Hege Bult wandeltocht

Op zaterdag 18 februari 2017 organiseerde de FLAL de Hege Bult wandeltocht. De start was vanuit het Multifunctioneel Centrum Tillehûs te Kootstertille. Wij waren de voorgaande vrijdag naar Leeuwarden gereisd en hadden aldaar overnacht. Op de voorgaande vrijdag hadden wij nog de Groene Wissel Leeuwarden tocht gelopen evenals het stadgedeelte van de NS wandeling Leeuwarden.

Op zaterdagochtend namen wij vanuit Leeuwarden de eerste bus naar Kootstertille. Rond half acht kwamen we bij de start aan. We konden rustig met bekenden bijpraten. Om half negen zagen we de 50 km lopers vertrekken en later, om negen uur, de 40 km lopers. Voordat wij startten, waren we nog naar de Benedictus kerk gelopen om een mooie foto te maken. Met de wandeltocht liepen we niet voor de kerk langs maar de kerk stond wel op het wandelplaatje afgebeeld. Toen de meute rond kwart over negen was vertrokken, besloten wij er rustig achteraan te lopen.

Van oorsprong was Kooten een boerendorp (Kooten is afgeleid van Cottum dat weer komt van keuterboeren, ofwel "de koters"). Doordat in 1571 de Spaanse officier en stadhouder Caspar di Robles de opdracht gaf tot het graven van het Kolonelsdiep, sinds 1945 Prinses Margrietkanaal genaamd, kwamen zich meer mensen vestigen in de omgeving van de brug over dit kanaal. Deze nederzetting kreeg de naam Kootstertille, in het spraakgebruik "De Tille" genoemd (Tille is de Friese benaming voor hoge brug). Vooral rond de eeuwwisseling verrezen hier o.a. enkele oliemolens, een jeneverstokerij en een scheepstimmerwerf; een pril begin van industrialisatie dus. Eind jaren dertig van de 20e eeuw werd het kanaal om het dorp heengeleid, waardoor in de vorm van een doodlopende arm een haven ontstond, waar diverse bedrijven gebruik van maakten. Dit had tot gevolg dat "De Tille" het dorp Kooten ging overvleugelen en daarom is in 1959 de dorpsnaam Kooten opgegaan in Kootstertille. Als gevolg van een wijziging van het industrialisatiebeleid van het Rijk werd Kootstertille aangewezen tot ontwikkelingskern.

We liepen naar het Prinses Margriet kanaal. We staken het kanaal over en volgden het kanaal aan de andere zijde noord-oostwaarts. Nu dwaalden we een tijdlang door de Drogehamstermieden. Daarbij liepen we over de Hege Bult, een heuvel/verhoogde dijk.

Het bos “De Hege Bult” is gelegen op 4,5 meter boven NAP. Deze verhoging is ontstaan door menselijk ingrijpen. In 1951 is het Prinses Margrietkanaal hier omgelegd en uitgegraven. De opgegraven grond is hier gestort. In de jaren daarna is de bult op natuurlijke wijze begroeid en uiteindelijk heeft zich het bos ontwikkeld. Een natuurlijk bos met grillig gevormde bomen en een rijke ondergroei.

Daarna werd Drogeham bereikt en doorkruist. Op 25 oktober 1997 organiseerde FLAL de Hege Bult wandeltocht vanuit Drogeham. Daar waren wij toen ook bij. Toen liepen we de 50 km route. Nu liepen we de 25 km route. Op 24 maart 2007 werd de Hege Bult tocht ook vanuit Kootstertille georganiseerd.

Het oudste dorp van Achtkarspelen, Drogeham, ligt het meest westelijk in de gemeente op een hoge zandkop. De naam is rechtstreeks afgeleid van de ligging; een droge landtong tussen het water. Ham betekent ook een door de dijk ingesloten stuk land. Het karakter van dit agrarisch dorp is steeds bewaard gebleven. Een "Droegehamster" is tevens de benaming voor een niet al te vette koe. 
Het pittoreske dorpje Drogeham is gelegen in het unieke coulisselandschap van de Friese Wouden dat ook wel dykswâlengebied genoemd wordt. In het Nederlands: houtwallen. De dykswâlen zijn vanaf 1700 gemaakt om stukken land af te scheiden en om het vee en de wind te keren. 
Het hout werd gebruikt om de kachel mee te stoken. Maar met de invoering van de gaskachel en de centrale verwarming, nam het nut van de dykswâlen steeds meer af. Daarnaast kregen de boeren steeds grotere machines en hadden dus behoefte aan steeds grotere percelen. Langzamerhand verdwenen de dykswâlen. Het is pas van de laatste jaren dat de nog bestaande dykswâlen opgeknapt worden om dit te behouden als een stukje cultureel erfgoed. 
Een andere reden om de dykswâlen te behouden is dat er bijzondere dieren en planten leven. Veel dieren en planten, die in de bosranden thuishoren, komen ook voor in dykswâlen. De dykswâl heeft twee zijden. Iedere kant heeft zijn eigen kenmerken. De schaduwkant is relatief vochtig en koel. Ideaal voor bijzondere mossen en varens. De zonkant is op haar beurt geschikt voor vlinders, sprinkhanen en kleine reptielen. De dyskwâlen verbinden verschillende leefgebieden met elkaar, zodat dieren de houtwallen als een soort route kunnen gebruiken.

