Dit is het wapen van Vught. 
Dit wapen is te vinden op de  www.ngw.nl
Terug naar de homepage van Henri Floor Vught en omgeving

Vught is een aantrekkelijke, groene woongemeente. Het dorp ligt op een steenworp afstand van Den Bosch en daarmee zijn alle stadsvoorzieningen binnen handbereik. Aan de andere kant heeft Vught ook de rustige, aangename sfeer van een dorp, omgeven door bossen en natuurschoon. Bovendien ligt het dorp op een knooppunt van wegen en heeft het een eigen station. Ook daardoor is wonen in Vught van oudsher voor velen zeer gewild.

Cijfers en kengetallen
De gemeente Vught bestaat uit de dorpen Vught en Cromvoirt en heeft een oppervlakte van 3450 hectare. De gemeente telt 25.166 inwoners.

De naam Vught
De naam ‘Vught’ komt van het woord ‘fuchte’ of ‘vocht’ en dit wijst op de vochtige grond waarop het dorp is ontstaan. Vught moet vroeger een belangrijke plaats zijn geweest, want al in 1028 en 1050 was ze in het bezit van munt- respectievelijk tolrecht.


Het water als vriend Een belangrijk ‘wapen’ in de verdediging tegen vijandelijke troepen was het water. Het ‘gewone’ strategische belang van rivieren, beken, dijken en bruggen werd versterkt door de opzettelijke inundatie* (onderwaterzettingen) van het gebied rond ’s-Hertogenbosch. De eerste inundaties werden uitgevoerd aan het einde van de zestiende eeuw met het water van de Dommel en de Aa. Na de inundatie was ’s-Hertogenbosch behalve via Hintham, alleen nog via Vught bereikbaar. Gaandeweg werd het inundatiesysteem geperfectioneerd en door waterbouwkundige werken beter beheersbaar. Daardoor kreeg ook Cromvoirt strategisch belang. De Cromvoirtsedijk was de zuidgrens van het inundatiegebied ten westen van Vught en ’s-Hertogenbosch. Bovendien kwamen in Cromvoirt belangrijke wegen van en naar het westen samen (de St.-Lambertusstraat- Cromvoirtseweg en de (Oude) Loonsebaan). Westelijk van Cromvoirt lagen aan deze wegen twee belangrijke bruggen over de Zandleij, onder andere de Loverensebrug. Het strategisch belang werd al vóór 1850 onderstreept door de aanleg van verdedigingswerken bij deze bruggen.
Vught en Cromvoirt speelden een rol bij zowel de Boven- inundatie als de Benedeninundatie, respectievelijk ten oosten en ten westen van Vught. De inundatiegrens liep langs de lijn van Hintham, de Eikendonk ten noorden van Vught, de ringdijken rond Den Dungen en Sint-Michielsgestel, de hoge gronden bij Vught, de Vughtse en Helvoirtse Heide naar de Melkdijk onder Drunen, die de westgrens vormde. Om de wateroverlast te beperken groef men in 1766 ten oosten van Drunen de Baardwijkse Overlaat, ter verbetering van de waterafvoer rond ’s-Hertogenbosch. De overlaat werd in werking gesteld als het ‘militaire peil’ van 4,11 m +NAP was bereikt.

Het strategisch landschap rond vught
Vught, voor het eerst vermeld in 1028 als Fughte, ligt op een uitloper van de hoge zandgronden in de lager gelegen en soms moeilijk begaanbare Maasvallei. In het noorden sluit de landtong aan op geïsoleerde, hogere delen in het landschap. Op één daarvan stichtte de hertog van Brabant aan het einde van de twaalfde eeuw een nieuwe stad: ’s-Hertogenbosch. Hier ontstond een knooppunt van belangrijke land- en waterwegen: de Maas, Aa en Dommel en de landroutes naar het zuiden (Eindhoven-Luik), het westen (Tilburg-Breda) en noorden. Misschien was Vught daarom al in de Romeinse tijd een plaats van betekenis. Die betekenis werd echter pas groot door de succesvolle opkomst van ’s-Hertogenbosch. Deze vooruitgeschoven noordelijke vesting* in het hertogdom was aanvankelijk belangrijk in de strijd tegen de noordelijke ‘aartsvijand’ Gelre met als laatste de verwoestende strooptochten van de nietsontziende Maarten van Rossum. In de zestiende eeuw verplaatste het strijdperk zich naar de zuidkant van ’s-Hertogenbosch. Vught werd nu de eerste verdedigingslinie* tegen aanvallen uit het zuiden. Vught was er niet gelukkig mee. Eeuwenlang werd het dorp geteisterd door passerende huurlegers, gedwongen inkwartiering, plundering, brandschatting, vordering, tewerkstelling van de inwoners en een positie midden in de vuurlinie.

De nederlandse opstand (1568-1648)
In de eeuwenlange strijd rond Vught speelde de Tachtigjarige Oorlog een grote rol. In 1568 ging de Nederlandse opstand tegen het Spaanse bestuur over in een regelrechte oorlog en marcheerden Spaanse troepen de Nederlanden binnen. De vesting ’s-Hertogenbosch was belangrijk als voorpost in de verdediging tegen Spaanse troepen en als uitvalsbasis naar het zuiden. Vught lag daarbij vaak in de frontlinie en werd in 1583 zelfs gedeeltelijk in brand gestoken. Voor herstel van de schade en het opwerpen van versterkingen ronselde men vaak Vughtenaren. Het gehucht Het Reut en de voorstad Franckenhofstad (de bebouwing buiten de Bossche Vughterpoort) vielen als eerste ten prooi aan de belegeringen en aanvallen (o.a. in 1580, 1583 en 1601). Uit strategische overwegingen brak men beide gehuchten tot de grond toe af en op de plaats waar Het Reut gelegen had bouwde men Fort* Isabella.
De oorlog met Spanje beleefde in 1629 een hoogtepunt met het beleg van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik. Hij leidde de aanval vanuit zijn Vughtse hoofdkwartier in het huidige Reeburgpark, liet de Dommel ter hoogte van lunet* VIII en ’t Vaantje aan de overzijde afdammen en liet een dubbele ring van veldversterkingen aanleggen bestaande uit een contravallatie-* en circumvallatielinie*. Een ‘contravallatielinie’ diende om ’s-Hertogenbosch te belegeren en een ‘circumvallatielinie’ daaromheen om een eventueel ontzettingsleger te weerstaan. Vught lag tussen deze linies* in en moest duizenden manschappen huisvesten. Uiteindelijk viel ’s-Hertogenbosch in handen van Frederik Hendrik en braken er voor Vught rustiger tijden aan. Van de talloze vestingwerken* die in deze periode werden aangelegd zijn er nog enkele bewaard gebleven.

