van de noordoostelijke verdedigingslinie van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Een belangrijke functie had deze schans in de jaren 1165 en 1163 toen zo'n 700 soldaten het kerspel Odoorn behoedden voor invallen door vreemde strijdkrachten (o.a. van Bommen Berend of wel de bisschop van Münster).
In 1811 genoot Valthe als kleinste dorp van de toenmalige gemeente Odoorn de eer dat daar in een boerderij aan de Hoofdstraat het eerste gemeentehuis werd ondergebracht. Dat dat niet gebeurde in het kerkdorp Odoorn of in het grootste dorp Exloo had te maken met het feit dat de burgemeester uit Valthe kwam. In 1835 werd het gemeentehuis verplaatst naar Odoorn.
Overigens was toen nog geen sprake van een echt gemeentehuis. Het 'gemeentelijk apparaat' bestond in die tijd uit de burgemeester die tevens gemeentesecretaris was, een bode en een veldwachter.
De Noordooster Locaalspoorweg had ook in Valthe vanaf 1904 een station. Het dorp was in oude tijden geheel agrarisch gericht. De weinige middenstanders die het dorp rijk was waren tegelijkertijd ook boer. Het landbouwbedrijf was gemengd. Rogge was het belangrijkste gewas, maar er werden ook ossen gehouden voor eigen gebruik en de handel. Voor de bemesting waren in met name de 18de eeuw de schapen van belang. Vanaf 1912 werd de heide ontgonnen hetgeen mogelijk was geworden door de introductie van kunstmest.


Westdorp
Aantal inwoners: 135 (01-01-2005)
Het esdorp Westdorp was rond het midden van de vorige eeuw slechts van geringe omvang en kende een zuiver agrarisch karakter. Het dorp is ontstaan op de overgang van het hoge Westdorperveld naar het vochtige beekdal van het Voorste Diep. De oudste vermelding van het dorp dateert uit de veertiende eeuw. De bebouwing concentreerde zich aan de Borgerderstraat en de Brink. Kort na de Eerste Wereldoorlog ontstond bij de waterschappen in het gebied het plan om te komen tot het graven van een kanaal langs Westdorp naar Borger. Het kanaal zou een functie krijgen voor het vervoer van landbouwproducten en kunstmest. Dit ook ten behoeve van de verdere ontginning van het gebied. In 1926 werd begonnen met de graafwerkzaamheden en in 1931 was het kanaal gereed. Totale kosten bijna 2 miljoen gulden. Het kanaal heeft nooit die belangrijke functie voor de scheepvaart gekregen die werd verwacht. Het vrachtverkeer over de weg nam al snel de taak van het scheepvaartverkeer over. In 1966 werd het kanaal gesloten voor scheepvaart.
Westdorp heeft in de geschiedenis van het kerspel Borger een belangrijke plaats verworven. Een bekende adellijke familie De Mepsche had in Westdorp een huis, het huis Westrup dat later werd erkend als havezate. Van deze havezate zijn nu geen restanten meer aanwezig. Westdorp is nu een dorp met een sterk agrarisch karakter. Het is in de loop der eeuwen niet sterk gegroeid.



De veenkoloniale dorpen van de gemeente Borger-Odoorn
De veenkoloniale dorpen zijn ontstaan tussen de 17de en 19de eeuw na de ontginning van de hoogveengebieden ten oosten van de Hondsrug.
De dorpen kunnen worden verdeeld in weg- en kanaalveenkoloniën. De eerstgenoemde dorpen zijn ontstaan doordat inwoners van de esdorpen zich vestigden op de zandrug ten oosten van de Hunze. Op deze zandrug werd een eenvoudige weg aangelegd en vandaar werd begonnen met de ontginning van het veenmoeras. De zogenaamde boekweitbrandcultuur deed haar intrede. Boekweit werd verbouwd in de as van stukken veen die waren ontwaterd en in brand gestoken. Door een meer systematische ontginning van het veen zijn de kanaalveenkoloniën ontstaan. Met de stad Groningen werd een convenant gesloten over dit gebied. De stad verplichtte zich tot het graven van zijkanalen van het Stadskanaal, waardoor in de veendorpen de bekende zuider- en noorderdiepen en in sommige dorpen ook dwarsdiepen ontstonden. Deze kanalen maakten vergaande ontwatering van de veenmoerassen mogelijk en ook de afvoer van het door duizenden mensenhanden gewonnen turf werd mogelijk via deze kanalen. De veenarbeiders woonden meestal in eenvoudige plaggenhutten
op het veen en vestigden zich later samen met landarbeiders en neringdoenden tussen de beide diepen.

Na de ontginning van het veen ontstonden aan de landzijde van de kanalen statige boerderijen. In veel dorpen zijn de diepen inmiddels grotendeels gedempt en vervangen door fietspaden en verbrede wegen. De veenkoloniale dorpen worden gekenmerkt door een lange lintbebouwing die in de huidige tijd echter op veel plaatsen wordt onderbroken door nieuwbouw verder van de kanalen.


Buinerveen
Aantal inwoners: 416 (01-01-2005)
De wegveenkolonie Buinerveen is in feite een voortzetting in zuidelijke richting van het randveen wegdorp Drouwenerveen. Het dorp is is ontstaan doordat ondermeer enkele inwoners uit Buinen zich gingen vestigen op de zandrug ten oosten van de Hunze. Vandaar werd een begin gemaakt met de ontginning van de veenpaketten. Dit gebeurde in het begin op individuele basis. Rond 1850 kende het dorp al meer bebouwing dan het noordelijk gelegen Drouwenerveen. Het dorp breidde zich tussen 1850 en 1940 ook vrij sterk uit, met name als gevolg van de aanleg van het Zuiderdiep die in die periode in de richting van Buinen werd doorgetrokken. Hier ontstond de voor de veenkoloniën zo karakteristieke lintbebouwing. Het karakter van Buinerveen was minder agrarisch dan dat van Drouwenerveen. Met name langs het Zuiderdiep woonden veel arbeiders.


