Terug naar de homepage van Henri Floor Heerlen en omgeving

Inleiding
Wie voor het eerst Heerlen aandoet zou gemakkelijk de indruk kunnen krijgen dat het een jonge stad is. Niets is minder waar, ook al stelt het moderne Heerlen van de 21ste eeuw qua omvang het dorp uit de voorgaande perioden ver in de schaduw. Heerlen is een stad met een minstens 2000 jaar oude onafgebroken bewoningsgeschiedenis, waarvan hier de 'hoogtepunten' zijn weergegeven.

Hoewel er sporen zijn van eerdere bewoning, onlangs werd een ongeveer zesduizend jaar oude nederzetting van de Michelsbergcultuur ontdekt, begon de onafgebroken bewoningsgeschiedenis pas met de komst van de Romeinen. Deze stichtten hier 2000 jaar geleden een burgerlijke nederzetting, die zij de naam Coriovallum meegaven. Deze nederzetting ontstond aan het kruispunt van twee belangrijke heerwegen (Boulogne-sur-Mer naar Keulen en Xanten-Heerlen-Aken-Trier). De zwart granieten zuil bij de Heerlense Bibliotheek uit 1964 herinnert de voorbijganger aan dit historische gegeven.


Coriovallum
Ook al suggereert de naamsafleiding Coriovallum ('uitstekend gelegen versterking' of 'legerplaats') dat de plaats niet meer dan een Romeinse wachtpost is geweest, de vondsten spreken een heel andere taal. Die laten ons het beeld zien van een dorp met een specifiek burgerlijk karakter, waar op de markt de inheemse producten als graan en wijn afkomstig van de vele vruchtbare akkers uit de omgeving verhandeld konden worden maar waar ook de geïmporteerde producten uit andere delen van het Romeinse Rijk gekocht konden worden. Voorbeelden daarvan zijn terra-sigillata, roodglanzend luxe-aardewerk, en schitterend blauwgroen glas uit Keulen.

De overproductie graan die de bewoners van de vele villae uit de omgeving hier op de markt verhandelden, was genoeg voor de monden van meer dan een legioen soldaten. Niet minder dan vijf van deze boerderijen zijn er op het grondgebied van de huidige gemeente Heerlen teruggevonden. Ook kwam er inheemse bedrijvigheid op gang, waarvan de producten op de markt werden verkocht. Ook werden veel resten teruggevonden van pottenbakkers. De belangrijkste vondst blijft echter de vondst van de thermen.


Romeinse resten in kelders
In het huidige Heerlen zijn in de grond maar ook in kelders van woonhuizen nog sporen te vinden van de woonhuizen uit het Romeinse Coriovallum. De kelder van een huis aan de Schoolstraat heeft nog de 2e-3e eeuwse nissen.

Romeinse villa's
In Heerlen en omgeving zijn resten van talrijke Romeinse villa's gevonden. Deze reconstructietekening laat zien dat het imposante bouwwerken waren. De traditionele Limburgse boerderij stamt qua vorm af van de Romeinse indeling met een grote open ruimte in het midden.



Pottenbakkers
Coriovallum vervulde - ook toen al ! - een centrumfunctie voor de hele regio. Uit de opgravingen in de stad blijkt dat er meer dan drieënveertig pottenbakkersovens zijn gevonden, een echte industrie dus. Het aardewerk van onze pottenbakkers is zelfs tot in Keulen en Boulogne teruggevonden.

Een van die pottenbakkers is met name bekend: Lucius. Dat komt omdat hij een pot maakte voor zijn vrouw Amaka die nooit op de schoorsteenmantel van zijn Heerlense huis aan de Putgraaf of Schoolstraat terecht kwam, omdat bij het verhitten de oven explodeerde. De pottenbakkers waren meer dan 200 jaar in het Heerlense actief.


Pottenbakkersovens
Zeker 43 Romeinse pottenbakkersovens zijn er in Heerlen gevonden. Vele potten zijn gaaf uit de grond opgegraven en hebben nu een plaats in het Thermenmuseum waar deze pottenbakkerswerkplaats te zien is.
Een aantal pottenbakkersovens zijn in de Uilestraat opgegraven in de jaren twintig. De straat dankt daaraan zijn naam (afgeleid van 'ölles' = potje).



Één van de 43 pottenbakkersovens werd opgegraven bij de bouw van Corio-center in 1990.
De basisvorm voor de reconstructie van zo'n oven werd daardoor uiteindelijk nogmaals bevestigd



De Thermen
In 1940 werd het gave fundament ontdekt van een van de belangrijkste Romeinse bouwwerken van het oude Coriovallum, de thermen, omdat een boer het braakliggende grasland moest omploegen. Hij bleef op 18 juni 1940 met zijn ploeg in een zuilfragment steken. Dat was het begin van een grote opgraving. Er bleken vier fragmenten bij elkaar te liggen.
De amateurarcheoloog en arts H.J. Beckers begon al zes dagen later met een grote opgraving, met hulp van 24 jongelui die hem door Centrale Werkplaats voor het graven waren toegewezen. In 1941 gaf prof. dr. A.E. van Giffen uit Groningen ondersteuning bij het werk. Uiteindelijk werden de funderingen van een Romeins badhuis blootgelegd. Het belang van de vondst werd meteen ingezien en plannen voor een overkapping van de opgraving werden toen al gemaakt door de tijdens de opgraving aanwezige architect Peutz.
De Romeinse thermen meten ca 50 x 50 meter. Het gebouw was een openbaar badgebouw waar mannen en vrouwen op aparte tijden voor een luttel bedrag een bad konden nemen. Het was daarnaast ook de plaats waar mensen elkaar ontmoetten om nieuwtjes uit te wisselen.
Uit stempels op tegels in de thermen weten we dat het XXX-ste legioen Ulpia Victrix, dat vanaf ca 120 in Xanten legerde, het badgebouw moet hebben gebouwd.

Een votiefsteen die bij een heropgraving in 1953 werd gevonden vertelt ons nog meer over de thermen. De tekst vertelt dat Marcus Sattonius Jucundus, een gemeenteraadslid uit Xanten, de thermen heeft laten restaureren om daarmee zijn gelofte aan de godin Fortuna in te lossen. De verbouwing moet hebben plaatsgevonden rond 175.

Na de Romeinen
Na het vertrek van de Romeinen vlak na 400 wordt het stil. Onzeker is de vraag of de nederzetting bewoond is gebleven. Vondsten in de omgeving tonen echter aan dat in de regio blijvend bewoning was. Een voorbeeld van zo'n vondst is een Frankisch graf dat in Heerlen Noord ontdekt werd.

