Edese 4daagse, route richting Wolfheze

Op za­ter­dag 31 au­gus­tus 2013 ver­lie­ten we de start in oostelijke rich­ting. Door het E­de­ bos­ge­bied werd de E­de­ Heide be­reikt. Daar werd een jongeman door twee vriendelijke dames op de ge­voe­li­ge plaat vast­ge­legd. Bij de start motre­gende het heel licht waardoor er wan­de­laars wa­ren die de poncho aandeden. Maar zodra we in de bossen kwa­men, en dat was al na een paar meter, was van de re­gen niets te voelen. Hier aan de rand van de E­de­ Heide was het zwaarbe­wolkt maar droog.

Na de Hessenweg volg­den we de bos­rand, maar zon­der markering lie­pen wan­de­laars van de bos­rand vandaan naar een pad in de bos­rand. En ver­der­op lie­pen ze ook zon­der markering van dit pad af naar de bos­rand. Wat was er aan de hand ? Een groepje wan­de­laars had kennelijk geen trek in het zeer mulle zand van het zandpad langs de bos­rand, dat ze be­slo­ten een ander pad te nemen, dat vaster was en pa­ral­lel met de bos­rand liep. Als schapen die hun herder volgen, zo volg­den de wan­de­laars hun voorgangers.

We kwa­men uit op de Kreelseweg. Als tip stond op de rou­tebeschrijving Kreel­se­plas ver­meld. De­ze plas kon vrijwillig bezocht wor­den. Het pad naar de­ze plas voer­de o­ver een drie planken bre­de vlon­der. Daarbij lie­pen we tweemaal o­ver een sloot en daar was aan de vlon­der een leuning ge­plaatst. Na het bezoek aan de Kreelse plas volgde niet veel later een bezoek aan de Plas van Gent.

Sinds eeuwen ligt er op de Ginkel, grofweg noordelijk van de Herberg Zuid Ginkel, een land­bouw­en­cla­ve met akkers en wei­landen. De­ze land­goe­de­ren/boe­ren­ne­der­zet­tin­gen kennen we on­der de namen ‘Kreel’, ‘Hin­de­kamp’ en ‘Groot-Ginkel’. Dat in dit, o­ve­ri­gens droge, gebied van zandgronden akkerbouw mo­ge­lijk is en was, komt door­dat twee smeltwater-dalen uit de ijstijden hier samenko­men. Hierdoor werd in de loop der eeuwen een waterondoorlatende leemlaag gevormd. O­ver de­ze schuin aflo­pende laag stroomt ondiep grondwater van­af De Driesprong toe. Daardoor kent het gebied meer­de­re watergangen, poelen en plassen. Dit land­bouw­ge­bied is circa 150 ha groot en is bij­na geheel eigendom van de gemeente Ede.

De Kreel­se­plas ligt op het laagst gelegen stuk van de Ginkel. In de nabijheid vinden we nog de ‘Hei­de­bloem­plas’ en de ‘Plas van Gent'. Van­af de Kreel­se­plas stroomde vroeger een beek­je genaamd de ‘Hartense Beek’ zuidwaarts tot in de Ginkelse Heide, waar het ‘verdween’ naar het diepere grondwater. Ver­der­op komt het water weer te voorschijn, waar het mede de Renkumse beken voedt. De omgeving van de Kreel­se­plas is drassig en er zijn maar weinig bomen die dat verdragen. Om die reden groeien daar dan ook vrijwel uitsluitend elzen, die op de hogere, droge delen van de Veluwe niet te vinden zijn. In dit drassige gebied is sprake van hoogveenvorming, door­dat plantendelen en bladeren in het water val­len en zich opstapelen. Dit sponsachtige materiaal neemt veel water op en kent een bijzon­dere plantengroei met on­der ander veenpluis.

