Terug naar de homepage van Henri Floor Hengelo (ov.) en omgeving

De geschiedenis van Hengelo in vogelvlucht
Hengelo vormt samen met Beckum en Oele een gemeente van ruim 80.000 inwoners. De geschiedenis van Hengelo gaat ver terug in de tijd. 10.000 jaar geleden woonden hier al mensen. In de middeleeuwen bestond Hengelo uit slechts enkele woningen. In 1802 stonden er zo’n 200 boerderijen en huizen. Het dorp was niet groot maar wel al een zelfstandige gemeente.

De bevolking van Hengelo is pas in de laatste 125 jaar flink gegroeid. Die groei is vooral te danken aan de industrialisatie. De Hengeloër verdiende zijn brood in de textiel- en de metaalindustrie en later ook in de chemische industrie en de vele uiteenlopende activiteiten rond deze industrieën.

Hengelo tot aan 1900
Uit opgravingen met name aan de Bornsestraat is gebleken dat Hengelo al duizenden jaren een als woonplaats dienst doet. De meest interessante vondsten betreffen het 'Huys te Hengel'. Bekende heren van Huys te Hengel waren Frederik van Twickelo en Willem van Ripperda. De laatste was meermalen Drost van Twente en ook maakte hij deel uit van de afvaardiging bij de Vrede van Münster in 1648.

Op het platteland rond het Huys te Hengelo bestonden op en rond de essen boerengemeenschappen waarvan de leden onderling afspraken hadden gemaakt over het gebruik van de grond e.d. Een dergelijke gemeenschap noemde men een marke. Zo kenden we hier de marken Woolde, Driene, Oele, Beckum, Twekkelo en Hasselo. Deze boerengemeenschappen hielden zich in leven met landbouw veeteelt en huisnijverheid. Het wapen van Hengelo verwijst daar naar.

16e eeuw
In de zestiende eeuw begon de Twentse bevolking meer tijd te besteden aan zaken als spinnen, weven en verven. Uitgeweken Vlamingen hielpen de boerenbevolking op weg met nieuwe technieken en de eerste huisweverijen ontstonden. Als gevolg daarvan kon er meer geproduceerd worden dan er nodig was voor eigen gebruik. Zo kwam de handel in textiel in Twente op gang. Bekende handelaren (toen fabriqueurs genoemd) waren Wolter ten Cate en Abraham ter Horst. Zij plaatsten bestellingen, kochten stoffen op en zetten deze elders weer af.

Eind 18e eeuw
Tijdens het verblijf van de Fransen in Nederland (eind van de achttiende eeuw) werden de gemeenten ingesteld. Hengelo werd in 1802 een zelfstandige gemeente. In die tijd was Hengelo een klein dorp van nog geen tweehonderd boerderijtjes, hutten en andere woonsteden. Het was slechts bereikbaar via kronkelige karrensporen.

Midden 19e eeuw
Rond het midden van de 19de eeuw komt de industrialisatie op gang. Mede op aandrang en met hulp van Koning Willem I krijgt Twente mogelijkheden om textielindustrie op te zetten. Vanuit Twente is het met name de familie Stork die zich enkele generaties lang op vele fronten sterk maakt voor de industriële ontwikkeling. In 1868 vestigt C.T. Stork zijn machinefabriek in Hengelo. Ook de appendagefabriek (machineonderdelen) van G. Dikkers en de Hengelose Bierbrouwerij startten hun productie. Na 1900 kwamen bedrijven als Twentsch Station voor Stroomlevering, Hazemeijer, Heemaf, Akzo en Hollandsche Signaal naar Hengelo. De combinatie met een perfecte infrastructuur (de beide sporen liggen er dan al) leidt onmiddellijk tot een snelle groei.

Hengelo na 1900
Na 1900 breidt de industrie zich uit naar allerlei apparatuur voor distributie en omzetting van elektrische energie. HEEMAF en Signaal verwerven zich een wereldnaam. De zoutwinning kiest ook Hengelo als standplaats en legt zich vervolgens ook toe op de productie van grondstoffen voor de chemische industrie. De grote fabrikanten zorgden niet alleen voor werk, maar ook voor scholing, woningen en vertier voor de arbeiders en hun familie.

het Tuindorp
Opmerkelijk en vermeldenswaard is de bouw van het Tuindorp in het begin van deze eeuw, dat naar een idee van C.T. Stork en zonen is uitgevoerd door de architect Karel Muller en landschapsarchitect Wattez. Uitgaand van de bestaande landschapsstructuur (lanen, dijken en erven) bouwden zij een compleet dorp voor alle rangen en standen. De natuurlijke lijnen, de harmonische combinatie van functies, de diversiteit aan woningen en de zeer ruime opzet maken dit tuindorp tot een uniek stadsgezicht.

de Tweede Wereldoorlog
Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Hengelo een centrum zoals zoveel steden: woningen en winkels door elkaar aan kleine, smalle straatjes. Van die stad is nagenoeg niets meer over. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Hengelo regelmatig doelwit van bombardementen. Veertig keer werd de stad met bommen bestookt. Het ergst was het op 6 en 7 oktober 1944. De eerste dag werd een aanval ondernomen op het stationsemplacement. De bommen misten hun doel en richtten grote schade aan in de directe omgeving. Bij deze aanval werden vele inwoners gedood of gewond. In totaal werden ongeveer 3000 woningen en/of winkels min of meer zwaar beschadigd.