Drouwenermond
Aantal inwoners: 571 (01-01-2005)
Aan Drouwenermond is te zien hoe de vervening van de Drouwener- en Buinervenen is verlopen. Na vaststelling van de grens tussen Drenthe en Groningen in 1817 en toestemming van de stad Groningen om Drentse turf over Groningse wateren te vervoeren werd de Drouwenermond naar het Stadskanaal aangelegd. Het veen werd opengelegd door het graven van twee hoofddiepen (het Zuider- en Noorderdiep) waarop loodrecht de wijken uitkwamen. In 1830 woonden in Drouwenermond 33 mensen. In Nieuw-Buinen woonde toen nog niemand. Nieuw-Buinen ontwikkelde zich later echter veel sneller dan Drouwenermond. Opvallend in Drouwenermond is dat de bebouwing zich uiteindelijk vrijwel helemaal langs het Zuiderdiep concentreerde. Het Zeelandstreekje, dat zijn naam dankt aan de eerste bewoners die uit Zeeland afkomstig waren, ligt niet aan het Zuiderdiep. In 1844 vestigden zich hier een aantal Zeeuwse families uit Westkapelle.
De bewoners van de veendorpen waren slechts voor een klein deel afkomstig uit Drenthe. De meeste kwamen uit Groningen en Duitsland (trekarbeiders die aanvankelijk alleen in het zomerseizoen in het gebied verbleven).
Drouwenermond ontwikkelde zich tot een landbouwdorp.


Drouwenerveen
Aantal inwoners: 264 (01-01-2005)
Drouwenerveen is een zogenaamde wegveenkolonie (ook wel randveendorp), er is immers nooit een kanaal geweest. De eerste bewoners van het agrarische dorp kwamen uit Drouwen. Rond 1850 werd het dorp bepaald door een bochtige hoofdweg parallel aan het Achterste Diep. De boerderijen stonden aan weerszijden van deze weg. Drouwenerveen is bekend van het enige gesubsidieerde café van Nederland dat voordat het afbrandde op de hoek van de Verbindingsweg en de Hoofdstraat stond. De aan dit café gebouwde dorpshuiszaal brandde eveneens af. Sinds kort bezit Drouwenerveen weer een dorpshuis. De school is enige jaren geleden in het nieuws geweest omdat de dorpsgemeenschap zelf het onderhoud ter hand heeft genomen. De school moest vanwege het geringe aantal leerlingen gesloten worden en kon door persoonlijk ingrijpen van de staatssecretaris van onderwijs open blijven.


1e Exloërmond
Aantal inwoners: 398 (01-01-2005)
Omstreeks 1840 werd een begin gemaakt met het graven van de 1e Exloërmond, oftewel het Noorderhoofddiep. In 1843 werd uit het veen aan het begin van deze hoofdwijk de eerste turf via het Stadskanaal afgevoerd naar Groningen.
Door de grootschalige verveningen in de Exloër- en Valthervenen groeide de bevolking in het gebied snel. Er was zelfs sprake van een bevolkingsexplosie, die overigens voor een groot deel aan 1e Exloërmond voorbij ging. Toch telde dit dorp in 1919 nog 636 inwoners en was daarmee qua inwonertal het derde dorp van de toenmalige gemeente Odoorn.


2e Exloërmond
Aantal inwoners: 2384 (01-01-2005)
In 2003 viert 2e Exloërmond het 150 jarig bestaan van het dorp. Ook voor dit dorp geldt dat de beginjaren moeilijk waren. De kanalen en wijken werden met de hand gegraven. Ook het werken voor de 'veenboeren' was voor de veenarbeiders en hun gezinnen keihard. De eerste landbouwers hadden het echter ook niet gemakkelijk. De arme grond die over bleef na de vervening had veel mest nodig dat moeilijk te krijgen was. Kunstmest bestond in die jaren nog niet. De verbindingen met de rest van Drenthe waren slecht. Pas in 1907 werd een verharde weg naar Exloo aangelegd. In die tijd was 2e Exloërmond qua inwonertal (2631) het tweede dorp van de gemeente Odoorn. Bijna vier keer zo groot als het grootste zanddorp Exloo
Kort na de Tweede Wereldoorlog was het gedaan met de turfgraverij. Turf als brandstof had afgedaan en bovendien was de meeste turf toen afgegraven. Er moest vervangende werkgelegenheid worden gezocht voor de vele veenarbeiders. Dat was niet eenvoudig want ook in de landbouw liep de werkgelegenheid snel terug.



Exloërveen
Aantal inwoners: 106 (01-01-2005)
Exloërveen licht aan de rand van het veengebied met dezelfde naam. Het kent een oudere bewoningsgeschiedenis dan de veendorpen 1e en 2e Exloërmond. In 1849 telde het dorp 126 inwoners. Dit aantal groeide aan het begin van de negentiende eeuw sterk, maar nam aan het einde van diezelfde eeuw weer af tot omstreeks 290 in 1919. De groei van 1e maar vooral ook 2e Exloërmond ging ten koste van dit dorp.


