Terug naar wandellinks Terug naar de alternatieve homepage van de FLAL FLAL wandeltocht vanuit Zuidhorn op 16 december 2006


datum 16 december 2006 plaats Zuidhorn
provincie Groningen gemeente Zuidhorn
afstanden 25 en 35 km naam wandeltocht Quicksilver’s wandeltocht
starttijd 9.00 uur postcode start: 9801 KZ
startadres Sporthal Quicksilver’s, Sportlaan 1, Zuidhorn.
openbaar vervoer vanaf NS Zuidhorn ongeveer 15 minuten lopen
route info over de omgeving nabeschouwing verslag foto-reportage

naar de top van deze pagina















naar de top van deze pagina
Quicksilver’s wandeltocht op 16 december 2006, route-informatie:



naar de top van deze pagina






























naar de top van deze pagina

Quicksilver’s wandeltocht op 16 december 2006, info over de omgeving:

De gemeente Zuidhorn is een agrarische plattelandsgemeente, gelegen in de Zuidwesthoek van de provincie Groningen. Economisch-geografisch maakt zij deel uit van het Westerkwartier. Het Westerkwartier is één van de drie kwartieren van de Groninger Ommelanden. "De Ommelanden" was tot 1789 de naam van de zelfstandige gewesten Westerkwartier, Hunsingo en Fivelingo in de provincie Groningen. De huidige gemeente is op 1 januari 1990 in het kader van de gemeentelijke herindeling ontstaan door samenvoeging van de voormalige gemeenten Aduard, Grijpskerk, Oldehove en Zuidhorn. Op 17 september 1990 heeft de gemeenteraad gekozen voor de gemeentenaam "Zuidhorn".

De vroegere bewoners veranderden het landschap nogal, uit zuiver economische motieven. In het Zuidelijk Westerkwartier (gemeenten Grootegast, Leek en Marum) werden uitgestrekte en woeste veengronden afgegraven voor de winning van turf. Onze gemeente, in het Noordelijk Westerkwartier, ligt in een zeekleigebied, dat in verband met de lage ligging in het verleden herhaaldelijk tijdens stormvloeden werd overspoeld. Afgezien van enkele kwelderruggen was het een vlak gebied. Teneinde het tegen de zee te beveiligen werden aanvankelijk wierden opgeworpen, terwijl in latere jaren, toen er meer bestuurlijke eenheid ontstond, werd overgegaan tot de aanleg van dijken. Ook kloosterlingen hebben vroeger grote invloed uitgeoefend op de bedijkingen, met name vanuit de toenmalige kloosters in Aduard en Gerkesklooster in Friesland. Een aantal wierden is in de loop der jaren afgegraven vanwege de humusrijke grond (bemesting). In het noorden van de gemeente liggen de wierdedorpen Saaksum en Niehove,
dorpen die hun oorspronkelijk karakter hebben behouden. Aduard en Oldehove zijn komdorpen, de eerste is ontstaan bij een klooster. Dijkdorpen zijn Grijpskerk en Den Horn. Niezijl, Kommerzijl, Lauwerzijl, Visvliet en Pieterzijl zijn zogenaamde kruisdorpen, vaak ontstaan langs wegen en niet van agrarische oorsprong. Zuidhorn en Noordhorn zijn zogenaamde wegdorpen en liggen op een noord-zuid lopende zandrug. Op de grens van zand en klei vestigden zich boeren, die de zandruggen vanwege hun structuur en ligging boven de zeespiegel vooral gebruikten voor akkerbouw en tuinbouw. De lager gelegen gronden deden dienst als weiland. De kern Zuidhorn was daardoor van oudsher een vrij welvarende agrarische gemeenschap. De vele oude kerken en historische gebouwen in en buiten de dorpen getuigen van een ver verleden. Het noordelijk gedeelte van het Westerkwartier bestond vroeger uit de landsdelen Humsterland en Middag. Voor 1400 was dit een bedijkt eiland, dat door de inpolderingen in de 14e en 15e eeuw verbinding kreeg met het vasteland. Door inpolderigen in de 19e eeuw, besloten met de afsluiting van het Reitdiep, kreeg de gemeente zijn huidige noordgrens.

Het landschap is overwegend grootschalig, open, ruim en weids, met naar het zuiden de overgang naar het meer gesloten coulissenlandschap van het zuidelijk Westerkwartier. Eerder was in de maand mei het verschil tussen het noordelijk en zuidelijk deel zelfs in kleuren waar te nemen. In het noorden rond de plaats Grijpskerk bloeiden dan de koolzaadvelden in het felle geel; in het zuiden overheerste het groen van weilanden en bomen. De gemeente Zuidhorn is een dynamische forensengemeente, grenzend aan het stedelijk knooppunt Groningen en de waterrijke provincie Friesland. Het karakter van de gemeente is te typeren als rustig, groen en landelijk. Dit karakter en de ligging nabij de universiteitsstad Groningen maken de gemeente voor veel forensen tot een ideale woonomgeving. De kernen Aduard en Grijpskerk, maar met name Zuidhorn, hebben hun groei hier aan te danken.

Dorpen

Aduard
Aduard is bij uitstek een dorp met een roemrijke geschiedenis. Reeds in de 12e eeuw werd een beroemde abdij gesticht. Later (in 1280) volgde de bouw van een grote abdijkerk. Het Sint Bernardusklooster van Aduard, gebouwd naar het model van dat van Clairvaux in Champagne (Frankrijk), kreeg bekendheid in heel West-Europa. Het waren de monniken van Aduard die vanaf 1200 de polder Middag bedijkten. Dit gebeurde vanuit hun kloosterboerderijen Aduardervoorwerk en Fransumervoorwerk. Bekende geleerden, waaronder Wessel Gansfort, Rudolf Agricola en Alexander Hegius, hebben aan het klooster gestudeerd. Het klooster werd in 1594 opgeheven. Aan het "Kaakheem", in het centrum van het dorp, vindt u het overblijfsel van het Aduarder klooster: de Abdijkerk, thans in gebruik als N.H. kerk. De Abdijkerk was eertijds de ziekenzaal van het voormalige klooster. Vóór de Abdijkerk getuigen de fraai gerestaureerde gebouwen rond het plein "Kaakheem" (= terechtstellingsplaats) van dit verleden.
Aduard - de naam betekent oude wierde - is rijk aan monumenten: een 17e eeuwse boogbrug (Steentil) met keermuren over het Aduarderdiep, een watermolen (Eolus) uit 1821, oude kerken en bezienswaardige boerderijen. Uniek in het landschap is het pittoreske - bovenop een wierde gelegen - middeleeuwse kerkje in het kerkdorp Fransum, dat herinnert aan vroegere tijden. Het kerkje stamt uit het begin van de 13e eeuw. Opvallend is zijn dakruiter (hersteld in 2003) en de stenen preekstoel. Sinds 1909 is het kerkje als bedehuis niet meer in gebruik; wel wordt het jaarlijks verhuurd aan verenigingen en genootschappen ten behoeve van concerten en bijeenkomsten. Het werd in de jaren 1948-1950 en 1994-1995 grondig opgeknapt. In 1979 werden de kerk en het kerkhof in eigendom overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Het kerkje wordt beheerd door de in 1971 opgerichte "Vroedschap Fransum" (zie onder het dorp Den Ham). In december 1999 werd een voor de dakruiter op de kerk geschikte luidklok van 450 kg
opgehangen dor Klokken- en Kunstgieterij Reiderland uit Beerta.
Het aanzien van het dorp werd, behalve door de kerk, sterk bepaald door het "Huis te Aduard" dat in de 17e eeuw is ontstaan. Er werd vooral in de eerste helft van de 18e eeuw veel aan verfraaid. Van 1700 tot 1815 was de borg vrijwel voortdurend in het bezit van de familie Lewe. De alleenheerschappij ging steeds over van vader op zoon. Met de komst van de Fransen was het voorgoed afgelopen met de macht van de jonkers. Een uitvloeisel daarvan was de afbraak van het "Huis te Aduard" in 1815. Het stond op de plaats waar tegenwoordig de Gereformeerde kerk staat. In 1843 werd de Friesestraatweg, de verbinding Groningen-Leeuwarden, aangelegd. Voorts doorkruisen veel waterwegen het gebied: het Van Starkenborghkanaal, het Reitdiep, het Hoendiep en het Aduarderdiep. Aduard is van een agrarisch dorp steeds meer veranderd in een woondorp. Met circa 2.500 inwoners op slechts 8 kilometer van de stad Groningen is Aduard sterk op deze stad gericht. In 1992 vierde Aduard het 800-jarig bestaan.