Na de oorlog
Na de oorlog werd onmiddellijk begonnen met de wederopbouw. Nadat van de nog aanwezige kleine huizen en boerderijen het merendeel met de grond gelijk was gemaakt, werden brede straten aangelegd met veel winkels en kantoorpanden. Hengelo herrees als een typische wederopbouwstad met een mix van sociale woningbouw, karakteristieke tuindorpen en stadsvilla’s. Het station werd verlegd in westelijke richting en er werd ruimte gemaakt voor een flink marktplein.

Met name rond de markt moest vrijwel alles weer opnieuw worden opgebouwd. In 1963 min of meer als afronding van de wederopbouw kreeg Hengelo zijn stadhuis en werd het oude gemeentehuis afgebroken.

Jaren zeventig
In de jaren zeventig werd een begin gemaakt met de vernieuwing van het stadserf. Na langdurige beraadslaging en vele plannen werd begin tachtiger jaren de basis gelegd voor het stadserf. In augustus 1983 werd de Enschedesestraat afgesloten voor doorgaand verkeer. Het stadserf is het domein van de voetganger en de fietser. Het stadskantoor biedt ruimte aan de Sociale dienst en de dienst Gemeentewerken. Begane grond en eerste verdieping herbergen de openbare bibliotheek. Met de opening van het winkelcentrum Thiemsbrug en de parkeergarage werd de kroon gezet op de geheel vernieuwde binnenstad.


Verkeer in de stad
Door de aanleg van het stadserf is het centrum nu afgesloten voor doorgaand snelverkeer. Verkeer dat Hengelo aandoet, wordt bij het binnenkomen van de stad de wijkring op geleid, tenzij men richting centrum kiest. De wijkring is een tweebaansweg met fietsstroken en vrijliggende fietspaden, die de wijken met elkaar verbindt. Tevens vormt de wijkring een goede verbinding tussen de invalswegen. Wie naar het centrum rijdt, wordt bij de centrumring om het centrum geleid. Daarbij passeert men een groot aantal parkeerplaatsen. Vanaf de parkeerplaatsen is men lopend binnen vijf minuten op de gewenst plek in de binnenstad.

Met name wat betreft het internationaal goederentransport ligt Hengelo aan de belangrijke routes Rotterdam - Moskou en Rotterdam - Scandinavië. De vroegere Europaroute 8 liep dwars door Hengelo via Deldenerstraat en Oldenzaalsestraat. Na het gereedkomen van het knooppunt Buren werd deze route verlegd via Bornsestraat en Oldenzaalsestraat.

Jarenlang werd het centrum van Hengelo dag en nacht geteisterd door het internationale vrachtverkeer. Op 27 juli 1988 is daar een eind aangekomen. Sinds die dag wordt het verkeer dat niet in Hengelo hoeft te zijn over de rijksweg 1 geleid. Deze nieuwe rijksweg betekende samen met A35 een flinke impuls voor de bedrijvigheid tussen Hengelo en Borne (Westermaat). Onder de naam ‘Hart van Zuid’ ondergaat een terrein van 50 hectare in de binnenstad momenteel een ingrijpende transformatie. Het oude industrieterrein (Stork, Dikkers) maakt plaats voor nieuwe functies. De fabriekscomplexen beginnen als industrieel erfgoed een nieuw leven.


Lonnekermeer (98 ha)
Voor het publiek is een gemarkeerde wandelroute uitgezet van ongeveer 3,5 kilometer. Het beginpunt is bij de boswachterswoning aan de Nieuwe Grensweg (aan de kant van Hengelo). Er kan geparkeerd worden bij de kruising van de Nieuwe Grensweg en de Lonnekermeerweg (ter hoogte van de spoorlijn). Maar het landgoed leent zich vooral voor een fietstochtje vanuit Hengelo en dan te voet verder langs het Lonnekermeer.

Het landgoed Lonnekermeer heeft niet alleen bijzondere natuurwaarden, maar is ook van landschappelijk en cultuurhistorisch belang. Het Lonnekermeer maakt onderdeel uit van een keten van landgoederen die ooit gesticht zijn door de grote Twentse industriëlen. Op het landgoed staan drie rijksmonumenten, het landhuis, een boerderij en een dienstwoning die dateren uit begin 20e eeuw.
Het landgoed maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur, het landelijk netwerk van aaneengesloten natuurgebieden dat moet ontstaan om dieren en planten voldoende leefruimte te bieden. Door de bijzondere combinatie van waterplassen, bos en heide biedt het landgoed onderdak aan een grote variëteit aan dieren en planten. Rondom de vrij ondiepe waterplassen komen typische soorten voor als dotterbloemen en zwanebloemen en 27 soorten libellen. Het Lonnekermeer is verder bekend om het gesteeld glaskroos dat nergens anders in Overijssel voorkomt. Ook zijn de kleurrijke ijsvogel, boomvalk en groene specht vaste bewoners. Het bosgebied kenmerkt zich door een groot aantal verschillende boomsoorten, zoals beuken, berken en zomereik. Een bijzondere soort is hier de koningsvaren. Op de natte heidegronden komen kleine zonnedauw en moeraswolfsklauw voor. Door gericht kleinschalig natuurbeheer verwacht Landschap Overijssel de variatie verder te kunnen laten groeien en ook veel van de oorspronkelijke natuurwaarden te herstellen. Ook in het aangrenzende natuurterrein De Wildernis zijn hiermee goede resultaten geboekt.