Nieuw-Buinen
Aantal inwoners: 5034 (01-01-2005)
Nieuw-Buinen heeft wat het ontstaan betreft gelijkenis met Drouwenermond: een kanalenstelsel met woningbouw langs de Monden. In 1824 werd de eerste turf via de Buinermond afgevoerd. De drukke verveningsactiviteiten lokten kooplieden van elders naar het gebied, waaronder Duitsers die glaswaren verkochten. Een van hen ontdekte dat de omstandigheden ideaal waren om een glasfabriek te vestigen. Er was voldoende brandstof en een kanalenstelsel om de producten af te voeren. Zo ontstond in 1838 in Nieuw-Buinen de eerste glasfabriek, de fabriek van Thöne (later Bakker). Twee jaar later stichtte Meursing een fabriek. De glasindustrie werd zeer belangrijk in Nieuw-Buinen. Het was rond het midden van de negentiende eeuw verreweg de omvangrijkste industrie in Drenthe. Tijdens de hoogtijdagen werkten 1500 mensen in deze industrietak. In 1967 ging de laatste fabriek dicht.
Evenals Drouwenermond is Nieuw-Buinen in de eerste plaats een belangrijk landbouwgebied. Er vestigden zich vooral veel boerenzoons uit Groningen. De dalgrond was en is uitstekend geschikt voor de aardappelteelt. De boeren stichtten hun eigen Coöperatieve aardappelmeelfabriek Hollandia. In 1971 werd de fabriek overgenomen door Avebe en korte tijd later werd de productie stilgelegd. Inmiddels was in de jaren vijftig van de twintigste eeuw gestart met de werving van nieuwe industrieën in Nieuw-Buinen. In 1959 werd een 11 ha groot industrieterrein in gebruik genomen. Van de bedrijven die zich daar in de zestiger jaren vestigden (o.a. een confectiefabriek) is alleen de aardewerkfabriek Goedewaagen overgebleven. Het Noorder- en Zuiderhoofddiep te Nieuw-Buinnen hebben een groot aantal jaren een belangrijke rol gespeeld bij de afvoer van turf en later de aan- en afvoer van landbouwproducten. Het asvervoer nam ook in dit gebied het vervoer over water over. Doordat de boeren de karakteristieke draaibruggen vervingen door dammen werd verkeer over water onmogelijk. Het gevolg was vervuiling van het water en stankoverlast. Besloten werd daarom tot demping van een groot deel van de kanalen waaraan Nieuw-Buinen, maar ook de andere veenkoloniale dorpen hun bestaan te danken hebben. In het kader van groeiend cultuur historisch besef wordt nu overwogen om en deel van de kanalen weer open te graven.


Valthermond
Aantal inwoners: 3467 (01-01-2005)
Ook de geschiedenis van Valthermond is verbonden met het veen. Bij de ontginning van het veen, die in 1853 begon, werd in Valthermond het twee kanalen systeem toegepast. Het ene kanaal liep door de Noorderveenplaats en het andere door de Zuiderplaats. Op de zogenaamde "vooraffen" tussen de kanalen werden later de eerste woningen gebouwd. De wijken die loodrecht op de kanalen werden gegraven liggen in Valthermond precies 185 meter uit elkaar.
Bij de vervening verdween een 12 km lange uit boomstammen opgebouwde brug door het veen die rond het begin van de jaartelling, dwars door het veenmoeras, Valthe met Ter Apel verbond.
De werkomstandigheden voor de veenarbeiders waren zoals overal elders in het veen ook in Valthermond slecht. In 1888 braken veenstakingen uit. De arbeiders eisten niet alleen meer loon, maar ook de vrijheid om hun winkelwaren te kopen waar ze dat zelf wilden. Ze waren verplicht om dat bij hun veenbaas te doen, hetgeen vaak betekende dat ze meer dan de helft van hun loon niet uitbetaald kregen. Om de stakingen in de hand te houden kwam er marechaussee in het dorp waarvoor aan het Zuiderdiep een kazerne werd gebouwd.
De oudere inwoners van het dorp herinneren zich nog de veenbrand van 1917. Bij die brand kwamen 16 Valthermonders om. Door de vele activiteiten die de veenontginning met zich meebracht groeide Valthermond in korte tijd uit tot het grootste dorp van de voormalige gemeente Odoorn. In 1919 telde het dorp 4638 inwoners en was daarmee ruim 6,5 keer zo groot dan het grootste zanddorp Exloo.
Na het afgraven van het veen werd de overblijvende grond geschikt gemaakt voor de landbouw. De fabrieksaardappel werd het belangrijkste gewas. In het dorp vestigde zich in 1958 een kweekinstituut voor aardappelrassen (KARNA). De vrijwel onbeperkte beschikbaarheid van brandstof in de vorm van turf trok in de regio veel bedrijvigheid aan. In Valthermond ontstond bijvoorbeeld een steenfabriek.
Opvallend in Valthermond zijn de vele kerken en kerkjes. De Katholieken waren voor hun kerkgang aangewezen op het naburige Zandberg, maar voor de vele andere kerkelijke stromingen werden eigen kerkgebouwtjes opgericht, die voor een groot deel nog terug te vinden zijn in het dorp.


2e Valthermond
Aantal inwoners: 103 (01-01-2005)
Als laatste mond in de voormalige gemeente Odoorn werd vanaf Ter Apelkanaal de Tweede Valthermond gegraven. Daarmee werd het Zuiderveen ontsloten, een veengebied ten oosten van de toenmalige Valther Mussel (de bovenloop van de Mussel Aa). Door de aanleg van deze laatste hoofdwijk was een gebied van 7000 ha hoogveen ontsloten en duizenden handen waren nu nodig voor het graven van de wijken en het steken van het turf


De ontginningsdorpen van de gemeente Borger-Odoorn

Dit zijn de jongste dorpen in de gemeente. Ze zijn voornamelijk ten westen van de Hondsrug ontstaan na de ontginning van de Eeser- en Odoornervenen. Dit veengebied, dat in omvang op geen enkele wijze te vergelijken was met de venen ten oosten van de Hondsrug, werd ontgonnen nadat vanuit Smilde het Oranjekanaal richting Emmen was aangelegd. Ook ten oosten van de Hondsrug liggen in het dal van de Hunze enkele relatief jonge ontginningsdorpen. Het dorp Zandberg, dat ook onder deze categorie is ondergebracht, kent een geheel eigen ontstaansgeschiedenis.


Bronnegerveen
Aantal inwoners: 93 (01-01-2005)
Zoals de naam al suggereert is Bronnegerveen van oorsprong een veendorp. De eerste bewoners vestigden zich er rond 1750, maar pas een eeuw later groeide de ontginningsnederzetting door de vestiging van enkele boerderijen in het westelijk deel van het Hunzedal. Strikt genomen behoren de oudere ontginningsdorpen Bronnegerveen, Drouwenerveen en Buinerveen tot het veengedeelte van de regio Borger. Qua traditie en gewoonten onderscheiden ze zich echter duidelijk van de echte veendorpen Drouwenermond en Nieuw-Buinen. Zoals overal in het zandgebied van de gemeente Borger heeft de ruilverkaveling van de vijftiger jaren een enorme invloed op de dorpen. Voor Bronnegerveen betekende dat bijvoorbeeld dat het dorp eindelijk een verbinding kreeg met Drouwen.