De oorlog met Frankrijk (zeventiende tot negentiende eeuw)
Toen de Franse koning Lodewijk XIV in 1672 de Nederlanden aanviel, lag Vught opnieuw in de frontlinie. Bij de Franse belegering van ’s-Hertogenbosch in 1794 diende Vught als hoofdkwartier voor de aanvallers. Veel Vughtenaren ontvluchtten het dorp terwijl de achterblijvers te maken kregen met gedwongen inkwartiering, plunderingen en vorderingen. In 1813 speelde Vught een belangrijke rol in het verdrijven van de Fransen. Pruisen en Russen (Kozakken) waren in Vught gelegerd en hadden met behulp van Vughtenaren en Bosschenaren een ontzettingsaanval opgezet. Hoewel de Fransen daarvan op de hoogte waren en ook klaarstonden, hielden zij het na een half uurtje voor gezien omdat het vanuit Vught opvallend rustig bleef. Het toeval wilde echter dat de Vughtse klok een half uurtje achterliep. Juist toen de Fransen zich hadden teruggetrokken, kwam de aanval die hun lot bezegelde.

De Belgische opstand (1830)
In 1815 waren de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tot één staat samengevoegd. Een volksopstand in Brussel in 1830 leidde echter tot de afscheiding van de zuidelijke Nederlanden, het latere België. De vestingwerken in Noord-Brabant lagen nu weer in de voorste linies. Om de opstand neer te slaan stuurde koning Willem II in augustus 1831 troepen naar het zuiden (de Tiendaagse Veldtocht). Zij verschansten zich onder andere op de heidevelden bij Vught en Cromvoirt waar zij nieuwe versterkingen aanlegden. Bovendien werd de wijde omtrek onder water gezet. Omdat de koning de strijd niet wilde opgeven, werd nog in 1844 begonnen met de bouw van een permanent legerkamp op de Vughtse Heide, dat beschermd werd door acht grote lunetten* die in een boog ten zuiden van Vught lagen. Toen uiteindelijk toch de grens tussen Nederland en België werd vastgelegd, keerde in Vught de rust weer.

De tweede wereldoorlog
Vught bood van oudsher onderkomen aan legeronderdelen, deels in de oude verdedigingswerken, deels in nieuwe behuizingen. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren dit onder andere de Frederik Hendrikkazerne* (1936) en nieuwbouw op het Fort Isabella. Hier lagen vooral gemotoriseerde onderdelen, zoals het Regiment Wielrijders, het Eerste Eskadron Pantserwagens en een regiment Huzaren-Motorrijders. Ook het hoofdkwartier van de territoriaal Bevelhebber in Noord-Brabant stond in Vught en de staf van het Derde Leger nam in september 1939 zijn intrek in de gebouwen van Regina Coeli aan de Helvoirtseweg. Nadat Duitse troepen in mei 1940 de Maaslinie en Peel-Raamstelling* hadden doorbroken, trokken de Nederlandse troepen zich terug achter een geïmproviseerde linie achter de Zuid-Willemsvaart. Het hoofdkwartier van de verdediging werd verplaatst naar Vught. Op 12 mei trokken de eerste Duitse troepen Vught binnen. Sindsdien werd het areaal aan verdedigingswerken in Vught verder uitgebreid. Onder Duits bewind werd ook het Konzentrationslager Herzogenbusch aangelegd, beter bekend als Kamp Vught. Dit zou ruim 31.000 gevangenen herbergen van wie er circa 15.000 eindigden in de vernietigingskampen in Oost-Europa. Ook in het kamp zelf stierven veel mensen, door ziekte, ontbering of executie op de fusilladeplaats in lunet II.
Op 22 oktober 1944 begon de geallieerde aanval (Operatie Pheasant) op westelijk Noord-Brabant. Hoewel de opmars voorspoedig verliep, boden de Duitse troepen rond ’s-Hertogenbosch hardnekkig weerstand om de belangrijke verbindingen met het noorden te behouden. De leiding lag in handen van generaal Kurt Student die mogelijk bevel voerde vanuit villa Huize Bergen of de tegenoverliggende Villa Roucouleur. Onderdeel van Operatie Pheasant was de zuidelijke aanval op Vught en ’s-Hertogenbosch onder de codenaam Operatie Colin. Deze werd uitgevoerd door eenheden van de Schotse 51e Highland Division, de 1e en 7e Black Watch en de 7e Argyll and Sutherland, ondersteund door tanks van de 1st Northamptonshire Yeomanry. Bij het psychiatrisch Ziekenhuis Reinier van Arkel aan de Boxtelseweg stuitten zij op een Duitse versperring. De Britten die hier sneuvelden en een Schotse soldaat, liggen begraven op de Algemene Begraafplaats aan de St.-Elisabethstraat. Op 26 oktober 1944 wisten de geallieerden de Duitse troepen uit Vught te verdrijven. Het deel van Vught benoorden de spoorlijn en Cromvoirt werd pas de volgende dag bevrijd.

Vught nu
In Vught staan nog veel militaire bouwwerken of resten daarvan, die deels nog in gebruik zijn. In tegenstelling tot vroeger liggen deze nu vooral buiten het dorp. In Vught zelf liggen nog veel resten die getuigen van een roerig militair verleden. Door dit grote aantal bijzondere militaire bouwwerken heeft Vught een aparte plaats in de geschiedenis van de militaire architectuur. De nummers in de tekst verwijzen naar de nummers op de kaart.