Briltil
Als een dorpsnaam op "til" eindigt is er vroeger in die plaats een ophaalbrug geweest. Een brug - over het Hoendiep - is er nog steeds. De huidige brug dateert van 1985.
De naam Briltil is kort voor 1600 ontstaan. De naam de Bril is ontleend aan landerijen, gelegen ten noorden van het Niekerkerdiep. De naam Hoendiep is waarschijnlijk ontleend aan het weidegebied "De Hoen", direct buiten de stad Groningen. Ook de Galanden, de Noord- en Zuidhorner Ga werden eertijds De Hoen genoemd. In de jaren 1654-1657 liet de provincie Groningen het Hoendiep graven dat liep van de stad Groningen naar Stroobos (nabij Gerkesklooster in Friesland). Daarbij werd gebruik gemaakt van gedeelten van het omstreeks 1575 door Caspar de Robles voor militaire doeleinden gegraven kanaaltje. In het gedeelte van Groningen naar Stroobos werden vier (schut)sluizen gebouwd - "verlaten" zei men oudtijds - en naast het kanaal werd een trekweg aangelegd die later met puin werd verhard. De verlaten lieten geen grotere schepen toe dan met de afmetingen 14 x 4,40 x 1,30 meter, tjalken of snikken met een laadvermogen van maximaal 20 ton.
In 1828 stonden er aan het Hoendiep tegenover de voormalige melkfabriek (afgebroken in 2002) te Briltil twee molens. De oliemolen stond naast de boerderij van de familie Rosema, nu huisnummer 46, en werd gebruikt voor het persen van olie uit kool- en raapzaad. Deze olie werd zowel voor consumptie als brandstof gebruikt. De molen brandde in 1840 af. Later heeft op dezelfde plek van 1845 tot 1896 (gesloopt) een pelmolen gestaan. Verder was er nog de pelmolen van de familie Homan. Deze heeft gestaan op de plaats van de huidige berging voor boten en caravans. De pelmolen bewerkte de gerst tot gort en zorgde dat het duist (de doppen) werd verwijderd. Later is tussen deze beide molens nog de pelmolen van de familie Büchli gebouwd. De molenaarswoning (huisnummer 42) herinnert hier nog aan. Deze molen brandde in 1921 af. Geen spoor is er van deze molens overgebleven. Ook niet van de houtzaagmolen van de familie Nijland. Deze stond waar nu de voormalige gebouwen van het Waterschap Westerkwartier staan, aan het Niekererdiep. Van Enumatil tot het Noordhornertolhek stonden destijds acht molens. In de 19e eeuw was Briltil een bruisend buurtschap mede door het druk bevaren Hoendiep, de scheepswerf van Barkmeyer, de zuivelfabriek Lijempf en het waterschap Westerkwartier. Dit bezorgde Briltil ooit de naam van "Zaanstreek van het Noorden".
Het dorp Briltil, met circa 380 inwoners, beschikt over een goed geoutilleerde jacht- en passantenhaven aan het Hoendiep en het Niekerkerdiep. Briltil is een overnachtingshaven voor jachtschippers, die binnendoor via Friesland en Groningen naar Duitsland willen varen of het Lauwersmeer op willen. In de nabijheid van de jachthaven liggen een kleine campingvoorziening en een restaurant.
In 2002 vierde Briltil het 400-jarig bestaan.



Den Ham
De naam slaat op een afgeperkt of omheind stuk land en heeft daarnaast in ruimere zin betekenis van: plaats, dorpsgemeente. In een kerkelijk register van ongeveer 1475 komt "Den Ham" niet voor. Wel "Horham" ("hor" stamt waarschijnlijk van "hore", Oudfries voor slijk). Misschien was Horham de vroegere naam van Den Ham. Vanouds bestond Den Ham uit drie gehuchten: Altenaauw, De Knijp en Biggestaart. Waarom men spreekt van Altenaauw is niet bekend. Een Knijp is een woord voor een kunstmatige vernauwing van een waterloop om de stroming te beperken. De Knijp zal gelegen hebben (in de middeleeuwen) ongeveer naast het tracé van de tegenwoordige bij de Sietse Veldstraweg stromende "Kliefsloot". Biggestaart zal zo genoemd zijn vanwege de vorm ervan. Vandaag de dag zijn de Knijp en Biggestaart in elkaar gegroeid.
Den Ham kan zich beroemen op het bezit van de enige overgebleven borg in de gemeente: de Hamster- of Piloersemaborg. De borg ontstond in de 16e eeuw en werd toen bewoond door telgen van het geslacht de Mepsche. In 1633 werd de borg waarschijnlijk iets ten noorden van het vroegere Piloersema geheel herbouwd. Het grootste deel van wat er toen werd neergezet, staat er nog steeds. In 1699 werd de borg verkocht aan boeren. In 1838 kwam Piloersema in handen van Tonnis Bartels Wieringa, ook wel bekend als "Tun van Beswerd" (hij woonde op Beswerd, een gehucht ten oosten van Den Ham), die tijdens zijn leven een bezit van 7 boerderijen (waaronder deze Hamsterborg) met in totaal 275 bunder land wist te verwerven. In 1998-1999 werd de borg grondig gerenoveerd.
De Hamster- of Piloersemaborg is een uniek monument in de Groninger Ommelanden. Het oude huis heeft door de eeuwen heen altijd zijn voorname karakter behouden. Royaal gesitueerd achter brede grachten rijst de borg op uit het vlakke land achter Den Ham. Met behulp van Europees geld heeft de borg in 1999 een andere bestemming gekregen en is in de borg een aantal karaktervolle gastenkamers ondergebracht voor toeristen. Daarnaast is de borg geschikt gemaakt voor het verzorgen van feesten, partijen, vergaderingen, congressen en seminars. Verder worden in het boerdeijgedeelte oude veerassen gehouden en treft u op het erf een groot assortiment van oude fruitrassen aan. Het voorhuis - een steenhuis - is helemaal in oude stijl gerestaureerd en ingericht. Het geheel is - op afspraak - voor het publiek te bezichtigen. De Hamster- of Piloersemaborg is de enige nog als boerderij in gebruik zijnde borg in de provincie Groningen en daardoor uniek.
Het kerkje van Den Ham - op een nog geheel gave wierde - dateert waarschijnlijk uit de 16e eeuw. In 1729 werd het bijna geheel herbouwd. In 1910 werd de westgevel gewijzigd. Het orgel in de kerk dateert uit 1899. In 1997 onderging het kerkje een ingrijpende restauratie. Het fraai gelegen kerkje is sinds 1978 eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.
Tenslotte nog iets over de "Spanjaardsdijk". Die dijk heeft niets met Spanjaarden uit te staan, maar heeft zijn naam ontvangen van een aan die dijk gelegen huis "Spanje". Vanouds sprak men dan ook van "Spanjediek" in plaats van Spanjaardsdijk.
Den Ham telt circa 270 inwoners.