Eesergroen
Aantal inwoners: 147 (01-01-2005)
In april 1882 werd in dit dorp het eerste huis gebouwd. De bewoner van dit pand begon met de ontginning van de nog woeste grond in de omgeving. Het dorp werd belangrijker nadat het in 1930 via een Zijtak met het kanaal Buinen-Schoonoord werd verbonden. Langs deze zijtak ligt nu een fietspad annex natuurpad. Na gereedkoming van het kanaal werd de ontginning van het gebied wat grootscheepser ter hand genomen. Zowel langs de al in 1913 aangelegde verharde weg Ees-Schoonoord als langs het kanaal werden boerderijen gebouwd.
In 1975 werd het haventje met zwaaikom gedempt. Alleen het kanaal bleef bestaan.
Opvallend in het kleine dorp Eesergroen is dat er eertijds twee kerkjes en twee cafés stonden. Alleen de cafés zijn overgebleven


Eeserveen
Aantal inwoners: 155 (01-01-2005)
Eeserveen dat in het begin ook wel Nieuw Borger werd genoemd heeft zijn ontstaan te danken aan een stuk heidegrond (de Brammertshoop) grenzend aan het Eeserveen. Toen in de jaren 1870-1880 de vervening in het Eeserveen op gang kwam, was er behoefte aan woningen voor de veenarbeiders. Er werden 40 plaggenhutten gebouwd, die na 1902 werden verbouwd tot stenen huisjes. Later kreeg het dorp ook een school die inmiddels al weer verdwenen is.
Het dorp lag voorheen in twee gemeenten (Borger en Odoorn). Ook het nabijgelegen De Kiel (voorheen gemeente Sleen) droeg in het verleden overigens de naam Eeserveen. De bebouwing van het dorp concentreerde zich aanvankelijk tot de omgeving van het kanaal Buinen-Schoonoord.


Ellertshaar
Aantal inwoners: 34 (01-01-2005)
Deze buurtschap is in de volksmond beter bekend als Kolonie (of Klonie). Met de stichting van de eerste woning werd al in 1804 begonnen. Daarmee was Ellertshaar de vroegst bewoonde ontginningsnederzetting van de voormalige gemeente Borger. Omstreeks 1930 stonden er echter nog maar zes huizen. De ontginning is na de oorlog nog voortgezet waarna nog enkele boerderijen werden gebouwd. Niettemin bleef het dorp een zeer bescheiden omvang houden.


Klijndijk
Aantal inwoners: 823 (01-01-2005)
De naam Klijndijk is verbonden aan Jasper Klijn uit Smilde die omstreeks 1850 het initiatief nam tot de aanleg van het Oranjekanaal. Dit kanaal dat vanaf de Drentse Hoofdvaart werd aangelegd om het eeserveen, het odoornerveen en de venen bij Emmen te ontginnen. Klijndijk ligt aan een zijtak van dit kanaal: de zogenaamde Odoornerzijtak.


Odoornerveen
Aantal inwoners: 441 (01-01-2004)
Het Odoornerveen was voorheen een hoogveengebied ten oosten van de Hondsrug. Het veengebied werd samen met het Eeserveen ontgonnen vanaf de Drentse Hoofdvaart, ter hoogte van Smilde, door het graven van het Oranjekanaal. Omstreeks 1850 werd hiertoe het initiatief genomen door Jasper Klijn uit Smilde die dwars door Drenthe een kanaal wilde aanleggen naar Emmen.
Het veen in het relatief kleine Odoornerveen was snel afgegraven. In 1895 namen boeren de plaats van de veenarbeiders in.


Zandberg
Aantal inwoners: 60 (01-01-2005)
Zandberg was veel eerder bewoond dan de overige dorpen in de omgeving. Het dorp ontstond op een boven het veengebied uitstekend zandhoogte, die aanvankelijk de Schaapsberg werd genoemd. Deze naam ontstond omdat de boeren uit Valthe er 's zomers hun schapen weidden. De verbinding tussen Valthe en Zandberg liep over een veendijk, de zogenaamde Valtherdijk. De eerste kolonisten afkomstig uit het Duitse Rütenbrock vestigden zich er vanaf 1815. De Duitse kolonisten kwamen naar Zandberg om op de veengronden in de omgeving veenboekweit te verbouwen. Zandberg is een Rooms-katholieke enclave in het gebied. In 1843 werd de eerste kerkgebouw van de Sint Jozefparochie gesticht. Het dorp had toen al een bijschool. In 1905 werd de kerk vervangen door een nieuwe.


Bevolking per 1-1-2005


Hieronder vindt u een staat met het aantal inwoners per dorp per 1-1-2005

Dorp Mannen Vrouwen Totaal (+/- 2004)

Borger 2384 2611 4995 (+ 24)
Bronneger 55 58 113 ( - 3)
Bronnegerveen 47 46 93 ( + 4)
Buinen 433 397 830 ( - 17)
Buinerveen 210 206 416 (+ 4)
Drouwen 253 237 490 (- 13)
Drouwenermond 298 273 571 (- 5)
Drouwenerveen 140 124 264 (+ 4)
Ees 189 190 379 (- 8)
Eesergroen 80 67 147 (- 1)
Eeserveen 80 75 155 (+ 6)
Ellertshaar 18 16 34 ( - 2)
Exloërveen 54 52 106 (+ 4)
Exloo 891 909 1800 (- 18)
Klijndijk 424 399 823 (- 12)
Nieuw-Buinen 2525 2509 5034 (+ 37)
Odoorn 869 985 1854 (+ 28)
Odoornerveen 222 219 441 (- 8)
Valthe 600 633 1233 (- 24)
Valthermond 1755 1712 3467 (- 44)
Westdorp 72 63 135 (- 6)
Zandberg 27 33 60 (- 4)
1e Exloërmond 205 193 398 (- 8)
2e Exloërmond 1215 1169 2384 (+ 26)
2e Valthermond 57 46 103 (+ 1)

Totaal 13103 13222 26325 (- 35


Zin in rust, ruimte, groen of actief bezig zijn?