Een van de oudste ‘militaire’ bouwwerken in Vught is kasteel Maurick, gelegen op een eilandje bij de Dommel. Het werd waarschijnlijk in de veertiende eeuw gebouwd door Jan Liescap en zijn zoon Gijsbrecht, die beiden ook betrokken waren bij de vestingbouw van ’s-Hertogenbosch. Het kasteel zou zijn vernoemd naar Hendrik van Maurick of Mauderic wiens vrouw het gebouw omstreeks 1400 erfde. Het oudste deel, de poort, dateert nog uit de vijftiende eeuw. Vanaf 1504 werd het kasteel verschillende keren ingrijpend verbouwd, als laatste kort voor 1900 toen het zijn huidige vorm kreeg. Kasteel Maurick is een sprekend voorbeeld van een zogenaamd ‘coulissenkasteel’: imposant van buiten, maar niet echt geschikt om aanvallen te weerstaan.
Het kasteel is lange tijd in bezit geweest van het geslacht Heym. Daarom wordt het ook wel aangeduid als ‘Heymhuisinghe’. Het familiewapen, een rode zespuntige ster op een zilveren veld, prijkt nog steeds op de voorgevel. Op de binnenplaats bevindt zich tegen een muur de grafzerk van jonker Aert Heym, legeraanvoerder van de Bossche milities die in 1527 het stamslot van de Gelderse Maarten van Rossum verwoestten. Ten noorden van Maurick ligt Muyserick en vervolgens het in 1555 als ‘kasteeltje’ aangeduide Huis Couwenburg. Kasteel Maurick vormde een tijdlang samen met (de verdwenen huizen) Couwenburg en Lijdegerman (onder Vught) en de aan de overzijde van de Dommel liggende huizen Oud Herlaer en Haanwijk een provisorische verdedigingsgordel. Maurick deed vaak dienst als onderkomen van de legeraanvoerders die zich in Vught ophielden. Prins Maurits eigende zich het kasteel toe bij het beleg van ’s-Hertogenbosch in 1601 en 1602. Tijdens het beleg van 1629 verbleef Frederik Hendrik er.
Ook de commandant van de Pruisische troepen die in 1813 ’s-Hertogenbosch vanuit Vught aanvielen, hield er enige tijd verblijf. Het hardstenen sluisje (1868) bij het kasteel speelde een belangrijke rol bij het inunderen van het aangrenzende gebied. Tegenwoordig bevindt zich in een deel van het kasteel een restaurant. Het kasteel en het omliggende landgoed zijn grotendeels voor publiek vrij toegankelijk. Vanaf de binnenplaats hebt u zicht op Huize Muyserick, oorspronkelijk het jachthuis van kasteel Maurick, dat al in de vijftiende eeuw wordt vermeld. Het huidige huis dateert van het einde van de achttiende eeuw. Een van de bewoners was de joodse familie Philips, eigenaar van de Bossche sigarenfabriek ‘Antonio’. De in de oorlog omgekomen dochter Fanny werd vanwege haar later gevonden brieven ook wel de ‘Bossche Anne Frank’ genoemd. Het terrein van Huize Muyserick is voor publiek gesloten. Ten zuiden van kasteel Maurick ligt de grafkelder van de familie Van Beresteyn die van 1679 tot 1884 eigenaar was van het kasteel. In het mausoleum liggen acht leden van deze familie begraven. Boven de centrale, dichtgemetselde toegang prijkt nog het familiewapen.
Om kasteel Maurick te bereiken kunt u vanaf de St.-Michiels- gestelseweg het bospad links van Huize leeuwenhof inrijden. Na enige tijd passeert u een smeedijzeren poort, ga vervolgens linksaf de laan in. Aan het einde ziet u kasteel Maurick. 4 Leeuwenhof / Villa Orelio, St.-Michielsgestelseweg 1c In 1900 liet de destijds beroemde opera- en concertzanger Joseph Orelio de Villa Orelio bouwen, ook wel bekend als Villa Amelie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was dit een van de vele luxueuze panden in en om Vught die door de bezetter werden gevorderd. De Villa Orelio, nu Leeuwenhof, werd als woning gevorderd voor W. Ritterbusch, Beauftragte voor Noord-Brabant (hoogste vertegenwoordiger van de provincie).

Lunet VIII
Als u de St.-Michielsgestelseweg een stukje in oostelijke richting volgt, komt u bij de Pestdijk en hebt u zicht op lunet VIII en veerhuis ’t Vaantje aan de overzijde van de Dommel.
Lunet VIII
nu gelegen op privé-terrein en niet toegankelijk, wordt doorsneden door de Pestdijk die rond 1666 werd aangelegd om het verkeer van Boxtel naar ’s-Hertogenbosch om Vught heen te leiden waar toen de pest heerste. De Pestdijk voert door de lunet en verder langs de Dommel naar kasteel Maurick. Aan de overzijde van lunet VIII staat veerhuis ’t Vaantje. Hier werd tijdens het beleg van 1629 de Dommel afgedamd. Enkele lage dijken en houtwallen haaks op de Dommel zijn resten van de bijbehorende linies. 6 Park Reeburg, Boxtelseweg-Park Reeburg
Dat de locatie van het huidige park van oudsher strategisch betekenis had, blijkt uit het feit dat Frederik Hendrik hier in 1629 zijn versterkte hoofdkwartier vestigde. Hier liep ook een deel van de circumvallatielinie. Een deel van de bijbehorende gracht* vormde lange tijd de westgrens van het landgoed, later park. Het park maakte vroeger deel uit van landgoed Reeburg en bevatte een landhuis met kasteelachtig voorkomen dat in 1825 gebouwd was voor baron A. van Rijckevorsel van Kessel. De tuin was aangelegd in de Engelse landschapsstijl. In 1937 werd het aangrenzende Raadhuispark (7) aangelegd naar een ontwerp van D.F. Versteeg. Tijdens de Duitse bezetting en na de bevrijding huisvestte het pand achtereenvolgens Duitse en geallieerde troepen waardoor het in deplorabele toestand raakte. Uiteindelijk werd het in 1952 gesloopt. Wat nog resteert is een deel van de tuinen. Volgens sommige bronnen moet hier lunet VII (nr. 38, aangelegd omstreeks 1845) hebben gelegen, maar deze bevond zich in werkelijkheid iets meer naar het zuiden, vóór Huize Roucouleur aan de Glorieuxlaan. Het park is voor publiek vrij toegankelijk.