Den Horn
De naam van het dorp betekent "hoek" of "hoogte". Eén van de oudste bedijkingen in het gebied rond Aduard was waarschijnlijk het gebied Hoogemeeden/Zuiderham. Den Horn ligt in de zuidwesthoek van die bedijking en wellicht vandaar die naam. In het begin van de vorige eeuw werd het ook wel "Smidshorne" genoemd; het hebben van een (hoef)smid was toen blijkbaar het belangrijkste kenmerk. Een oud dorp is Den Horn niet. Pas sinds 1700 is op deze plaats sprake van een echte dorpskern. In de 19e eeuw sprak men nog van de gehuchten Den Horn en Hoogemeeden ("meeden" betekent hooilanden), die men rekende als behorende tot het dorp Lagemeeden. In 1839 stonden de huizen "zeer verspreid" en lag het middeleeuws kerkje "eenzaam en afgezonderd midden in het land". In 1862 werd het kerkje afgebroken en bouwde men in het inmiddels flink gegroeide dorp Den Horn een nieuwe kerk. Het buurtje rond de Hervormde kerk en de oude school ligt thans op enige afstand van het eigenlijke dorp.
Tot het vroegere kerspel Hooge- en Lagemeeden behoorde ook Langeweer, een wierde (de naam werd in de middeleeuwen gespeld als "Longawert", te vertalen als lange wierde) waarop in de middeleeuwen een kapel van het klooster van Aduard stond. Daarmee was Den Horn zelfs een bedevaartsoord, tot vreugde van de kloosterlingen van Aduard. Zuidelijk van Den Horn, langs het Hoendiep, ligt het gehucht "De Poffert". De naam is afkomstig van een vroegere herberg. Er stonden daar vroeger nog drie, met eveneens welluidende namen: "De Pannekoek", "De Meelpuil" en "De Oliebol". Den Horn en omgeving telt momenteel ruim 400 inwoners.



Grijpskerk
Grijpskerk dateert van rond 1500. Omstreeks het jaar 1476 werden de Ruigewaarden (waarden zijn polders) aan de Lauwerszee onttrokken door het leggen van een dijk - deze werd door monniken aangelegd - waarin de Munnekezijl werd gelegd. Op de oude binnendijk verrees het dorp Grijpskerk. Het unieke Groninger dijkenlandschap begint dan ook in het noordelijk deel rond deze plaats. Niet lang na die indijking van 1476 zal er door Nicolaas Grijp een kerk gesticht zijn. De nederzetting komt tenminste in 1504 reeds voor onder de naam "Grijpskercke". Ook was de nederzetting bekend als Engewird. Deze kerk van Grijp was de eerste aanzet voor het huidige Grijpskerk. Het geslacht Grijp had veel invloed in de nederzetting. Nicolaas Grijp bewoonde het slot Grijp, ook wel genoemd het huis Reitsema. Dit kasteel bevond zich ten zuiden van Grijpskerk, waar de Jonkerslaan en Reitsema Burchtstraat nog steeds aan dit huis herinneren. Het familiewapen van 't geslacht Grijp vertoont een grijp of griffioen. Dit is een fabelachtig dier: de bovenste helft stelt een adelaar voor, de onderste helft een leeuw. De grijp in een wapen verkondigt in het algemeen een invloedrijke heerschappij en bovendien scherpzinnigheid, overleg, gepaard met omzichtigheid en doorzicht. Het verstand van de adelaar gaat samen met de kracht van de leeuw. De bakermat van dit fabeldier is Indië, waar dergelijke fantasiedieren in de tapijten werden geweven. Vandaar verhuisde de griffioen naar Europa en verscheen als wapendier in Oost-Duitsland en Polen (± 12e eeuw). In Polen werd hij inheems als wapensymbool van het oude, invloedrijke Poolse geslacht Grijp. Nicolaas Grijp was dus van Poolse afkomst. Ook in het wapen van Z.K.H. prins Hendrik, hertog van Mecklenburg, ziet men de griffioen. Zo komt het dat de grijp voorkomt als schildhouder in het wapen van wijlen Koningin Juliana, die hertogin van Mecklenburg was. De Reitsemaburcht werd laatstelijk bewoond in 1636 door Johan Everhard van Asschendorp, die was gehuwd met Gezina Clant.
In het jaar 1680 werd de burcht gesloopt.
De kerk van Grijp stond niet zo lang, want het gebouw werd in 1582 verwoest door stropende oorlogsbenden. Op dezelfde plaats werd de N.H. kerk echter herbouwd en daar staat hij nu sinds 1612 in het centrum van het oude dorp. In december 2000 is een nieuwe torenspits op de N.H. kerk gehesen. De zeskantige piek, met aan de voet een doorsnee van 3,5 meter heeft een gewicht van ongeveer 5000 kilogram. De nieuwe piek is gereconstrueerd naar het voorbeeld van de spits die tot 1871 het karakteristieke gebouw sierde. In 1872 werd de originele spits verwijderd omdat het vanwege de slechte staat gevaar opleverde voor de omgeving. Architect K. Holstein van Team 4 Restauratie Architecten in Groningen ontwierp de nieuwe spits aan de hand van vroegere afbeeldingen. De windwijzer op de tegenwoordige kerk, die een griffioen voorstelt, herinnert aan het geslacht Grijp. Grijpskerk heeft overigens nog een kerk: de in 1815 gestichte Doopsgezinde kerk, thans in gebruik als aula. Grijpskerk kende rond 1700 nog een borg,
nl. de Ayemaborg. In Grijpskerk staan twee markante molens. De VVV Grijpskerk is gehuisvest in de korenmolen "De Kievit" uit 1899. De watermolen "De Westerhorner", gebouwd in 1829 en gelegen aan de weg Grijpskerk-Gaarkeuken, is in 1988 gerestaureerd.
De periode van uitbouw van het kanalenstelsel voltrok zich in de tweede helft van de 19e eeuw. Toen ook eerst kreeg Groningen een behoorlijke verbinding binnendoor met Friesland en het westen van ons land door de bouw van een sluisje in 1864 bij Gaarkeuken. Deze sluis was een verlaat - een schutsluis - waar de schippers gemakkelijk even aan land konden gaan. Daarheen werd dan ook de gaarkeuken verplaatst, die tevoren aan het zuidelijker gelegen Kolonelsdiep had gestaan. Bij deze gaarkeuken verrezen enige huizen waarvan de bewoners een bestaan zochten in de levering van schippersbehoeften: in de eerste plaats sterke drank, maar ook proviand. Aan deze gaarkeuken heeft het gebied zijn naam te danken. In 1924 kwam een nieuwe sluis gereed. In de Tweede Wereldoorlog werd de sluis ernstig beschadigd. Na herstel bleek de sluis niet opgewassen tegen het zeer intensieve gebruik. Op zeven kilometer van de Fries-Groningse grens, bij Gaarkeuken, is in 1980, ter vervanging van de in 1924 gebouwde sluis, de nieuwe schutsluis in het Van Starkenborghkanaal gereed gekomen. De sluis vormt de scheiding van de Friese boezem en de boezem van het Westerkwartier. De sluis heeft een schutlengte van 190 meter en een drempeldiepte van 4,77 meter beneden het laagste aangrenzende kanaalpeil. De sluisdeuren, met een gewicht van 27 ton elk, zijn voorzien van openingen met schuiven voor het nivelleren van de sluiskolk. Het sluiten en openen van de deuren vergt ongeveer een minuut. De bouw van de sluis nam ruim 4 jaar in beslag (van eind 1975 tot 16 juni 1980). De bouwkosten van het gehele sluizencomplex bedroegen 20 miljoen gulden. Ter vergelijking van deze kosten moge worden vermeld dat de aanleg van het Van Starkenborghkanaal, inclusief de Oostersluis te Groningen gedurende de jaren 1929-1937, in het geheel een bedrag van tien miljoen gulden vergde.
Gedurende de jaren 1990-1996 is de nieuwe Oostersluis gebouwd (een sluizencomplex tussen het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal) in Groningen. Dit complex laat jaarlijks 16.000 binnenvaartschepen door, met een gemiddelde tonnage van 910 ton. De investeringskosten bedroegen ruim 60 miljoen gulden. Dit nieuwe sluizencomplex is geschikt voor schepen met een maximaal laadvermogen van 2.000 ton.
In de driehoek Grijpskerk-Kommerzijl-Niezijl is in 1990 door de NAM een aardgasveld aangetroffen van ruim 10 miljard m3. Dit gasveld wordt geëxploiteerd en is tevens geschikt gemaakt om hierin "hoog-calorisch" aardgas (gas dat door elektriciteitscentrales en andere industrieën wordt gebruikt) uit andere velden in Nederland te injecteren om zo (landelijk) voldoende piekcapaciteit beschikbaar te houden. Het is de bedoeling om in optredende piekperioden met een hoge aardgasvraag (voornamelijk in de winter) gas aan het Grijpskerk-veld te onttrekken en buiten deze perioden het gasveld weer aan te vullen met gas uit het Gasunienet. Daartoe zijn zowel bovengronds als ondergronds installaties aangelegd. Op 1 januari 1997 is volgens plan de installatie voor het ondergronds opslaan van aardgas in bedrijf genomen. Het totale complex is op 26 juni 1997 officiëel in gebruik gesteld. De werking van de gasopslag bestaat uit het injecteren van aardgas gedurende de zomermaanden en de productie van dat aardgas gedurende de wintermaanden. De opslagcapaciteit van "Grijpskerk" is 1,5 miljard kubieke meter. De productiecapaciteit per dag is voorlopig 55 miljoen kubieke meter. Deze dagcapaciteit kan bij voldoende vraag uit de markt t.z.t. uitgebreid worden naar 80 miljoen kubieke meter.
De totale investering voor "gasveld Grijpskerk" bedroeg circa één miljard gulden. Aan de bouw is 1.500 manjaren besteed. De installatie biedt werk aan 35 mensen en beslaat een oppervlakte van circa 50 hectare. Rond deze installatie is een schitterend biotoop van circa 80 hectare aangelegd. Grijpskerk en omgeving - gelegen aan de Friesestraatweg (de vroegere zeedijk) - telt momenteel ruim 2.700 inwoners.
Grijpskerk vierde het 500-jarig bestaan in 2003.