De Wildernis (113,57 ha)
Het deel van het reservaat dat gelegen is aan de Hofmeijerweg is vrij toegankelijk op wegen en paden. Ook het Sterrenbos is vanaf de Hofmeijerweg vrij toegankelijk. Hier is een wandelroute uitgezet. Het overige deel is afgesloten voor het publiek. De Hofmeijerweg ligt tussen de doorgaande routes Nieuwe Grensweg en Weerseloseweg.

Het meest noordelijke deel van de Wildernis bestaat voor een belangrijk deel uit een geaccidenteerd heideterrein, waarin we zowel vochtige dopheidezones als vochtige en droge struikheidezones aantreffen. Hier en daar vinden we enkele verspreid staande oude vliegdennen. In de lage dennen liggen enkele maten, vochtige hooilanden omzoomd door wallen, die begroeid zijn met eiken en berken. Over het algemeen zijn de maten bijzonder drassig en deels begroeid met elzen- en wilgenstruwelen. Gagelstruwelen treffen we voornamelijk aan op de overgangen naar de dopheide. Vanwege de bijzondere vegetatie (moerasvergeet-mij-niet, glidkruid) worden de maten jaarlijks gemaaid en wordt het afkomende gewas afgevoerd. Zonnedauw groeit voornamelijk op die plaatsen waar regelmatig wordt geplagd. Het terrein aan de Hofmeijerweg is een heidebebossing. Aan de vochtige heide herinnert nog het ven, dat omgeven wordt door een rand van gagelstruiken.


Enschede is met circa 150.000 inwoners de grootste stad in Oost-Nederland. Een stad die volop in beweging is. Enschede Bouwt. Letterlijk en figuurlijk op alle terreinen. Wie er een paar jaar niet is geweest kent de stad nauwelijks terug. Enschede werkt. Op alle niveaus. In grensverleggende ICT-bedrijven of bijvoorbeeld in ambachtelijke zeefdrukkerijen. Enschede woont. Anders dan elders. Nieuwe projecten krijgen hier de ruimte. Enschede sport. Professioneel en puur voor het plezier. Van Eredivisievoetbal tot fitness. Enschede recreëert. Binnen en buiten een rijk uitgaansleven kenmerkt de stad net zo goed als een rijke natuur. Enschede kijkt en koopt. Het winkelcentrum voor de wijde omgeving heeft altijd het nieuwste van het nieuwste. Kortom: kleur de stad.

Enschede is met circa 150.000 inwoners de grootste stad in Oost-Nederland. Een stad die volop in beweging is. Enschede Bouwt. Letterlijk en figuurlijk op alle terreinen. Wie er een paar jaar niet is geweest kent de stad nauwelijks terug. Enschede werkt. Op alle niveaus. In grensverleggende ICT-bedrijven of bijvoorbeeld in ambachtelijke zeefdrukkerijen. Enschede woont. Anders dan elders. Nieuwe projecten krijgen hier de ruimte. Enschede sport. Professioneel en puur voor het plezier. Van Eredivisievoetbal tot fitness. Enschede recreëert. Binnen en buiten een rijk uitgaansleven kenmerkt de stad net zo goed als een rijke natuur. Enschede kijkt en koopt. Het winkelcentrum voor de wijde omgeving heeft altijd het nieuwste van het nieuwste. Kortom: Enschede leeft!

Verkeer in goede banen
Bij een grote, levendige stad hoort druk verkeer. Om alle bewegingen in goede banen te leiden, wordt in Enschede continu gewerkt aan verbeteringen. In de vorm van Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Van grote waarde zijn de Singels rond het centrum die een goede 'interne' verkeerscirculatie bevorderen. Verder is het goed voor de doorstroming dat de ruim 15.500 studenten 't gemakkelijk met de fiets en OV-jaarkaart afkunnen.

Werk in alle uitvoeringen
Trouwens, de NS-stations Centraal (met busstation) en Drienerloo liggen eveneens gunstig ten opzichte van bijvoorbeeld het Stadskantoor (zo'n 700 flexwerkplekken) en het Business & Science Park. Elders in de stad trekken bedrijventerreinen als Marssteden, Euregio Bedrijvenpark en het Transportcentrum vele werkers van binnen en buiten de stad. In de stad heerste nog maar een paar decennia geleden de monocultuur van de textiel. Zoals Enschede andere tegenslagen (stadsbrand 1862, vuurwerkramp 2000) het hoofd heeft geboden, werd ook de ondergang van de textielindustrie met daadkracht overwonnen. Nu is er sprake van een grote gevarieerde bedrijvigheid. Op het gebied van hoogwaardige informatie-, communicatie- en medische technologie behoort Enschede inmiddels tot de landelijke voorhoede.
Enschede, stad met verleden, stad met toekomst.

Elke ochtend komen duizenden van elders naar hun werk of school in de elfde stad van Nederland.

Veel van de ondernemingen op het Business & Science Park
(200 ha; 150 bedrijven), tegenover de Universiteit Twente (UT), zijn opgezet door afgestudeerden van diezelfde UT.

De centrumfunctie van Enschede in de Euregio (2.600.000 inwoners binnen een straal van 60 km) wordt versterkt door het verdwijnen van de grenzen. De spoorlijn Enschede-Münster draagt hieraan bij.