In Vught lagen van oudsher grote landhuizen, vaak met omgrachting en temidden van een landgoed of tuin. Hiertoe behoorden Zionsburg (oorspronkelijk huis uit 1663, vernieuwd in 1882), Reeburg en Couwenburg (in 1555 omschreven als ‘kasteeltje’). Het landhuis Leeuwenstein, oorspronkelijk anderhalflaags onder een zadeldak, werd in 1753 gebouwd in opdracht van Johan van Heurn. In 1794, tijdens de inname van ’s-Hertogenbosch door de Fransen, vonden hier de onderhandelingen over de overgave van de stad plaats tussen de Franse generaal Charles Pichegru en een Bossche delegatie. In 1899 werd het huis gesloopt en vervangen door een nieuwe villa met dezelfde naam naar een ontwerp van J. Dony. Het gebouw kreeg zijn huidige aanzien tussen 1936 en 1937 na een verbouwing onder leiding van architect H.W. Valk. Het gebouw is nu in gebruik als raadhuis van de gemeente Vught. 8 Sint-Lambertuskerk en toren, hoek Taalstraat-Helvoirtseweg Het koor van deze gotische kerk dateert uit circa 1500.
De rijksversierde toren in Kempische gotiek werd opgetrokken in 1560. De kerk had veel te lijden van de gevechten rond ’s-Hertogenbosch in 1603 en kwam na 1629 in protestantse handen. Uiteindelijk werden de restanten van het schip in 1819 afgebroken. Gedurende de Franse belegering van ’s-Hertogenbosch in 1794 was de kerk ingericht als militair hospitaal. In de Tweede Wereldoorlog stond op de toren een permanente wachtpost van de Luchtbeschermingsdienst. Bij luchtaanvallen moest deze de inwoners van Vught waarschuwen.

Het Vughts Historisch Museum geeft een indruk van de geschiedenis en de ontwikkeling van het karakter en de specifieke aspecten van de gemeente Vught. Bijzonder is de uitgebreide collectie voorwerpen uit het voormalige kamp Vught.

Zuidelijk van ’s-Hertogenbosch loopt een smalle zandrug naar Vught. Deze vormde een acces* (een toegang) van groot strategisch belang. Hier stond dan ook de Vughter- of Pickepoort, die al wordt vermeld in 1399. In 1543 verwoestte de Gelderse legeraanvoerder Maarten van Rossum de voor deze poort gelegen gehuchten Franckenhofstad en Het Reut. waarna hij plunderend doormarcheerde naar Vught en de rest van de Meierij. Om herhaling te voorkomen werd de bebouwing buiten de poort in 1580 afgebroken en vervangen door een ravelijn* of demi-lune*. De vorm hiervan zou nog aanwezig zijn in het Vughtereiland onder de brug dat sinds kort weer toegankelijk is gemaakt. Bovendien bouwde men ter hoogte van de slagboom op de hooggelegen weg tussen ’s-Hertogenbosch en Vught omstreeks 1597 Fort Sint-Anthonie. Het omliggende terrein werd afgegraven zodat het geïnundeerd kon worden. Fort Sint-Anthonie bestreek zowel het acces vanuit Vught, als de Dommel die hier dicht langs de vestingmuren stroomde. Later moest het ook Fort Isabella (1617) ondersteunen en de spoorbaan (1872) naar Vught bestrijken. Oorspronkelijk was het fort een onregelmatige vijfhoek met vier bastions* en een gebroken courtine* aan de keelzijde*, omgeven door een gracht met buitenwerken*. Een poort aan de keelzijde leidde naar een losse houten brug die uitkwam op de
Het fort werd enkele keren verbouwd, onder meer omstreeks 1750, om het geschikt te maken voor de bescherming van de hoger gelegen Vughtse en Cromvoirtse Heide. Omdat de aarden wallen aan de Dommel regelmatig schade opliepen door water of kruiend ijs, werden zij bekleed met een revêtement*.
Ingrijpend waren de wijzigingen in 1887 bij de Vughterweg, waarbij het westelijke deel van het fort grotendeels verloren ging. In 1910 werd het fort als vestingwerk opgeheven. Op het zuidoostelijke bastion werd in 1934 het woonhuis van de architect H.W. Valk gebouwd die een deel van de revêtementsmuur* als fundering gebruikte. Van het fort zijn het zuidoostelijke bastion en de courtine* nog goed zichtbaar.

Het Bossche Broek
Tussen Vught en ’s-Hertogenbosch ligt een laag, drassig gebied (broek) dat van oudsher deel uitmaakte van het strategisch landschap rond de vesting en dat eenvoudig, door het afdammen van de Aa en Dommel, onder water gezet kon worden. De open ruimte leverde een perfect schootsveld op. Mede hierdoor is het gebied tot op heden onbebouwd gebleven. Het Bossche Broek grenst direct aan de gracht en muren van de vesting en is vanuit Vught via de brug aan de Paardensteeg (pal ten noorden van de A65) bereikbaar.

Straatweg Vught-’s-Hertogenbosch (Vughterweg)
De twee belangrijkste wegen naar de vesting ’s-Hertogenbosch liepen vroeger via Vught vanuit het zuiden en Hintham vanuit het oosten. Deze toegangen waren van groot strategisch belang. Om het zuidelijke acces te sluiten werd kort na 1597 Fort Sint- Anthonie aangelegd, omstreeks 1618 gevolgd door het grotere Fort Isabella. Ook de weg zelf werd regelmatig aangepast. In 1646 werd de dijk onder de weg bezet met stenen en op zeven plaatsen doorgraven om de inundatie te verbeteren. Sindsdien had de weg zeven bruggen waarvan de Rode Brug bij Fort Isabella de belangrijkste was. Vervolgens werd de weg enkele keren opgehoogd: in 1661, 1731, 1823 en na het gereedkomen van de Stelling Vught in 1844- ’48. In 1741 werd besloten een nieuwe rechte weg aan te leggen tussen Fort Isabella en Vught. De weg kwam nog wel aan de noordzijde – via de Reutse Dijk – het fort in, maar ging er voortaan aan de oostzijde uit. Om de weg in geval van een aanval te kunnen bestrijken, moest het fort worden aangepast. Om de doorgang zo smal mogelijk te houden werden de hoge gronden westelijk van de weg afgegraven. De spoorweg van ’s-Hertogenbosch naar Boxtel die in 1872 werd aangelegd, kruiste de straatweg ter hoogte van Fort Isabella tweemaal. Daarom werd in 1887 besloten een nieuwe rechte weg aan te leggen vanaf de Vughterpoort, dwars door Fort Sint-Anthonie en langs de oostzijde van Fort Isabella. De spoorwegovergang ten oosten van Fort Isabella kon daarmee vervallen. Het zand voor deze werken werd gewonnen uit het nog bestaande Heunwiel ten zuidoosten van het fort.

