|
Beverwijk en omgeving
|
Beverwijk? Dat is een aardige stad tussen Alkmaar en Haarlem.
Ligt in de luwte van de duinen en onder de rook van Corus (voorheen Hoogovens). De stad is bekend door een grote oosterse- en tweedehands markt een Meubelboulevard en wellicht ook door de aanwezigheid van het Brandwondencentrum. Dat is wat buitenstaanders over het algemeen van Beverwijk weten. Maar Beverwijk is méér dan dat zoals de industriële bedrijvigheid, de diverse bijzondere gebouwen, de parken, de duinen, de zee, het brede strand en de genoeglijke badplaats en de geschiedenis. Ook de Beverwijkers zelf. Wat zijn dat voor types, waar komen ze vandaan, wat hebben ze met hun stad? Lees meer over Beverwijk en Wijk aan Zee.
De gemeente bestaat uit 10 wijken
Wijk aan Zee
Centrum-Stadsvernieuwingsgebied
Kuenenplein-Plantage
Somagebied
Oosterwijk-Zwaansmeer
Meerestein
Broekpolder
Westertuinen-Warande
Vondelkwartier-Bomenbuurt
Industriegebied
Wijk aan Zee is een badplaats waarin met name zomers veel culturele activiteiten plaatsvinden. In het dorp wonen 2400 mensen en er zijn 2 campingterreinen met vaste huisjes, een Nivonhuis met camping, 9 hotels en 30 horecazaken. Het dorp ligt ingeklemd tussen het strand- en duingebied en het staalbedrijf Corus. Het strand en de duinen lokken veel bezoekers naar Wijk aan Zee. Opvallend in het dorp is het revalidatiecentrum en de scholengemeenschap voor meervoudig gehandicapten, Heliomare. De Dorpsweide is gesitueerd in het midden van het dorp waar veel activiteiten plaatsvinden. In de Moriaan worden regelmatig internationale schaaktoernooien gehouden.
Centrum-Stadsvernieuwingsgebied
In deze wijk ligt het winkelhart van de gemeente met veruit het grootste aantal bedrijfsvestigingen. Het winkelgebied is dan ook het domein voor winkelend publiek. In het centrum staan echter ook woningen. Hier wonen jong en oud naast elkaar afwisselend in flats of in eengezinswoningen. De wijk is zeer gevarieerd zoals de Breestraat met mooie en moderne panden en buurten van afwisselende architectonische samenstelling. De lommerrijke entree van de wijk, via park Scheybeeck, gaat over in sobere groene inrichtingen in de woonstraten. Speelplekken liggen soms verscholen achter de huizen of gebouwen. Er moet nog veel gebeuren in de wijk. Nieuwe woningen op de Markt en het Masterplan Economisch Centrum worden verder uitgewerkt.
Kuenenplein-Plantage
Deze wijk is qua hoeveelheid inwoners de grootste in Beverwijk. Er wonen zo'n 7266 mensen. De wijk is bebouwd met relatief veel kleinere naoorlogse woningen en is verdeeld in laag- en hoogbouw. Hier en daar zijn nieuwe buurten ontstaan, zoals op het voormalige Ceta Beverterrein. Het Sint Aagtendorp is een buurt met een zeer eigen karakter. De Goede Raadkerk op de hoek Arendsweg/Galgenweg is nog van de hand van architect Kropholler, de kerk is een Rijksmonument.
Het Somagebied telt 3321 inwoners en ligt in het oosten van de stad. De wijk wordt omsloten door de Spoorsingel, Sint Aagtendijk, Hoflanderweg en Alkmaarseweg. In de wijk is een kleinschalig bedrijventerrein met zeer uiteenlopende bebouwing en bedrijfsactiviteiten.
Deze wijk kenmerkt zich door veel naoorlogse bebouwing. De flats in de Oranjebuurt worden binnen niet al te lange tijd gesloopt waarna dit deel van de wijk wordt gerenoveerd. Er wordt nog gepraat over een nieuw multifunctioneel gebouw in plaats van buurthuis De Schans. Aan de Sint Aagtendijk/Hoflanderweg ligt de skate- en/of skeelerbaan de Blauwe Kikker. Deze heeft een grote aantrekkingskracht op de jeugd. De wijk kenmerkt zich door de relatief veel bewoners tussen de 15 en 40 jaar oud.