Kommerzijl
In de 16e eeuw heette Kommerzijl nog Opslachterzijl. Kommerzijl heeft zijn naam te danken aan de zijl die daar gelegd werd. In 1570 werd na een inpoldering in de nieuwe zeedijk een sluis gelegd in de tegenwoordige Kommerzijlster Riet, dat boezemkanaal was van de wateren, die er door de Homster- of Niehoofsterzijl, de Bomsterzijl en Nijesloterzijl op loosden. Deze nieuwe sluis werd Opslachterzijl genoemd, naar een daar gebouwde schans, die aan de binnenzijde van de "upslachte" of opdijk lag. (Hiermee zal bedoeld zijn de dwarsdijk, door de Rijte gelegd ter verbinding van de Ruige Waarden met Humsterland). Langs deze dijk is het dorp Kommerzijl ontstaan. Toen in 1600 de bij deze zijl betrokken buren van een groot deel van Langewold en Vredewold (Zuid Westerkwartier) en van Niehove zich verbonden tot een zijlvest, kreeg dit de naam van Opslachter Zijlvest. Deze naam werd in het midden van de 17e eeuw veranderd in Kommerzijlvest. Ook treft men vaak de namen van de onderdelen: Homster, Bomster en Nijesloterzijlvest aan. Het bestuur over de Kommerzijl was opgedragen aan de drie grietmannen van de drie genoemde zijlvesten. Een bode en een waarman (een oud-Groninger naam voor sluiswachter) stonden het bestuur ter zijde, een afzonderlijke administrateur was met de financiën belast. In de 19e eeuw werd de naam grietmannen vervangen door volmachten. Tot 1877 is de Kommerzijl één van de uitwateringssluizen van het voormalige waterschap Westerkwartier geweest. Reeds in 1864 was het Kommerzijlvest opgeheven en opgegaan in het waterschap Westerkwartier. Waarschijnlijk is de naam afgeleid van Kommer, dus van de ellende die men heeft ondervonden bij het leggen van de zijl. De naam komt het eerst voor in 1602.
De vierhoek Electra, Lauwerzijl, Munnekezijl en Kommerzijl was ooit een wirwar van dijken. De geschiedenis van de polder was er fraai uit af te lezen. Al deze dijken zijn op enkele kleine fragmenten na verdwenen. Een voorbeeld van zo'n dijk is de Hogedijk of Oosterwaarddijk tussen 't Hoekje en Kommerzijl. Deze markante dijk, die uit 1425 dateert, was tot 1660 de zeedijk. De helft van de dijk is inmiddels verdwenen. De heren Van Ewsum, die op de borg Nienoord te Leek woonden en niet alleen in Vredewold grote invloed hadden, maar hun machtssfeer zelfs tot Niezijl en Kommerzijl wisten uit te breiden, profiteerden van de getijdewerking in de Riet om uit het binnenstromende zeewater zout te winnen. Wigbold van Ewsum legde buiten de ringdijk om Humsterland, aan het Niehoofsterdiep, een tweede dijk aan.
De polder 't Ruigezand is in het laatst van de 18e eeuw door de gebroeders Teenstra ingepolderd. Hierdoor ontstond vruchtbare grond op de kwelders en slikken langs het Reitdiep. Kommerzijl ligt aan de vaarroute naar het Lauwersmeer. Het dorp is gebouwd rond de historische sluis (die tot 1877 nog dienst deed), eens toegangspoort tot de Lauwerszee. Hoewel het dorp een eenheid vormt was het tot 1990 verdeeld over twee voormalige gemeenten: Grijpskerk en Oldehove. Dat kwam doordat de Kommerzijlster Riet, een riviertje dat het dorp in tweeën snijdt, tevens als gemeentegrens werd aangemerkt. Het dorp telt circa 580 inwoners.