Marechausseekazerne, Vughterweg
Waar vroeger het westelijke deel van Fort Sint-Anthonie lag, werd in 1913 de kazerne gebouwd voor de Brigade ’s-Hertogenbosch van de Koninklijke Marechaussee, de militaire politie. Het complex werd in 1957 uitgebreid met een gebouw dat tot voor kort dienst deed als officiersmess en officiershotel van het garnizoen. Bij de kazerne verrezen ook enkele nog bestaande officierswoningen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd de kazerne grondig gerenoveerd. Recent is een deel van het complex afgebroken en vervangen door nieuwbouw.

Fort Isabella, Reutsedijk
Op de plaats van Fort Isabella lag vroeger het gehucht Het Reut, dat door zijn strategische ligging op de landtong ten noorden van Vught vaak het toneel was geweest van oorlogshandelingen. Over deze niet te inunderen hoogte liep de zuidwestelijke toegangsweg naar ’s-Hertogenbosch. Nadat Het Reut in 1582 was belaagd door Staatse troepen werd besloten het af te breken en de bomen te rooien om aanvallers van dekking te beroven. Ter hoogte van Het Reut bouwden Spaanse troepen een schans* die in 1603 tijdelijk door prins Maurits van Oranje werd ingenomen. Omstreeks 1615 werd besloten hier een fort te bouwen dat vernoemd werd naar Isabella Clara Eugenia, destijds hertogin van Brabant en dochter van de Spaanse koning Filips II. Het fort werd zodanig op de Reutsedijk geplaatst dat niet rechtstreeks op de zuidelijke toegangspoort van ’s-Hertogenbosch (de Vughterpoort) kon worden gevuurd. Ter verbetering van de lokale inundatie werd de verhoogde weg aan de keelzijde van het fort in 1646 onderbroken en voorzien van zeven bruggen, waarvan de Rode Brug de bekendste was.
De bouw van de forten Sint-Anthonie en Isabella hing samen met de wijze waarop men vanaf de jaren negentig van de zestiende eeuw de vestingstad voor verovering wilde behoeden. Op hogergelegen gronden en wegen werden versterkingen gebouwd die de accessen moesten afsluiten. Daarnaast ging men over tot het inunderen van terreinen, hier ter plaatse door het afdammen van o.a. de Dieze, Aa en Dommel en het inlaten van Maaswater. In 1629 speelde Fort Isabella een grote rol bij de inname van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik. Na inname werd vanuit dit fort de beslissende aanval op de stad ondernomen, waarbij een bres in de stadswal werd geslagen en de vesting werd ingenomen. Na de aanleg van de lunetten rond Vught tussen 1844 en ’48 werd Fort Isabella een steunpunt . Na 1870, toen het beschikte over 11 stukken geschut, bestreek het ook de spoorlijn naar Eindhoven. Het fort werd voor dat doel uitgebreid met een rechtlijnige batterij* met natte gracht als flankstelling*.
In 1886 werd Fort Isabella als vestingwerk gedeclassificeerd* en in 1914 definitief opgeheven. Tussen 1915 en 1917 werd alle bebouwing afgebroken en de huidige Isabellakazerne opgetrokken. In de Tweede Wereldoorlog werd de kazerne onder andere gebruikt door afdelingen van de SS en de Landweer, een onderdeel van de NSB. Na de oorlog huisvestte het fort onder meer Stoottroepen, een regiment lichte luchtdoelartillerie en een kaderschool voor de infanterie*.
Oorspronkelijk was Fort Isabella een regelmatige vijfhoek met bastions en drie ravelijnen, omgeven door een natte gracht, enveloppe* en buitengracht. Naar de eisen van de tijd werden wijzigingen aangebracht. Zo bouwde men er een kerkje (1642), barakken en woningen die later weer werden gesloopt. In 1908 ging een deel van de westzijde verloren door de aanleg van het

Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen.
Momenteel is de kazerne in gebruik als opvangcentrum voor asielzoekers en niet voor publiek toegankelijk. De grondvorm van het oorspronkelijke fort is nog goed herkenbaar. Aan de noordwestzijde bevinden zich nog de gracht, twee ravelijnen en de enveloppe. Aan de zuidzijde is nog een deel van de gracht en de wal aanwezig, evenals een groot deel van de buitengracht en de gedekte weg*. Op het huidige binnenterrein zijn alleen de toegangspoort uit 1618 met het daarop geplaatste corps de garde* (wachthuis, 1703) gespaard gebleven.

Frederik Hendrikkazerne, Loyolalaan
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werd de troepenmacht rond ’s-Hertogenbosch en Vught uitgebreid met gemotoriseerde eenheden. In 1936 werd pal ten zuiden van het Drongelens kanaal de Frederik Hendrikkazerne opgetrokken voor het Eskadron Pantserwagens en later voor de huzaren motorrijders. Tijdens de Duitse bezetting huisvestten de gebouwen de SS Polizei Panzerjäger Ersatzkompagnie (1942) en vanaf 1943 de Landwacht, Landstorm en Jeugdstorm. Na de bevrijding bood de kazerne onderdak aan de Stoottroepen en infanterie-eenheden. De kazerne is rijk aan monumenten o.a. voor de Stoottroepen, Nederlands-Indië en de Genie. De kazerne, die overigens niet vrij toegankelijk is, is bereikbaar via de Loyolalaan.

Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen
Dit ruim negentien kilometer lange kanaal, dat bekend staat als het Drongelens kanaal, werd in 1908 gegraven om het overtollige water van de Dommel en Aa af te voeren. Tot dan had ’s-Hertogenbosch regelmatig te kampen met ernstige water- overlast. Het kanaal werd voorzien van kaden tot een hoogte van ruim 2,5 meter. Bij de aanleg werd het noordelijke deel van lunet I afgesneden, evenals het westelijke deel van de buitengracht van Fort Isabella. De Kampdijk, de gedekte gemeenschapsweg* van het fort naar de lunetten, bepaalde de loop van het kanaal ter plaatse. Ten noorden van het kanaal liggen de Gemeentens Weiden of Bosssche Gement, een laaggelegen gebied dat in tijden van oorlog kon worden geïnundeerd tot aan de hogere gronden van de Vughtse Heide en de Cromvoirtsedijk in het zuiden.

Ten westen van Vught, aan weerszijden van de huidige Lunettenlaan, ligt op de Vughtse Heide een groot complex dat vroeger deel uitmaakte van het Konzentrationslager Herzogenbusch (Kamp Vught). Het kamp werd in 1942 gebouwd. Het was het enige SSconcentratiekamp buiten nazi-Duitsland dat onder rechtstreeks commando stond van het SS-hoofdkwartier in Berlijn. De SS had dit kamp nodig omdat de kampen in Amersfoort en Westerbork de toenemende stroom van gevangenen niet meer aankonden. In januari 1943 arriveerden de eerste gevangenen onder wie een groot aantal joden uit Amsterdam. In totaal hebben hier tussen januari 1943 en september 1944 ruim 31.000 mensen gevangen gezeten, van wie er ruim 15.000 zijn gedeporteerd. In september 1944, vlak voor de bevrijding, vertrok het laatste transport naar het oosten.
Ruim 750 mensen in het kamp, waaronder veel (joodse) kinderen, werden slachtoffer van honger, ziekte, mishandeling of executie op de fusilladeplaats in lunet II, net buiten het kamp. Met de nadering van de geallieerden in augustus en september 1944 werden gevangenen massaal gefusilleerd.
Het concentratiekamp vormde een noord-zuidgeoriënteerde rechthoek met reeksen eenvoudige barakken. Op het noordelijke deel stonden een crematorium en een gebouw waar vliegtuigen werden ontmanteld . Het zuidelijke deel, nu de Van Brederodekazerne, was bestemd voor de huisvesting van de bewakers, voor de administratieve en technische diensten van de Duitse kampleiding, de commandopost en voor de woningen van de Duitse officieren. Aan de overzijde van de Lunettenlaan stonden productiegebouwen waar gevangenen dwangarbeid verrichten voor bedrijven zoals Philips en Escotex. Ten zuiden daarvan lag de in kruisvorm gebouwde SS-kazerne, nu Lunettenkazerne, van het Wachtbataillon Nord-West, dat vooral bestond uit Nederlanders in Duitse dienst. Het kamp had een eigen spoorlijn die tussen de lunetten II en III doorliep en aansloot op het spoor naar ’s-Hertogenbosch. Een deel van dit tracé is nu nog te zien. Vanaf 22 september 1944 was het kamp officieel in handen van zuster Hulsman, die zich voordeed als vertegenwoordiger van het Rode Kruis. Tot de bevrijding, in oktober, was de bewaking van het kamp in handen van Vughtse jongens. Na de oorlog diende het kamp als tijdelijke huisvesting voor geëvacueerde Duitsers, van collaboratie verdachte Nederlanders en oorlogsmisdadigers.
In 1949 werd het complex in gebruik genomen door de Genie, die er een opleidingscentrum (GOC) vestigde. De Genie is belast met de aanleg van militaire verdedigingswerken en oefenterreinen, vliegvelden, kazernes, bruggen, etc. De staf betrok de Van Brederodekazerne, de Genieschool de Frederik Hendrikkazerne en het Depotbataljon de Lunettenkazerne. Een deel van het voormalige concentratiekamp is lang in gebruik geweest als het Molukse woonoord Lunetten. Tegenwoordig ligt in het zuidelijke deel de Van Brederodekazerne en, sinds 1974, het Provinciaal Militair Commando, gehuisvest in een geavanceerde, zwaar versterkte verbindingscentrale. In dit deel van het complex werd in 1969 ook het Geniemuseum ondergebracht, dat zich richt op het bijeenbrengen, instandhouden en tentoonstellen van voorwerpen en documenten met betrekking tot het Wapen der Genie en zijn geschiedenis. De verzameling was sinds 1958 gehuisvest in de Willem I-kazerne in ’s-Hertogenbosch, maar verhuisde later naar de Frederik Hendrikkazerne en ten slotte in 1969 naar de huidige locatie in de Van Brederodekazerne. Het museum bevindt zich in de voormalige keukengebouwen van Kamp Vught.

In het noordelijke deel van het voormalige kamp bevindt zich de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld. Het gedeelte rond het crematorium is nu ingericht als het Nationaal Monument Kamp Vught. De overige gebouwen aan de overzijde van de Lunettenlaan zijn in gebruik bij Defensie.