Over het Bobbepaed werd de verzorgingspost bereikt op 7 km te Drogeham. We namen een bekertje warm water en deden daar een meegenomen zakje chocoladepoeder in. Enige 40 km lopers hadden hier de eerste lus er al op zitten.

Nu werd opnieuw koers gezet naar het Prinses Margriet kanaal. De oorspronkelijke bedoeling was om dit kanaal bij buurtschap Skulenboarch/Schuilenburg over te steken. Maar dat ging niet door vanwege een defecte brug. Nu staken we het Prinses Margriet kanaal over via de zelfde brug als waar we de brug in het begin van de tocht hadden overgestoken. Het was deze dag zwaar bewolkt en grotendeels nevelig. Het zicht was bij de start volgens buienradar ongeveer 3 km.

Nadat we door buurtschap Skulenboarch/Schuilenburg waren gelopen kregen we zicht op de Burgumer Mar. Langs de Marwei liepen we naar Jistrum. In een weiland bij een huis zagen we drie lama's lopen. Op 18 km was de grote rust in Jistrum bij restaurant Phoenix. Toen wij hier aankwamen was de drukte net over het hoogtepunt heen. Buiten was alles bezet, maar binnen waren nog enkele plaatsen vrij. We lieten ons een kippensoep goed smaken. Nu maakten we een lus van ongeveer 6½ km. Jistrum werd langs de Sint Petrus kerk verlaten.

Eesdrum, Aestrum, Ijstrum ….. Eestrum (in het Fries Jistrum) dateert van ±1230. De meest aannemelijke verklaring van de naam van het dorp is dat “Eester” zoveel als “op de schapenkampen” betekent. Immers schapen zullen in het leven van de eerste bewoners van Jistrum een belangrijke rol gespeeld hebben. Er was hier veel woeste grond (heide) en de behoefte aan wol, mest, leer en melk zal groot zijn geweest. Het bouwland waarop de kleine boerenbedrijfjes actief waren, was verdeeld over 3 complexen: de Ies, het Kortland, en de Geesten. 
Jistrum ligt in de Friese “Wâlden” niet te verwarren met het Nederlandse woord “wouden” dat toch vooral bossen betekent, want bossen zijn hier waarschijnlijk nooit veel geweest. Het zullen vroeger vooral heidevelden en in de lagere gedeelten, moerassen met struikgewas zijn geweest. 
Dat Jistrum al een lange geschiedenis kent blijkt uit een verdrag tussen o.a. Jistrum en de stad Groningen van 1447 waarin staat geregeld dat men ter bevordering van de onderlinge veiligheid, rovers en ander gespuis aan elkaar zal uitleveren. 
De Nederlands Hervormde kerk dateert uit de 12e eeuw. We weten dit omdat reeds in ±1230 melding wordt gemaakt van de kerk als eigenaar van weiland in de mieden. Het is een gebouwtje in Romaanse stijl met Gotische vensters. Opvallend zijn de kleine ruitjes in het schip van de kerk die ook wel leprozen-ruitjes werden genoemd. Deze boden de parochianen, die vanwege hun besmettelijke kwaal de kerk niet mochten betreden, de gelegenheid om toch de dienst mee te maken. Althans dat wordt aangenomen.

We liepen naar de N355, de provinciale weg van Leeuwarden naar Buitenpost. Na deze weg even gevolgd te hebben sloegen we af en kwamen langs het Poepekrûs. Na buurtschap Opperkoaten werd Jistrum weer bereikt.

Het Poepekruis is een stenen monument dat herinnert aan de brute moord op één van Nederlands eerste gastarbeiders, de Hannekemaaiers. Van 1600 tot 1900 kwamen deze arme ongeschoolde arbeiders vanuit Duitsland de grens over, vaak met hun zeis over hun schouder, om in het rijke Nederland hun kostje bij elkaar te scharrelen. Ze bleven hier een maand of drie en velen verdienden in die tijd behoorlijk wat geld met grasmaaien. Want de Gouden Eeuw was niet voor iedereen een gouden tijd: ons buurland Duitsland werd geteisterd door oorlog, overbevolking en armoede. Hannekemaaiers en andere Poepen (Duitse vaklui) hebben in het noorden van ons land hun sporen achtergelaten: verscheidene families met Duitse achternamen stammen van hen af.

Over de één km lange Jisteboerewei liepen we weer terug naar Kootstertille. Rond half vier werd de finish bereikt. Het bleek dat er maar liefst 658 wandelaars hadden meegedaan. Het was de hele dag droog gebleven. Met uitzondering van de parkoerswijziging vanwege een defecte brug over het Prinses Margrietkanaal was het een hele mooie tocht geworden. Wij danken de organisatie hartelijk voor deze prachtige tocht.

Klik HIER voor de betekenis van de buttons die boven aan dit verslag staan.

Henri Floor