Het verslag begint onder de foto
Schotse Hooglander


et draaikiepraam van de dakkapel staat op de kiepstand voor een frisse atmosfeer op de zolderverdieping, een ruimte die ik sinds jaar en dag als werkkamer in gebruik heb. Terwijl ik een artikeltje op m’n laptop schrijf, blaast een onverwachte windvlaag een aantal velletjes papier van mijn bureau. Ook een geboortekaartje kon die rukwind niet weerstaan en dwarrelde vanaf de boekenkast naar de grond. Meteen sta ik op om het venster te sluiten en de weggewaaide spulletjes op te ruimen. Na het bijeenrapen en sorteren van de papieren, vouw ik het geboortekaartje open. Aan de binnenkant lees ik de tekst: ‘Met groote blijdschap geven wij U kennis van de geboorte van onzen zoon, gevolgd door de naam van het kind en de namen van de ouders. En de dag van de blijde gebeurtenis’. Aan de woorden ‘groote en onzen’ is af te lezen dat het nog om een oude spelling gaat. Met andere woorden, het is een poosje geleden. Klopt, het is net na de Tweede Wereldoorlog. De voorzijde toont een alleraardigst prentje, een lief klein naakt mannetje liggend in een kruiwagen tussen een aantal struiken boerenkool. Een gewas dat van september tot februari wordt geoogst voor consumptie. Naast de kruiwagen staat een gezette man gehuld in een blauwe trui met een punthoed op z’n hoofd. Zijn rechterarm heeft hij gebogen tot op de heup en in de linkerhand houdt hij een tabakspijp geklemd. De tuinbroek die hij draagt heeft reparatieplekken ter hoogte van de knieën. Trots kijkt hij naar het prille geluk. En dat prille geluk ben ik. Die man in die tuinbroek is niet mijn vader. O jee nee, verre van dat! Mijn vader en een tuinbroek gaan niet samen, zoals olie niet met water mengt. Kijk eens naar die blote voetjes. Het is niet voor te stellen dat dat mannetje daar later zoveel kilometers op gaat afleggen. Toch heeft hij dat gedaan, zelfs meer dan vijftig jaar. Om er geen genoeg van te krijgen gaat ie komende zaterdag naar Castricum voor de ‘Waterduinentocht’ van WS78.
Geboortekaartje
Bakkum, van Tienhoven hoeve

ls de Intercitytrein in de richting van Den Helder mij op het perron van station Castricum afzet, zijn de eerste wandelaars al op pad. Het is donker als ik het startbureau bij voetbalvereniging Vitesse ‘22 binnenloop. De deelnemers aan de wandeling zijn over het algemeen mannen, maar er zijn ook vrouwen. En juist die staan hun mannetje. Na een kleine warming-up (lees: een kopje koffie) is het mijn beurt om op pad te gaan. Inmiddels heeft de dageraad de donkerte bijna verdrongen. Bij duisternis heb ik moeite met het ontdekken van schildjes en stukjes lint die als markering aan straatmeubilair bevestigd zijn. Dat ligt niet aan de organisatie, maar aan mijn ogen. Aansluiten bij andere wandelaars betekent meer ogen en minder kans op fout lopen. Wandelen is ook een beetje slim zijn. Men kan zoiets ook ervaring noemen, toch! De tocht begint met een wandeling door het dorp nadat het spoor door de stationstunnel gepasseerd is. Op zaterdag liggen de meeste dorpsbewoners nog op bed om uit te rusten van een slopende werkweek en om te genieten van hun vrije dag. Een enkeling is al op pad om een boodschap te doen. Juist die mensen kijken vreemd op als een wandelaar in een iets hoger tempo dan normaal voorbijloopt. Wat is normaal? In het centrum van het dorp is de feestverlichting al ontstoken. De in bomen aangebrachte lampjes branden, dat geeft een prettige sfeer en bij velen een warm gevoel. Bij het Kerkpad passeren we de dorpskerk van Castricum. De uit de 11de-eeuw stammende eenbeukige kerk werd in 1520 met de tot dan toe losstaande toren verlengd. In dezelfde eeuw werden trekbalken en muurstijlen aangebracht om het verder wijken van de schipmuren te voorkomen. In latere eeuwen vonden er ook ingrijpende restauraties plaats; het kerkje is nog steeds in gebruik bij de protestantse gemeente.
Bakkum, Hooischuur bij van Tienhoven hoeve
Zowel wandelaars en controleurs zijn op weg naar Egmond aan Zee

