|
|
Marchee de l'Armée Luxembourgeoise 1990
|
In het weekend van 9 en 10 juni 1990 organiseerde Amicale des Anciens Artilleurs
Luxembourgeois voor de 24e maal de tweedaagse Marche de l'Armée Luxembourgeoise
te Diekirch.
Diekirch ligt in het groothertogdom Luxemburg. Luxemburg is
ongeveer zo groot als onze provincie Drenthe; ook de vorm toont gelijkenis. Men
onderscheidt er twee natuurlijke gebieden: de Ardennen in het Noorden (32% van
de oppervlakte) en het Gutland in het Zuiden (68%). De Luxemburgse Ardennen
worden ook wel de Oesling genoemd. De scheidingslijn tussen de beide
landschappen is markant. Ze loopt van west naar oost van de Belgische grens bij
Martelange naar de Duitse grens zodanig, dat Ettelbruck en Diekirch bij het
Gutland en Vianden bij de Oesling behoren. In dit "overgangsgebied" liep het
wandelparkoers met de nadruk op het Oeslinggebied. Hoewel de omgangstaal het
Letzelbourgs is, een zeer oud Moezel - Frankisch dialect, dat van Germaanse
origine is, konden wij ons veelal met Duits of zelfs Nederlands verstaanbaar
maken.
In 1985 liepen wij deze tocht voor de eerste maal samen. Het was toen erg warm
weer. Het parkoers liep toen wisselend over verharde- en onverharde wegen en
paden.
In 1987 liepen we de tocht voor de tweede maal. Door de regen,
voorafgaande aan die tocht, werd toen een vrijwel geheel asfaltparkoers
aangeboden. Dit jaar had het weliswaar ook wat geregend. Maar om daarvoor het
parkoers praktisch geheel over asfaltwegen te laten lopen, vonden wij sterk
overdreven. Het nu aan geboden parkoers was voor een asfaltparkoers echter
schitterend te noemen. Enige drukkere verkeerswegen waren kennelijk
onontkoombaar, maar veelal voerde de tocht over rustige wegen. Daarbij hadden we
vaak, als we weer een steile helling hadden gehad, gedurende enige tijd
prachtige vergezichten.
Beide dagen was het goed wandelweer bij temperaturen van
rond de 16°. De voorspelde regen en regenbuien bleken grotendeels niet
uitgekomen te zijn. Ondanks een voorinschrijving moesten we zaterdagochtend een
half uur in de rij staan. Later bleek dit niet zo erg te zijn. Nu konden we
rustig startten en het parkoers volgen. Zondags zat er de druk achter van tijdig
binnen komen, om zodoende ook weer tijdig huiswaarts te kunnen vertrekken.
Verder hadden we die zaterdag één bui van ongeveer een half uur met tussendoor
wat lichte hagel. Daarbij hebben we nog enige tijd geschuild in een boerenschuur
om ons niet onnodig nat te laten regenen.
Later op het parkoers, hoorden we op
een gegeven moment boem, boem, boem, ..... Heel langzaam kwam het geluid
dichterbij. We keken om ons heen, maar konden de herkomst van het geluid
aanvankelijk niet thuisbrengen. Opeens zei een wandelaar voor ons "dat is die
Israëliër zeker weer". Maar dat sprak ons nog niet aan, omdat we toen nog niet
begrepen dat dat met het boem ... boem geluid te maken had. Vlak daarop zagen we
een behaarde en bebaarde deelnemer lopen met een kleine trommel. Met zijn hand
sloeg hij op de trom, die dat boem .. boem geluid veroorzaakte. De man zong er
af en toe in het Hebreeuws bij. Op zijn borst bengelden enige grote medailles.
Op zijn rug droeg hij startnummer 780. Maar het was niet duidelijk van welke
tocht dat startnummer was.
De organisatie zat voortreffelijk in elkaar. Om de 6 km was er een
Ravitaillement Militaire (verzorgingspost). Hier kreeg je thee, limonade of
lauwe cider. Daarnaast waren er op het 40km parkoers ongeveer vijf Aire de Repos
(grote rusten) en drie Poste de Secours (EHBO-posten). Op kruisingen met
verkeerswegen stond steeds militaire politie. Enkele malen waren zelfs wegen
afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Er deden veel wandelaars aan deze tocht
mee. Deze tocht is (van oorsprong) een militaire mars. Van een Nederlandse
militair vernamen we, dat van de 2500 militairen, die meededen, er 1000 uit
Nederland kwamen. Daarnaast natuurlijk de vele individuele wandelaars, waarbij
veel Nederlanders.