Zin in rust, ruimte, groen of actief bezig zijn? Dat alles is mogelijk tijdens een bezoek aan de gemeente Borger-Odoorn, deels gelegen op de Hondsrug, deels een veenkoloniaal landbouwgebied met ruime vergezichten.

Jaarlijks bezoeken tienduizenden toeristen dit gebied en zijn er meer dan 700.000 overnachtingen.
De overnachtingsmogelijkheden variëren van uitstekende hotels tot een eenvoudige trekkershut of van een luxe recreatiebungalow tot een eenvoudige kampeerplek in de vrije natuur.

Borger-Odoorn is een gemeente met een afwisselend landschap, dat ruime mogelijkheden biedt voor recreatie. Er bevinden zich een uitgebreid wandelpadennetwerk en vele kilometers fietspad, die ook uitstekend geschikt zijn voor skaten.

Op toeristisch gebied is de gemeente bekend door een aantal evenementen zoals:

- het schaapscheerderfeest in Exloo;
- het internationale festival van oude ambachten in Exloo;
- de Drentse wandelvierdaagse in Odoorn;
- het internationaal folkloristisch dansfestival (SIVO) in Odoorn;
- de schapenmarkt in Odoorn;
- de boerenbruiloft in Borger.

In Borger is het grootste Hunebed van Nederland te bewonderen en voor wie meer wil weten over hunebedden is er het nationaal hunebedden informatiecentrum. Voor de historie van de veenkoloniën kan men terecht in Valthermond. Gezichtsbepalend is daar het oostelijk deel van het Zuiderhoofddiep dat in ere is hersteld en verrijkt is met een gerestaureerde sluis en dertien bruggen.

De vissport kan uitstekend worden beoefend in de diverse visvijvers en op veel plaatsen in de kanalen en diepen.

Zwemmen kan in recreatiezwemplassen, in een aantal openluchtzwembaden en in een overdekt subtropisch zwembad.

Borger is Aspergepunt van Noord-Nederland en in het kader hiervan zijn er diverse activiteiten zoals een aspergemarkt en het opmeten van de langste asperge uit de aspergewedstrijd.


Wandelen

Naast fietsen is wandelen de belangrijkste sportieve activiteit in Drenthe. In Borger-Odoorn kunt u naar hartelust deze volkssport nummer 1 beoefenen.
In de boswachterijen Borger en Exloo-Odoorn heeft Staatsbosbeheer een serie wandelroutes bewegwijzerd met behulp van paaltjes met gekleurde kop. U kunt kiezen uit een twintigtal korte routes van 2 tot 5 kilometers en langere tot ruim 16 km. Een voorbeeld van een langere route is de Beek- en Boswandeling, die u kunt beginnen bij het Houtvester Kuhnhuis in de boswachterij Borger.
Een andere leuke manier om de gemeente wandelend te verkennen bieden de knapzakroutes. In onze gemeente zijn er routes uitgezet vanuit Ees, Eesergroen en Odoornerveen. Een goed gevulde knapzak voor onderweg is gewenst want de routes zijn 15 tot 20 km lang, maar meestal bestaat er de mogelijkheid om de route in te korten. De routeboekjes geven een cultuurhistorische beschrijving van de omgeving waar u doorheen wandelt.

Een uitputtende opsomming van alle wandelroutes in de gemeente wordt te veel. Ook in het oostelijk deel van de gemeente zijn leuke wandelmogelijkheden. Een dorpswandeling in Valthermond bijvoorbeeld. We noemen nog een route. Het met de bekende driehoekige ANWB bordjes bewegwijzerde Bijvoetpad dat bij het Hunebeddeninformatiecentrum begint. Deze wandeling kunt u verlengen door er een tocht door het natuurreservaat Het Drouwenerzand aan vast te knopen.

Een hoogtepunt voor alle wandelsporters vormt elk jaar de Drentse Wandelvierdaagse die traditiegetrouw op Hemelvaartsdag begint. In dit kader wordt ook de 80 km lange Kennedymars georganiseerd.
De organisatie vertelt u graag meer of bezoek de website van de Drentse Wandelvierdaagse.


Dagrecreatie: een wandeling tussen de boomtoppen

In de boswachterij Borger ligt het Boomkroonpad dat deze wens in vervulling kan laten gaan. In het ernaast gelegen informatiecentrum van Staatsbosbeheer wordt u geïnformeerd over bos en natuur in deze prachtige boswachterij.

Tijdens uw bezoek aan Borger-Odoorn mag u natuurlijk ook het grote hunebed in Borger niet missen. In het bij dit hunebed gelegen Nationaal Hunebedden Informatiecentrum maakt u kennis met het leven van de hunebedbouwers.

Een hoogtepunt in Exloo vormt de schaapskudde, die dagelijks de midden in dit dorp gelegen schaapskooi verlaat om de heidevelden in de omgeving te begrazen.
Alle informatie over de kudde vindt u in het Schapeninformatiecentrum bij de schaapskooi aan de Hoofdstraat in Exloo.

In Exloo bevindt zich ook het cultuurhistorisch museum het Bebinghehoes, dat u een bewegwijzerde wandeling in de omgeving aanbiedt.

Een ander museum dat we hier willen noemen is het Keramisch museum in Nieuw-Buinen, dat de rijke geschiedenis van de aardewerkindustrie in beeld brengt.
Naast genoemde mogelijkheden zijn er talloze andere mogelijkheden om uw dag in Borger-Odoorn onvergetelijk te maken en bent u met kinderen op stap dan is Kabouterland in Exloo of Attractiepark Drouwenerzand voor hen vast een hoogtepunt.