Enschede telt inwoners uit de meest uiteenlopende culturen. Alleen al de circa 450 studenten van het ITC (oorspronkelijk: Internationaal Instituut voor Luchtkartering en Aardkunde) zijn afkomstig uit zo'n 80 verschillende landen.

Enschede telt professoren, autogeenlassers, hartspecialisten, jazzmuzikanten, WAO-gerechtigden, bejaardenverzorgenden, voetbalprofs, studenten, VUT'ers … dit brede scala van Enschedeërs zien we terug in het uiteenlopende woningaanbod. Eénpersoons-woningen in een smaakvol verbouwde textielfabriek, miljoenenvilla's op grote kavels, eco-huizen in een 'milieu-entourage', luxe penthouses in 't centrum, flatwoningen met uitzicht op 't groene buitengebied, gerenoveerde, karakteristieke arbeidershuizen en gloednieuwe twee-onder-één-kap-panden hoe sterk ze ook verschillen, ze hebben één ding gemeen: aanzienlijk lagere woonprijzen dan in het westen.


Het gerenoveerde Jannink-complex, ooit textielfabriek, dient nu als museum en woonruimte. Eens telde Enschede meer dan 75 textielfabrieken, waarvan er nu geen meer over is.

Milieu- en energievriendelijk wonen in Oikos.
Het project met onder andere wadi's (speciale waterafvoer) en zonnepanelen staat landelijk in de belangstelling.

Bij de opzet van de wederopbouw van de wijk Roombeek, die op 13 mei 2000 werd geteisterd door de vuurwerkramp, zijn ook getroffen bewoners en ondernemers betrokken.

Voor iedereen is er woonruimte naar wens: van goede betaalbare mogelijkheden voor starters tot riante villa's voor wie op weelde is gesteld.

Sportief: doen of kijken
Doordeweeks of in het weekend, in Enschede krijg je alle gelegenheid voor inspanning en ontspanning. Binnen (onder meer tennis, squash, duiken en … klimmen!) én buiten: 70 voetbal- en 10 hockeyvelden, maar ook 3 honkbalvelden en 5 golfbanen. Wie passief wil genieten, komt naar de wedstrijden van FC Twente, de jaarlijkse Military en bijvoorbeeld de Marathon.
Cultureel neemt Enschede eveneens een vooraanstaande positie in. De Muziekstad is thuishaven van het Orkest van het Oosten en de Nationale Reisopera. In het Muziekcentrum oogsten zowel artiesten van wereldfaam als amateurs applaus. Terwijl nog geen honderd meter verderop Youp van 't Hek of Het Nationaal Toneel op de planken staat in de Twentse Schouwburg. Liefhebbers van jazz, metal, kleinkunst en film hebben elk hun eigen adressen. Een Museumjaarkaart komt goed van pas: Rijksmuseum, Natuurmuseum en Museum Jannink presenteren regelmatig tijdelijke tentoonstellingen.

Bij de thuiswedstrijden van FC Twente, nationaal bekerwinnaar 2001, is het regelmatig 'uitverkocht huis' in het Arke Stadion.

Een thuiswedstrijd voor het Orkest van het Oosten: in het Muziekcentrum, akoestisch één van de beste concertzalen van het land. Met een luchtkussen-uitschuifsysteem kan de grote zaal snel worden omgetoverd tot een poptempel.

In het overdekte zwemparadijs Aquadrome nemen alle seizoenen duizenden 'badgasten' uit binnen- en buitenland een duik.

Het bronzen paard vóór het Natuurmuseum: één van de kunstwerken aan de wandelroute die langs tal van bezienswaardigheden in de Enschedese binnenstad voert.

Binnen en buiten ontspannen
Recreëren betekent ook genieten van de natuur. Dat kan binnen de bebouwde kom in een van de parken. Daarnaast - bijna letterlijk - begint al ruim binnen de gemeentegrenzen het fraaie Twentse coulissenlandschap met z'n karakteristieke afwisseling van bossen, weiden, houtwallen en beken. Ongeacht waar u zich bevindt in de stad, het is nooit verder dan 10 fietsminuten van het rustgevend groen.
Winkelen is voor velen een vorm van ontspanning. Enschede is hét winkelcentrum van de wijde omgeving, tot ver in Duitsland. De markt, warenhuizen, boetiekjes, speciaalzaken
Enschede verkoopt altijd Ja!


In de grote, groene stadsparken voel je je midden in de stad al bijna helemaal buiten.

De warenmarkt is populair in de hele Euregio: vooral zaterdag komen ook vele Duitsers even een visje happen.

Bruin café, Ierse pub, swingtent, hard-rock-café en nog talloze andere horeca-gelegenheden:
je hebt 't voor 't uitkiezen in uitgaansstad Enschede.










Oldenzaal jubileerde in 1999 omdat het 750 jaar geleden stadsrechten kreeg. Beter kan worden gezegd dat het dit jaar minstens 750 jaar geleden is dat dit privilege werd verleend. Dat zit zo: Het document waarin het verlenen van de stadsrechten ooit moet zijn vastgelegd, is in een geschiedenis vol branden en plunderingen verloren gegaan. Er is echter wel een oorkonde uit 1296 bewaard gebleven, waarin een Utrechtse bisschop verklaart dat "onze voorganger Otto" Oldenzaal de rechten heeft geschonken waarmee Oldenzaal officieel een stad werd.

Het pleit voor de plaatselijke bescheidenheid dat het voor alle zekerheid maar op 1249 wordt gehouden, nu 750 jaar geleden.