Lauwerzijl
Langs dit dorp stroomt het riviertje de Lauwers. Net als Niezijl, Pieterzijl en Kommerzijl eindigt ook de naam van dit dorp op "zijl" en dat betekent dat ze bij een "zijl" of "sluis" zijn ontstaan, sluisdorpen dus. Rond de 11e eeuw kreeg men de techniek van de uitwaterings-sluis onder de knie. Bij eb werden de sluisdeuren opengezet om het overtollige water naar zee af te voeren. Bij opkomend water werden de deuren weer dichtgedraaid zodat het zeewater buiten bleef. Deze ontwikkeling betekende dat de noodzaak van het wonen op wierden zijn langste tijd had gehad. In 1877 werd het gebied van de voormalige gemeente Oldehove vergroot met een vruchtbaar, ingepolderd gebied, nl. een groot deel van de Nieuwe Ruigezandsterpolder. Hierdoor ontstond het dorp Lauwerzijl en werden de 7 "stadsboerderijen" gebouwd. Deze naam ontvingen ze omdat ze, evenals de polder destijds, het eigendom waren van de stad Groningen.
Varende door de Kommerzijlster Riet naar het Reitdiep zien we al op een afstand het in 1919 gebouwde gemaal "De Waterwolf" nabij Electra. De komst van dit gemaal betekende een betere waterbeheersing voor een groot gebied. Het watergemaal "De Waterwolf" is een van de grootste in ons land. Het werd in 1920 in gebruik gesteld door koningin Wilhelmina. Het is nog steeds van groot belang voor de afwatering van de provincies Groningen en Drenthe. De Waterwolf had vier pompen met een totale capaciteit van 4.000 kubieke meter water per minuut. In 1997 werd een vijfde pomp geplaatst waarmee nog eens 500 kuub extra kan worden uitgeslagen. In de nabijheid ligt het circa 4,5 ha grote recreatiegebied "De Waterwolf", dat in 1967 werd aangelegd. In 1946 was daar reeds het natuurbad gesticht in de boezem van het Reitdiep.
De herinrichting van het dorp Lauwerzijl is in 2003 afgerond. Om de leefbaarheid in het dorp te verbeteren, is in 2001 begonnen met de aanleg van de rondweg, waardoor de drukke Stadsweg is veranderd in een rustige dorpsstraat. In de zomer van 2002 is de Stadsweg opnieuw ingericht. Bij die herinrichting is het straatprofiel versmald en zijn de bestaande, slecht groeiende essen, gerooid. Tijdens de besprekingen tussen de gemeente en dorpsbelangen over het herinrichtingsplan is het idee ontstaan de bomen te vervangen door fruitbomen. Dit idee is samen met dorpsbelangen Lauwerzijl, Landschapsbeheer Groningen en de gemeente verder uitgewerkt. De bewoners hebben uiteindelijk ingestemd met het plan. In overleg met verschillende kwekers is een lijst gemaakt met voor Lauwerzijl geschikte oude fruitbomenrassen. De bewoners hebben zelf mogen kiezen welke soort en ras fruitboom zij voor hun woning willen hebben. Ook is de bewoners de mogelijkheid geboden fruitbomen te bestellen ten behoeve van de eigen tuin. In totaal zijn er langs de Stadsweg 80 fruitbomen geplant. Op eigen erf plantten de bewoners nog eens 40 bomen. Er werden ruim 30 verschillende appel-, peren- en kersenbomen en walnoten geplant. Hiermee is een voor Groningen uniek project ontstaan.
Lauwerzijl telt ruim 200 inwoners.



Niehove
Negen plattelandsdorpen in Noord-Nederland doen mee aan een internationaal netwerk met dorpen in Portugal en Italië. Dit netwerk wordt ondersteund door Brusselse gelden via LEADER en heet "Villages of Tradition". Het Nederlandse netwerk "Villages of Tradition" bestaat uit de volgende dorpen: Niehove en Eenrum (provincie Groningen), Oude Bildtzijl, Kimswerd, Easterlittens en Veenklooster (provincie Friesland), Echten en Orvelte (provincie Drenthe) en Schokland (provincie Flevoland). Elk dorp kan terugkijken op een lange historie en een zorgvuldig overgeleverde culturele erfenis.
Een mooi voorbeeld van een wierdedorp is Niehove, waar de oorspronkelijke structuur intact is gebleven. Het dorp bezit een haventje en een wijd en zijd bekend café annex dorpshuis Eisseshof met bovenzaal.
Omstreeks 600 voor Christus kwamen veel Drentse inwoners, ondermeer vanwege de overbevolking van de Drentse zandgronden naar Groningen. De veengordel tussen het Drentse zand en de Groninger klei was destijds nog niet geschikt voor bewoning, de klei wel. Op de hoogste delen begon men met akkerbouw, terwijl de lagere delen werden gebruikt als weiland voor het vee. Om zich enigszins te kunnen beschermen tegen de zee bouwde men het dorp op een kunstmatig verkregen heuvel: de wierde. Het gevecht tegen de zee nam een grote plaats in in het dagelijks leven. Omstreeks 1000 na Christus was men de kunst van het dijken bouwen meester. Toch werd Groningen nog menigmaal door springvloeden overstroomd.
In vroegere tijden was Niehove het hoofddorp van een heus waddeneiland. De wierde ligt in en om het kweldergebied, dat tot de Waddenzee behoorde en tot ongeveer het jaar 1200 met vloed nog regelmatig onderliep. De natuurlijke zeekust lag toen ter hoogte van de zandgronden bij Zuidhorn. Tegen het begin van de dertiende eeuw namen stormvloeden zulke onrustbarende vormen aan dat men is overgegaan tot het leggen van ringbedijkingen rondom wierdegebieden. Zo ontstond het waddeneiland Humsterland, waarvan Niehove het hoofddorp was. Vanaf ± 1400 zijn ook de omliggende landen ingedijkt, met name door toedoen van de monniken van de abdij van Aduard. Niehove, de grootste en hoogste wierde van Humsterland, dateert al van voor de jaartelling. Aanvankelijk heette het dorp Suxwort (Zuidwierde). Pas later toen Suxwort, evenals het veel jongere Oldehove (dat rond het jaar 1200 ontstond, ten tijde van de eerste indijkingen), een afzonderlijke rechtstoel werd, is het dorp omgedoopt tot Niehove.
De Hervormde kerk van Niehove stamt uit de 13e eeuw en het orgel werd rond 1530 gebouwd. De kerk is door het inbrengen van grote vensters sterk gewijzigd. Aan de noordzijde komen nog de oorspronkelijke rondboogvensters voor. De geverfde preekstoel en het eenvoudige meubilair dateren uit het laatst van de achttiende eeuw. Het orgel, herbouwd rond 1900, is afkomstig uit de Katholieke kerk te Uithuizen en bevat nog pijpen en onderdelen uit ± 1530. Het orgel is in de periode 1999 - 2001 gerestaureerd. De kerk staat in Niehove in het midden van het dorp. Als een kloek, met haar kuikens staat het kerkje tussen de huizen en de boerderijen. In 1997 werd in de kerk een bezoekerscentrum ingericht. Hier is de dorpshistorie op fraaie wijze in beeld gebracht. De kerk is sinds 1975 eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken. Niehove heeft een typische radiaalstructuur met een kerkring en een buitenring en daartussen straalsgewijs een vijftal paden.
Niehove speelde een grote rol in de plaatselijke verhoudingen. De proost van Humsterland huisde er in de "Ipkemaheerd", die zich ten noorden van de kerk bevond. Deze proost was een machtig man. Zowel Langewold als Vredewold, en daarmee het hele Westerkwartier, alsmede Achtkarspelen, behoorden tot zijn jurisdictie. Hij was een kerkelijk en wereldlijk heer. Zo werd ondermeer Zuidhorn, dat slechts een verlengstuk was van het oude Langewold, bestuurd vanuit Sebaldeburen. Boven dit gezag stond de proost van Humsterland, tevens dorpspastoor van Niehove. Overigens moet worden aangenomen dat deze "zeer eerwaarde" toendertijd weinig meer was dan een gewone dorpspastoor, die tevens het beroep van boer zal hebben uitgeoefend om aan de kost te komen. De bevolking, die in vroegere eeuwen bestond uit boeren, arbeiders en middenstanders, was voor een groot deel op zichzelf aangewezen. Het aantal kleine levensmiddelenbedrijfjes, cafés, timmerwerkplaatsen, schoenmakerijen, kleermakers, wagenmakers en smeden was in verhouding tot de gehele bevolking erg groot. In 1958 nog kende Niehove 15 bedrijfjes, waaronder 2 levensmiddelenzaken, 2 textielzaken, 2 timmerbedrijven en 2 cafés! Niehove heeft 3 molens gehad: een achtkante pelmolen, die in 1958 is afgebroken, een standerd of vierkante graanmolen en een in 1839 gebouwde vlasmolen, die de enige in de provincie was.
Volgens overlevering heeft de ringvormige Kerkstraat een vreemdeling eens parten gespeeld. Deze was verdwaald en telde maar liefst 36 smeden, die "verdold almoal rood hoar hadd'n!" Aan het Molenpad 2 zien we nog een oude "sarrieshut", met gevelsteen. Een sarrieshut is het huis bij een molen waar de belastingontvanger - de sarries - tol hief bij het te malen graan. Het tegenwoordige Niehove vertoont grote overeenkomst met de vorm van het dorp in de 17e eeuw. Het is een van de meest bezienswaardige plaatsen in het Westerkwartier. Niehove kent de titel "beschermd dorpsgezicht". In Niehove wonen circa 320 inwoners.