Daar­na blE­ven we de Kreelseweg volgen of het verlengde daarvan. Toen we het bosgebied ver­lie­ten kwa­men we op een min of meer open vlakte waar New Forest pony’s en Schotse Hooglanders graasden. Toen we bij boer­de­rij Mossel aankwa­men, waar de eer­ste rust- en controlepost was, hoorden we dat sommige wan­de­laars een kopstoot van enkele dieren hebben gehad. Er werd niet bijge­zegd of de desbetreffende wan­de­laars wel de geadviseerde 25 meter af­stand had­den aangehouden.

boer­de­rij Mossel stamt uit 1863, maar al in 1500 kwam men de naam “Mosschel” te­gen. Mossel heeft niets met het schelpdier te maken, maar van al­les met mos. Hon­derden jaren geleden trokken de herders met hun kuddes de Veluwe o­ver en verblE­ven dan tijdens de lente en zomermaanden buiten, o.a. rondom het huidige Mossel. Zij bouwden dan hutjes en schuil­plaat­sen van mos waar­in zij de nachten door konden brengen. Uit­ein­de­lijk is Mossel een permanente hoeve gewor­den, de oude land­bouw­gron­den rondom de boer­de­rij zijn reeds van­af 1500 in gebruik. Van­af half jaren negentig zijn de land­bouw­gron­den te­rug naar de natuur gegaan, op dit moment grazen er New Forest pony’s en Schotse Hooglanders.

Bij de­ze rust maakte ik nog een foto van twee dames. Ze vroegen of ik de foto niet boven mijn bed wilde hangen, want anders zou ik ruzie kunnen krijgen met Coos. We dwaalden verder o­ver de Planken Wambuis, waar we, zo mo­ge­lijk, van de stilte genoten en de mooie natuur. We wer­den ingehaald door twee wan­de­laars waarvan één een zodanig harde stem had, dat het wel leek alsof hij in het dagelijkse lE­ven in een fabriek werkte met veel bijgeluiden en waar hij dan bovenuit moest ko­men om zich met an­de­ren verstaanbaar te maken. We be­slo­ten E­ven te stoppen, zodat de wan­de­laars ons konden passeren. En we wachtten ook totdat ze buiten gehoor wa­ren geraakt alvo­rens onze wan­deling voort te zetten.

De herkomst van de naam Planken Wambuis valt moeilijk te achterhalen. De meest gehoorde theorie is dat Planken Wambuis vertaald zou kunnen wor­den als doodskist. Bij de herberg, thans ca­fé-res­tau­rant Planken Wambuis aan de Oude Rijksweg, stond een gro­te schuur die van boven bre­der en wijder was dan op de grond. Zo konden hoog beladen hessenwa­gens makkelijk naar binnen rijden (en de­ze aan de an­de­re zij­de weer ver­la­ten). Het model van zo’n schuur komt wel o­vereen met een doodskist: ook van boven bre­der dan van on­deren. In de volksmond werd een doodskist ook wel een planken jas genoemd. Een wambuis is een soort kiel die boeren vroeger droegen. Een wambuis van planken moet dus wel haast doodskist betekenen.

Daar­na dwaalden we door het Nieuw-Beemster veld in de rich­ting van Oud Reemst. E­ven later werd de A12-snel­weg be­reikt nabij ver­keers­knoop­punt Grijsoord. De naam Grijsoord is afgeleid van het nabij gelegen bosgebied Grijsoord. Hier za­gen we ook een naambordje van. We lie­pen hier op de grens met de gemeente Arn­hem.

Na krui­sing met de Amsterdamse weg werd de tweede rustpost be­reikt. E­ven volg­den we de Wolfhezerweg, maar spoe­dig werd de­ze ver­la­ten en dwaalden we een tijd­lang door na­tuur­ge­bied Wolfheze. De A12 werd weer gekruist en niet veel later de Verlengde Arn­hemse weg. Nu lie­pen we door bosgebied Noord Ginkel en heel mooi hier wa­ren de Westerbergen. Onze wan­deling voer­de tus­sen de bergen door. Op een splitsing, aan het be­gin van een meer dan een km lange weg door de Noord Ginkel stond een bank­je dat we niet ongebruikt wilden laten. Sterker nog, we za­ten al een hele tijd uit te kijken naar een bank­je.