Oosterwijk-Zwaansmeer
De wijk ligt in het noordoosten van de gemeente Beverwijk, telt 4325 inwoners en is in te delen in twee afzonderlijke gebieden, elk met hun eigen kenmerken. De wijk Oosterwijk is relatief ruim opgezet en kenmerkt zich door groene ruimten tussen de gestapelde bouw. De wijk Zwaansmeer is compacter van opzet. In de symmetrisch opgezette wijk, met hoofdzakelijk eengezinswoningen, liggen veel omsloten speelpleintjes. Het winkelcentrum Europaplein grenst aan de wijk Oosterwijk–Zwaansmeer. Verder bevinden zich in de wijk twee basisscholen, een peuterspeelzaal, verschillende kerken en een speeltuin. De meeste flats zijn na de oorlog gebouwd. De woningbouwcorporaties werken gefaseerd aan de renovatie van deze flats om ze aan te passen aan de eisen van deze tijd.
Meerestein
In deze wijk bevindt zich het Stadskantoor met daarnaast het gedeeltelijk overdekte winkelcentrum de Wijkerbaan. Het stadspark Overbos en het Willem Alexanderplantsoen zijn hier de beeldbepalende groene locaties. In het Willem Alexanderplantsoen ligt ook de kinderboerderij Animalfarm. Deze wijk biedt voldoende mogelijkheden voor sporters met zijn twee sporthallen en een hockeycomplex. Ook vindt u hier het skatepark De Blauwe Kikker en speeltuin Meerestein. De wijk kenmerkt zich door de aanwezigheid van maar liefst 5 scholen. Voor de ouderen voorziet Woonzorgcentrum Huis ter Wijk in een behoefte. Er zijn veel naoorlogse flats. Hierdoor staat de wijk aan de vooravond van een grootscheepse herstructurering.
Broekpolder
De Broekpolder is een nieuwe wijk in aanbouw die wordt gerealiseerd op grondgebied van de gemeenten Beverwijk en Heemskerk. In de Broekpolder wordt het wijkgericht werken in drie fasen ingevoerd. Elke fase heeft zo zijn eigen kenmerken. De toekomstige bewoner heeft in elke fase ook zijn specifieke behoefte aan informatie en/of participatie. Om het wijkgericht werken aan te laten sluiten aan de behoeften van de bewoners, zonder voorbij te gaan aan de verantwoordelijkheden zoals die in het proces realisatie Broekpolder zijn gedefinieerd, gaat de fasering als volgt:
Westertuinen-Warande
De wijk ligt aan de westelijke rand van Beverwijk en bestaat vooral uit eengezinswoningen in eigendom van de bewoners. Deze wijk is één van de jongste in Beverwijk en is gebouwd op voormalig tuinbouwgebied. Aan de rand van de wijk vindt ook nu nog tuinbouw plaats. De wijk is ruim opgezet met veel groen. De winkelcentra Plantage en Wijkerbaan liggen op loop- of fietsafstand. Aan de randen liggen een aantal voorzieningen zoals: overdekt zwembad, tenniscomplex, begraafplaats Duinrust, volkstuinencomplex, scoutinggebouwen en een manege. Kenmerkend voor deze Wijk is de komst van de Westelijk randweg waardoor het hele verkeer rond- en in Beverwijk anders geregeld zal worden. De bekende Warandeflat is gesloopt en in plaats daarvan komt een ander, modern flatgebouw. In de wijk staan drie basisscholen een openbare, een katholieke en een montessorischool.
Vondelkwartier-Bomenbuurt
Kenmerkend voor deze wijk zijn het Rode Kruisziekenhuis, de Stedelijke muziek- en dansschool, park Westerhout, museum Kennemerland, de buitenplaatsen Scheijbeeck en Akerendam en zo'n 20 horecazaken. De wijk bestaat vooral uit eengezinswoningen en vrijstaande huizen met 3.920 bewoners. Het ziekenhuis en het NOVAcollege trekken zeer veel bezoekers. De wijk grenst aan de parken Vondelkwartier en Westerhout.