Niezijl
Ondanks het feit dat men omstreeks de 11e eeuw de kunst van het dijken bouwen meester was, konden laaggelegen landerijen nog steeds niet worden gebruikt. Er moest eerst een manier worden gevonden om het overtollige water van het land af te voeren. En dat werd gevonden door middel van een sluis of "zijl" zoals het in Groningen wordt genoemd. Niezijl heette oorspronkelijk Bomsterzijl. De "Bom" schijnt de benaming te zijn geweest van een laag, door het water ingesloten, stuk land. Het dorp Niezijl wordt doormidden gesneden door het "Hoerediep". Tijdens de beruchte Sint Elisabethsvloed van 18 op 19 november 1421 bleek dat het toen al bestaande Bomsterzijl niet genoeg veiligheid bood tegen het water. Bij het gehucht Oxwerd werd daarom een nieuwe zijl gebouwd, Nije Zijl genoemd. Niezijl was dus het "nieuwe zijl" dat in 1562 het Bomsterzijl moest vervangen. Niezijl dankt zijn ontstaan daaraan. Later werd er een militaire schans gebouwd waar in de 16e eeuw een hevige strijd is gevoerd. Het werd desondanks een rustig dorpje. In 1846 waren er bijvoorbeeld 84 huizen en 560 inwoners. Nog rustiger werd het toen in 1953 de rondweg (Friesestraatweg) gereed kwam. Er zijn nu nog ruim 500 inwoners, maar wel veel meer woningen dan vroeger. De Hervormde kerk uit 1661 met origineel meubilair en een interessant archief, is te bezichtigen. Het is een zaalkerk met dakruiter (torentje op het dak). De kerk bezit een Westfaals orgel uit het midden van de 17e eeuw, afkomstig uit de Hervormde Kerk van Eerbeek en werd in 1920 in de Niezijlster kerk geplaatst. De kerk is in 1985 en 1990 gerestaureerd en in 1999 overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK). 17e eeuwse kaarten geven tussen Grijpskerk en Niezijl het "steenhuis Meininga" aan.
De Niezijlster poldermolen ("Zwakkenburger") uit 1865, gelegen in de Zwakkenburger- en Ellersvelderpolder, is in de periode 2002-2003 gerestaureerd en verplaatst naar de locatie Hoendiep OZ 65 Noordhorn (aan het Van Starkenborghkanaal).



Noordhorn
Noordhorn, ten noorden van het Van Starkenborghkanaal, is een vredig dorp met ruim 1600 inwoners. Het is er veel rustiger dan rond 1581, toen er meer dan 2000 soldaten sneuvelden in de strijd tegen de Spanjaarden. Dat gebeurde in het "Norritsveld" nu nog steeds onder die naam bekend. Hier werd op 30 september 1581 John Norrits, aanvoerder van een Engels regiment in Staatsdienst, door de Spaanse bevelhebber Verdugo verslagen. Opvallend in het dorpsbeeld zijn de fraaie molen en de monumentale toren en kerk. De korenpelmolen van Noordhorn ("Fortuin" uit 1890) werd in 1983 gerestaureerd en maalt weer. In deze molen worden af en toe exposities gehouden. De N.H. kerk in Noordhorn, die omstreeks 1280 werd gebouwd, is te bezichtigen. Het interieur van de kerk is in 2003 gerestaureerd.
De dorpskern van Noordhorn ligt op dezelfde gast - de hooggelegen zandrug - als het dorp Zuidhorn. Aangezien de term "horn" oorspronkelijk "hoek" betekent gaat het hier dus om de noordelijke hoek van deze gast. Deze verhoging is vanaf de Friesestraatweg nog duidelijk waarneembaar. In het dorp zelf is nog zichtbaar dat de Hervormde Kerk op het hoogste punt van deze gast is gebouwd. De toren van de NH Kerk (46 m) is in 1999 gerestaureerd. Daarbij is de kapconstructie hersteld, de toren opnieuw gevoegd en de leibedekking en het zinkwerk nagekeken. De toren heeft geen weerhaan maar een paard als windvaan. Als bijzonderheid kan nog worden opgemerkt dat er een haan op de rug van het paard zit.
Kenmerkend is de Langestraat met in het centrum het pand van de eeuwenoude dorpsherberg "De Gouden Leeuw", nu museum, en enkele monumentale woonhuizen. De herberg en 3 woonhuizen vallen onder Monumentenzorg. Aan het begin en het einde van de Langestraat staan enige fraaie villa's, die destijds door rentenierende boeren zijn gebouwd. Aan de Rijksstraatweg vindt u twee karakteristieke arbeiderswoningen, waarvan er één rijkserkend monument is.
In het dorp staat, vlak voordat de Langestraat naar het westen buigt, links een Doopsgezinde Vermaning (= kerkgebouw) uit 1838, dat nu onder monumentenzorg valt. Aan de Noorderweg staat het geboortehuis van de bekende archeoloog professor Albert Egges van Giffen (Noordhorn 14 maart 1884 - Zwolle 31 mei 1973). Hij is internationaal bekend geworden door de opgravingen in de wierde van Ezinge, in de jaren dertig. Toen werd een schat aan gegevens over de bewoningsgeschiedenis van dit wierdedorp boven de grond gehaald. In het museum "Wierdenland" van het even voorbij Oldehove gelegen dorp Ezinge wordt hieraan uitvoerig aandacht besteed. In 1913 werd de heer Van Giffen conservator van het Drents Museum in Assen. Van Giffen, bijgenaamd Spittertien, legde als eerste professional van het museum de wetenschappelijke basis voor het museum. De heer Van Giffen bleef tot 1954. Aan het begin van de Oosterweg in Noordhorn vindt men een appartementencomplex met 23 wooneenheden in een voormalige boerderij
(de Sicke Benninghestede). In 1988 werden in de oude dorpsschool, later tricotagefabriek "Paluno", aan de Langestraat 57 een tiental wooneenheden gerealiseerd (thans Torenstraat). Ook Noordhorn heeft omstreeks 1780 een borg gekend, nl. de borg Wolbers, het latere Noordwijk. Op het oude borgterrein ligt nu de door dorpsbelangen beheerde hertenkamp, terwijl aan de Borgweg nog steeds de oude visvijver is te vinden.