mdat ik later van start ben gegaan haal ik regelmatig wandelaars in. Veel daarvan zijn mij al jaren bekend. Op zich is dat niet heel vreemd, het is net een familie. Nou ja, op een enkeling na. Laten we het niet te gek maken. Soms loop ik met iemand op voor een gezellig onderonsje en dan is het weer ieder voor zich, om vervolgens met een andere wandelaar even bij te praten. Een blik naar het zuiden leert me dat de lucht één grauwe massa is, woelend en zwaar. Vooralsnog is het droog en daar zijn we blij mee, nadat het de gehele avond en nacht heeft geplensd. Hopelijk klaart het straks op. Volgens de meteorologen drijft de neerslag gedurende de ochtend naar het zuidoosten weg. We gaan kijken of ze gelijk krijgen. Langs de buitenrand van het dorp krijgt men een breed zicht op een rij weilanden waar mooie boerderijen zijn te bewonderen. De te belopen paden herken ik van mijn eerste etappe van het Willibrorduspad, een wandeling die op 10 januari jl. onder ijskoude omstandigheden door mij is afgelegd. Voor de tweede maal wordt de spoorbaan naar Den Helder overgestoken en als er 8,7 km is afgelegd staat ons een bekertje soep te wachten. We zijn dan in Bakkum. De soeppost is ingekwartierd in de stal bij de van Tienhoven hoeve, een riante boerderij met roodgele luiken voor de ramen. Naast het hoofdgebouw staat een hooischuur waar het hooi tot aan het dak is opgestapeld. Tegen inlevering van een plastic fiche kan de inwendige mens opgewarmd worden door een bekertje kerriesoep, die overigens prima smaakt. Met een duinkaart in mijn rugzak wordt daarna het duingebied van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord Holland betreden. Op een enkele wandelaar na is het hier rustig toeven. Al spoedig is de plek waar de 20 km-lopers zich afsplitsen van hun 40 km-collega’s bereikt. De 40 km-route gaat rechtdoor om de wandelaars over allerlei leuke paadjes te laten struinen. Het gaat duin op en duin af. Geduldig ligt de volgende duinpan te wachten om dan in de stijgbeugels te gaan om die bij het dalen weer los te laten. Bomen en struiken dragen hun herfsttooi om het in de winter af te werpen. Ook is er een reeks van paddenstoelen te bekijken, maar je moet het dan wel willen zien. Ondertussen weet het zonnetje terrein te winnen waardoor de meteorologen hun gelijk krijgen. Ons vertrouwen in hen was niet geschaad. Nee hoor, echt niet!
Linda en haar zoon Danny
Egmond aan Zee onder een regenboog Zee