Industriegebied
Aan de oostkant van Beverwijk, ingeklemd tussen de grens met Velsen-Noord, de Rijksweg en de Wijkmeerpolder, ligt een ruim gebied waar veel industrie is gevestigd. Kenmerkend zijn vooral de meubelboulevard, de haven en de Beverwijkse Bazaar. Met de oprukkende verstedelijking binnen de gemeente zijn al veel bedrijven naar dit gebied verhuisd. De Beverwijkse Bazaar heeft plannen voor een nieuwe inrichting en nieuwe activiteiten. De Haven speelt een steeds grotere rol als het om exporteren van aardappelen gaat.
Hoe de Beverwijkers vroeger kermis vierden
Boeren, burgers en buitenlui.
Met de kermissen, gehouden aan het eind van de 19e eeuw, heeft Beverwijk geschiedenis gemaakt, al waren dit niet bepaald gebeurtenissen om trots op te zijn! Er was altijd veel drank in het spel en vechtpartijen, waarbij een mes getrokken werd, waren eerder regel dan uitzondering. De Beverwijkers genoten zelfs -samen met de Rijpelingen en Schagenaren- de twijfelachtige eer tot "Noord-Hollands grootste plagen" gerekend te worden.
Radio en televisie moesten nog uitgevonden worden; men kende weinig vertier en dus was de kermis een belangrijke onderbreking in de sleur van het dagelijkse leven van onze voorouders.
Vandaag de dag klagen de kermisexploitanten over het teruglopen van het aantal bezoekers, maar de kermis van nu lijkt dan ook niet meer op de kermis van vroeger. Tegenwoordig ontwikkelt de kermis zich meer en meer tot een mechanische speeltuin en vormt zo de weerspiegeling van de huidige ontwikkeling op het gebied van elektronica en automatisering. De bezoekers zijn snel uitgekeken; ze hebben het allemaal al eens eerder gezien en gedaan in één van de vele pretparken.
Honderd jaar geleden waren onze voorouders al zeer verguld met de "eretekenen", die de exploitant van de “Kop van Jut" hen op de borst speldde, wanneer zij met veel krachtpatserij erin geslaagd waren om de bel boven in het wankele bouwwerk te laten horen. Deze attractie verscheen pas op de kermis aan het eind van de 18e eeuw en was bedacht door een slimme kermisexploitant. Het volk kon het namelijk maar moeilijk verkroppen, dat de Haagse moordenaar Jut zijn doodstraf ontlopen was, doordat deze een paar jaar eerder afgeschaft was.
In deze tijd verschenen ook de grote carrousels, vele van Belgische oorsprong. Namen als Janvier en De Wolff, Tewe enz. spreken nog altijd sterk tot de verbeelding. Naast deze attracties boden draaiorgels, poffertjes-, oliebollen- en wafelkramen, worstelaars, het vlooientheater en het Theatre des variété (waarin men zich kon vergapen aan de dikke dame met de baard of aan het slangenmens) onze grootouders het nodige vertier.
De geschiedenis van de kermis gaat echter nog veel verder terug, namelijk naar de Middeleeuwen. Het woord kermis is afgeleid van het woord "kerkemis". Dit was oorspronkelijk de naam voor de feestelijkheden, waarmee de plechtige inwijding van kerken gevierd werd. Tijdens deze feesten hield men een jaarmarkt, waar de Hollands graven al in de 12e en 13e eeuw het recht voor verleend hadden. Op deze jaarmarkten verkochten de kramers allerlei voorwerpen, waaronder snuisterijen voor de vrouwen en gereedschappen voor de mannen. De winkelstand was in die dagen wel zeer bescheiden van omvang en daardoor moest dikwijls tot de jaarmarkt worden gewacht, alvorens men zich een bepaald artikel kon aanschaffen.
