Naar het overzicht van het Pieterpad Volgend verslag van het Pieterpad Naar het overzicht van het Pieterpad Terug naar het overzicht van de LAW's, streek- en NWBpaden op de homepage van Henri Floor Terug naar de homepage van Henri Floor Het Pieterpad
datum donderdag 4 september 2003
traject Swolgen - Zwaanenheike (Lottum) - Houthuizen - Grubbenvorst - Velden- Venlo NS
afstand 21½ km, totaal afgelegde afstand 377 km, gemiddeld 29 km.
weer onbewolkt, temperatuur 22°
overnachting- adres + prijs P.A. Linsen, Maasweg 44, 6591 BM Gennep,
( 0485-517037, 2 x € 20 (inclusief lunchpakket)

Deze dag werd om 8.15 uur geroepen dat het ontbijt (van half negen) klaar was. Er zaten nu ook twee dames aan de ontbijttafel. Het waren fietsers. We reden met de auto naar Swolgen en begonnen hier aan onze vervolg-etappe. We bevonden ons al weer spoedig in de bossen. We kruisten ook een heideveldje. We kwamen in het natuurgebied Schuitwater en liepen over een knuppelbruggetje. Verderop kwamen we meerdere watertjes van het Schuitwater tegen. In buurtschap Zwaanenheike, bij Lottum, hadden we een rust op een bank.
Grubbenvorst We bleven nu overwegend over onverharde wegen en wisselend door bos en langs weilanden lopen tot aan Grubbenvorst. Even voor Grubbenvorst kwamen we nog langs kasteelhoeve Kaldenbroek (foto 56). In Grubbenvorst kwamen we langs een standbeeld van een koe met een non (foto 57) en hadden we een grote rust bij een supermarkt, waar we melk en karnemelk kochten. We vervolgden ons pad en staken de Maas met een pont over. Gezicht op Grubbenvorst (
foto 58 en foto 59). Daarna liepen we langs Velden in de richting van Venlo op korte afstand van de Maas. Daarbij kwamen we nog over een pad, waarlangs het straatnaambordje "Pieterpad" stond.
Verderop kwamen we langs een piknikbank voor een huis met wat uitgebloeide zonnebloemen. Op tafel lag in plastic een Pieterpadboek. Wij schreven onze naam erbij in. In Venlo aangekomen liepen we fraai door de binnenstad langs enige fraaie oude panden, waaronder Old Weishoes, oorspronkelijk Latijnse school, gebouwd in Gelderse Renaissancestijl in de 17e eeuw.
Rond half vier kwamen we bij NS-Venlo aan. Nu moesten we 45 minuten wachten, alvorens onze uurbus van 16.18 uur vertrok naar Swolgen. Hier stond namelijk onze auto. Bij de bushalte troffen we twee andere Pieterpadwandelaars, die hetzelfde traject hadden gelopen en ook met dezelfde bus naar Swolgen reden. Van Swolgen reden we met de auto naar ons overnachtingadres in Gennep.
's-Avonds aten we warm in restaurant De Dragonder.
Dit is het wapen van Venlo. Dit wapen is te vinden op de lokatie www.ngw.nl/indexgb.htm  Deze site is mogelijk gemaakt door de Bank Nederlandse Gemeente te Den Haag
Aan het begin van onze jaartelling ligt aan de Maas een klein Romeins dorpje, vooral bedoeld voor de beveiliging van de oversteekplaats van de rivier. De weinige gebouwen liggen op een klein wat hoger gelegen gebied en daarom veilig tegen het van tijd tot tijd sterk stijgende water van de Maas. Bij dit dorpje - waarvan geen naam overgeleverd is - ontmoeten verschillende doorgaande Romeinse wegen elkaar. Aan de overzijde van de Maas ligt een andere Romeinse nederzetting: Blariacum (Blerick). In de loop der tijd groeit de militaire post op de Venlose Maasoever uit tot een kleine handelsnederzetting. Als de Romeinen rond 300 vertrekken vervalt het dorpje langzaam maar zeker.
Er is weinig of niets bekend over de bewoners en het leven van de eerste middeleeuwse Venlonaren. Uit de tijd rond het jaar 1000 stamt de eerste vermelding van de plaatsnaam Venlo. In de periode 1250 - 1300 was een echt handelsplaatsje ontstaan. Het centrum van dit handelsplaatsje lag rondom de tegenwoordige Jodenstraat en de Oude Markt. Vlakbij lag, beschermd door het eilandje De Waar, de Maashaven. Vanaf de havenkade kon men het veerschip naar herberg ‘De Staay’ op de Blerickse oever nemen. Venlose schippers bevoeren de Maas over grote afstanden en dreven handel met de inwoners van talloze plaatsen.
