Het is vroeg, een uur of zes. De wekkerradio gaat spelen en ik word abrupt in mijn slaap gestoord. Dat is mijn eigen schuld want gisterenavond had ik het apparaat op dat vroege tijdstip ingesteld, omdat de eerste WS’78-wandeling van het seizoen 2019/2020 op het programma staat. En daar wil ik graag bij zijn. Als ik zou toegeven om in bed te blijven, krijg ik later op de dag ontzettend spijt. Ik draai het knopje van mijn wekkerradio om en dan is het stil, oorverdovend stil. Vijftig minuten later ben ik op weg naar het station. Twee keer overstappen en een Sprinter van de NS rijdt het dorp Voorhout binnen. Dat lijkt snel, maar dat is het niet. Een groep wandelaars verlaat daar het treinstel en staat op het perron. Allemaal met hetzelfde doel, op weg naar Hotel Café Restaurant Boerhaave. Een korte wandeling en het startbureau aan de Herenstraat is bereikt. Aldaar volgt een vast ritueel: In de rij staan, inschrijven, het startgeld voldoen, de consumptiebonnetjes voor de verzorgingsposten, de startkaart en het infobulletin in ontvangst nemen en dan naar de koffiebar. Op stap gaan zonder een verantwoorde warming-up is niet verstandig, vandaar het door mij fel begeerde kopje koffie. De koffieautomaat is namelijk mijn trouwste kameraad en spreekt me nooit tegen wanneer ik op het juiste knopje druk. De spieren zijn door het wandelen naar het startbureau al enigszins opgewarmd. En we zijn ten slotte niet met een wedstrijd bezig. Bij de bar is het een ontmoeting met veel bekenden. Handjes schudden, soms een high five, praatje maken etc. etc. Dat is altijd leuk! Ik krijg een bakkie leut aangereikt en hoef daarom niet op een knopje te drukken. Kan het niet fout gaan en word ik ook niet tegengesproken. Afijn, ik loop naar een tafeltje, heb tijd in overvloed voor een aangenaam gesprek met Henri Floor en drink mijn koffie geduldig op. Het is jammer dat de koffie in een kartonnen bekertje wordt geserveerd, dat tast de smaak enigszins aan en is mijns inziens niet Boerhaave waardig. O ja, een koekje had men er ook bij kunnen geven, al was het maar een klein dingetje. De bediening is vriendelijk en zeer behulpzaam en dat siert het bedrijf. Daarna is mijn warming-up voltooid en ben ik startklaar.

Nu we toch in Voorhout zijn beland, vraag ik me af hoe deze plaats aan haar naam komt. Daar zijn twee explicaties voor. In de 11e eeuw werd het dorp Vuroholz genoemd en vier eeuwen later ging het schuil onder de naam Foranholte. In 1180 heette het dorp Vorholte. Waarschijnlijk is dat afgeleid van de voren (= vooraan gelegen) en holt (= hout c.q. bos). Er is ook een mogelijke verklaring dat vor is afgeleid van veur (=grove den ofwel vurenhout). Het dorp moet destijds in een dennenbos gelegen hebben. Over beide verklaringen kan ik straks met mijn kornuiten een interessante discussie hebben. Het is nog geen 09:00 uur en een groep wandelaars staat voor de deur van HCR Boerhaave te popelen om van start te mogen. Daar is de aftrap van de 42e winterserie. Eerst een toespraakje van Johan Hertgers, vice voorzitter van WS’78, en dan is het uur van de waarheid bereikt, de meute gaat op stap. Nadat het weer de voorgaande dagen meer of minder te wensen overliet, hebben wij vandaag qua weer een redelijke dag in het vooruitzicht. Nu maar hopen dat het verwachtingspatroon ons niet teleurstelt.

De start verloopt soepel. Al snel vormt er zich een lang lint van wandelaars over de paden en wegen rond Voorhout. Als we Voorhout eenmaal verlaten hebben struinen we over de Rijnsburgerweg in de Elsgeesterpolder, een vlak en open landschap achter de Hollandse duinen. Op minieme afstand passeren we de grondzeiler ‘Hoop doet Leven’ uit 1783 en gerestaureerd in 1999. De molen heeft als functie het op peil houden van de waterstand in de Elsgeesterpolder. Schitterende stulpjes staan aan de Vinkenlaan van de aldaar gevestigde bloembollenoligarchen. Ja, dan staan we bij de N449, een druk bereden autoweg. Over het naastgelegen fietspad moeten we de weg enige tijd volgen. En dat is verre van interessant om niet te spreken over leuk. Het verstand moet op nul zover men dat nog niet heeft gedaan. Voor mij is dat geen enkel probleem. Regelmatig dienen we de berm in te duiken, omdat er een wielrijder of een bromfietser ongeduldig voorbij komt snellen. Maar ja, misschien was er geen andere weg en kon het niet anders. Ja, laten we het daar op houden. Dat klinkt vriendelijk. Toch?

Op een gegeven moment slaan we scherp naar links om een graskade te betreden. Deze graskade kunnen we absoluut geen ruwe diamant noemen en is lastig om te belopen en derhalve behoorlijk nat. Het is geen graskade zoals een graskade er hoort uit te zien. Menigeen zal daarna met natte voeten verder lopen. Maar ja, er was een andere weg en het kon anders. We laten ons niet uit het veld slaan en er wordt koers gezet naar de plaats Noordwijk-Binnen. Daar kan ik genieten van verschillende fraaie gebouwen en aardige kunstwerken. Bij het Lindenplein ontdek ik een prachtige hardstenen pomp met twee zwengels, twee spoelbakken en twee koperen spuiten. De massieve pomp is bekroond met een stenen bol. Ook de roosters in de spoelbakken zijn nog aanwezig. Door rustige straten en over stille wegen bereiken we de eerste verzorgingspost in de omgeving van Noordwijkerhout. Hier worden de wandelaars door een enthousiast team met een bekertje soep opgewacht. Wat doen we zonder die trouwe vrijwilligers die bij tij en ontij altijd voor ons paraat staan?