Oldehove
Een groot deel van het gebied rond Oldehove is bewoonbaar land geworden door het terugdringen van de zee. In het polderlandschap zijn veel landbouw- en veeteeltbedrijven gevestigd. Oldehove ligt voor een groot deel in de Reitdiepvallei, het landschap van Middag Humsterland, en telt circa 1600 inwoners. In de oude kern van Oldehove zijn nog gebouwen te bewonderen uit een ver verleden. Oldehove was toen een deel van de voormalige gemeente Ezinge. Op woensdag 31 juli 1811 ontstond de toen zelfstandige gemeente Oldehove met Oldehove als hoofdplaats en verder de dorpen Niehove en Saaksum. Daarbij kwam ook een deel van het dorp Kommerzijl, dat gedeeltelijk bij de vroegere gemeente Grijpskerk hoorde. De datum 31 juli 1811 behoeft enige nadere toelichting. Het was de periode van de Franse tijd (1810-1813). De prefect had de verdeling van het departement in maîres en de benoeming van de functionarissen geregeld bij zijn besluit van 4 juli 1811. Volgens artikel 5 van dit besluit moesten de installaties van de nieuwe gemeentebesturen plaatshebben op 1 augustus 1811. In zijn nader besluit tot regeling van de installaties in de onderprefectuur Groningen van 24 juli 1811 is hij echter van eerstgenoemde datum afgeweken en bepaalde hij de installaties op 31 juli 1811. De installaties vonden plaats door de vrederechter Driessen. Nikel Hindriks werd de eerste maîre van Oldehove. De Fransen moesten in november 1813 vanwege de militaire situatie het Nederlands grondgebied in allerijl verlaten en zo kon de uit Engeland teruggeroepen prins van Oranje het bewind overnemen. Na het vertrek van de Fransen in 1813 heeft Koning Willem I de Franse bestuursorganisatie grotendeels overgenomen. De Prefect werd gouverneur, de maîre burgemeester, al is hij een tijdlang "ten plattenlande" ook schout genoemd. De positie van de gouverneur veranderde sterk door de invoering van de Provinciale Wet van Thorbecke. Die van de raadsleden door de invoering van de Gemeentewet van dezelfde minister. Maar het meest gelijk gebleven aan de maîre van 1811 is de burgemeester. Daarom mag aangenomen worden dat de tegenwoordige burgemeesters de rechtstreekse opvolgers zijn van de maîre van hun gemeente van 1811.
De zware toren van het dorp Oldehove blikt al eeuwen als een trouwe wacht over het noordelijk deel van het Westerkwartier. De Ludgeruskerk (NH Kerk) moet al uit de 13e eeuw stammen, al zal van die eerste kerk niet veel meer over zijn. Zeker is dat de kerk in 1664 geheel is vernieuwd. In 1971 vond een restauratie plaats. Hier is het praalgraf te zien (uit 1730) van de Weense gravin Margaretha von Cobentzel, echtgenote van Ludolph Luirdt van Ripperda, die destijds in de Englumborg woonde. Het karakteristieke silhouet van Oldehove toont nog een kerk met toren: de kerk van de Gereformeerde Gemeente, die in 1926 werd gebouwd. Kenmerkend voor het aanzien van Oldehove zijn voorts de twee korenmolens (twee achtkante bovenkruiers), nl. "de Leeuw" uit 1855 en "Aeolus". De eerstgenoemde werd in 1978 weer als maal- en pelmolen in gebruik genomen. Het tweede exemplaar werd in 1846 als pelmolen gebouwd. De molen "de Leeuw" onderging in 1995-1996 een opknapbeurt.

De historie vermeldt ook in Oldehove een aantal borgen en steenhuizen:
Englumborg (1656-1774);
Jensemaborg (1521-1750);
Steenhuis Fritema (1453-1678);
Fritsingaheerd (1540-1667).



Pieterzijl
Monniken uit het Gerkesklooster bouwden, waar nu de brug over het Zijldiep is, een zeesluis die ze noemden naar Sint Petrus. Vandaar de naam Pieterzijl. Het dorp heeft een Fries verleden en heeft lange tijd bij Friesland gehoord. In 1637 werd het samen met Visvliet overgedragen aan "Stad en Lande" van Groningen. Een vriendelijk dorpje met ruim 220 inwoners, dat lange tijd het centrum is geweest van een Doopsgezinde gemeenschap. Deze gemeenschap bouwde er in 1814 een eigen kerk, even ten westen van de brug, ter vervanging van een uit 1733 stammend kerkje. Het bleek echter dat de predikanten liever in Grijpskerk woonden, met het gevolg dat in 1890 werd beslist dat de pastorie in Grijpskerk zou komen te staan. Uiteindelijk besloten de gemeenteleden de kerk ook maar te verplaatsen naar Grijpskerk. In maart 1892 begon men met de sloop van het gebouw te Pieterzijl en in november van datzelfde jaar was de kerk in Grijpskerk herbouwd in de achtertuin van de pastorie aan de Herestraat 18 in Grijpskerk (thans aula en mortuarium). Het dorp bezat ook een fraaie korenmolen, die rond 1935 is afgebroken. "'t Piepke" (een gemetseld welfbruggetje uit 1805, dat in een document uit 1815 "pijpje" of "piepke" wordt genoemd) heeft veel historische waarde. Pieterzijl ligt aan het gegraven kanaaltje "Zijldiep" dat in verbinding staat met het riviertje De Lauwers.