Lunet I
Vanaf het Nationaal Monument Kamp Vught is lunet I te voet bereikbaar. In lunet I zijn de zogeheten barbetten* met oprillen* nog intact. De noordelijke punt van de lunet ging in 1908 verloren bij de aanleg van het Afwateringskanaalkanaal . De lunetten, ook wel aangeduid als Legerplaats Willem II, zijn het rechtstreekse gevolg van de Belgische Opstand. Ten tijde van deze opstand werd het gebied rond Vught beschouwd als kwetsbaar, omdat het niet in zijn geheel kon worden geïnundeerd. Een aanval vanuit het zuiden moest hier dan worden opgevangen door een mobiel veldleger. Hiervoor werden tussen 1831 en ’33 enkele aardwerken* opgeworpen, waaronder de (deels nog bestaande) redoutes* bij Esch en Boxtel en enkele infanteriestellingen* in de vorm van aardwerken met mitrailleurstelling* bij de belangrijkste toegangswegen (o.a. de brug aan het einde van de St.-Lambertusstraat en de Loverensebrug, beide over de Zandleij ten westen van Cromvoirt). Hier bouwde men schansen in de vorm van een gebroken borstwering* met een lengte van vijftien tot vijftig meter. Deze zijn nu grotendeels verdwenen. Enkele jaren later werden deze werken vervangen door grotere. Tussen 1844 en 1848 werden in opdracht van koning Willem II rond Vught acht lunetten aangelegd in een boog tussen de Vughtse Heide en de Dommel. De lunetten bestaan uit een gesloten aardwerk met bastions en een natte gracht. De wallen zijn begroeid met bomen en struiken.
Deze lunetten, genummerd van I tot VIII, sloten het acces tussen de westelijke inundatie van het gebied de ‘Gemeentens Weiden’ en de oostelijke inundatiegebieden ten zuiden van ’s-Hertogenbosch. Opvallend is de locatie van de linie. De lunetten liggen op nagenoeg dezelfde lijn als de circumvallatielinie uit 1629. De onderlinge afstand tussen de lunetten bedroeg 300 tot 600 meter, aangepast aan de draagwijdte van het eigen geschut.
Tussen de lunetten I, II, en III werden ook nog aarden epaule- menten* opgeworpen achter een natte gracht, die de lunetten in de flank* konden verdedigen, en gebroken traversen* daarachter. Het geheel werd destijds aangeduid als Legerplaats Willem II of de Stelling* Vught.
De lunetten pasten in de nieuwe oorlogvoering van mobiele veldlegers, gesteund door vestingwerken waarop men zich kon terugtrekken. Achter de lunetten lag een permanent ‘verschanst’ legerkamp, terwijl Fort Isabella weer steunpunt was voor de lunetten. De huidige Kampdijk, een gedekte* gemeenschapsweg, vormde niet alleen de verbinding tussen lunetten en fort, maar voorkwam tevens dat het legerkamp bij inundaties zou onderlopen. Toch bood de dijk onvoldoende beschutting. Veiliger was een terugtocht langs de Loonsebaan die ten zuiden van Fort Isabella uitkwam op de Vughterweg. Na 1870 kon ook de fors verhoogde spoorbaan daarvoor gebruikt worden. Alle wegen lagen overigens onder dekking van het geschut van Fort Isabella. In 1920 werd de Stelling Vught opgeheven. Op het noordelijke deel van de Vughtse Heide liggen nog de resten van schietbanen die hier na de opheffing werden aangelegd. Overigens is de Vughtse Heide officieel nog steeds ‘militair oefenterrein’.

De Cromvoirtsedijk
Ten noorden van Cromvoirt en het Afwateringskanaal liggen de Gemeentens Weiden of Bosssche Gement, een laaggelegen gebied dat in tijden van oorlog kon worden geïnundeerd.
De zuidgrens van deze inundatie werd gevormd door de hogere gronden van de Vughtse Heide en de Cromvoirtsedijk. Daar waar de dijk in het zuidoosten uitkomt bij een vijfsprong, staan bij een weiland twee betonnen palen afkomstig van de afrastering van kamp Vught.

Recreatieplas De IJzeren Man
Tussen Vught en Cromvoirt ligt recreatieplas De IJzeren Man, genoemd naar de graafmachine die hier vanaf 1887 zand afgroef. Nadat ’s-Hertogenbosch in 1874 zijn vestingstatus had verloren, kon ook buiten de vestingmuren worden gebouwd. Het uit de plas gewonnen zand werd gebruikt voor ophoging en het bouwrijp maken van de laaggelegen drassige gronden ten westen van de stad bij het station, waar de wijk ’t Zand is ontstaan. Vanaf 1938 werd de plas ingericht als gemeentelijke badinrichting. Een deel van het zwembad was gereserveerd voor Nederlandse militairen die hier vanwege de mobilisatie waren gelegerd. Later werd dit deel gereserveerd voor Duitse troepen, waaraan het de naam ‘Het Duitse Bad’ ontleent.
Kolonel Thomson monument, Loonsebaan
Aan de Loonsebaan, ten zuiden van lunet III, staat het monument uit 1934 voor de toenmalige voorzitter van het VVV, kolonel G.J.P. Thomson die hier een waterpomp had laten slaan ten behoeve van dorstige wandelaars en vee. Als dank hiervoor werd het monument opgericht met een bronzen plaquette met het portret van de kolonel.
Iets ten westen van dit monument ligt de inrit naar lunet II en de fusilladeplaats.
Lunet II
De hoofdwal van lunet II werd in 1943 doorgraven door de Duitse SS voor de aanleg van een schietbaan. Later werd de lunet gebruikt als fusilladeplaats voor gevangenen uit onder meer Kamp Vught. Tegenwoordig staat hier een herdenkingsmonument voor de gevallenen. Evenals in lunet I (nr. 21) zijn ook in lunet II de barbetten en oprillen nog deels aanwezig. Lunet II is bereikbaar vanaf de Loonsebaan (zie nr. 27).

Lunet III ligt aan de Loonsebaan.
De verhogingen tussen en achter de eerste drie lunetten zijn restanten van vroegere epaulementen* en traversen. Ter hoogte van lunet III lag tijdens het beleg van 1629 het kleine ‘Fort de la Bruyère’. Lunet III is bereikbaar vanaf de Loonsebaan

Monument Slag van Lekkerbeetje, hoek Loonsebaan-De Bréautélaan
Aan de overzijde van het monument voor kolonel Thomson staat een bronzen beeldengroep van twee geharnaste ruiters. Het herinnert aan een ridderduel dat op 5 februari 1600 plaatsvond op de Vughtse Heide tussen een Franse eenheid onder bevel van Pierre de Bréauté en een contingent Bossche militairen onder Geraert Abrahams van Houwelingen die vanwege zijn slechte reputatie bekend stond als Lekkerbeetje (smeerlap). Hoewel Lekkerbeetje en enkele soldaten al bij de eerste charge sneuvelden, moest De Bréauté zich uiteindelijk overgeven. Tegen de regels in werd De Bréauté alsnog vermoord.