Zo'n jaarmarkt had ook aantrekkingskracht voor personen van bedenkelijk allooi. Kwakzalvers probeerden de bezoekers bij de neus te nemen door hen middelen tegen allerlei kwalen aan te smeren. Ten overstaande van vriend en vijand verloste hij een ieder van zijn of haar ontstoken tanden en kiezen en zo veranderde in de loop van de geschiedenis steeds meer het karakter van de jaarmarkt. Meer en meer werd het een gelegenheid voor volksvermaak.
Behalve zich vergapen aan wonderdokters, kon men zich te goed doen aan drank en eten. Tijdens de jaarmarkt in Beverwijk kwamen kooplieden van buiten de stad om hun koek, appels, peren en andere waren te verkopen. Om een en ander in goede banen te leiden, stelde in 1671 de Beverwijkse vroedschap regels op voor de jaarmarkt. Zo werd het de kooplieden verboden om hun kramen te plaatsen in de nieuwe steeg (de huidige Nieuwstraat), daar zij passanten de doorgang beletten. Koekkramers was het verboden om bijlen of hakblokken mee te nemen, vanwege de vermakelijkheid, die koekhakken werd genoemd: dunne stroopkoeken werden opzettelijk zó gebakken, dat ze erg taai waren en het was de kunst om de koek in drie slagen met een bijltje door te hakken. De brokstukken mochten geen rechte kant, maar moesten een gebroken lijn met twee stompe hoeken hebben. Door het vele drankmisbruik wilde dit koekhakken nog wel eens fout aflopen.
Rijffelaars, draaiers en trekkers waren in Beverwijk helemaal niet welkom. Wat precies onder deze heerschappen en hun attracties verstaan werd, is niet geheel duidelijk, maar dat het geen zuivere koffie was, valt wel uit het volgende af te leiden. Indien deze lieden toch hun kunsten in Beverwijk vertoonden, konden zij op een fikse boete rekenen.
Naar toenmalige gewoonte kregen de kraamhouders bij loting een standplaats toegewezen. Ze betaalden hiervoor zes stuivers, wat geheel ten goede kwam aan het plaatselijke gasthuis. Met uitbundig klokgelui werd de loting aangekondigd en dat herhaalde zich, wanneer de kermis werd geopend. Later werd dit stelsel vervangen door verpachting van de begeerde plaatsen.
Oorspronkelijk werd de kermis gehouden op de zondag ná de varkensmarkt van de 14e oktober, maar bij octrooi van 26 juni 1766 verleenden, op verzoek van de Beverwijkse vroedschap, de Staten van Holland en West-Friesland het recht om de kermis te mogen verplaatsen naar de tweede zondag in augustus en ook toen ging er een jaarmarkt aan de kermis vooraf. In hetzelfde charter werd namelijk de paardenmarkt van de 15e oktober naar de vrijdag vóór de tweede zondag in augustus verschoven. Toen er aan het eind van de 19e eeuw geen paardenmarkt meer werd gehouden, werd de kermis verzet naar de donderdag vóór voor de tweede zondag in augustus. Het karakter van een jaarmarkt was toen eigenlijk reeds lang verdwenen; alleen in artikel 229 van de gemeentewet werd nog gesproken van het begrip jaarmarkt. In de jurisprudentie ontstond hierover destijds gekissebis over de vraag of onder de oude jaarmarkt ook de kermis verstaan werd. Later beschouwde men toch de kermis en jaarmarkt als één.
Komt dat zien.
De Beverwijkse kermis was een op zich zelf staand verschijnsel en wat men heden ten dage aantreft, is maar een slap aftreksel hiervan. Vroeger was de Wijker kermis zó geliefd, dat men uit de omliggende plaatsen naar Beverwijk toog om de bloemetjes eens flink buiten te zetten; om een ritje te maken in de stoomcarrousel of om zich te verbazen over die wonderbaarlijke eerste voortbrengselen van de cinematografie, die in een tochtige kermistent vertoond werden.
Tijdens de kermis was het behoorlijk druk in de Wijk.
Op de Breestraat stonden aan beide zijden oliebollen- en wafelkramen; ook trof men hier de kleine attracties aan zoals het koekhakken en ook kon men hier de glasblazaer aan het werk zien.