Als zo rond de tiende eeuw in heel Europa de landbouw goed tot ontwikkeling komt, moet ook Heerlens centrum zijn ontwikkeling hebben gekregen. Langs de beekdalen ontstonden boerenhoeven en molens.
De oudste schriftelijke vermelding van het middeleeuwse 'Herle' is in een akte van 1065. Daarin legt Udo, bisschop van Toul in Noord-Frankrijk, een dubbele schenking vast. Een van die schenkingen betreft het eigengoed (allodium) Heerlen, gelegen in het bisdom Luik en ter zijde van de moederkerk in Voerendaal, die door paus Leo IX in 1049 is ingewijd. Ook schenkt hij één vierde deel van de bij die kerk behorende twee kapellen en waarvan de één in Heerlen ligt (gewijd aan Andreas) en de ander te Welten (gewijd aan Martinus).
Niet veel later is het allodium Herle echter in het bezit van de graven van Ahr-Hochstaden uit het Rijnland. Deze hebben Heerlen vermoedelijk kerkelijk los van Voerendaal gemaakt en verkozen St. Pancratius als kerkpatroon. Zij zijn de bouwers geweest van o.a. de Schelmentoren en de Pancratiuskerk. Uit de eerste bronnen blijkt dat Heerlen dan groter is dan de huidige gemeente. Voerendaal, Hoensbroek, Schaesberg en Nieuwenhagen behoorden tot het bestuurlijke Land van Herle.


Grafvondst 1929
In 1929 werd in Heerlerheide een rijk graf opgegraven. Dhr. Peeters, archivaris van de gemeente Heerlen kocht de vondsten aan voor de toenmalige Oudheidkamer. Rond 500 n.Chr. was de dode gecremeerd en bijgezet in een urn. De familieleden hebben hem voor het leven in het hiernamaals een werpbijl ter verdediging en een zeldzame, dus dure glazen stortbeker en aardewerk meegegeven. Waar de familie precies gewoond heeft, is niet bekend.


De Caumermolen
De Caumermolen is waarschijnlijk de oudste molen van Heerlen. Het huidige complex is grotendeels uit baksteen opgetrokken en stamt uit 1787. Het is echter een verbouwing uit dat jaar want de molen is veel ouder en wordt reeds in 1371 genoemd als "banmolen", dat wil zeggen dat de bewoners van een bepaald gebied verplicht waren daar hun graan te laten malen, tegen betaling (in natura) uiteraard. Door het bezit van dit recht valt af te leiden dat (een voorloper van) de molen zeker al in de 11e eeuw bestond. Het maalwerk werd na de tweede wereldoorlog verwijderd.


De schenkingsakte van 1065
De schriftelijke middeleeuwse geschiedenis van Heerlen en omstreken begint met een akte uit het jaar 1065. In dit jaar legde Udo, bisschop van het Noord-Franse Toul, een dubbele schenking vast en noemt daarin de kerkwijding van Voerendaal door paus Leo IX in 1049 en de kapellen Heerlen en Welten.

De vertaling van de tekst luidt:
'... ons eigengoed Heerlen, in het bisdom Luik en gelegen naast (of: en de helft van) de moederkerk te Voerendaal, tot hetzelfde allodium behorend, die gewijd is ter ere van de h.h. martelaren Laurentius en Vincentius en van de h.h. belijders Mansuetus en Aper door de handen van de heilige en eerbiedwaardige paus Leo IX, en het vierde deel van de beide kapellen die tot de voornoemde plaats van de moederkerk behoren, waarvan de ene [kapel] gelegen is te Heerlen en toegewijd aan de h. apostel Andreas, de andere [kapel] te Welten aan de h. belijder Martinus, met al onze horigen en alle lenen, die van ons [= Udo] afhangen, met alle vrije erfgronden en ook alle immuniteit, zoals die ons is toegekomen door erfenis van vaders- of moederszijde, met de molens, bebouwde en onbebouwde gronden, opstanden, wateren en waterlopen, bossen, weiden, onvrijen van beiderlei geslacht'.


Schelmentoren
De Schelmen- of Gevangentoren staat ten noord-oosten van de Pancratiuskerk op wat eertijds het kerkhof was. Dit Heerlense monument is reeds zeer oud en stamt uit de twaalfde eeuw. Het is toen vermoedelijk een verdedigbare woontoren geweest voor de graven van Ahr Hochstaden of hun plaatsvervangers. De verdiepingen dienden dan als woning die hermetisch kon worden afgesloten. Dit gebeurde onder andere door het weghalen van de ingang (ladder, trap) naar de eerste verdieping. Vanaf een weergang op de toren en vanuit vensters en schietgaten kon het robuuste bouwwerk actief worden verdedigd.
Later is het ook deel gaan uitmaken van de versterking rond het dorpscentrum, het 'Landsfort'. Het rechthoekige gebouw is opgetrokken van breuksteen. De aanbouw, met daarin een ronde spiltrap van hout, dateert uit later eeuwen. Dit geldt eveneens voor de gehele westzijde en de reparaties aan de overige gevels. Die zijn uitgevoerd in baksteen en dateren uit de achttiende en negentiende eeuw. De oude kelders staan in verbinding met gangen onder kerk en kerkplein.
De toren deed vanaf de eerste helft van de zestiende eeuw dienst als versterkte gevangenis. De toren deed in de late middeleeuwen ook dienst als zetel van het Heerlense schepengerecht. En wel als plaats voor de criminele rechtszaken: als 'rechthuis'. In de kelders bevonden zich de kerkers, en op de eerste of tweede verdieping de schepenkamer. Daar hielden de schepenen hun rechtszittingen. Op de zittingsdagen verzamelden zich hier het gerecht met de secretaris of griffier, de gerechtsbode (tevens deurwaarder), de gerechtsdienaars en de procederende partijen, advocaten en procureurs en het geïnteresseerde publiek. Na 1773 was er boven in de toren ruimte om personen in arrest of gijzeling te houden. Ook waren de archieven, tortuurwerktuigen en wapens in de toren ondergebracht.