Lunet IV, De Bréautélaan-Helvoirtseweg
Op het middenterrein van de kleine lunet IV aan de De Bréautélaan-Helvoirtseweg ligt villa ‘De Oude Schans’. De lunet verkeert verder weliswaar nog in redelijke staat, maar is voor publiek niet toegankelijk.

Israëlitische begraafplaats, Berkenheuveldreef
De oorsprong van deze begraafplaats is duister. Het jaar 1164 wordt wel genoemd, toen hier op de Vughtse Heide 183 joodse inwoners van ’s-Hertogenbosch werden vermoord en verbrand. Ook 1370 of ‘de Spaanse tijd’ worden genoemd. Gezien de vondst van oudere graven is echter zeker dat men hier al vóór de officiële ingebruikneming in 1790 doden begroef. De begraafplaats lag tegen de noordzijde van ‘de wal van het zogenaamde Wolvenbos langs de heide van Vught’. Dat was een lage oude dijk die deze kant van Vught beschermde tegen overstromingen en inundaties.
De begraafplaats was vanaf de Helvoirtseweg bereikbaar via een pad aan de oostzijde, dat later werd verhard met grind. Een deel van dit pad, in de volksmond het Jodenlaantje, ligt nog aan de oostzijde langs de betonplatenschutting (uit 1928). De ingang aan de Berkenheuveldreef heeft een smeedijzeren hek uit 1857. Daarnaast staan het huis van de bewaker en het metaheer- of metaarhuisje (reinigingshuisje). Beide gebouwen dateren uit 1855. Op de begraafplaats liggen onder meer twaalf ‘miliciens’, militairen die in de periode van de Tiendaagse Veldtocht in 1831 zijn overleden. Zij liggen op de ourechiemregel, het vak voor de vreemdelingen. Hun namen zijn weliswaar bekend, maar hun graf slechts bij benadering.
In januari 1943 begroef men hier Elias Koopman uit Amsterdam. Hij was enkele dagen eerder aangekomen in het Konzentrationslager Herzogenbusch (‘Kamp Vught’) en is kort daarna overleden. Op last van de bezetter werd deze eerste dode in het kamp begraven op de Israëlitische begraafplaats. En ook de enige, omdat direct daarna het kampcrematorium in gebruik werd genomen. Sindsdien werd de as van de doden uitgestrooid in asputten bij het crematorium.

Villa Craijenstein werd in 1890 opgetrokken in neorenaissancestijl. De villa wordt omgeven door een grote tuin met o.a. taxus, eiken, linden, notenbomen en paardekastanjes.

Lunet V
De lunetten V, VI en VII zijn sterk aangetast of bijna verdwenen. Lunet V wordt bijna geheel ingenomen door de Heilig Hartkerk uit 1924 van architect J. Donders, met latere toevoegingen van C. de Bever en C. Evers, en de aangrenzende begraafplaats. De Pastoor van de Houtstraat was de oorspronkelijke toegangsweg naar deze lunet, waarvan alleen nog het oostelijk bastion met gracht resteert.

NS-station Vught, Stationsstraat
Op het station is aan de perronzijde een gedenksteen aangebracht ter herinnering aan de ruim 14.000 gevangenen uit Kamp Vught die van hieruit op transport werden gesteld naar de vernietigingskampen in Oost-Europa. Vóór het station staat een monument dat is opgericht voor de politieke gevangen uit het kamp die hetzelfde lot trof.

Algemene Begraafplaats, St.-Elisabethstraat
Op het noordoostelijke deel van deze begraafplaats liggen vier oorlogsgraven die worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission. Hier liggen de vier Britse militairen die in 1944 bij de operaties rond Vught sneuvelden. Drie van hen, van het Royal Armoured Corps, 1st Northamptonshire Yeomanry, kwamen op 25 oktober om toen de tank waarin zij zaten werd getroffen door Duits geschut. Een dag later sneuvelde Vilmo Savelli, soldaat van het regiment Black Watch van de Royal Highlanders.

Lunet VI
Lunet VI werd na de oorlog opgenomen in een nieuwbouwwijk Wilhelminasingel. Een belangrijk deel van de gracht is gedempt. Een deel van de wal, nu bebouwd met woonhuizen, is nog aanwezig.

Villa Roucouleur-Mariaoord-lunet VII, Glorieuxlaan
Een aantal jaren na de bouw betrokken de zusters Ursulinen de uit 1884 daterende villa Roucouleur (nu Herlaerhof). Deze villa van de Bossche architect L.C. Hezenmans, bood onderdak aan de Normaalschool van de zusters. Aan de achterkant verrees een kapel met getrapte luchtbogen. Enige tijd later pachtten de zusters ook een deel van de rijksgrond van lunet VII, waar zij een boerderij lieten bouwen. In 1910 verrees aan de Glorieuxlaan het imposante pensionaatgebouw Mariaoord in neorenaissancestijl naar een ontwerp van J. Dony, die ook verantwoordelijk was voor de rectorswoning uit 1917 op de restanten van lunet VII. Hierachter ligt een vijver, oorspronkelijk deel van de gracht. Op last van de Duitse bezetter werd Roucouleur gevorderd ten behoeve van een afdeling van de Ordnungspolizei. In november 1941 moesten de zusters ook Mariaoord ontruimen, dat in gebruik werd genomen als SS-Unterkunft I. Het bij de vernieuwing van de A2 inmiddels verdwenen Retraitehuis Loyola werd omgedoopt tot SS-Unterkunft II. Ten tijde van de bevrijding in oktober 1944 vestigde de Duitse generaal Kurt Student hier, of in villa Huize Bergen aan de overzijde, waarschijnlijk tijdelijk zijn hoofdkwartier. In 1950 nam hier de broedercongregatie van Onze Lieve Vrouw van Lourdes in het complex haar intrek. De congregatie was in 1830 gesticht door Stephanus Glorieux, de naamgever van de huidige Glorieuxlaan. Nu bevindt zich hier Verzorgingshuis De Vlasborch.
naar de top van deze pagina