Op de Meer stonden de grote attracties en dat was daarom het middelpunt van de kermisdrukte. Lange slierten kermisvierders hosten hier café in, café uit of waren aan het dansen bij een draaiorgel. Op zo'n drukke avond, tijdens de kermis van 1897, kreeg men de schrik van zijn leven, toen plotseling het bericht verspreid werd, dat de gasfabriek in brand stond. Deze fabriek stond midden in de stad, namelijk aan de Koningstraat. Er brak paniek uit en er ontstond een onbeschrijfelijke chaos. Men was doodsbang, dat niet alleen de fabriek, maar heel Beverwijk in de lucht zou vliegen. In die tijd wist men niet veel van gas af en veiligheidsvoorschriften waren er nog niet. In een mum van tijd lag de kermis er stil en verlaten bij. Gelukkig is de verwachte catastrofe nooit gekomen; de brand was namelijk spoedig geblust en dus ging men weer opgelucht verder met hossen en zwieren.
In zijn boek Menschenwee vermeldt Querido (1903) een anekdote over de Beverwijkse kermis. De schrijver heeft in de periode van 1899 tot 1901 in een aantal verschillende huizen aan de Zeestraat gewoond. Hier heeft hij inspiratie opgedaan voor dit boek en hebben verscheidene plaatsgenoten voor de figuren in dit boek model gestaan. Volgens Querido dus, zorgde een groep Beverwijkse jongeren voor een hevige rel in een kermistent, waarin een laurierboom in een mooie dame moest veranderen. Het was een truc, waarbij van draaiende spiegels gebruik werd gemaakt, maar toentertijd snapte niemand er iets van. Op de tonen van een draaiorgel draaiden de spiegels rond; een klus, die door de knecht van de kermisexploitant geklaard werd. Wachtend op het teken van zijn baas tot het grote ogenblik daar was, stond hij achter een gordijn opgesteld. Als dit moment was aangebroken, vroeg de exploitant dringend om stilte. Het orgel zweeg, het publiek zat roerloos en hield de adem in als de metamorfose van laurierboom tot schone jonkvrouw zich voltrok. Maar op de bewuste avond kwam het niet zover. De baldadige jongens hadden plaats genomen op de voorste rij, toen het spektakel zijn aanvang nam. Juist toen hèt moment was aangebroken, greep één van de jongens de slinger van het orgel. Hij draaide eraan en het orgel produceerde een allerzonderlingst geluid, dat maar weinig met muziek te maken had. Door deze doldrieste actie was de plechtigheid danig verstoord en wist de knecht niet meer, wat hij moest doen. De gehele show viel in duigen en het mysterie werd publiekelijk onthuld. De exploitant ontstak in grote woede en onder een kanonnade van dreigende scheldwoorden joeg hij de Beverwijkse jongeren de tent uit. Gedurende de hele verdere kermis kwam geen enkele toeschouwer nog de metamorfose van de laurierboom en de jonge dame aanschouwen…
De kermis afgeschaft.
Door haar losbandigheid draaide het kermisvermaak in wezen zich zelf de nek om. In het begin van de twintigste eeuw werd in verscheidene plaatsen de kermis afgeschaft, zo ook in Beverwijk. De toenmalige burgemeester van Beverwijk Jhr. J.C.W. Strick van Linschoten was de kermis niet goedgezind; hij vond dit “volksvermaak" Beverwijk onwaardig. Tijdens de raadsvergadering van 3 september 1907 deelde hij mee, dat hij in de volgende vergadering met een voorstel tot afschaffing van de kermis zou komen. Deze mededeling veroorzaakte een geweldige opschudding in de Wijk. Onmiddellijk vormden zich twee groepen: de voor- en tegenstanders. Via ingezonden stukken in de lokale kranten en via heftige debatten gingen zij elkander te lijf. Medestanders vond de burgemeester onder de leden van de plaatselijke geheelonthouderverenigingen en bij de Vrije Socialisten, maar ook bij de kerkbesturen van de Ned. Hervormde Gemeente, de Doopsgezinde Gemeente, de Evangelisch Lutherse Gemeente, de Gereformeerde Kerk, de Israëlitische Gemeente en die van de bekende lokale evangelist, de heer D.P. Garms, welke een bijeenkomstzaal had aan de Zeestraat.