Pancratiuskerk
Over de exacte bouwtijd van de huidige kerk zijn geen geschreven bronnen bekend. Wij zijn daarom aangewezen op vergelijkend onderzoek met andere kerken, waarvan we wel precies weten wanneer ze gebouwd zijn. Zo blijkt onze Pancratiuskerk te vergelijken te zijn met de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in Maastricht en de abdijkerk van Rolduc in Kerkrade. Op grond daarvan kan men vaststellen dat met de bouw van de Pancratiuskerk begonnen werd in de eerste helft van de twaalfde eeuw.
Opdrachtgevers zijn vermoedelijk de graven van Ahr-Hochstaden in het Rijnland geweest, die toen heren van Heerlen waren. De huidige toren stamt uit 1394. Omvang en constructie zijn erg zwaar voor de eertijds kleinere kerk. De toren heeft dan ook dienst gedaan als verdedigingstoren, zoals nu nog steeds te zien is aan de schietgaten aan drie zijden. In de jaren 1901-1903 is de kerk grondig verbouwd en uitgebreid onder leiding van architect Ir. Jos. Cuypers. Het oorspronkelijke koor werd daarbij afgebroken en de kerk werd aanzienlijk groter. Het huidige gedeelte vanaf het dwarsschip is er toen bijgebouwd


Landsfort Herle
De graven van Ahr-Hochstaden lieten ook een omgrachte vesting bouwen die later onder de verantwoordelijkheid van het land viel en daarom de naam "Landsfort" heeft. Door deze versterking kreeg de plaats enige publiekrechterlijke vrijheden waardoor zij een andere status had dan het omringende platteland. Echte stadsrechten heeft ze nooit gehad. Zij is wat dat betreft blijven steken tussen stad en platteland in, ook toen ze in de 13e eeuw onder het gezag van de hertogen van Brabant gekomen was.
In 1388 werd Hoensbroek van Herle afgesplitst en als 'heerlijkheid' overgedragen aan de heren van Hoensbroek. Heerlen heeft dan de status 'vrijheid en hoofdbank', hetgeen wil zeggen dat het voor de gehele regio een centrale rol in de rechtspraak vervulde. In de tachtigjarige oorlog werd het grondgebied van Heerlen kleiner: Schaesberg werd in 1619 verpand aan de graaf Van Schaesberg.



Maquette van het Middeleeuwse Landsfort Heerlen. De maquette is een reconstructie naar aanleiding van een plattegrond uit 1787 en opgravingen aan het begin van deze eeuw en in de jaren '60 bij de 'ontmanteling' van de Sint Pancratiuskerk. De bijna ronde vesting was van strategisch belang voor de hertog van Brabant, die het in 1244 liet (her)bouwen. Het fort had drie poorten. Vooral de twee torens: de gevangentoren en de kerktoren, speelden een belangrijke rol in de verdediging, getuige de schietgaten. Boven de gewelven van de kerk waren kamertjes ingericht, waar de inwoners van Heerlen bij vijandelijkheden, hun toevlucht konden nemen. Deze kamertjes werden vernield toen een bom nieuwjaarsnacht 1944/45 de Pancratiuskerk trof

Hoensbroek werd in 1388 tot heerlijkheid verheven door hertogin Johanna van Brabant. De graven Hoen waren een belangrijke bondgenoot voor de hertogen van Brabant in de strijd tegen de bisschop van Keulen en de hertog van Gulik. Daarom mochten zij in 't broek (drassige land) een kasteel bouwen. Dit kasteel hier naar een 19de eeuwse tekening van Jan van Gulpen groeide uit tot een van de grootste kastelen tussen Maas en Rijn.

Het zegel van de hoofdbank Heerlen
Het zegel van de hoofdbank Heerlen was al in 1364 in gebruik. Het toont een schild met de Valkenburgse leeuw en de heilige Pancratius als schilddrager.
Op een kaart uit 1616 van Martini, uitgegeven door P. Kaerius, is het oude bestuursgebied van Heerlen goed te zien. Het Land van Herle bestond uit de voormalige gemeenten Heerlen, Voerendaal, Schaesberg, Hoensbroek en Nieuwenhagen, en was de hoofdbank voor de rechtspraak voor Brunssum, Amstenrade, Oirsbeek, Schinveld, Jabeek en Merkelbeek.


Heerlen wordt weer 'Staats'
De vrede van Munster mag in 1648 een einde gemaakt hebben aan de Tachtigjarige Oorlog, voor de drie Landen van Overmaas, waartoe Heerlen behoorde, was dat zeker nog niet het geval. Nadrukkelijk bepaalde artikel 3 van de Vrede van Munster dat de vraag wie de soevereiniteit had over deze gebieden nog opgelost moest worden.
Die oplossing kwam in 1661 toen de drie landjes bij het zogenoemde Partage-Tractaat tussen Spanje en de Republiek de Verenigde Provinciën verdeeld werden. Heerlen met Voerendaal viel daarbij toe aan de Staten-Generaal (en werd dus vanuit Den Haag bestuurd), Schaesberg en Hoensbroek daarentegen werd Spaans gebied (bestuurd vanuit Brussel) en Nieuwenhagen weer Staats. Met grenzen heeft men toen wel leren leven, al kon het ook zijn voordeel hebben snel de grens over te wippen, zeker als men door de justitie gezocht werd. In deze periode heeft het Landsfort als verdedigingswerk zijn waarde verloren.


Johann Friedrich Freiherr von Schaesberg (1598-1671) werd enkele maanden nadat hij in 1619 zijn vader Frederik had opgevolgd, het ridderleen Schaesberg door de hertog van Brabant tot een zelfstandige heerlijkheid verheven. Het is mede aan Johann Friedrich te danken dat toen in 1661 het Land van Valkenburg bij het Partageverdrag verdeeld werd tussen Spanje en de Republiek der Verenigde Nederlanden, Schaesberg Spaans bleef, terwijl het omringende gebied aan de Republiek kwam waar de uitoefening van katholieke erediensten verboden was. In 1624 huwde hij Fernanda van Wachtendonk, die als bruidsschat slot Krickenbeck meebracht.

Adriaan van Hoensbroek
* 1631 + 1675
Het is de verdienste van de katholieke graaf Adriaan van Hoensbroek dat de door de familie in 1388 verworven heerlijkheid Hoensbroek bij Spanje bleef behoren.