De graaf van Gelre had rond het jaar 1250 in Venlo een versterkt huis (een ‘hof’) gebouwd, van waaruit hij zijn bezittingen beheerde en waar hij gasten ontving. In 1343 gaf hertog Reinald II van Gelre in een officiële bezegelde brief (oorkonde) stadsrechten aan Venlo: dat hield onder meer in dat de Venlose handel werd beschermd, dat er markten mochten worden gehouden en dat de inwoners voortaan een eigen bestuur mochten gaan vormen.
Dankzij deze voorrechten groeide Venlo tussen 1350 en 1500 uit tot een van de belangrijkste steden van het toenmalige hertogdom Gelre (Gelderland; Limburg bestond toen nog niet). Er werd een dikke en hoge bakstenen muur rondom de stad gebouwd, die de inwoners en goederen moest beschermen tegen bandieten en belegeraars. In de muur werden aan vier zijden poorten gebouwd: de Maaspoort, de Laarpoort, de Tegelpoort en de Helpoort. In de stad woonden toen ongeveer vier- tot vijfduizend mensen. Bijna alle huizen waren van hout en leem met een voortdurend gevaar voor brand. Na de Middeleeuwen was het eigenlijk gedaan met de bloeiperiode van Venlo. Na 1543 brak een lange periode van oorlogen, economische crisis en instorten van de handel aan. Rond 1600 maakt Venlo onder de Spanjaarden wederom een bloeiperiode door: er werd een prachtig nieuw stadhuis gebouwd en er kwam een Latijnse School (nu het ‘Ald Weishoes’), een nieuw Sint-Jorisgasthuis, een Minderbroedersklooster, een nieuw vleeshuis en er werd zelfs een prachtige fontein op de Markt gebouwd.
Op de Blerickse oever van de Maas werd het Fort Sint-Michiel aangelegd. Aan deze relatief rustige periode kwam een einde toen in het jaar 1700 de koning van Spanje overleed. De stad Venlo werd toegevoegd als vestingstad aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De stad werd eigenlijk alleen nog maar gezien als een vooruitgeschoven verdedigingspost met een militaire betekenis. In de stad zelf werd vrijwel niets meer gebouwd, behalve militaire gebouwen als het Arsenaal, twee munitiemagazijnen en de kazernes bij de Roermondse poort. De handel van Venlo liep zware klappen op, de stad verarmde.
Na de tijd van Napoleon ging Venlo deel uitmaken van het in 1814 opgerichte Koninkrijk der Nederlanden. Nog steeds was Venlo een tamelijk arme stad, met eigenlijk maar één belangrijke functie: die van vestingstad.
Wanneer je nu door Venlo loopt, herken je nog maar weinig van de uitgebreide vestingwerken die pas in 1867 werden afgebroken. Omdat Venlo als een belangrijke vestigingstad werd beschouwd, besloot de regering dat de muren voorlopig nog zouden blijven bestaan en dat er buiten de muren niets mocht worden gebouwd. De omvang van de stad was gelijk aan die van vierhonderd jaar daarvoor, maar de bevolking was aanzienlijk gegroeid: Venlo was een overbevolkte stad en de hygiënische toestanden waren bar en boos. De Venlose notabelen pleitten regelmatig bij de regering in Den Haag voor maatregelen om de slechte economische positie van de stad te verbeteren. Infrastructureel gebeurde er wel het een en ander zoals nieuwe wegen naar Maastricht en Nijmegen.
Na 1860 ging Venlo zich ontwikkelen tot een voornaam spoorwegknooppunt. In de stad zelf werd een ziekenhuis geopend (1861), er werd een gasfabriek gebouwd die de stad van gasverlichting voorzag (1862) en er werd een telegraafkantoor geopend (1867). Een echte doorbraak kwam in 1867, toen het rijk besloot dat de tijd rijp was om een aantal vestingen, waaronder Venlo, op te heffen. De vestingwerken werden gesloopt en eindelijk kwam er ruimte voor uitbreiding en kon het probleem van de overbevolking worden aangepakt. Langzamerhand veranderde Venlo van een sombere, nogal vervallen stad in een moderne, vriendelijke stad. Maar erg snel ging die ontwikkeling niet.
In de laatste decennia van de negentiende eeuw kwamen er vele moderniseringen en nutsvoorzieningen tot stand. Ook de stadsverfraaiing werd niet vergeten. Al in de jaren twintig van de twintigste eeuw werd in de gemeenteraad vaak gesproken over de problemen die werden veroorzaakt door de snelle toename van het verkeer. Vooral de Roermondse poort - in die tijd nog een smal viaduct - was een beruchte flessenhals. In 1931 verdween de oude gasfabriek van het Mgr.Nolensplein en werd een nieuwe gashouder in Genooi geopend. De haven werd in 1930 gemoderniseerd en vergroot.