De geschiedenis van Odoornerveen
Het dorp Odoornerveen heeft in de jaren na 1854 gestalte gekregen, toen het Oranjekanaal de Odoornervenen bereikte. Kanaalgravers, veenarbeiders, winkeliers en caféhouders vestigden zich langs het kanaal. De vervening van het Odoornerveen was één van de weinige ondernemingen die aan de verwachtingen van de "Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij (DVMKM) voldeed. In de periode tussen 1856 en 1880 is ongeveer 1600 hectare veengrond afgegraven.

Daarna zijn de gronden geleidelijkaan geschikt gemaakt voor de landbouw. De veenafgraving van het Odoornerveen heeft maar ongeveer dertig jaar geduurd. Tijdens de vervening werd het nog niet afgegraven veen jaarlijks verpacht aan veenarbeiders in Schoonoord. Deze weidden er enkele schapen en verbouwden veenboekweit op akkertjes die eerst afgebrand werden. Na de vervening werd de ondergrond, met de overgebleven bolster (de bovenste veenlaag die niet geschikt was voor turf), en het zand uit de wijken vermengd en geëgaliseerd tot een humusrijke bouwvoor. Sommige verveners gingen zelf over tot het ontginnen van de veenplaats.

De eerste boerderijen werden omstreeks 1880 gebouwd. In 1895 stonden aan de noordkant van het kanaal 5 boerderijen. De meeste boerderijplaatsen ontstonden echter pas na de landbouwcrisis, aan het eind van de 19e eeuw. De gunstige conjunctuur, maar ook de ruimere toepassing van kunstmest, en de toenemende belangstelling van jonge, vooruitstrevende boeren uit andere Drentse dorpen zoals Exloo, Valthe, Zuidbarge en Gasselte, deden Odoornerveen in een twintigtal jaren uitgroeien tot een volwassen agrarisch dorp. De maagdelijke dalgrond leende zich na een goede bemesting met compost of kunstmest zeer goed voor de verbouw van aardappelen. Deze waren van goede consumptiekwaliteit en werden verkocht als de populaire "duinzandaardappelen".

Na een aantal jaren kon de dalgrond de kwaliteit van de beginjaren niet meer evenaren en werden de consumptie-aardappelen vervangen door fabrieksaardappelen, waarvoor dankzij de bloeiende aardappelzetmeelindustrie een goede afzet bestond. Aanvankelijk werden de fabrieksaardappelen afgewisseld met rogge en haver, maar later ook met suikerbieten en rogge.

Dat dit een voormalig veengebied is, is ondermeer te herkennen aan de langgerekte vorm van het dorp, langs het kanaal, en aan de vele wijken (of restanten daarvan) die het landschap een rechtlijnige, geometrische aanblik geven. De Maatschappijwijk is zo'n restant van een vroeger veenkanaal. De sloten en wijken hebben tijdens veenafgravingen een belangrijke rol gespeeld bij de afwatering van het veengebied.


De bruggen

Door het kanaal en de vele wijken en boksloten, zijn er in Odoornerveen natuurlijk heel veel bruggen en vlonders geweest; het zou teveel werk zijn om ze allemaal te noemen. Daarom hebben wij ons beperkt tot de belangrijkste drie bruggen die afzonderlijk vermeld staan op de volgende pagina's, Boerma's brug; Scholtens brug en De Lange's brug.

Café en dorpshuis

In het verleden kende Odoornerveen diverse bedrijven, waaronder een café en later een dorpshuis. In een Snikke was hierover een stukje geschreven wat we hebben geplaatst onder Geschiedenis café

Oranjekanaal

Omdat met het graven van het Oranjekanaal Odoornerveen is ontstaan, hebben we de geschiedenis op een rijtje gezet onder Geschiedenis Oranjekanaal

Het ontstaan van het oranjekanaal

Het dorp Odoornerveen ligt aan het Oranjekanaal in een hoogveenontginningsgebied tussen de Hondsrug en de rug van Sleen, die evenwijdig aan de Hondsrug loopt. Het bijzondere van het gebied is, dat het vroeger een hooggelegen veengebied was, dat ontstaan is doordat het water tussen de twee ruggen niet weg kon.

In het begin van de negentiende eeuw was de toestand in Drenthe bedroevend. Drenthe bestond namelijk vrijwel geheel uit heidevelden en moerassen, en omdat de afvoer van water ontbrak, was het genoodzaakt om in armoede te leven als hiervoor geen oplossing kwam. Aan communicatie met de "buitenwereld" was weinig/geen behoefte en dit was ook nog vrijwel onmogelijk. Maar de oplossing was in de maak.

Omstreeks het midden van de negentiende eeuw staken enkele ondernemende lieden de koppen bij elkaar om door middel van de ontginning van Drenthe een winstgevende investering te doen. Aannemer Jasper Klijn (geboren in 1810 te Hardinxveld) was degene die het plan ontwierp om:

1. Een grote uitgestrektheid veen in eigendom te verwerven; hiervoor werden de Odoorner venen en drie complexen in Zuidoost Drenthe aangekocht.

2. De afvoer van dat veen mogelijk te maken door een te graven kanaal.

De aanliggende venen zouden dan voldoende ontwaterd worden om de mogelijkheid te scheppen om dat veen te exploiteren en de turf te gebruiken voor verwarmingsdoeleinden. De grootste hoeveelheid veen lag in het noordelijke gedeelte van de Marke Noord- en Zuidbarge, zodat het kanaal van west naar oost gegraven moest worden. Enige namen die ook niet onvermeld mogen blijven, zijn die van de aannemers A.A. Visser Kz, uit Sliedrecht, P. Langeveld Pz, uit Hardinxveld en de gebroeders Goedkoop uit Amsterdam. De heren beraamden de totale kosten op ƒ 580.000,00; een aanzienlijk bedrag in die tijd. Door de "Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij (DVMKM) op te richten, werden de aanemers voorzien van aandeelhouders die zouden kunnen profiteren van de winsten die het kanaal met zich mee zou brengen. De financiële kant was rond en op 23 december 1852 verkreeg de DVMKM van de Gedeputeerde Staten van Drenthe concessie tot het graven van een kanaal dat een verbinding moest vormen tussen de Drentse Hoofdvaart en de uitgestrekte veengebieden in Zuidoost Drenthe. De akte van oprichting werd op 15 maart 1853 door zo'n veertig aandeelhouders ondertekend.