Pancratiuskerk
Uiteraard speelde godsdienst toen een heel belangrijke rol. "Staats" stond gelijk met protestants en "Spaans" met katholiek. Weliswaar was er vrijheid van godsdienst maar zeker in de beginperiode was de oecumenische gedachte onderontwikkeld te noemen. Daar kwam bij dat de Pancratiuskerk zowel door katholieken als door protestanten gebruikt moest worden, hetgeen allerlei vervelende ontwikkelingen tot gevolg heeft gehad. Pas in de Belgische periode -om precies te zijn in 1836- kwam aan dit zogenaamde simultaangebruik van de kerk een einde, toen koning Leopold I de protestanten hun eigen kerk gaf aan de Klompstraat.
De komst van de Fransen (1794) maakt een eind aan die versnippering over vele gebiedjes en voor het eerst komt er een administratieve en bestuurlijke eenheid in ons gebied, die -na het vertrek de Fransen- natuurlijk nog versterkt werd toen het Koninkrijk der Nederlanden als eenheidsstaat werd opgericht. Het grondgebied van de nieuw ontstane gemeente Heerlen werd weer kleiner, omdat Nieuwenhagen en Voerendaal zelfstandige gemeenten werden.


Simultaneum in de Pancratiuskerk
Vanaf de bezetting door de Staatsen in 1632 heeft de kerk dienst gedaan als bedehuis voor katholieken en protestanten, totdat deze laatsten in 1836 een eigen kerkje kregen aan de Klompstraat. Dit gezamenlijk gebruik wordt het 'simultaneum' genoemd.

Dorp met een centrumfunctie
In de 19e eeuw was Heerlen duidelijk een dorp (met 3000 inwoners in het begin van de eeuw en 6000 op het einde), maar toch was er ook toen reeds sprake van een zekere centrumfunctie. In Heerlen zat de dokter, de veearts, het kantongerecht, de PTT en daar waren ook winkels. Diverse functies waren ondergebracht in het raadhuis van Heerlen.
Hoofdmiddel van bestaan was echter de landbouw. Zo vermeldt het gemeentelijk jaarverslag over 1877 dat er toen sprake was van 126 ha. akkerland, 347 ha. boomgaarden en dat de veestapel toen 4614 stuks telde (waaronder 2 dekhengsten en 1 ezel)! Hetzelfde verslag leert ons dat er 12 'fabrieken' waren met een gezamenlijk personeelsbestand van 40 personen. Wel kende Heerlen toen nog 4 bierbrouwerijen maar duidelijk is dat de landbouw hoofdmiddel van bestaan was. Het jaarverslag noemt de markten en de winkelnering zeer flauw. Verwonderlijk was dat niet; immers het dorp lag in de 19e eeuw vrij geïsoleerd.
Goede aan- en afvoerwegen ontbraken. Wilde men met de trein reizen, dan moest men eerst te voet naar Simpelveld of Sittard om daar de trein te nemen (respectievelijk de lijn Aken-Maastricht en Maastricht-Roermond). Men kon natuurlijk ook met de postwagen gaan naar Valkenburg, Sittard of Aken. Pas in 1896 kwam de spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath tot stand.


Schilderij
Diorama van het 19de eeuwse Heerlen. Heerlen was toen met zo'n 5000 inwoners het grootste dorp van de regio en centrumplaats met functies als markten, het kantongerecht en een kazerne van de marechaussee.

Raadhuis Heerlen
Het 19de eeuwse raadhuis van Heerlen
In 1877 werd begonnen met de bouw van een raadhuis in neo-gotische stijl van architect J. Kaijser. Tot dan was het maar behelpen geweest of in de Schelmentoren of in een klaslokaal. Maar in 1877 kreeg Heerlen zijn eigen gemeentehuis, dat zo groot was dat er ook aan andere instellingen onderdak geboden kon worden.
Tot 1902 was er ook de post gevestigd en zelfs de marechaussee zat er tijdelijk. Ook de Staatsmijnen hebben enige maanden hier hun hoofdkantoor gehad. In 1936 werden plannen gemaakt voor een nieuw stadhuis, te bouwen op dezelfde plek alleen groter. Nog voor de oorlog werd met de bouw daarvan gestart en in 1941 werd het oude raadhuis gesloopt.


Markten
De markt in Heerlen omstreeks 1921. Marktkramen kwamen pas vele jaren later in gebruik. De groenten en het fruit werden in korven aangevoerd met paard en wagen. Het marktplein ontstond eerst nadat de Bongerdspoel, een van de grachten om het Heerlense landsfort, in 1902 was gedempt. De in 1845 ingestelde weekmarkt werd voor die tijd gehouden op het Wilhelminaplein, dat toen 'Veemarkt' heette.
In de nieuwe gemeentelijke muziekkiosk werden door koren en muziekgezelschappen voor de tweede wereldoorlog gratis volksconcerten gegeven. Ze deden dit als tegenprestatie voor de ontvangen subsidie van de gemeente. Het al wat grootsteeds aandoende pand links van de markt was het bekende Kledingmagazijn Hollenkamp. Het pand is inmiddels gesloopt en heeft plaats gemaakt voor een nieuw modehuis. Even verderop wordt de laatste hand gelegd aan het destijds bekende café 'Limburgia'.

spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath
De eerste trein reed op de spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath op 30 april 1896. De door Sarolea aangelegde spoorweg was belangrijk voor de totstandkoming van de moderne mijnbouw. Gelijktijdig met de aanleg van de spoorweg werden ook de schachten van de Oranje-Nassaumijn I aangelegd.


Oranje-Nassaumijn I
Nadat door de bekende geologen Guillaume Lambert en André Dumont was aangetoond dat er ontginbare kolenlagen in de Zuid-Limburgse bodem aanwezig waren, werden tal van concessie-aanvragen ingediend. Een aantal concessies werd onder de naam 'Oranje Nassau' in 1891 en 1892 verleend aan Henri Sarolea, waardoor het startschot voor de aanleg van dit schachtgebouw kon worden gegeven. Samen met Carl en Friedrich Honigmann plande hij de aanleg van de Oranje Nassau-mijn.
Friedrich Honigmann ontwikkelde het naar hem genoemde procedé van schacht-afdiepen in de waterhoudende deklagen van de Zuid-Limburgse bodem. De aanleg van de eerste schacht startte op 1 oktober 1893. De aanleg van schacht II, waar het nu monument geworden schachtgebouw over heen staat, begon in oktober 1894. In deze schacht bereikte men eerder dan in schacht I het carboon, de kolenlagen. Toen in 1899 de verbinding met beide schachten tot stand was gekomen, kon met de ontginning van de steenkool worden begonnen.
Oorkonde van de eerste steenkool die op 30 maart 1898 uit de grond werd gehaald, nadat eindelijk door de gebroeders Honigmann de strijd tegen het grondwater was gewonnen en de eerste schacht, waaraan sinds 1894 was gewerkt, gereed kwam.