Daarna gaat de route verder in de richting van Noordwijk aan Zee. Op het Picképlein voor Grandhotel Huis ter Duin bevindt zich een mooi beeld. Op een stenen zuil zit een zojuist aangespoelde blonde, schaars geklede zeemeermin op adem te komen. Ze heeft een prima uitzicht op de omgeving. Ik kan me goed voorstellen dat menigeen van ons de waterpomp in Noordwijk-Binnen niet heeft opgemerkt, maar dat een deel van de meute de zeemeermin niet heeft gezien gaat er bij mij niet in. Op de boulevard wordt in noordelijke richting gelopen en al snel betreden we het duingebied. In het duingebied is het hard werken. Over zandpaden gaat het alsmaar op en af. Het wordt een pittige tocht. Het is opvallend hoeveel Duitse toeristen hier rondwandelen. Misschien trekt de Nordsee en het strand hun aan. Dat is eigenlijk al decennia van jaren het geval. Vroeger had iedere Duitser zijn eigen kuil op het strand, maar dat terzijde. We wandelen langs het Atlantikwall Museum. De Atlantikwall was zo’n 5000 km lange verdedigingslinie, die de Duitse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft aangelegd ter voorkoming van een geallieerde invasie.

Het wandelen is inmiddels werken geworden, werken op karakter. Als er ruim 21 km door ons is afgelegd hebben we een pauze en kunnen we de onderdanen ietwat rust gunnen. Maar even is ook even. Niet dat we haast hebben, maar bij lang rusten worden de spieren ietsjes stram. Het blijft bij een kopje koffie naar binnen werken en weer op pad. Terug naar de duinen. Over smalle slingerende zandpaden gaat het weer op en af. Achter ieder heuveltje is een ander heuveltje. Ongeveer twee kilometer verder bereiken een hoge duin en dalen af naar het strand. Op het strand is het prima toeven. Het zand is hard en prima te belopen. Helaas duurt de strandwandeling slechts 910 meter. Dat had een paar kilometer meer mogen zijn. Afijn, goed voor een andere keer. Ter hoogte van de eerstvolgende duinopgang worden we weer het duingebied ingestuurd. De duinopgang wordt nu iets minder snel en soepel dan de vorige opgang genomen. Dat komt omdat we daar niet zo best in getraind zijn. Maar we komen wel boven.

Ook aan het duingebied komt een eind, zoals aan alles een einde komt en we keren terug naar de geestgronden, het domein van de bloembollenbranche. Ik geniet met volle teugen van de prachtige weidse blikken en van de traditionele bollenschuren. Op het Westeinde treffen we een vijf traveeën breed gebouw met vier zuilen uitgevoerd in de Dorische orde aan. Aan de voorgevel prijkt de naam De Heerlijckheit Dyckenburch. Dit is een fameus bouwwerk, een paleisje en het staat zelfs te koop. Ik geef de mogelijkheid tot koop graag aan een ander. Het prijskaartje is mij niet bekend en ik zal het daarom ook niet opvragen. U ziet, mijn gunfactor is groot. Inmiddels zijn we terug bij de verzorgingspost waar nu een kopje koffie of een bekertje limonade aan de wandelaar aangeboden wordt. Wel tegen inlevering van een bonnetje. M’n wandelmaat haalt een steentje uit z’n schoen en daarna gaan we samen verder. Het gehele wandelpeloton is compleet uiteengeslagen. We zien niemand voor ons, maar ook niet achter ons. Dus doen we het goed.

Op weg naar de fruitpost doorkruisen we allerlei kronkelende paden behorende tot het landgoed Nieuw Leeuwenhorst. Hier heeft de parcoursontwerper zijn uiterste best gedaan om de wandelaars iets moois aan te bieden. Vervolgens gaan we over paden die tot het landgoed Klein Leeuwenhorst behoren. We ruiken zo langzamerhand de finish en op een gegeven moment betreden we een boerenlandpad. Dit is een juweeltje van een pad en we zijn weg van het asfalt. Laten we zeggen een geslepen diamant onder de boerenlandpaden. Het pad eindigt bij de Leidsevaart waar de fruitpost is ingericht. Een sappige mandarijn en dan hebben we nog ruim 2½ km te gaan. Laten we die kilometers maar meteen vergeten en we zijn terug van weggeweest.

Wat het discussiepunt omtrent de tenaamstelling van Voorhout betreft, daar zijn we niet uitgekomen. Zonder universitaire opleiding kan ik zeggen dat we geen significant verschil tussen beide verklaringen konden ontdekken. Het maakt ook niet uit, want daarmee vergaat de wereld niet. We hebben een goede conversatie gehad en veel plezier aan de wandeling beleefd. Dat is belangrijk en daarmee hebben we een boel energie opgedaan. Energie waar we de komende week mee vooruit kunnen. Over twee weken mogen we op herhaling en gaan dan naar Noord-Limburg voor een wandeling over de Mookerheide. Mocht er iemand in het bezit zijn van een trompet en over muzikale aspiraties beschikken, men heeft voor Jan Claesen, gestorven in 1634, nog steeds geen opvolger gevonden. Holland’s Got Talent, nietwaar?

Alex Wijsman