|
|
|
|
Lekker uitwaaien met WS78 op je verjaardag
|
Op vrijdag 9 maart 1990, op de verjaardag van Coos, besloten we om de
WS78 wandeltocht vanuit Purmerend
na te lopen. Toen de tocht officieel
werd georganiseerd, zaterdag 9 december 1989,
kon Coos niet wandelen vanwege verrekte enkelbanden. Ik zelf was me
aan het voorbereiden op een tentamen. De weersvooruitzichten voor
deze dag waren: overwegend droog met
kans op zonnige perioden met een
windvoorspelling tot windkracht 8.
Nadat we met de trein naar Purmerend waren gereisd en het startpunt
De Doele aan de Koemarkt hadden bereikt, vertrokken we daar rond half negen.
Nadat we de binnenstad hadden verlaten, liepen we over enige lange wegen naar
het plaatsje Neck. We kwamen het plaatsje Neck binnen over een weg langs een
vaart, die aan één kant vol lag met woonboten. Terwijl ik mijn fototoestel
opzocht, bemerkte ik niet dat ik mijn routebeschrijving verloor. Nadat de foto
gemaakt was, met daarop uiteraard ook de jarige, ontdekte ik het verlies van de
parkoersbeschrijving. Ik liep een paar honderd meter terug en zag de
parkoersbeschrijving langs de kant van de vaart liggen, half op het droge en een
kleine beetje in het water. Doordat we de routebeschrijving om een kartonnetje
in een plastikje hadden zitten, was de routebeschrijving bijna niet nat
geworden.
Toen we Jisp binnen liepen werden we getroffen door de schoonheid van
het raadhuis, een sierlijk monument van architect Leeghwater met drie
trapgevels, daterend uit 1650. Even verderop zagen we het meer De Zwet, dat ik
nog wel kende van een van mijn schaatstochten in de tachtiger jaren. We hadden
inmiddels 9 km afgelegd en bij een plaatselijke supermarkt hadden we een korte
rust. Voorbij het centrum van Wormer liepen we door een natuurgebied over
bruggetjes langs het meer De Poel. Op onze weg langs de Zaan in de richting van
Oost-Knollendam was het water van de Zaan door de stormachtige wind zo woest
geworden, dat golven tegen de kant op beukten. De golven zorgden ervoor dat ze
af en toe over onze weg schoven. We hadden echter al geruime tijd de
regenkleding aan, omdat deze ook goede beschutting gaf tegen de wind.
In OostKnollendam constateerden we, dat veel bomen langs de kant van de weg waren
omgekapt. Bij de pont over de Knollerdammer Vaart aangekomen, bleek dat de
autopont gesloten was vanwege de harde wind. Daarop werden we met een roeiboot
overgezet tegen betaling van ƒ 0,50 per persoon. Aan de overkant van de
Knollerdammer Vaart hadden we een korte pauze in een wachthokje dat ons tegen de
harde wind beschermde. Net toen we de brug over de Zaan waren overgestoken
constateerden we dat we verkeerd liepen. Toen we omkeken zagen we de brugwachter
wijzen, welke kant we moesten oplopen. We liepen terug en de brugwachter kwam
naar buiten. Hij vroeg of we "die wandeling" naliepen en zei verder dat hij de
wandelaars aan de andere kant van de brug door het struikgewas verder had zien
lopen. Hij voegde er tegen ons aan toe er voor op te passen om niet in het water
te waaien.
Regelmatig constateerden we dat het water in de sloten bijna tot aan
de rand stond. De reden hiervan is dat dit een kwestie van bemalen is. In
veenpolders houdt men het slootpeil bewust hoog om te zorgen dat de veengrond
naast de sloten tot zo dicht mogelijk onder het oppervlak nat blijft. Deze
veengrond heeft namelijk de eigenschap om bij uitdrogen te verbranden. De
zuurstof kan dan bij het veen komen en deze zuurstof oxideert de organische
plantenresten waaruit het veen bestaat. Het veen verdwijnt dan onder andere in
de vorm van koolzuur in de atmosfeer. In vroegere eeuwen had men niet zo door
dat het veen deze eigenschap heeft en zo zijn dan ook door ontwatering in
sommige gebieden wel enkele meters veengrond verdwenen.