Groei van dorp naar stad
Een spoorlijn was dringend gewenst wilde de steenkoolexploitatie van de grond komen. Via het spoor had men immers een snelle en relatief goedkope verbinding met de zeehavens in het westen van het land. In 1894 was al gestart met de aanleg van de Oranje-Nassaumijn I, die vijf jaar later in productie ging. Met de komst van de mijnindustrie raakte de ontwikkeling in een stroomversnelling. Op Heerlens grondgebied kwamen er nog drie mijnen bij: de Staatsmijn Emma (1913) in Treebeek/Hoensbroek, de Oranje Nassau III (1917) te Heerlerheide en Oranje Nassau IV (1927) te Heksenberg. In Heerlen was ook de zetel van het hoofdkantoor van de Staatsmijnen.
De bevolking neemt in korte tijd explosief toe: 1812 3497 inwoners; 1900 6646 inwoners; 1910 12.098 inwoners; 1930 32.263 inwoners. Voor al deze mensen uit binnen- en buitenland moesten huizen, scholen, winkels en een ziekenhuis gebouwd worden, wegen worden aangelegd etc. en dat in zeer korte tijd. Het is daarom niet te verwonderen dat nog maar weinig historische gebouwen zijn bewaard gebleven. In de grote verandering "van dorp tot stad" vond men ze niet meer passen in een modern stadsbeeld en werden ze gesloopt.
Er ontstonden in de loop van de 20e eeuw vele nieuwe buurten, als Musschemig, Beersdal, Molenberg, Versiliënbosch en Treebeek, die in de volksmond kolonieën werden genoemd. Aan vele van deze buurten lag het stedebouwkundige concept van architect Jan Stuyt ten grondslag, aan het buurtleven de idee van de Katholieke Sociale Actie. De mijnwerkers werden voorzien van een woning met een ruime tuin. Er kwamen winkelvoorzieningen voor de dagelijkse boodschappen in de wijk. Paters en priesters zorgden er met steun van de mijnen voor dat de mijnwerkers vertier vonden in een rijk verenigingsleven. Vele sportverenigingen maar ook vele harmonieën en fanfares gaven ontspanning en waren een wapen tegen het drankmisbruik en de zedeloosheid.


Staatsmijn Emma
In 1902 werd er door de regering besloten om ook van staatswege steenkolen uit de grond te halen. Daartoe werden de Staatsmijnen opgericht. Bij Hoensbroek begon in 1908 de aanleg van de staatsmijn Emma, die weliswaar altijd op het grondgebied van de (oude) gemeente Heerlen gelegen heeft. De eerste steenkool werd net voor de eerste wereldoorlog in 1913 geproduceerd en vervoerd via de mijnspoorweg die dwars door Hoensbroek liep.


Oranje-Nassaumijn IV
De mijn Oranje Nassau IV bij de wijk Heksenberg is de laatste mijn die in Heerlen in produktie kwam. Dat gebeurde in 1928.

Nieuwe buurten
Door dr. Poels was in 1911 "Ons Limburg" gesticht om woningen voor de mijnwerkers te bouwen. De eerste groep woningen die in 1913 door de architect Jan Stuyt gebouwd werd, kreeg de toepasselijke titel "De eerste Stap" mee, waarvoor de eerste steen gelegd werd door kardinaal Van Rossum op 10 augustus van dat jaar. De aanleg van deze nieuwe buurt in Hoensbroek was erg ruim, compleet met tuinen, pleinen en waterpompen. In 1990 is weliswaar de boog met de inscriptie verdwenen maar het huisje voor de pomp aan de Van Rossumstraat is er nog steeds.


Dr. Poels
De grote man van de Katholieke Sociale Actie was de door het bisdom aangestelde hoofdaalmoezenier van de arbeid, mgr. dr. H.A. Poels. Het schilderij van Poels werd vervaardigd door de Limburgse kunstschilder G. Tielens en door de Limburgse R.K. Werkliedenbond aan Poels aangeboden bij zijn zilveren jubileum als aalmoezenier in 1935. Tielens portretteerde Poels zoals hij hem beleefde als groot spreker en leider op de podia van de grote zaal in 'Ons Volkshuis' te Heerlen of de aula in Rolduc.


Molenberg
Na het ontstaan van de woningwet en voor de vele van elders komende mijnwerkers werden in hoog tempo woningcorporaties opgericht. Het overkoepelend orgaan was de R.K. Vereniging "Ons Limburg", een technisch en administratief apparaat voor de woningcorporaties. Voor de al eerder in 1908 opgerichte Woningbouwvereniging Heerlen kon al spoedig een groot stuk grond verworven worden dat werd aangeduid als 'Molenberg'.
In 1913 werd begonnen met de aanleg de geheel nieuwe wijk. In de aanlegperiode werd deze "Molenbergpark" genoemd. De aanleg gebeurde naar een planologisch ontwerp van Jan Stuyt, de huisarchitect van "Ons Limburg". De eerste groep woningen kwam gereed in 1915, in 1918 startte men met de bouw van de tweede serie woningen en in 1928-1938 bouwde men het middenstuk van de wijk vol.


Harmonieën
Het harmonieorkest van de Oranje-Nassaumijnen werd in 1914 opgericht. De harmonie was de eerste die in uniformen bij feesten en jubilea door de stad trok.
Vele mijnwerkers speelden in hun vrije tijd in een harmonie of fanfare. Heerlen telde zo'n 20 korpsen, waarvan de mijnenkorpsen wel de beroemdste waren.
De oudste harmonie is het Koninklijk Harmonie Orkest Heerlen, dat in 1833 begon als harmonie St. Caecilia..


Het einde van de mijnbouw
Goed 75 jaar na het begin van de steenkool-exploitatie kwam er een einde aan. Jammer genoeg was de economische groei van de mijnstreek echter slechts gebaseerd op één pijler: de mijnbouw. Toen er in de jaren '60 aan die pijler werd gezaagd, wankelde de regionale economie dan ook behoorlijk. Eind 1965 was het eind in zicht, veel mijnen draaiden toen al met verlies en de rol van de steenkool uit Limburg werd steeds meer overgenomen door goedkopere kolen uit het buitenland en aardgas uit Groningen.
Het bezoek van minister Den Uyl van Economische Zaken op 17 december 1965 aan Heerlen markeerde eigenlijk het eind van een tijdperk. In de stadsschouwburg verdedigde de minister de mijnnota van het kabinet Cals waarin werd gesproken over de onvermijdelijke sluiting van de mijnen en de noodzakelijke zoektocht naar vervangende werkgelegenheid voor tienduizenden mensen. Het kabinet trok hiervoor een meerjarenplan en miljoenen guldens uit de kast. Een journalist van het Limburgs Dagblad - zéér onder de indruk van het belang van dit historisch moment - vergeleek de situatie waarin Oostelijk Zuid-Limburg verkeerde zelfs met de watersnoodramp van 1953 in Zeeland!