Zowel in de binnenstad als in het gebied daaromheen kwamen nieuwe, in moderne stijl uitgevoerde bouwwerken, zoals het nieuwe (inmiddels alweer afgebroken) Sint-Josephziekenhuis aan de Hogeweg, de Nedinsco-fabriek in Venlo-Zuid, het warenhuis Vroom & Dreesmann en de City-bioscoop aan de Vleesstraat. De stad groeide verder. Venlo en Blerick van 1940 tot heden
In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Venlo had als eerste Nederlandse plaats te maken gehad met een voorbode van de verschrikkelijke gebeurtenissen. In november 1939 vond het bekende ‘Venlo-incident’ plaats aan de Duitse grens op de Herungerberg.
Het dagelijks leven kwam er geheel anders uit te zien. Joodse inwoners van Venlo - die zich in de jaren dertig in de hoop op een veilige schuilplaats vanuit Duitsland in Venlo hadden gevestigd - werden weggevoerd en omgebracht. Via dertien bombardementen werd door de geallieerden gepoogd om de bruggen over de Maas te vernietigen. Uiteindelijk werden deze verbindingen over de Maas door de Duitsers opgeblazen toen zij zich uit Blerick moesten terugtrekken. De bombardementen kostten honderden slachtoffers; de stad lag in 1945 in puin. Vele oude monumenten waren verwoest en na de oorlog heerste er ernstige woningnood.
In de wederopbouw is het stratenpatroon van voor 1940 grotendeels in stand gehouden, evenals de vrij smalle straten met aaneengesloten gevels. Het huidige Venlose centrum lijkt sterk op de vooroorlogse kern. Dit is te danken aan Jules Kayser, vanaf 1945 stedenbouwkundig adviseur van Venlo.
Na de Tweede Wereldoorlog woonden er in Venlo circa 40.000 mensen. In de jaren daarna steeg het aantal inwoners spectaculair. In 1965 werd de 60.000ste inwoner net niet gehaald. Men dacht toen nog dat de groei in dat tempo door zou gaan en Venlo in het jaar 2000 125.000 inwoners zou tellen. De gezinnen waren destijds groot in het katholieke zuiden. Vanaf de jaren zestig vlakte de groeicurve af, door de daling van het geboortecijfer. In Venlo bleef het aantal inwoners steken bij circa 65.000. Door de gemeentelijke herindeling, waarbij de gemeenten Tegelen en Belfeld bij Venlo zijn gevoegd, is het aantal inwoners fors gestegen naar ongeveer 90.000.
Na 1960 kregen steeds meer mensen een auto of bromfiets. De trek uit de stad naar de omliggende dorpen begon. Toch nam het aantal voorzieningen in de stad niet af, maar juist toe. Talloze scholieren fietsen vanuit de omringende dorpen naar Venlo om een van de campussen voor voortgezet onderwijs te bezoeken: Valuas, Blariacum en Den Hulster.
Venlonaren en mensen uit de omgeving bezoeken de schouwburg De Maaspoort, die in 1984 werd geopend, of ze gaan naar het museum Van Bommel Van Dam, opengesteld in 1971, of ze bezoeken het hypermoderne Limburgs Museum dat in 2000 zijn deuren opende. Bij veel bedrijven werken mensen die in Venlo wonen, maar ook veel werknemers die ergens anders woonachtig zijn.
Venlo heeft steeds meer een regionale spilfunctie gekregen. Na 1970 stagneerde de bevolkingsgroei, maar het aantal woningen bleef fors groeien vanwege veranderingen in de samenstelling van de bevolking en daarmee samenhangende wooneisen. Door deze ontwikkeling dijde Venlo uit en groeide van een kleine naar een middelgrote stad. De stadsuitbreiding verliep niet ongebreideld, maar volgens van tevoren overdachte uitbreidingsplannen. Om deze planning te realiseren werd in 1911 de Dienst Gemeentewerken opgericht. Pas in 1946 kwam er een aparte afdeling die zich bezighield met de ontwikkeling van de stad Venlo.
Na de Tweede Wereldoorlog vond men dat wonen en werken van elkaar gescheiden moesten worden. Er moesten wijken komen waar mensen woonden, hun dagelijkse boodschappen konden doen en waar de kinderen naar school gingen. De industrie kwam op aparte terreinen, zoals de Veegtes in het Noorden van Venlo en Groot Boller ten noorden van Blerick. De uitbouw van Venlo verliep als het invullen van een puzzel. Eerst wat stukjes aan de rand en daarna werden de opengebleven plekken opgevuld. De systematische ‘Basisplannen’ uit de periode 1947 - 1950 werden in de werkelijkheid geenszins als zodanig gerealiseerd.
naar de top van deze pagina
Henri Floor & Coos Verburg