en Schotse Hooglander staat op het pad. Jemig, het is een stier. Oppassen dus! Met stoere scherpe horens en een pluk haar voor z’n ogen staart het dikke plompe beest me aan. Kijkt ie nou woest of zachtmoedig? Geen idee, ik weet het gewoonweg niet! Het lijkt me het beste om het dier met een grote boog te passeren, ten minste als we er langs willen. Neen, we moeten er langs of je het wilt of niet, omdat de parcoursbeschrijving dat vereist. Rustig, stap voor stap wordt het dier omzeild om het niet te laten schrikken. Het beest blijft stokstijf staan en kijkt ons onder die haardos stoïcijns na. Zou ie dan toch zachtmoedig zijn? Een boswachter weet zoiets beter dan menig ander. Als we het dier achter ons hebben gelaten, stiefelen we verder of er niets aan de hand is. Hier en daar ontdekken we een duinmeertje, een drinkplaats voor menig zoogdier. Een vijftal ganzen bevindt zich in de plas. Dan ontmoet ik Linda en zoon Danny, samen gaan we verder. Voor de verandering gaat het parcours weer duin op en duin af tot in het grenzeloze. Dat laatste ligt aan de rand van Egmond aan Zee. In een ander duinmeertje zwemmen twee meerkoeten, het is een paartje. Het uitzicht is geweldig. Hier past maar één woord: ‘spectaculair’. En daar wandel je voor, toch! Een ongeplaveide weg verhard met wat steengruis brengt ons bij een vogelbroedgebied. Hier wandelen we noordwaarts pal langs de zeekust. Dan komt de plaats Egmond aan Zee in zicht. Na een winterstalling voor bootjes gevolgd door een appartementencomplex horen we het ruisen van de zee. Daarna ontdekken we de zee en even later de Egmondse vuurtoren, waarna we de boulevard opgaan. Aan de horizon verschijnt een regenboog. Niet alle zeven kleuren (rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet) kan ik ontdekken.
Vuurtoren Egmond aan Zee
Schelpenvisser Toon
Exmoor pony's

o, nu eerst pauzeren, om onze onderdanen wat rust te gunnen. Maar ook om de inwendige mens een oppepper te geven. En dat is ook niet verkeerd. Bij ‘EAZEE’ is zo’n plek. Straks kijken we wat de parcoursontwerpers ons nog meer te bieden heeft. Een tosti is hier het achtste wereldwonder. In mijn leven heb ik heel wat tosti’s verorberd, maar deze behoort tot de buitencategorie. Ge-wel-dig! Het is niet mijn bedoeling om reclame voor het bedrijf te maken, maar de tosti varieert van imposant tot indrukwekkend en is daarnaast lekker. De koffie smaakt overigens ook prima en de benen voelen zoals ze moeten voelen. Dus afrekenen en op pad gaan voor het tweede gedeelte. De wandeling gaat eerst door het centrum van Egmond om daarna de duinen weer op te zoeken. Voor de verandering mogen we weer duin op en af. We krijgen er geen genoeg van. Je waant je op de top van een bergrug. Dan staan er wilde paarden op en langs het pad. Het zijn Exmoorpony’s, ze hebben geen interesse in onze aanwezigheid en blijven rustig grazen. Een trap leidt de wandelaar naar een uitzichtpunt. Het duingebied blijven we volgen tot we terug zijn bij de van Tienhoven hoeve in Bakkum. Inmiddels staat de teller op 29,5 km. De soep is van het vuur en heeft plaatsgemaakt voor koffie en thee. Ook zijn er diverse limonades en andere lekkernijen te verkrijgen. Om de opgelopen dorst te lessen kies ik voor een kopje limonade. Omdat de koffie- en fruitpost vandaag gecombineerd is, krijg ik ook een mandarijn voor de nodige vitamines in mijn handen gedrukt. Terug in het duingebied is stijgen en dalen weer het parool. Geheel begrijpelijk want een vlak duingebied bestaat niet. Na enige tijd betreden we een uitzichtpunt en daarna staat ons een strandopgang te wachten. Op de top daarvan zien we de zee en door het mulle zand dalen we af naar het strand.
Strand, golven en een eenzame fietser
Rommel op het strand en in zee achtergelaten