Minister den Uyl
Een dramatisch moment in beeld gevangen: minister van Economische Zaken Joop den Uyl verkondigt in de stadsschouwburg van Heerlen op 17 december 1965 voor een aandachtig gehoor de onvermijdelijke mijnsluitingen op korte termijn.
Vol ijver werd gezocht naar vervangende werkgelegenheid voor de duizenden ontslagen mijnwerkers. In Heerlen vonden velen werk in nieuwe industrie in gebieden als De Beitel, In de Cramer, de Koumen, bijvoorbeeld in de boutenfabriek.


Van zwart naar groen
De één na de andere mijn ging dicht. Op 31 december 1974 kwam de laatste steenkool op de OranjeNassau I naar boven. Daarmee stond men voor de gigantische operatie om in een gebied waar één industrie de toon had aangegeven, werk in andere sectoren te verschaffen. Momenteel herinnert nog maar weinig aan dat "kolenverleden"van de stad en streek.
De operatie "van zwart naar groen" heeft de zwarte steenbergen afgegraven en veranderd in groene woonwijken of veranderd in parken. De koeltorens en grote schoorstenen zijn verdwenen. Het schachtgebouw van de O.N. I op het huidige CBS-terrein is nog het meest in het oog springende directe overblijfsel, maar de vele wijken die in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog zijn aangelegd, zijn nog steeds sprekende getuigen van die markante periode uit Heerlens geschiedenis, die een extra-dimensie kreeg toen per 1 januari 1982 de voormalige gemeenten Heerlen en Hoensbroek werden opgeheven om samen de nieuwe gemeente Heerlen te vormen.


Groene woonwijken
Na de sluiting van de mijnen begon de grote saneringsactie 'Van zwart naar groen'. De steenbergen werden afgegraven om plaats te maken voor woningbouw, kantoren of stadspark. In Heerlen herinneren alleen mijnwerkerswoningen en het schachtgebouw van de Oranje-Nassaumijn I aan de industrie, die gedurende driekwart van de twintigste eeuw het stadsbeeld bepaalde.
De nieuwe wijk Zeswegen is met het omliggende park gebouwd op de voormalige steenberg van de Oranje-Nassau-mijn I. Op de luchtfoto is de aanleg in de laatste fase, 1990, te zien.


Heerlen nu
Door de gemeentelijke herindeling ontstond een nieuwe gemeente Heerlen: een stad van 96.000 inwoners Op dit moment vormt Heerlen samen met Kerkrade. Landgraaf en Brunssum een sterk verstedelijkt gebied, waarin in totaal ongeveer 300.000 mensen wonen. Heerlen vervult voor deze steden een centrumfunctie.

Functies
Heerlen heeft een gunstige ligging in de Euregio. Hierdoor heeft Heerlen uitstekende kansen om de regionale economie uit te breiden op een ruimtelijk verantwoorde wijze. Ook zijn er goede mogelijkheden om verschillende stedelijke functies zoals wonen, werken, recreatie en infrastructuur in te richten en op elkaar af te stemmen. Een goed voorbeeld hiervan is het Centrumplan Heerlen dat nu haar voltooiing nadert, waardoor o.a. nieuwe bedrijfslocaties zijn ontwikkeld, grootschalige woongebieden en nieuwe openbaar vervoerverbindingen werden aangelegd.

Bedrijvigheid
Heerlen is de vestigingsplaats van het ABP en het CBS, ook tal van andere overheidsdiensten bevinden zich in en rond Heerlen. Het hoofdkantoor van DSM en Hogeschool Heerlen met haar technologische specialisaties benadrukken het moderne industriële en technologische klimaat. Ook de Open Universiteit is in Heerlen gevestigd. De laatste jaren hebben veel buitenlandse bedrijven zich gevestigd op de bedrijventerreinen in Heerlen als basis voor het bereiken van de Europese markt.

Grensoverschrijdend
Heerlen is samen met Maastricht aangewezen als stedelijk knooppunt, de steden worden gezien als trekkers voor de ontwikkeling van Zuid- Limburg. De Heerlense samenleving is internationaal georiënteerd. O.a. door het realiseren van het grensoverschrijdend bedrijventerrein richt Heerlen zich voor haar economische en ruimtelijke ontwikkeling op de Akense regio. Met dit bedrijventerrein en de ontwikkeling van andere lokaties voor bedrijven en kantoren wordt verder gewerkt aan de versterking van onze economische structuur. De aandacht richt zich op het aantrekken van nieuwe industrie, die kan aansluiten op de aanwezige bedrijvigheid en de in de regio Aken voorhanden kennisinfrastructuur.

Een aantrekkelijke stad
Heerlen wordt ook wel parkstad genoemd. Hierdoor en omdat het grenst aan het Heuvelland is er veel groen tussen de woonkernen en de bedrijvenlokaties. Vanaf elke plek in Heerlen is een groengebied binnen vijf minuten lopen bereikbaar. Al met al is Heerlen een aantrekkelijke stad om in te leven, wonen, werken, winkelen en recreëren. Heerlen: een jonge, zakelijke en internationale stad in een groene omgeving.


Dorpsfiguren en notabelen
Door de eeuwen heen maakten honderd-duizenden mensen het tweeduizendjarige Heerlen tot wat het nu is. Van die honderdduizenden Heerlenaren blijven enkele honderden met naam en toenaam in de herinnering voortleven.Ze bestuurden, namen initiatieven, maakten naam als wetenschapper en kunstenaar, of waren zo verbonden met Heerlen dat het dorpsbeeld van toen zonder hen ondenkbaar was.

Een willekeurige selectie, een gouden greep uit de kaartenbak van bekende Heerlenaren, presenteren we u om de herinnering aan hen levend te houden.
Maar ook om u nieuwsgierig te maken naar de boeiende geschiedenis van al die andere burgers die Heerlen heeft gekend en de stad vorm en inhoud hebben gegeven. Hun naam en alles over hun levenswerk vindt u in de Heerlense archieven.