Kenners van de plaatselijke geschiedenis voegen daar echter graag aan toe dat die erkenning niet veel meer kan zijn geweest dan de bevestiging van een al lang bestaande situatie. Tweehonderd jaar eerder had de stad namelijk al marktrechten gekregen. Op 11 juli 1049 verleende keizer Hendrik "de plaats Oldensale in het land van Twent verlof en macht, eenmaal in de week, alle woensdagen, het ganse jaar door, een markt te houden. En op 21 oktober, zijnde het Wijfeest der kerk, een jaarmarkt te houden, met dien verstande, dat die jaarmarkt twee dagen voor het Wijfeest zal beginnen en twee dagen erna zal duren."

Het moet betekend hebben dat de nederzetting toen al meetelde. Zo'n jaarmarkt was een vrijplaats. Er kon recht worden gesproken. De koppeling met het Wijfeest bevestigt de betekenis als kerkelijk centrum. Hier bestierden de kerkelijke autoriteiten de samenleving. Halverwege de tiende eeuw was er al een stenen kerk gebouwd, waarvoor bisschop Balderik (die wel eens in Oldenzaal geboren zou kunnen zijn) Sint Plechelmus uit Limburg importeerde.
Ach, de naam Oldenzaal komt al in geschreven bronnen uit de negende eeuw voor, zij het ietwat anders geschreven. Het meest tot de fantasie spreekt de benaming Altisalja, die zou kunnen verwijzen naar een oude Germaanse 'salja', een eenvoudige hof, of (wie weet) naar de Frankische Saliërs, waarmee de Oldenzalers van oorsprong niet gewoon Saksen zouden zijn, maar zich ook door hun afkomst zouden onderscheiden van de omgeving!

Oldenzaal is dus heel oud. Er zou omstreeks 700 al een burcht zijn geweest, omgeven door een wal. Al heel vroeg is binnen die wal de positie van de kerk overheersend geweest. Dat is de geschiedenis door zo gebleven. Nu nog wordt het beeld van de stad gekenmerkt door de markante Plechelmusbasiliek, genoemd naar de beschermheilige van de stad.

De bisschoppen van Utrecht hebben lange tijd ook de wereldlijke macht in de stad uitgeoefend. De invloed van de roomskatholieke kerk is altijd groot gebleven. De meerderheid van de bevolking is katholiek en het is ongetwijfeld ook de invloed van 'het rijke roomse leven' , dat Oldenzaal zijn vrolijke karakter heeft bezorgd.

Vroeg in haar geschiedenis was de stad bovendien al een centrum van handel. In 1049 kreeg bisschop Bernoldus van Utrecht van keizer Hendrik III het recht hier wekelijks markten te houden. Over de stadsrechten, die het twee eeuwen later kreeg, hebben historici gezegd dat het toen eerder ging om de bevestiging van de rechten als stad, omdat Oldenzaal zich in werkelijkheid die positie al lang had verworven.

Wat dus zo interessant begon, is helaas later een geschiedenis geworden met grote stadsbranden en plunderingen, waardoor veel waardevolle historie (ook in de vorm van archieven) verloren is gegaan. Geldere soldatenbendes, het leger van de prins van Oranje en de manschappen van 'Bommen Beernd', de bisschop van Münster, zijn afwisselend plagen voor de stad geweest. Toen in 1648 de Vrede van Münster een einde maakte aan de tachtigjarige oorlog met Spanje, viel er in Oldenzaal weinig te vieren. Maar nu nog denken Oldenzalers dat zij hun bourgondische inslag ook een beetje danken aan de periode waarin de Spanjaarden met hun zuidelijke temperament hier de scepter zwaaiden.

Toen de Hollandse steden opbloeiden en de Hanze in verval raakte, restte Oldenzaal slechts de positie van een vriendelijk stadje aan de grens met Duitsland. De textiel werd er uiteindelijk, net als in andere Twentse plaatsen, de belangrijkste industrie. Die industrie bloeide, maar de arbeiders bleven arm. Dat heeft sterk het beeld van het huidige Oldenzaal bepaald: een stad van weinig rijkdom. De textielindustrie is overigens, alweer geruime tijd geleden, ondergegaan. Nu is er een heel divers bedrijfsleven en met name een sterke transportsector.

En nu in de jaren negentig het toerisme belangrijk is geworden, staat dit oostelijke stukje van Nederland ook om een andere reden weer in de belangstelling. Oldenzaal ligt in een streek met een mooie natuur. Maar er is nu nóg een reden waarom de stad interessant is geworden. De Hollandse steden van de randstad zijn dicht gegroeid. Er zijn met name nieuwe transportcentra nodig. En Oldenzaal ligt heel gunstig op een transportas naar Noord- en Oost-Europa.

Aan de A1, een royale verkeersweg van de randstad naar Duitsland, heeft Oldenzaal dan ook zijn Hanzepoort gevestigd. Als grensplaats heeft het zijn betekenis verloren, want de grens tussen Nederland en Duitsland is sinds 1993 geopend. Het is nu een modern centrum van bedrijvigheid op een strategisch interessante plaats in West-Europa. Oldenzaal heeft het gevoel dat er een nieuw hoofdstuk in zijn geschiedenis is begonnen.


