Drenthepad, een rondwandeling door Drenthe

datum : zaterdag 8 september 2012
traject: Beilen - Ruinen
afstand: 21 km
o­ver­nach­ting: Hotel De Stobbe, Westerstraat 84, 7963 BE Ruinen, ( 0522-471224, www.stobbe.nl

Op zaterdag 8 september 2012 reden we met de trein naar Beilen. Hier begonnen wij aan het 324 km lange Dren­the­pad. Er was voor deze dag een warme dag van 25 graden voorspeld en dat is het ook zeker geworden. In Beilen konden we al meteen de korte broek aandoen.

De start van de wan­deltocht was vanaf het station in Beilen. Door een buitenwijk verlieten we Beilen. In die buitenwijk zagen we lantaarnpalen waar omheen breiwerken zaten. We staken het Lint­horst Ho­man­ka­naal over en volgden dit het dorp uit.

Het Lint­horst-Ho­man­ka­naal ligt centraal in het zuidelijke deel van Dren­the en loopt van het dorp Noord­sche­schut bij Hoogeveen naar Beilen. Het ka­naal vormde een vaar­ver­bin­dingtussen de Verlengde Hoogeveensche Vaart en de Beilervaart en heeft een lengte van ruim 16 kilometer. Een aan het ka­naal verbonden aftakking vormt het 2,2 kilometer lange VAM-ka­naal dat leidt naar de VAM (nu Attero) bij Wijster.

Lint­horst-Ho­man is geen alledaagse naam voor een ka­naal. Het ka­naal is dan ook vernoemd naar de invloedrijke Drentse familie Lint­horst-Ho­man. Deze familie heeft meerdere commissarissen van de koningin voor de provincie Dren­the geleverd. Johannes Lint­horst Ho­man (1844-1926) startte deze dynastie. Zijn zoon Jan Tijmens Lint­horst Ho­man (1873-1932) heeft veel gedaan voor de landbouw in Dren­the. Zo was hij voorzitter van de 'Drent­sche Landbouw-Onderlinge' en van het 'Koninklijk Nederlandsch Landbouw Comité' (KNLC). In 1917 volgde hij zijn vader op als Commissaris van de Koningin en was zo betrokken bij de komst van de VAM in Wijster en bij initiatieven op het terrein van de waterhuishouding. Ook nam hij het initiatief tot de oprichting van de ontginningsmaat­schap­pij 'Het Lantschap Dren­the'. Deze maat­schap­pij hield zich bezig met heide-ontginningen ter bestrijding van de werkloosheid en ter vergroting van het landbouwareaal. Het Lint­horst-Ho­manka­naal komt voort uit deze initiatieven en is vernoemd naar de familie ter ere van het werk dat meerdere generaties hebben geleverd voor de provincie Dren­the. Voor deze vernoeming werd nog gesproken van het ka­naal Beilen-Nieu­wer­oord.

Het Lint­horst-Ho­manka­naal is gegraven van 1923 tot en met 1926 in het kader van de werkverschaffing. Het was een tijd van hoge werkeloosheid. De turfwinning verloor terrein door de opkomst van steenkool en veel arbeiders in Dren­the kwa­men zonder werk te zitten. Er werd gezocht naar alternatief werk, zoals het graven van een ka­naal. Net als de turfwinning, was ook het graven van een ka­naal geen pretje. Er was nauwelijks sprake van mechanisatie, zodat vrijwel alles nog met de hand ging. Er moest zo'n 1,8 tot 2,3 meter diep worden gegraven. Met de pikhouwelen moest door een behoorlijke taaie keileemlaag worden gebikt. Daar zaten ook keien tussen. Soms zo klein als kin­der­kop­jes, maar soms ook zo groot als de stenen van hunebedden. Een van deze keien (de "Dikke Stien”) stond decennialang langs het ka­naal bij Wijster, maar is nu als ver­zets­mo­nu­ment neergezet aan de Torenlaan in Beilen.

Het weekloon bedroeg in die tijd zo'n 12 gulden. Na voe­dingskosten bleef daar zo'n 7 gulden van over waarvan een gezin zich een week moest zien te redden. Na voltooiing van het ka­naal trokken de meeste arbeiders naar het nabij gelegen ontginningsproject bij Witteveen. Het ka­naal zelf werd op 2 september 1926 geopend.

Het ka­naal was er niet alleen voor de werkverschaffing. De gemeente Beilen, op wiens grondgebied het ka­naal werd aangelegd, verwachtte veel heil van de ontginning van de aangelegen woeste gronden. In 1923 was het gebied tussen Beilen en Tiendeveen nog grotendeels woest en ledig. Door hier een ka­naal aan te leggen konden de gronden worden ontwaterd en agrarisch in gebruik worden genomen. Ook het nabijgelegen Hoogeveen zag in het ka­naal een goede mogelijkheid om haar handelspositie in dit deel van Nederland te versterken.