De bekende Heerlenaren zijn:

Lucius Ferenius
M. Sattonius Iucundus
Dirk van Are
Anna Sophia van Schönborn
J.D.C. van Heeckeren
Jan Gerard Kemmerling
Jan Michiel Dautzenberg
Egidius Slanghen
Joseph Savelberg
Jakob Jongeneel
Arnold Schunck
Broeder Aloysius
Lucas Röselaers
Charles Hennen
Ut roeë Trüd
Zuster Xavier Nolens
Mr. Dr. W.F.J. Frowein
Hubert Dautzenberg
Pater Damascenes Rombouts O.F.M.
Eugène Lebouille
August Widdershoven
Maria Sara Geijs-Rappange
Marcel van Grunsven
Leon Biessen
Ir. C.E.P.M. Raedts
Antje Bensen-Offermans
Jan Maenen
Jan Willem Berix
Tine Cuypers-Boumans
Piet Stalmeier


Boek 2000 jaar Heerlen

Tweeduizend jaar Heerlen, van Romeinse nederzetting tot moderne stad' is de titel van het kleurrijk geïllustreerde gebonden boek van 340 bladzijden dat in de Heerlense boekhandels te koop is.
Het is de eerste keer dat de geschiedenis van de stad in zijn geheel te boek is gesteld.
De auteurs en redactie zijn alle leden van de Historische werkgroep van de 'Stichting Historische Kring Het Land van Herle'. In samenwerking met het Heerlense Stadsarchief hebben zij uit de bestaande literatuur de geschiedenis van Heerlen samengevat en deden daarbij een aantal verrassend nieuwe ontdekkingen. Deze worden voor het eerst in dit boek gepubliceerd. De auteurs Marcel Put en Mark van Dijk presenteerden de nieuwe ontdekkingen in de geschiedenis van Heerlen op de 'Première van het Heerlense geschiedenisboek' in kasteel Hoensbroek.


Het boek is te koop in de boekhandel of bij het Stadsarchief / Thermenmuseum, Coriovallumstraat 9 te Heerlen.


Toerisme en recreatie
Tussen het heuvelland en de Eifel bruist Heerlen als eigentijdse, eigenzinnige stad. Kooplustigen slagen in Heerlen. Het brede assortiment en goede bereikbaarheid worden hoog gewaardeerd. En de Heerlense Woonboulevard staat garant voor 100.000 m2 woonwinkelplezier.
Maar ook wie niet van winkelen houdt, hoeft zich hier niet te vervelen. Cultura Nova, de Profronde, de Taptoe, het Booch-festival, braderieën en markten laten Heerlen fonkelen onder de zomerzon. En wie dit nog niet ver genoeg gaat kan de groene wereld gaan verkennen in Mondo Verde, het dierenrijk ontdekken in GaiaPark, gaan klimmen, of skiën in Europa’s grootste overdekte skihal. Heerlen heeft alles binnen handbereik.
Culturele fijnproevers zoeken de rijkdom uit ons verleden. Ontdek zeven eeuwen romantiek en avontuur in ‘Kasteel Hoensbroek’; de grootste waterburcht van de Zuidelijke Nederlanden en misschien wel het mooiste kasteel van Nederland. Stap terug in de tijd van de Romeinen … toen Heerlen een luxe badplaats was. Beleef de architectuur van de vorige eeuw, op de pleinen in de stijl van de Amsterdamse school. Of bezoek het Glaspaleis en de Stadsgalerij, het museum voor moderne en hedendaagse kunst.
Ontdek het zelf: Heerlen is gewoon … heel erg Heerlen.

Wie het huidige Heerlen vanuit de lucht bekijkt, ziet een stad met veel groen en aangelegde parken. De oudste buurten als Welten, de Caumer, Benzenrade, Terschuren en Koningsbeemd ontstonden langs de dalen van de Geleen- en Caumerbeek. Op de smalste helling tussen de beken bouwden de Romeinen hun burgerlijke nederzetting Coriovallum. Na het vertrek van de Romeinen werd naast de vervallen nederzetting in de Middeleeuwen het dorp en het Landsfort Herle rond de Pancratiuskerk gebouwd. Ook ontstonden er verspreid in de omgeving tal van kastelen, watermolens en boerenhoeven.


Wandelroute Parkstad Limburg
Heerlen is een echte Parkstad met veel groen. In en rondom het centrum van Heerlen is er rijkelijk groen te verkennen in parken, pleinen en tuinen. De stad ontstond al in de Romeinse tijd als een kleine burgerlijke nederzetting op het kruispunt van twee wegen. Deze lag bijzonder fraai op het smalste stuk tussen de groene dalen van de Geleenbeek en de Caumerbeek.
Na het vertrek van de Romeinen werd naast de vervallen nederzetting in de Middeleeuwen rond de Pancratiuskerk het dorp en het Landsfort Herle gebouwd. Ook ontstonden er verspreid in de omgeving tal van kastelen, watermolens en boerenhoeven.
Tot de komst van de steenkolenmijnbouw bleef Heerlen een kleine agrarische gemeenschap. Door de opbloeiende mijnbouw-economie werden op meerdere plaatsen in Heerlen, bij de mijnzetels, in snel tempo mijnwerkerskolonieën uit de grond gestampt. De bevolking en het aantal woningen vertienvoudigde tussen 1900 en 1950.
De binnenstad van Heerlen groeide in de twintigste eeuw uit tot een moderne stad met veel moderne architectuur. De verstedelijking had tot gevolg dat er veel agrarisch gebied verdween. Toch bleef er ook in de binnenstad en vooral rondom het centrum voldoende groen, dat op meerdere plaatsen werd omgevormd tot stadspark.
Het eerste Heerlense stadspark is het rond 1920 aangelegde Aambos. Ook de voor publiek opengestelde ABP-tuin is het op uw gemak bekijken meer dan de moeite waard. Deze is genoemd naar Ir. Dinger, een ingenieur van de Staatsmijnen die de tuin, gekenmerkt door een aparte architectonische vormgeving, in de jaren twintig liet aanleggen. Hij liet daarvoor exotische planten van Oost-Indië naar Heerlen brengen. In 1970 herschiep het ABP de tuin in zijn oude luister.
De wandelroute start bij het Thermenmuseum en doet de volgende parken en pleinen aan: de Ir. Dingertuin, het De Hesselleplein, het Tempsplein, de begraafplaats Akerstraat, het Aambos, het Bekkerveld, het Rosarium in het Aarveld, het Welterpark, het Geleendal, het landschapspark Terworm en de sinds de sluiting van de mijnen tot park omgevormde steenberg van de Oranje Nassaumijn I in Zeswegen.
Tijdens de wandeling komt u langs vele markante gebouwen. Hierbij zijn oude monumenten, maar ook jonge gebouwen die vanwege hun hoogwaardige architectuur en verschillende stijlen de moeite van het bekijken waard zijn. De bewegwijzerde wandelroute door Parkstad Heerlen is ongeveer 14 km, de verkorte route ongeveer 7 km. Beide zijn natuurlijk gemakkelijk op elk willekeurig moment in te korten. In verband met de openstelling van de algemene begraafplaats (open van 9.00-16.00 u.) is het nodig de route voor 15.00 u. te beginnen. Op de route liggen helaas weinig horeca-gelegenheden. Zeker voor degenen die de lange route lopen is het aan te bevelen iets te eten en te drinken voor onderweg mee te nemen. Veel wandelplezier!