Op 12 december 1853 werd in Smilde begonnen met de graafwerkzaamhedenen en op 26 juni 1854 was het eerste deel gereed en moest het kanaal een naam hebben. Na beraadslagingen kwam oorspronkelijk de naam "Middenkanaal" uit de bus, maar deze vond men toch te nietszeggend, en zo werd, met toestemming van Koning Willem III, bij de feestelijke opening van het eerste kanaalvak, in Hoogersmilde, het kanaal "Oranjekanaal" gedoopt.

De verwachtingen van de maatschappij waren aanvankelijk hoog gestemd. Door een kanaal dwars door het Drentse plateau te graven, hoopte men te bereiken dat de onderneming direkt rendabel zou worden. Men rekende erop dat onder de heidevelden die onderweg gesneden werden, exploitabele lagen veen zouden zitten. Ook verwachtte men dat het kanaal een aantrekkelijke route zou zijn voor de scheepvaart met verbindingen naar Friesland en Groningen. Men hoopte tevens dat de verkoop van zwerfkeien, die in grote getale op het Drentse plateau werden aangetroffen, het nodige zou opleveren en dat men op ontwaterde gronden houtwas voor de verkoop zou kunnen telen. Van al deze hooggestemde verwachtingen is maar bitter weinig terechtgekomen. Tussen 1853 en 1892 is slechts eenmaal dividend aan de aandeelhouders uitgekeerd, niet omdat het toen zo goed ging, maar om nieuw kapitaal los te krijgen. Heidevelden waren niet te exploiteren en vervoer van keien bleek veel te duur om rendabel te zijn. De grootste teleurstelling betrof echter de waterstaatkundige problemen waarin men terecht kwam. Het Drentse plateau en met name de Hondsrug lagen veel hoger dan de ondergrond van de venen ten zuiden van Emmen. Het veen kon daardoor het water niet kwijt, wat als gevolg had dat er geen turf kon worden gestoken en het kanaal onbevaarbaar was door gebrek aan water. Om dit probleem op te lossen moesten kostbare werken uitgevoerd worden. Er werden veel sluizen aangelegd om de waterstand op peil te houden. Van 1923 tot 1925 werd het kanaal in het kader van de werkverschaffing verbreed en verdiept. Het onderhoud van het grote aantal bruggen werd vooral in de dertiger jaren een probleem. Veel bruggen werden tenslotte door de maatschappij aan gemeenten overgedragen. De hele onderneming is dan ook eigenlijk een fiasco geworden.

De maatschappij heeft precies 99 jaar bestaan, tot 23 december 1951, toen zij door Rijkswaterstaat werd overgenomen. Vijftien jaar later, in 1966, nam de provincie het weer van de Rijkswaterstaat over. In 1976 is het kanaal voor alle scheepvaart gesloten, iets dat de laatste jaren met name vanuit de recreatieve sector sterk betreurd word, omdat het één van de aantrekkelijkste waterwegen van Drenthe is. De DVMKM is door de meesten al lang weer vergeten, anderen hebben er zelfs nooit van gehoord; maar het valt niet te ontkennen dat Jasper Klijn en de zijnen hebben gezorgd voor één van de grootste ommekeren in de geschiedenis van Drenthe, en o.a. aan hen danken wij dan ook het dorp.

In Odoornerveen zijn van het Oranjekanaal nog twee aftakkingen gegraven. Deze zouden worden aangesloten op andere kanalen in de omgeving. Ten eerste de Borgerzijtak, deze is gegraven met als hoofddoel een verbinding te vormen tussen het Oranjekanaal en het kanaal Buinen-Schoonoord, dat, via het Zuiderhoofddiep van Buinen, weer aansloot op het Stadskanaal richting (stad)Groningen. Tussen 1926 en 1930 is het kanaal Buinen-Schoonoord gegraven. De aanleg van dit kanaal was meer een werkverschaffingsprojekt dan dat het een direkt economisch doel diende. Door de jaren heen heeft de belangrijkste functie gelegen in de waterhuishouding. Ook landbouwprodukten werden via het kanaal afgevoerd, vooral de aardappelen die per schip naar de aardappelmeelfabrieken werden vervoerd.

Ten tweede de Zijtak, deze is gegraven met als doel de ontsluiting van de Weerdinger venen. Verder dan Klijndijk zijn ze, door geldgebrek, echter niet gekomen.

In opdracht van het Waterschap Odoorn wordt door de architekten G. en W. Wierenga uit Coevorden in 1932 een ontwerp gemaakt van de 'Boerma's brug'. De aanbesteding van het werk wordt gedaan op 18 mei 1932 om 14.00 uur in het café van weduwe Naber. De bouw van de ijzeren ophaalbrug gaat gepaard met het opruimen van de bestaande draaivlonder, bij de zijtak Torenwijk, over het Oranjekanaal. Het is niet helemaal met zekerheid te zeggen, maar waarschijnlijk is de brug gebouwd in de periode 1934-1936.

Bij de eerste bouw had de brug een doorvaarbreedte van ongeveer 7 meter en een rijbreedte van ongeveer 3,5 meter. Na verloop van tijd bleek de brug niet berekend op het toenemende zware verkeer. Op 1 januari 1956 werd de 'Boerma's brug', samen met de 'De Lange's brug', door het Waterschap Odoorn, overgedragen in eigendom, beheer en onderhoud, aan de Gemeente Odoorn. De totale afkoopsom van bruggen, brugwachterswoningen en erven bedroeg fl 23.000,--.