Saaksum
Saaksum wordt al genoemd tussen 700 en 1000 jaar na Christus. In Saaksum, met circa 110 inwoners, zijn enige boerenbedrijven woonboerderijen geworden, maar het dorpspatroon op zich is niet gewijzigd. Saaksum wordt gekenmerkt door een dichte bebouwing met woonhuizen aan de westelijke wierdeflank en een open gebied met een kerk en enkele grote "heerden" aan de oostkant. Saaksum kent een "beschermd dorpsgezicht" vanwege de karakteristieke structuur van het dorp. De fraaie oude toren en kerk staan al eeuwen boven op de wierde waarop het hele dorp is gebouwd. De zadeldaktoren van de kerk in Saaksum werd omstreeks 1550 gebouwd. Het kerkje in zijn huidige vorm is gebouwd in 1836. De kerktoren is in 1999 gerestaureerd, waarbij het weerhaantje van nieuw bladgoud is voorzien. Oorspronkelijk besloeg de wierde een oppervlak van circa 10 hectare; waarschijnlijk is het dorp zelfs nog groter geweest. Vanaf 1917 is de wierde echter afgegraven.
Terpen en wierden: ze lijken zo gewoon, toch vertegenwoordigen ze een rijk cultuur-historisch bezit. Jaren geleden telde de provincie Groningen nog 235 wierden. In het verleden zijn er veel meer geweest. Lange tijd werden de wierden afgegraven vanwege de vruchtbare grond die als bemesting werd gebruikt. Sinds de 10e eeuw boden de dijken immers bescherming tegen de zee en nam langzaam maar zeker de noodzaak van het wonen op wierden af.
Vroeger heeft tussen de kerk en de Heralmastraat de Heralmaborg (1546-1583) gestaan.



Visvliet
Visvliet op de grens van Groningen en Friesland is eens een zeehaven geweest. Net als Pieterzijl behoorde het dorp tot 1637 bij Friesland. Weliswaar was er al veel langer een soort douanepost bij de Gerkesbrug die door Groningers werd bemand. Niemand mocht zonder vergunning goederen over die Friese grens brengen. In 1795 werd die post opgeheven. Het klooster van Gerkesklooster had veel invloed. De eerste zeesluis die hier door het klooster gelegd is, was die bij "Bartholeshues". Deze sluis zal in elk geval in de Lauwers zijn gelegd en dit Bartholeshues moet wel een kloosterhoeve bij Visvliet zijn geweest. Hier heeft men dus een verbinding tot stand gebracht tussen de bedijkingen aan weerskanten van de Lauwers.
Visvliet heeft een eerbiedwaardig verleden dat nog steeds voortleeft in de oude huizen waar in de muren nog kloostermoppen en gele steentjes te zien zijn. De N.H. Kerk is in 1427 gebouwd op de plaats waar al eerder een kerk stond. Volgens een steentje in de noordgevel is de kerk van Visvliet in gotische stijl gebouwd. Jaren later is deze kerk weer bepleisterd, waardoor diverse details in het muurwerk zijn verborgen. Een vis boven drie koperen bollen op het dakruitje herinnert aan het feit dat Visvliet vroeger een vissersdorpje was. Een nu helaas verdwenen schip op het koor verwees hier ook naar. Aan de zuidzijde is de ligging van de dakpannen een opvallend detail. Uit tegengestelde richtingen zijn de pannen naar het midden gelegd, waar een rij beide overlappende dakpannen de overgang vormt. De oorspronkelijke spitsboogvensters zijn rond 1700 veranderd in rondbogen en de steunberen werden op enkele na verwijderd, wat veel afbreuk deed aan het gotische karakter. De kerk is een aantal malen gerestaureerd,
de laatste keer was in 1973. In 2005 is er een groot onderhoud aan de binnenmuren van de kerk uitgevoerd. De preekstoel dateert uit 1714. Een gedenksteen herinnert aan het hongerjaar (1557). Als windvaan staat hier een vis op de toren, in plaats van de haan. De Eise Eisingastraat is genoemd naar de man van het Franeker planetarium, de uitgeweken en verbannen Friese patriot, die hier een veilig onderdak en zelfs zijn tweede vrouw (Trijntje Eelkes Sickema) vond. Het dorp Visvliet, met de mooie "Hilmahuister watermolen" aan de Oude Dijk, telt circa 350 inwoners. Deze molen (een achtkante bovenkruier) is gebouwd in 1868. Het hoge witte N.S.-stationsgebouw (uit 1891) is in 1983 gesloopt. Er voor in de plaats kwam een eenvoudig wachthuisje. Het station Visvliet - aan de spoorlijn Groningen-
Leeuwarden - werd in 1991 geheel opgeheven. De treinen stoppen sindsdien niet meer in Visvliet.



Zuidhorn
Zuidhorn is ontstaan in een gebied waar vroeger het zeewater af en toe over de landerijen stroomde. De kern van Noord- en Zuidhorn bestaat uit een hooggelegen zandrug van circa 4 km lengte die het ontstaan van deze dorpen tussen het water en slik van de zee mogelijk maakte. De kern Zuidhorn - met ruim 6.400 inwoners - is een aantrekkelijke forensenplaats met goede voorzieningen en uitstekende verbindingen met de steden Groningen en Leeuwarden. De spoorwegverbinding met beide plaatsen werd op 29 mei 1866 gerealiseerd.



De dorpen Noordhorn en Zuidhorn worden gescheiden door het Van Starkenborghkanaal. Met de aanleg van dit kanaal werd begonnen op 15 augustus 1931. Het kanaal werd officieel geopend door koningin Wilhelmina op 5 november 1938. Het kanaal vormt een onderdeel van de scheepvaartverbinding Delfzijl-IJsselmeer. Het Van Starkenborghkanaal loopt van Groningen naar de Friese grens, waar het bij Stroobos overgaat in het Prinses Margrietkanaal naar Lemmer. Het kanaal is tussen Stroobos en Noordhornerga het verbeterde oude Hoendiep. Het is genoemd naar Tjarda van Starkenborgh Stachouwer (Commissaris der Koningin in Groningen, daarna de laatste gouverneur-generaal van het voormalig Nederlands-Indië). In de oude N.H. Kerk van Zuidhorn (gebouwd in de 11e en 12e eeuw) met grotendeels tufstenen muren treft men een preekstoel aan, die rijk gesneden is met verschillende wapens. Eind 2000 werd een ingrijpende restauratie van het interieur van de kerk voltooid. Aan de Gast in Zuidhorn bevindt zich de R.K. kerk uit 1844, waarin zich een prachtig decor achter het altaar bevindt.
Zuidhorn was vroeger de plek waar veel rentenierende boeren zich vestigden. Langs de Gast en de Hoofdstraat zien we nog de fraaie landhuizen. Ooit stonden in Zuidhorn drie borgen: de Jellema-, Klinckema- en Hanckemaborg. De Hanckemaborg werd tot 1877 bewoond door de familie Clant-Bindervoet. Omstreeks 1878 werd de borg afgebroken. Van de Hanckemaborg is weinig bewaard gebleven. Wat resteert is het "schathuis", de vroegere boerderij van "Hanckema", gelegen aan de Hanckemalaan. Het "schathuis" werd in 1965 herbouwd. De contouren van de voormalige borg zijn in 1993 door de Historische Kring Zuidhorn op de oorspronkelijke plaats aangegeven.
Dat de voormalige gemeente Zuidhorn sterk verbonden was met de Hanckemaborg is nog duidelijk waarneembaar. Zo voerde de gemeente het wapen van de familie Hanckema, die als de stichter van de "heerlijkheid" Zuidhorn - omvattende de dorpen Zuidhorn en Noordhorn - wordt beschouwd. Het vaantje op de toren van de Nederlands Hervormde Kerk bestaat uit een draak met drie vissen. Deze komen ook voor in het wapen van de familie Clant.
In 1992 vierde de plaats Zuidhorn het 600-jarig bestaan.


naar de top van deze pagina






























naar de top van deze pagina
Quicksilver’s wandeltocht op 16 december 2006, nabeschouwing:
naar de top van deze pagina






























naar de top van deze pagina
Quicksilver’s wandeltocht op 16 december 2006, verslag:
naar de top van deze pagina