loeterend door het mulle zand begeven we ons rechttoe-rechtaan op de zee af. Het is vloed waardoor het strand smal is. Dicht bij de zee is het zand steviger en beter te belopen. Bij iedere stap zak je daar niet diep in het zand weg. Badgasten laten verstek gaan, logisch want het is daar niet het seizoen voor. Voetafdrukken wijzen twee kanten op. Sporen van wandelaars en dagjesmensen die ons zijn voorgegaan. Als een invasie bestormen golven het strand om zich daarna op commando weer terug te trekken. Een natuurverschijnsel dat zich alsmaar voordoet. Dag in dag uit, week in week uit, tot in het oneindige. Zeeschuim ligt in groten getale op het strand. Het zijn algen die in zee leven. Wanneer ze afsterft komt er eiwit vrij dat door de golven wordt opgeklopt tot een soort sopje. Als je er inkijkt en de zon schijnt zie je allerlei mooie kleurtjes. Tussen het zeeschuim loop ik zigzaggend voorwaarts. Het uitzicht is grandioos en verre van beklemmend. Strand, frisse wind en rollende golven zijn elementen die me doen denken aan de zomers van de sixties. Nostalgische gevoelens en mijn jeugdjaren. Nu reeds meer dan een halve eeuw geleden. Denken aan vervlogen tijden doen oude mensen. Daar is niets mis mee. Het waren jaren van plezier en onbezorgdheid, maar ook van muziek en balsporten. De jeugd ontdekte een nieuwe wereld. Terwijl nummers als ‘Hanky Panky’ van Tommy James & The Shondells, ‘Silence is Golden’ van The Tremeloes en ‘Sloop John B.’ van The Beach Boys uit het kleine transistorradiootje kraakten, speelden wij een partijtje volleybal op het strand. Tussen twee stokken – gevonden wrakhout – hadden we een touw gespannen dat als net fungeerde. Het spel werd afgesloten met een duik in zee. In de namiddag renden we op het nummer ‘Keep on Running’ van Spencer Davis terug naar het station om de trein naar Amsterdam te halen. Een flacon zonnebrandcrème ontbrak aan onze uitrusting waardoor we als rode kreeften thuiskwamen. Het radiootje – gekocht van geld verdiend met auto’s wassen – heb ik nog in mijn bezit. Ja, en het kraakt ook nog. Met die sentimentele gevoelens wandel ik nu langs de vloedlijn, waar schelpen onder mijn schoenzolen kraken.
Kabouterhuisje in een boom
Kabouterhuisje in een boomstronk

en drieteenstrandloper pikt voedsel uit zee en wordt door deze tweebenige strandloper op de foto gezet. Het voedsel zoekt hij heel behendig. Hij rent daarbij heen en weer met de aanrollende en terugstromende golven mee en pikt wat eetbaar is van de waterlijn. Bijna het gehele jaar kom je ze tegen, alleen in de zomer zijn ze even in hun noordelijke broedgebieden. Een kilometer verder verlaten we bij een houten paal het strand en klimmen een duin op. De duinen zijn breed en hoog. Het is een flinke inspanning en kost mij veel energie. De tijden dat wij er tegenop vlogen behoort tot het grijze verleden. Maar ik kom boven tot aan de top en dan er overheen, altijd nog sneller dan de gemiddelde dagjesrecreant. Ik en over de top, klinkt een beetje raar. De duin dan. Op de parkeerplaats bij de strandopgang hangt aan een plank allerlei troep dat door de mens in zee en op het strand is achtergelaten. Het is confronterend en indrukwekkend tegelijkertijd. Niet doen dus en opruimen je rotzooi. Via de Glop- en Lepstukken nadert het eind van de wandeling. Op het klinkerweggetje dat van Huis ‘Kijk Uit’ naar de finish leidt kan men nog enkele kabouterhuisjes vinden. Je moet dan wel goed opletten. Ze zijn klein met elk een laddertje voor de deur. Grote kabouterhuizen bestaan niet, hier langs de weg is het bewijs. Ik heb er twee kunnen ontdekken waar de voordeur gesloten was. Misschien wilden de kabouters geen pottenkijkers hebben of ze zijn met vakantie. Tja, daar is moeilijk achter te komen. Er is nog een halve kilometer te gaan en dan is het eindpunt bereikt. Terwijl Linda en Danny nog onderweg zijn, zitten vader Abraham en Cisca rustig in de kantine van Voetbalvereniging Vitesse 22 op hun aanhang te wachten. Volgende keer is de WS-wandeling in het Gelderse plaatsje Wehl. Aldaar brengen we een bezoekje bij de Achterhoekse dorpjes Laag Keppel en Hummelo. Het lijkt me een mooie wandeling. Het wordt in ieder geval Høken. Normaal toch!

Alex Wijsman