Ned. Herv. Kerk. Nederlands Hervormde Kerk in religieuze stijl uit de jaren 30, ontwikkeld uit de uitgangspunten van de Amsterdamse school. Architect, ir. A. J. A. Winters te Hengelo. Rijke detaillering van de gevels met rechthoekige strakke vormen van kleine schaal. Groot en stijl dakvlak, gedekt met rechthoekige strakke vormen van kleine schaal. Groot en stijl dakvlak, gedekt met romaanse pan. Glas in lood motieven geometrisch in plastische verhoudingen. Fraai voorbeeld van Protestants Christelijke kerkenbouw uit de dertiger jaren. Oorspronkelijk stond hier een neo-klassisistisch gebouw uit 1809, met een Bentheimer zandstenen pilastergevel en bekroond door een torentje. Een zgn. Waterstaatskerk, maar een zeer charmant gebouwtje dat in 1933 moest verdwijnen omdat het te klein werd voor de gemeente. Ofschoon toen door Monumentenzorg een verbouwingsplan werd ontworpen, waarbij de karakteristieke voorgevel bewaard zou blijven, besloot het toenmalige kerkbestuur tot afbraak en werd in 1934 het huidige kerkgebouw gebouwd.


OLDENZAAL De meest bourgondische stad boven de rivieren
Kent u Twente … de natuur, het glooiende landschap, de rust? In het midden van dit prachtige stukje Nederland ligt Oldenzaal. Het is een eeuwenoude stad met een rijke historie en tegelijk is het een levendige stad waar veel te doen is. Oldenzaal wordt door bezoekers vaak ervaren als ‘gastvrij, ongedwongen en gezellig’. De Oldenzaler zelf vindt het ook prettig wonen in Oldenzaal en dat stralen ze ook uit. De stad is met ruim 30.000 inwoners niet al te groot, maar heeft wel veel te bieden



Oldenzaal is een gezellige winkel- en uitgaansstad, waar u zich snel thuis zult voelen. In Oldenzaal is ook regelmatig wat te doen; van de koopavonden met sfeervolle beiaardmuziek tot een groot stadsfeest. Van een kleinschalig klassiek concert tot openbare muziekfestivals en evenementen.

Wist u dat Oldenzaal ook wel de ‘Boeskoolstad’ genoemd wordt? Deze naam dankt de stad en haar inwoners aan het boeskoolmenneke. Vroeger werd door de plaatselijke bevolking de “boeskool” (witte kool) veelvuldig op het land verbouwd en op de markten in omliggende steden aangeboden. Het menneke is nu symbool geworden voor de vrolijke gemeenschap en haar gezellige inwoners. Loop of fiets eens de beeldenroute van Oldenzaal. Dan komt u het boeskoolmenneke vast en zeker tegen.

Oldenzaal en Twente horen bij elkaar. Wie graag een combinatie wil van rust, natuur, ontspanning en de genoegens van een gastvrije stad, dan vindt u dat in Oldenzaal











Historie

Vóór de Franse tijd bestond Losser uit een aantal marken. De Lutte was eens de machtigste en rijkste marke van Twente. Hier kon men tegen veroordelingen door andere markerichters in beroep gaan.



De marke De Lutte was zó groot, dat zij was verdeeld in vier “Heurnes”, waarvan de namen ook thans nog bestaan, nl. de Rooderheurne, de Molterheurne, de Elfterheurne en de Hengelheurne.


Men had in de marken een eigen wetgeving en rechtspraak (het markerecht), waarin het gemeenschappelijk bezit van de markegrond was geregeld. Hierbij moet gedacht worden aan o.a. het hakken van bomen, de hoeveelheid plaggen die gemaaid mochten worden, het regelen van de waterlopen en het aantal beesten dat er mocht grazen op de gemeenschappelijke gronden.

In geschriften van rond het jaar 900 werd overigens reeds gesproken van in De Lutte (toen “Elviteri”) gelegen boerenerven. De eerste bewoners zijn echter van nog vroegere datum getuige de vondsten van urnenvelden op verschillende plaatsen bij Losser en De Lutte.

De Lutte kreeg in 1786 een eigen “kerkhuis” op erve Varwick en in 1799 stichtte men daar een zelfstandige parochie, waarvan B. van Coevorden de eerste pastoor werd.

In 1931 werd de eerste steen gelegd voor een nieuwe kerk, die thans nog het beeld bepaalt in het centrum van De Lutte, dat zich als kerkdorp in feite eerst heeft ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog.


De Lutte is een klein maar gezellig kerkdorpje van de gemeente Losser, gelegen in de prachtige natuur van Twente.
De omgeving van De Lutte is uitermate geschikt voor fiets- en wandeltochten, de meeste routes lopen over de 'Lutterse bergen', dat zijn kleine bergen die ontstaan zijn in de ijstijd. De bekendste is de Tankenberg (85m), andere bergen zijn de Paasberg, Hakenberg en Austieberg.

Andere bezienswaardigheden zijn het Arboretum Poortbulten, een bomentuin met honderden verschillende boomsoorten en het Lutterzand, een natuurgebied met mooie zandverstuivingen aan het kleine riviertje 'de Dinkel'.

En natuurlijk is de gezellige dorpskern met haar cafés een bezoekje waard. In die dorpskern staat tevens de 'Hellehond', een standbeeld (gemaakt door de beeldhouwer Pieter de Monchy) van een hond die vroeger bij de boeren langs de huizen kwam om de dood aan te kondigen door voor het huis van een stervende te blaffen en te huilen.