Door het vroege startten op zondag (7.10 uur) ontstonden er
Nijmegen-taferelen, waarbij militairen of individuele wandelaars zo dicht en zo
breed over het parkoers liepen, dat inhalen niet of moeilijk was. Pas na de
splitsing tussen de 20 en 40 km werd het aangenamer. Vlak na de start ging ter
hoogte van Gilsdorf het tempo plotsklaps omlaag. In een weiland rende een paard
driftig heen en weer om vier ezels op de een of andere manier uit zijn
weiland te verjagen. Aan het eind van de tocht begon het licht te druppelen
toen we Diekirch weer betraden.
Zaterdags liep het parkoers van Diekirch via Bastendorf naar Brandenbourg.
Nadat we langs het gelijknamige kasteel liepen was de splitsing van de 20 met
de 40 km. Na het plaatsje Gralingen bereikten we Bourscheid-plage, gelegen aan
het riviertje de Sûre. We staken het riviertje over via een loopbrug. Vlak
naast de brug lag een doorwaadbare plaats voor auto's. Het water was hier
ongeveer 10 à 15 cm diep. Via Lipperscheid werd Bourscheid bereikt. Dit
plaatsje is magnifiek gelegen op een plateau 150 m boven de Sûre. Via Burden
werd Diekirch weer bereikt.
Zondags liep het parkoers van Diekirch langs de Sûre langs Gilsdorf naar
Moestroff. Daarna doorkruisten we Reisdorf, Hoesdorf en Bettel om in Vianden uit
te komen. Vianden is wel het meest aantrekkelijke stadje van Luxemburg.
Pittoresk is het gelegen aan de voet van de Ardennen in het diepe dal van de
Our. De plaats is gebouwd aan beide zijden van de rivier. Vianden heeft zijn
bekendheid vooral te danken aan de machtige burchtruïne van het Huis Oranje
Nassau, die de plaats domineert. Het is één van de grootste burchten van het
land en zeker de meest befaamde.
Opmerkelijk is dat het kleine Vianden met zijn
1700 inwoners wel zeven kerken, respectievelijk grote kapellen rijk is. We
staken de brug over met aan de zijkant een beeldhouwwerk van de grote Franse
dichter Victor Hugo. We kwamen op korte afstand langs de burcht. Het kasteel van
Vianden werd in de 11de eeuw gebouwd op een plaats waar zich vroeger een
Romeinse sterkte bevond. In 1417 kwam het graafschap Vianden door huwelijk aan
het Huis van Nassau. In 1820 kocht de Viandense koopman Venisclas Coster het
kasteel voor ƒ 3200,-, nadat de burcht in verval was geraakt. In 1865 werd de
burchtkapel, met Romaans portaal, gerestaureerd op last van Prins Hendrik der
Nederlanden, bewindvoerder in het groothertogdom namens koning Willem III. In
het begin van deze eeuw zette groothertog Hendrik IV zich in voor nadere
restauratie, een werk, dat van 1963-1969 werd voortgezet door de Luxemburgse
architect professor Joseph Wegener. Via Walsdorf en Fouhren werd Longsdorf op
afstand gepasseerd. Daarna bereikten we Diekirch dat ons "verwelkomde" met
lichte regen.
Nadat we de voorgaande keren steeds met de auto naar Diekirch waren gereden
hebben we dit maal van het openbaar vervoer gebruik gemaakt. Hoewel er dagelijks
een doorgaande trein van Amsterdam via Utrecht en Maastricht naar Ettelbruck
rijdt, namen wij een latere trein waarbij we tweemaal moesten overstappen. Dat
was respectievelijk in Maastricht en Luik. Vanaf Ettelbruck is het weliswaar nog
maar vijf km. Maar daar heb je met je bagage natuurlijk geen zin in om dat
lopend af te leggen. Hoewel er wel een trein en bus rijdt deden we het heen met
de taxi. Terug deden we dat met de bus. Ons overnachtingadres was bij een
particulier te Gilsdorf op ongeveer 15 minuten lopen van de start.
| Henri Floor & Coos Verburg |