Tegenwoordig is men erg
zuinig op de vruchtbare grond en houdt men de waterstand dan ook kunstmatig
hoog. Gevolg is wel dat het enige mogelijke bodemgebruik veeteelt is, want
graswortels kunnen als enige tegen een zo hoge waterstand. En dan weet u meteen
waarom
in het veengebied geen akkers en
alleen maar weiden zijn.
Af en toe leunden we voorwaarts
tegen de wind. Opeens moest ik
denken aan de omschrijving van
wandelen, die ik kort geleden gelezen had. Namelijk dat wandelen
is je voorover laten vallen en
zonodig een been moeten uitsteken.
We liepen langs het plaatsje Marken-Binnen (gemeente Uitgeest) en
bereikten het plaatsje De Woude.
De pont lag klaar. Toen de pontbaas zag dat we de pont niet
wilden gebruiken voer hij naar de overkant.
We gingen een telefooncel binnen om even uit de harde wind op adem te
komen. We staken het Noord-Hollands kanaal over aan de Noord-Oost kant van het
Alkmaardermeer. Eindelijk, na ruim 20 km, kregen we wind in onze rug. Over een
grasdijk bereikten we West-Graftdijk. Langs een smal sluizen complex bereikten
we café restaurant Vislust waar we een grote rust creëerden.
Na de rust was het
opgehouden met regenen, die zo'n uur had geduurd. Ook de wind was afgezwakt tot
windkracht 6 à 7. Door de nauwe hoofdstraat van Oost-Graftdijk vervolgden we
onze weg langs het Noord-Hollands kanaal. Door een weidegebied bereikten we het
plaatsje De Rijp. Bij de plaatselijke grote kerk smulde Coos van een heerlijk
Volendamse haring met uitjes. Voornoemde kerk is een laat-gotische kruiskerk
uit 1529. De kerk is wijd en zijd beroemd om z'n 24 gebrandschilderde ramen,
allen uit 1655. Hoewel de kerk vrij te bezichtigen was, lazen we deze
bijzonderheid pas na afloop van de wandeltocht. Iets verder kwamen we bij het
Rijper raadhuis. Dit is een sierlijk gebouwtje met drie topgevels. Ook dit
raadhuis is een ontwerp van Leeghwater en draagt het jaartal 1630. Een forse
schaduw van een belendend pand zorgde ervoor dat een foto op dat moment minder
tot zijn recht kwam.
Nu begaven we ons op weg naar Midden Beemster. Als je op
een wegenkaart kijkt, zul je zien dat de Beemster in mooie vierkante blokken is
verdeeld door rechte wegen met zijden van 1800m lang. Dit is gebeurd onder
invloed van de Renaissance, naar Romeins voorbeeld, waar in de stedenbouw
dezelfde vierkante vorm is terug te vinden. Middenbeemster ligt midden in één
van de mooiste polders op de kruising van twee polderwegen. Het waren
ondernemende Amsterdamse kooplieden, die in 1612 het Beemstermeer lieten
bedijken en door 41 molens lieten droogmalen. Jan Adriaanszoon Leeghwater was
hierbij landmeter en molenbouwer. Na de drooglegging werden er fraaie heren- en
boerenhofsteden gebouwd, meestal eigendom van rijke stedelingen. De eigenaar
kwam alleen voor de jacht of zomerverblijf.
Met onze wandeltocht kwamen we onder
andere langs de prachtige stolpboerderijen De Bijenkorf en De Eenhoorn. Aan de
gevel hingen fraaie familiewapens. Na nog een paar lange wegen bereikten we
Purmerend weer. De totale afstand bedroeg 39,705 km. Hoewel het grootste
gedeelte over asfaltwegen voerde (je kon ook bijna niet anders) was dit toch
best een aardige tocht geweest. De harde wind, de 12e storm van 1990, met
uitschieters tot windkracht 10 hadden voor ons een belangrijke stempel op deze
tocht gedrukt.
|
Henri Floor & Coos Verburg
|