Ten behoeve van de ontwatering en de waterhuishouding in het gebied werd tegelijk het waterschap Beilen-Nieu­wer­oord opgericht dat onder andere verantwoordelijk was voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van het ka­naal. In 1970 ging dit waterschap op in wat nu het waterschap Reest & Wieden is.

Via buurt­schap Ter Horst kwa­men we bij na­tuur­ge­bied TerHorsterzand. We zagen hier bekende plekken van een FLAL tocht vanuit Spier. We kwa­men hier 2 dames tegen die het Dren­the­pad in te­gen­ge­stel­de richting liepen en steeds relatieve korte trajecten.

Het Terhorsterzand bestaat uit een aantal gedeelten. Allereerst een verdeling tussen een particulier gebied en het grotere gebied van Staatsbosbeheer. Dat laatste is weer op te delen in een stuifzand gebied (nabij recreatieplas) en een heide gebied. Terhorster Zand is een betrekkelijk klein reservaat, waar adders zich goed thuis voelen. Het unieke van dit gebied is de enorme afwisseling. Hoogtes, laagtes, bos, heide, vennen, hoogveen. U vindt er zelfs stuifzand bekroond met prach­ti­ge jeneverbesstruwelen. Deze ontstonden toen de schaaps­kud­den langzamerhand werden opgeheven. De aanvankelijk in het open zand tot kieming gekomen jeneverbessen konden niet langer door de schapen opgevreten worden. Het Terhorsterzand doet door de vele verschillende soorten, vormen en afmetingen van de jeneverbesstruiken aan een na­tuurlijk pinetum denken. In alle drie de gebieden komt de Jeneverbes voor.

Vlak voor de snelweg zagen we rechts beneden een uitbater van frites, snacks en koffie staan. We had­den wel zin in koffie. Daarop daalden we de steile helling af. Toen we hier weer weg gingen wa­ren we een muggenbult rijker. We volgden nu trouwens ook de oude NS wan­del2daagse Dwin­gel­der­veld. Dat deze 2daagse niet meer zo vaak wordt gelopen bleek uit het bericht van de uitbater dat hij helemaal geen klandizie van NS-wan­de­laars meer had.

We staken de A28 snelweg over. Nu dwaal­den we lange tijd door het mooie na­tuur­ge­bied Dwin­gel­der­veld.

Nationaal Park Dwin­gel­der­veld kenmerkt zich door uitgestrekte heidevelden tot aan de horizon, oude bossen en vennen die het land­schap sieren. Het Dwin­gel­der­veld is één van de weinige gebieden in Nederland die een tastbare geschiedenis tot 14000 jaar geleden heeft. Ondanks de sterke invloeden van de bewoners van het gebied heeft men nog steeds het gevoel dat de tijd hier stil heeft ge­staan. Dankzij de nabij gelegen authentieke esdorpen wordt het gevoel 'terug te gaan in de tijd' extra versterkt. De Drentse boer­de­rij­en, bloemrijke graslanden en akkers vol kruiden zijn een lust voor het oog.

Op de weg tussen Rheederzand en het Noor­den­veld kwam ons een paard en wagen tegemoet gereden met daarop een echtpaar.

Het terrein werd nu opener en daardoor voelden we de zon meer. Aan de rand van de Dwin­ge­loo­sche Heide stond een bank waar 2 fietsers zich had­den neergevleid. We had­den er later spijt van, dat we hen niet had­den gevraagd wat op te schuiven opdat we ernaast konden uitrusten.

Op de Dwin­ge­loo­sche Heide rusten we een paar maal in de schaarse schaduwplekken van bomen. Bij het Bezoekerscentrum Dwin­gel­der­veld had­den we een rust en dronken er koffie.

Langs camping De Wiltzang en molen De Zaand­plat­te werd Ruinen be­reikt. Bij de molen had­den een aantal meisjes van een jaar of 18 gestreepte T-shirts aan die op gevangeniskleding leek.

In de voormalige gemeente Ruinen hebben in de loop der jaren in totaal 13 molens, waarvan 11 korenmolens, ge­staan. Alleen de korenmolen De Zaand­plat­te is behouden gebleven. Uit onderzoek is gebleken dat de molen, die destijds aan de Hoogeveensche vaart in de buurt van café De Molen in Echten stond, dateert van 1789 of eerder. Dit weten we aan de hand van kaartmateriaal en namen van molenaars.

In 1962 heeft de gemeente Ruinen de molen (een grondzeiler) aangekocht van de toenmalige eigenaar, die de molen niet meer kon onderhouden. De molen werd af­ge­bro­ken en naar de huidige locatie verplaatst. De gemeente wilde er een zomerhuisje van maken. In 1964 was de herbouw van de molen als "beltmolen" klaar en heeft hij de naam "De Zaand­plat­te" gekregen.

In Ruinen kochten we bij een supermarkt nog melk met een lekker smaakje (kokos). We overnachtten in HCR De Stobbe. Voor het diner zwommen we nog in het overdekte binnenzwembad. We wa­ren de enige twee op dat moment. Dat kwam mede doordat het ook etenstijd was.

Henri Floor