Twee dames op mountainbikes haalden pijlen weg van de Kika run, een tocht van 95 km en waaraan 125 deelnemers deel namen. De deelname kosten aan de­ze Kika-run bedroegen 75 euro per persoon en een team moest uit 2 personen bestaan en minimaal 500 euro sponsorgeld inbrengen. De snelste wan­de­laars lie­pen die tocht in 24 uur.

In het be­gin van dit verslag had ik ver­meld dat het licht motre­gende. Later, nabij het Nieuw-Reemsterveld had­den we nog een buitje gehad. Daarbij heeft de paraplu goede diensten be­we­zen. Maar In­mid­dels was het aangenaam weer gewor­den met zonneschijn. Een van de laatste tips in de rou­tebeschrijving was een bezoek aan de Hei­de­bloem­plas. Het pad naar de plas voer­de naar een plat­form waar twee bank­jes ston­den. De bank­jes wa­ren van­af de wan­del­rou­te niet te zien, Anders wa­ren de­ze bank­jes beslist be­ter bezet geweest door wan­de­laars. Wij konden kie­zen op welk bank­je we wilden gaan zitten.

Op­nieuw werd de E­de­ Heide be­reikt. Bij een schaapskooi maakte ik nog een foto, die wellicht de mooiste van al­le vier de da­gen was. We haalden nog be­ken­de Belgische wan­de­laars in, die we kennen van de 4-daagse van Diever. Bij de­zelfde stenen bank als op de heenweg kruisten we de wan­del­rou­te. Na de stenen Graaf Bentinck en Waldeck Limpurg bank was het niet ver meer naar de fi­nish.

Het was een hele mooie vier­daag­se gewor­den. Voor het volgend jaar willen we de tocht weer op de agenda zetten. Wel heb ik nog aanbevelingen voor de or­ga­ni­sa­tie inzake de markering en de par­koers­be­schrij­ving.

Wat betreft de mar­ke­rin­gen: er werd, naast duidelijke witgekleurde gro­te pijlen, gebruik gemaakt van roze kleurige linten. De­ze wa­ren voor­al op RD splitsingen ge­plaatst. De­ze linten wa­ren lang niet altijd duidelijk, in het zicht van­af de splitsing ge­zien, opgehangen. Verder vielen de linten niet altijd goed op door de gebruikte kleur. Nu viel het wel mee va­we­ge het zon­ni­ge weer. Maar bij be­wolkt of re­genachtig weer val­len de­ze linten veel slechter op. Als met witte, gele of oranje kleurige linten wordt gewerkt, val­len de­ze be­ter op. De gro­te witte pijlen wa­ren niet altijd duidelijk zichtbaar opgehangen.

Wat betreft de par­koers­be­schrij­ving: de wan­del­rou­te is met al­leen de­ze par­koers­be­schrij­ving, dus zon­der de pijlen en linten, niet te volgen. Naar mijn mening moet een rou­tebeschrijving zodanig zijn dat een rou­te zon­der mar­ke­rin­gen te volgen is. Want door bal­da­dig­heid kunnen mar­ke­rin­gen verwijderd zijn. En dan is het fijn om op de rou­tebeschrijving te kunnen te­rugval­len. Verder wordt in de par­koers­be­schrij­ving zand­we­gen of boswegen aangeduid met paden. Een van de or­ga­ni­sa­tieleden is een trouwe wan­de­laar van WS78 tochten. WS78 geeft meestal duidelijke rou­tebeschrijvingen en daarmee zou de­ze or­ga­ni­sa­tie hun voordeel kunnen doen.

We willen de or­ga­ni­sa­tie en al­le vrijwilligers hartelijk danken voor de­ze vier­daag­se.

Henri Floor