De gemeente Dinkelland is ontstaan uit de voormalige gemeenten Denekamp, Ootmarsum en Weerselo en bestaat uit 3 hoofdkernen en 7 kerkdorpen, idyllisch gelegen in het Twentse landschap.


De gemeente Dinkelland ligt aan de Duitse grens dus een uitstapje naar Nordhorn, Lage of Neuenhaus is eenvoudig te maken. Als u op zoek bent naar rust, ruimte, natuur en cultuur dan kunt u in Dinkelland uw hart ophalen. In deze prachtige gemeente in Noordoost Twente vindt u schitterende natuurgebieden waar u prachtig kunt wandelen en fietsen en ook veel historische plekken die zeker een bezoek waard zijn.



De toeristische trekker van Dinkelland is Ootmarsum. Dit oudste stadje van Twente staat vooral bekend als ‘Kunststad van het Oosten’. De bekende kunstschilder Ton Schulten heeft er zijn eigen museum. Ook is er ieder jaar de Kunstmarkt en kunt u talloze galerieën bezoeken. Tijdens een wandeling door het stadje loopt u door smalle, met veldkeien geplaveide steegjes en over schilderachtige pleintjes. Het oorspronkelijke stratenpatroon is daarbij in het beschermde stadsgezicht van het historische centrum nog geheel te onderscheiden. Verder passeert u vele prachtige gebouwen; van oude stadsboerderijen tot voorname patricierswoningen. Het gezellige centrum met de vele terrasjes biedt u een goede gelegenheid om even bij te komen van alle opgedane indrukken.

Weerselo laat u zien hoe het boerenbestaan eertijds het Twentse landschap bepaalde Her en der staan typisch Twentse boerderijen temidden van bossen, beken en weiden. Wat een landelijke schoonheid! En dan zo een kleinood als Het Stift met zjn 13e eeuwse kerkje als middelpunt van een beschermd dorpsgezicht. Hier vonden oot welgestelde joffers een plek om zelfstandig te wonen onder de bescherming van een Benedictijner orde. In het kerkdorp Saasveld treft u een R.K. kerk met fraaie, gebrandschilderde ramen en een historische tuin. Ook staat hier een windkorenmolen uit 1870. Een bezoek waard is zeker ook de Havezate Everloo in de buurt van Rossum. En wijd en zijd bekend is de Weerselose Markt op zaterdagochtend.


Denekamp laat u steeds weer versteld staan van al het moois dat het Twentse landschap te bieden heeft. Tijdens de zwerftochten door Denekamp treft u historische gebouwen aan, die als het ware door een schilder van grote klasse in het landschap zijn ingepast. Huis Singraven, de watermolens van Singraven, Huis te Brecklenkamp, het Schuivenhuisje aan het kanaal Almelo Nordhorn en de St. Nicolaaskerk met haar zelfs internationaal bekende klokken. Denekamp is tevens een prima startpunt voor het maken van fiets- en wandeltochten door het grensgebied, u komt over oude smokkelweggetjes van en naar Duitsland en u kunt de naburige stad Nordhorn met z'n vele bezienswaardigheden eenvoudigweg per fiets bereiken. Op het VVV kantoor in Denekamp, vindt u hierover meer informatie.



Historie gemeente Dinkelland

De gemeente Dinkelland is in 2001 ontstaan door de samenvoeging van de drie gemeenten Denekamp, Weerselo en Ootmarsum. De gemeente Dinkelland telt nu ruim 26.000 inwoners, onderverdeeld in 10 sfeervolle woonkernen, ieder met een eigen karakter: Agelo, Denekamp, Deurningen, Lattrop, Noord-Deurningen, Ootmarsum, Rossum, Saasveld, Tilligte en Weerselo. De gemeente heeft een oppervlakte van ruim 18.000 hectare. Dinkelland heeft veel te bieden, van schitterende natuurgebieden tot historische plekken en gebouwen.

Het landschap is voor een groot deel gevormd door de Dinkel. Hierdoor is als het ware een soort golvende vallei ontstaan, op afstand omsloten door langgerekte heuvelruggen. Op de hellingen van deze vroegere stuwwallen liggen schitterende bossen, heidevelden en de essen met hun akkers en weilanden. In de gemeente Dinkelland bevinden zich verschillende natuurgebieden zoals het Springendal, ’t Singraven en het Roderveld waar ruimte is om te ontspannen en om te genieten van al het moois dat geboden wordt.

Naast al dit natuurschoon biedt de gemeente Dinkelland ook veel historische bezienswaardigheden. In het stroomgebied van de Dinkel bijvoorbeeld ligt het eeuwenoude landgoed Singraven met prachtige watermolens en het Huis Singraven. Dit is een van de prachtige trouwlocaties in Dinkelland.


In het beschermde stadsgezicht van Ootmarsum zijn vele vakwerkhuizen en andere historische gebouwen te zien. Ootmarsum is ook bekend door de vele galerieën die er te vinden zijn en die Ootmarsum de bijnaam ‘kunststad van het Oosten’ op hebben geleverd. Vlakbij Weerselo is het beschermde dorpsgezicht Het Stift gelegen, waar u overblijfselen van een in 1150 gestichte Benedictijner abdij kunt vinden.



Historie van Weerselo

De voormalige gemeente Weerselo is, zoals de meeste gemeenten in het voormalige Drostambt Twente, ontstaan uit de samenvoeging van de plaatselijke oude marken. Deze marken werden gevormd door de buurtschappen Dulder, Deurningen, Gammelke, Hasselo, Klein Driene, Lemselo, Rossum en Volthe. De meeste markegronden in Weerselo werden verdeeld in het jaar 1860.