Toen de gemeenteraad op 11 oktober 1907 wederom vergaderde, bracht de burgemeester zijn voorstel ter tafel. Inmiddels hadden de kermisexploitanten de raad verzocht om tegen de afschaffing te stemmen. De heer J.F. Braun, gesteund door wethouder H. Burger, kwam met het voorstel om het besluit nog een jaar uit te stellen en de kermis in 1908 in ieder geval nog te laten doorgaan. Dit voorstel werd te vuur en te zwaard bestreden door de burgemeester. Na veel geharrewar stelde raadslid de heer G. Poel voor om het besluit aan te houden tot de volgende vergadering. Hierin kon men zich vinden en zo werd het voorstel tot afschaffing met 9 tegen 22 stemmen aangehouden. Het was uitstel van executie, want tijdens de vergadering van 22 november 1907 werd het doodvonnis over de Beverwijkse kermis geveld. Het besluit werd met algemene stemmen genomen, vergezeld van de opmerking, dat de raadsleden C.H. Moens (wegens ziekte) en Waterschoot van der Gracht afwezig waren. Van eerstgenoemde was nog een brief ingekomen, waarin hij een krachtig pleidooi hield voor het behoud van de kermis. Zijn grootste bezwaar was, dat met de opheffing een belangrijke folklore zou verdwijnen. Toen deze brief echter aan de orde kwam, was het lot van de kermis al bezegeld. De eens zo vermaarde Wijker kermis behoorde tot het verleden.
Een groot deel van de bevolking was het hier absoluut niet mee eens. Het broeide en gistte in de Wijk; er kwam verzet tegen het raadsbesluit en de spanning laadde zich meer en meer op. Bij diverse raadsleden werden de ruiten ingegooid; ook de woning van de burgemeester, gelegen aan de Zeestraat, werd niet ontzien. De burgemeester had intussen maatregelen genomen om de orde te herstellen, want toen hij er lucht van kreeg, dat er weer iets dergelijks te gebeuren stond, kon hij onmiddellijk de hulp inroepen van een dozijn rijksveldwachters. Zij waren zolang -om geen olie op het vuur te gooien- ondergebracht in het raadhuis van Velsen en wachtten daar op de dingen, die komen gingen. Toen een tierende menigte zich voor het raadhuis aan de Breestraat verzameld had, vond de burgemeester het raadzaam naar Velsen te bellen. Plotsklaps verschenen de rijkswachters in de Breestraat en zij begonnen gelijk de menigte uiteen te drijven. Details van dit kortstondige gevecht zijn niet bewaard gebleven, maar volgens overlevering begonnen zij, na een lange dag van wachten, er met veel animo op los te timmeren. De oproerkraaiers werden door een rijksveldwachter tot aan de Schans achterna gezeten.
Ook in de naburige gemeente Wijk aan Zee en Duin werd in dat zelfde jaar de kermis afgeschaft. De kermis in Wijk aan Zee en Duin was ook niets anders dan een volksfeest. De burgerij zocht ook hier het vermaak voornamelijk in de cafés. Kramen en andere vermakelijkheden zag men hier bijna niet. De voornaamste attractie van het feest was het zogenaamde katknuppelen. Dit was een volksvermaak, waarbij met knuppels werd gegooid naar een aan een lijn opgehangen ton, waarin een kat opgesloten was. Men ging hier net zo lang mee door tot de bodem kapot was en de kat dolgeworden wegrende. In deze gemeente werd ook nog de “Vriendschapperkermis" gehouden, zo genoemd, omdat deze opgesteld stond bij het café van die naam aan de Alkmaarseweg. Beide kermissen verdwenen van het toneel, maar wel op een veel rustiger wijze dan in Beverwijk.