"Op maandag 9 september 1968 om één uur 's middags", zolas de annalen van de Gemeente odoorn dit precies weet te vermelden, wordt de brug vernield door een vrachtwagen. De schade bedraagt zo'n fl 10.000,--.

In mei 1978 wordt begonnen met de bouw van een nieuwe brug, die de oude ophaalbrug moet vervangen. De werkzaamheden worden uitgevoerd door aannemer Kloosterziel uit Meppel. In mei 1979 wordt de brug opgeleverd en is Odoornerveen in het bezit van haar eerste plaatbrug.

Bron: artikel uit 'De Snikke' geschreven door Robert Nijboer


Scholtensbrug

Op de plaats waar nu de Scholtensbrug ligt, heeft tot 1937 een draaibrug gelegen. Deze brug wordt in het archief van de N.V. 'Drentsche Veen- en MiddenKanaal Maatschappij' omschreven als "brug no. 13". In 1937 wordt de vervanging van de draaibrug door een ijzeren ophaalbrug gerealiseerd. Deze vervanging is reeds in 1931 in kaart gebracht met een ontwerp van de ophaalbrug door architecten uit Coevorden. Deze vervanging komt geheel voor rekening van de Gemeente Odoorn.
Op 17 juni 1938 heeft de Gemeente Odoorn de brug namelijk overgenomen van de DVMKM. In het contract, dat is opgesteld voor de overdracht van de brug, stond dat de brug ten allen tijde door een vrouw bediend moet kunnen worden. Onderhoud en eventuele venieuwing van de brug komen ten laste van de Gemeente. Ieder jaar op 1 juli, vanaf 1939, wordt door de DVMKM een bijdrage in de onderhoudskosten van de nieuwe brug, tot een bedrag van f 140,-- uitgekeerd aan de Gemeente. De bestaande draaibrug wordt door de DVMKM voor f 100,-- overgenomen van de aannemer die de onderbouw van de nieuwe brug heeft gerealiseerd.

Veel plezier heeft men echter niet aan de nieuwe brug beleefd, want minder dan 8 jaar later, om precies te zijn op 8 april 1945, wordt de brug opgeblazen door de Duitsers, waarbij het bovendeel geheel wordt vernield, zodat een geheel nieuwe brug nodig is.
Het plaatselijke voetgangersverkeer wordt eerst over loopplanken geleid en later wordt er een noodbrug voor voetgangers gebouwd, waarvan de kosten ongeveer
f 11.500,-- bedragen.
Volgens een opgave van 5 juni 1945 was het benodigde hout gedeeltelijk aangevoerd, terwijl de verkrijging van ijzer moeilijkheden opleverde.
In 1946 heeft de firma Koster uit Stadskanaal de nieuwe brug gemaakt.
Op 1 mei 1946 wordt de noodbrug verkocht aan een inwoner van Kibbelveen, voor een bedrag van f 400,--.

Net als bij De Lange's Brug heeft het gemeentebestuur al in 1982 een verzoek ingediend om de Scholtensbrug te verbeteren.
Begin september 1984 wordt begonnen met de vervanging van deze brug door een plaatbrug.
De ophaalbrug wordt van haar fundamenten gesloopt en er wordt een derde plaatbrug in Odoornerveen geplaatst.
Deze wordt op 22 oktober 1984 in gebruik genomen.
De totale kosten bedroegen f 87.500,--.

Bron: artikel uit "De Snikke", geschreven door Robert Nijboer


De Lange's brug

De De Lange's brug wordt voor het eerst genoemd in 1862. Op 14 juli van dat jaar richt het veenschap Odoorn namelijk een verzoek aan de hoofdopzichter van het Oranjekanaal, om een vergunning af te geven om een draaivonder te leggen, "en wel nabij de Zwaaj nabij Schoonoord". Tevens werd verzocht hiervan het gewone op- en afdraaigeld te mogen innen. Op 25 juli wordt dit verzoek ingewilligd door de direktie.

Het is niet bekend wanneer deze draaivonder precies is gelegd, maar het moet omstreeks 1862/1863 zijn geweest. In mei 1940 is de brug door oorlogshandelingen vernield. Aanvankelijk was het de bedoeling om de brug in 1941 te vervangen; de aanbesteding zou in februari 1941 gedaan worden, in café Naber. Het werk moest dan in twee maanden af zijn.De werkelijkheid was echter anders => pas in 1942 werd de brug aanbesteed. De onderbouw is toen nog afgekomen, maar de bovenbouw is niet meer geleverd in verband met inbeslagname van de materialen, door de bezettende macht.

De landbouwers, die aan de noordoostkant van het Oranjekanaal woonden, waren door het missen van deze brug erg getroffen, omdat verschillende van hen 6 kilometer om moesten rijden om bij hun land in Schoonoord te komen. Er werd nog wel een noodvlonder geplaatst voor voet- en rijwielverkeer, waar indien nodig ook nog een paard overheen kon. Maar omdat deze gemaakt was van oud materiaal, moest het snel worden vervangen.

Hoe snel dit is gebeurd, is moeilijk na te gaan. Door het Waterschap Odoorn (voorheen Veenschap Odoorn) werd op 1 januari 1956 "De Lange's brug", "De Boerma's brug", de brugwachterswoningen en de erven, in eigendom, beheer en onderhoud overgedragen aan de gemeente Odoorn. Het waterschap betaalde een totale afkoopsom van f 23.000,--.

Al in 1982 diende de Gemeente Odoorn een verzoek in bij de provincie om de brug te mogen vervangen.
Het duurde echter nog tot 1984 voor er met de werkzaamheden werd begonnen.
De bestaande brug werd vervangen door een betonnen plaatbrug, die aan alle eisen kon voldoen.
Begin september was de brug gereed.
De vervanging heeft ruim twee maanden geduurd en de totale kosten bedroegen f 225.000,--.

Bron: artikel uit "De Snikke" geschreven door Robert Nijboer

naar de top van deze pagina