Weerselo lag voorheen in de grote marke Dulder en werd reeds in het jaar 1150 genoemd. De marke Dulder werd in oude handschriften reeds genoemd in 797. De overige marken werden genoemd in het tijdperk van 900 tot 1300.


Al in de middeleeuwen was Weerselo niet geheel onbetekenend. De marke Dulder was bekend door Saasveld en het slot Saterslo, waaraan deze buurtschap zijn naam te danken heeft. Het klooster van Weerselo, behorende tot de grote marke Dulder, had in die tijden veel te verduren onder de Van Reedes, heren van Saterslo. Zij beheersten in hun kasteel, omgeven door moeras, de gehele omgeving. Van daaruit ondernamen zij hun rooftochten tot in verre omtrek. De groei van de bevolking in de volgende eeuwen was gering. Weerselo lag enigszins geïsoleerd en het was een streek van echte esdorpen. De oude heidevelden zijn nu goeddeels verdwenen, maar de boerenerven geven aan de essen ook nu nog een schilderachtige omlijsting. De voormalige oude kern van Weerselo werd gevormd rond het Stift. De concentratie der bebouwing richtte zich op het klooster en het slot Saterslo, waaruit de huidige kerkdorpen zijn voortgekomen. Weerselo heeft vele herinneringen uit het verleden.


Het Stift

Het slot Saterslo was alom bekend en enkele havezathen werden ook op haar gebied aangetroffen. Het kasteel Saterslo raakte in verval en werd in 1818 gesloopt. De havezathen zijn eveneens aan de tand des tijds ten offer gevallen. Alleen in de buurtschap Volthe ligt nog de oude havezathe "het Everlo", thans een bekend restaurant. De Stiftskerk en de Stiftshuizen vormen met hun naaste omgeving een fraai geheel. Het Stift is een beschermd dorpsgezicht in het kader van de Monumentenwet. De tegenwoordige hervormde kerk, welke dateert van rond 1400, is de voormalige Stiftskerk. Het is alsof hier nog de geest van het verleden rondwaart onder de eeuwenoude bomen. In het N.O. (bij het kanaal Almelo-Nordhorn) ligt het archeologisch monument De Hunenborgh. In 1884 bezat de voormalige gemeente Weerselo nog maar ruim één kilometer harde weg. Dit was een grindweg gelegen nabij het Stift in de richting van Fleringen.


Kort voor 1914 werd het wegennet uitgebreid en kwamen er provinciale wegen tot stand. Gelukkig zijn er nu ook nog vele fraaie landwegen gespaard gebleven, die wonderwel passen in het landschap. Openbaar vervoer was er destijds alleen in de buurtschap Rossum. Dit dorp had een halte aan de stoomtramlijn Oldenzaal-Denekamp, doch deze lijn werd weinig voor personenvervoer gebruikt. De mensen moesten zich verplaatsen te voet of per koets, terwijl veel later de fiets meer in gebruik kwam.
Landbouw en veeteelt zijn altijd de middelen van bestaan geweest in Weerselo. Met het groeien der bevolking deden handwerklieden hun intrede in de gemeenschap.
De dorpen werden uitgebreid met nieuwe woonkernen. Weerselo heeft zijn natuurreservaat Het Molenven, gelegen aan de weg van Saasveld naar Borne. Prachtige natuurgebieden zijn nog te vinden in Volthe en Lemselo.


Alleen Saasveld bezit nog een korenmolen: de Soaseler Möl, gerestaureerd in 1978 en in gebruik. De overige zijn reeds jaren gesloopt. De voormalige gemeente Weerselo bestaat thans uit 5 kerkdorpen, te weten: Weerselo, Saasveld, Rossum, Deurningen en het Stift en heeft een oppervlakte van 9244 ha. Het inwonertal bedroeg per 1-1-2005 9002.


Historie van Denekamp

Denekamp is ontstaan op een plek waar men buiten bereik was van het overstromingswater van de nu nog door de gemeente lopende rivier de Dinkel. Het kerspel Denekamp is later gevormd door samenvoeging van de buurtschappen Denekamp, Noord-Deurnigen en Beuningen (nu gemeente Losser). De naam ‘buurtschap’is in de middeleeuwen ingevoerd voor nederzettingen welke reeds een bepaalde omvang hadden en een zekere kern bezaten. Het waren hechte, vaak gesloten gemeenschappen.



De gronden in en rond Denekamp waren tot 1527 voor het overgrote deel eigendom van de Bischop van Utrecht. Rond de 15e eeuw was de plaats Denekamp een betrekkelijk klein dorp met amper 100 huizen, verspreid langs een enkele dorpsstraat in de nabijheid van een kerk. Deze kerk was in de 13e eeuw opgetrokken uit Bentheimer zandsteen. De toren is wat later, omstreeks 1436, aangebouwd. Dit bouwwerk is nu nog terug te vinden aan de Sint Nicolaaskerk in het dorp Denekamp.

Boerderij aan de Molendijk in Denekamp

De mensen in het dorp waren veelal landbouwer. Geleidelijk aan, met name de laatste anderhalve eeuw, hebben deze boerderijen plaats moeten maken voor woningbouw en winkelbouw.
naar de top van deze pagina