Vele jaren daarna moesten de inwoners van Beverwijk het zonder kermis doen. Het was aan de Duitse bezetter te danken, dat er in 1943 weer een kermis kwam, al moet gezegd worden, dat het eigenbelang voor de Duitsers op de eerste plaats kwam. De recette was namelijk bestemd voor de Duitse organisatie Winterhulp. Bijna werd deze kermis op last van de Duitse verantwoordelijke voor de openbare veiligheid J.B.A. Rauter, nog verboden: de kermis mocht enkel en alleen gehouden worden als er geen schiet- en werptenten aanwezig waren. Alleen attracties voor kinderen waren toegestaan. Zij stonden verdeeld op de toenmalige Oostkade aan de haven en op de Meer zelf: aan de Munnikenweg was het sportveld ingericht als kermisterrein.
Na de oorlog verscheen in de dorpen en steden, waar de kermis was afgeschaft het lunapark als een soort van surrogaat kermis. Ook het gemeentebestuur van Beverwijk bestudeerde deze optie. De lokale kermisexploitant Koek deed in 1946 nog tevergeefs een verzoek aan de gemeente, maar zij bleef bij haar standpunt: geen kermis of lunapark binnen haar grenzen.
Toch stonden de meeste andere gemeentebesturen niet onwelwillend tegenover deze vorm van vermaak. Zij was namelijk voor hen beter onder controle te houden. Lunaparken, genoemd naar het Luna-Park in New-York, werden opgezet en georganiseerd door particulieren en daar de attracties meestal op een particulier terrein stonden, moesten de bezoekers entree betalen. Ook bepaalde deze particulier wie een standplaats kreeg en wie niet, reden waarom de meeste attracties afgestemd waren op de jeugd. De kermisexploitanten van weleer waren niet blij met dit verschijnsel en zij trachtten de kermis weer tot een jaarlijks terugkerend verschijnsel te krijgen. De bekende lokale kermisexploitanten, de gebroeders Koek vroegen, zoals gezegd, nog in 1946 heel beleefd aan of er weer een kermis kon komen. Het gemeentebestuur had echter besloten om kermissen nog niet toe te staan. Toch bleek, dat zij de kermis niet blijvend buiten haar gemeentegrenzen kon houden, want tijdens de herdenkingsfeesten van 650 jaar stad in 1948, greep de bevolking de gelegenheid aan om de kermis weer jaarlijks in te voeren. Oorspronkelijk lag het ook niet in de bedoeling om een kermis of een lunapark op te nemen in het programma van feestelijkheden, maar via ingezonden brieven in de krant maakte de bevolking aan het feestcomité duidelijk, dat een kermis niet mocht ontbreken.
Onder deze druk zwichtte het college en gaf haar toestemming voor een lunapark. Vol enthousiasme werd de stichting Lunapark in leven geroepen; zij moest het geheel in goede banen leiden. Waar zich nu de Dreef bevindt, werd het lunapark opgebouwd. Op dit terrein vond men naast de oude bekende attracties als een schiettent, een zweefmolen, een cake-walk, een schommel, een gewone draaimolen, Kop-van-Jut, een autoracebaan, een variété-tent, een ballenwerptent en een rupsbaan, ook een aantal nieuwe spectaculaire: zoals een octopus, een vliegende paardencarrousel, voor de motorsportliefhebbers was er de steile wand en ook nog een inrichting met de welluidende naam Daphan-Dyana. Volgens de stichting waren deze laatste kermisattracties een nieuw fenomeen voor Beverwijk en haar omgeving. Ook de poffertjes-, de zuur- en viskraam ontbraken niet. Vanwege de feestelijkheden ter gelegenheid van het 650-jarig bestaan van de stad was de toegang overigens gratis. Om christelijke groeperingen tevreden te stellen, mocht de kermis op zondag pas na 18.00 uur opengaan. Toen de festiviteiten zonder ernstige ongeregeldheden of zelfs gewelddadigheden verlopen waren, ging het gemeentebestuur overstag en stond toe, dat de kermis weer jaarlijks mocht verschijnen. De gunstige opbrengst van het lunapark, welke na het feest in de gemeentekas vloeide, heeft wellicht de weegschaal positief laten doorslaan. Al droeg de festiviteit in het begin nog steeds de naam Lunapark, langzamerhand werd deze naam weer steeds vaker vervangen door die van “kermis".
Jaarlijks strijken vele kermisexploitanten weer op de Meer neer en kunnen de Beverwijkers zich als vanouds uitleven!