Weltermolen en -vijver
Deze is een aantal jaren geleden gerenoveerd. De molen en vijver behoorden oorspronkelijk toe aan het huis van Strijthagen en wordt voor het eerst in 1443 genoemd toen Zander van der Bruggen deze pachtte van de 'vrouwe' van Welten.

Benzenraderhof
Bij de Benzenraderhof ontspringt de Geleenbeek. De hoeve heeft nog bouwresten uit de 13de eeuw. Vroeger moet bij deze hoeve een kasteel hebben gelegen. Lange tijd was de hoeve in bezit van de familie Van Schaesberg.

Horicherhof
De Horicherhof en Hoeve de Droepnaas zijn twee bijzonder mooie monumentale (vakwerk)hoeves. De Horicherhof bestond al in 1381 en is genoemd naar de familie Von Horrich. In 1921 is achter dit huis een Romeinse villa opgegraven. De hoeve 'Droepnaas' wordt in 1381 vermeld als Klein Caumer. De hoeve is genoemd naar een verderopgelegen bron van de Caumerbeek waar de inwoners van Caumer vóór de aanleg van de waterleiding begin 20ste eeuw hun water haaldenleen).

Caumermolen
Aan de oude tak van de Caumer ligt de Caumermolen. De achterzijde van molen bestaat uit authentiek vakwerk. Het molenwerk is er niet meer, maar het was vroeger de oudste molen van Heerlen en in bezit van de landsheer. De inwoners van het centrum van Heerlen mochten alleen van deze molen gebruik maken voor het malen van hun graan. Een inbraak in de nacht van 7 op 8 december 1772 leidde tot het grootste Heerlense bokkenrijdersproces ooit.

Oliemolen
De Oliemolen is een bovenslagmolen. Deze werd eerst gebruikt voor het malen van oliehoudende gewassen als lijnzaad. Later werd er alleen nog graan gemalen. De muurankers 1502 zijn gebaseerd op een waarschijnlijk valse oorkonde. De molen stond er wel sinds midden 16de eeuw. De molen was van 1769-1953 in het bezit van de Heerlense familie Wetzels..

Poortgebouw en ruïne kasteel Meezenbroek
Het Poortgebouw hoort bij de voormalige hoeve bij kasteel Meezenbroek. Het vroeger geheel omgrachte kasteel, waarvan de omtrek bij de vijver is gereconstrueerd, behoorde in de 17de eeuw toe aan de familie Buirette. Hiernaar verwijst het wapen met jaartal 1660 boven de poort.

De Landgraaf
Dit is een metersbrede droge gracht, met aan weerszijden wallen van enkele meters hoog: 27 kilometer lang. We weten niet of het gaat om een Keltische versterking van voor 55 v.C. of een Middeleeuwse grens of afscheiding om vee en gewas voor plunderaars af te schermen
Op Schrieversheide is de wal het duidelijkst te herkennen. De gracht loopt overigens nauwelijks door de huidige gemeente Landgraaf.

Kasteel en hoeve Passart-Nieuwenhagen
Kasteel en Hoeve Passart-Nieuwenhagen is al rond 1359 bekend als Wickrader grootleen en in bezit van de heren van Valkenburg. Het huis is genoemd naar Hendrik van Nieuwenhagen die het goed in 1350 in bezit had. Als een nazaat midden 16de eeuw trouwt met een van Blitterswijk Passart, verandert de naam in Passart-Nieuwenhagen. In de 17de eeuw wordt de hoeve verwoest door een brand. In 1692 is de hoeve weer volledig hersteld en volgens een tekening van Roidkin geheel omgeven met een brede gracht.

Kasteel Hoensbroek
Kasteel Hoensbroek dateert al van rond 1380. De eerste heer van Hoensbroek was Herman Hoen, wiens vader in 1371 sneuvelde in de slag bij Baesweiler. Hij werd vanwege de hulp in de strijd tegen Gulik en Gelre in 1388 door hertogin Johanna van Brabant beloond met de heerlijkheid Hoensbroek, dat van het grondgebied van Heerlen werd afgescheiden. In de loop der eeuwen is het kasteel een flink aantal keren verbouwd en vergroot. Het huidige kasteel vindt zijn oorsprong in het derde binnenplein. De ronde toren (donjon) is gebouwd op de overblijfselen van de 14de eeuwse vesting. De familie Hoen verliet het kasteel eind 18de eeuw en verkocht het in 1927 aan de huidige eigenaar 'Ave Rex Christe'.

Cenotaaf uit 1767, Ten Esschen-Tervierenweg
Een Cenotaaf is een leeg graf, voor iemand die elders is gestorven of wiens lichaam men niet had (in het Grieks is Kenos=leeg en taphos=graf).

Kasteel en hoeve Terworm
Kasteel Terworm is een omgracht kasteel met een u-vormige hoeve. De oudste bouwkundige waarnemingen gaan terug tot het begin van de 15de eeuw. Het kasteel kreeg zijn huidige gedaante door een verbouwing in 1890-1891 door baron Otto Napoleon de Loë en de laatste restauratie en verbouwing tot hotel uit 1998. Een aantal jaren geleden is de 18de eeuwse tuin in oorspronkelijke staat hersteld en de orangerie en de leifruitmuur op basis van architectuurtekeningen en archeologisch onderzoek herbouwd .

Schachtgebouw mijn
Oranje Nassau I
Het schachtgebouw van de Oranje-Nassaumijn I uit 1893-1896 is als industrieel monument bewaard en vormt een bekend beeld voor bezoekers die per trein Heerlen binnenkomen. De steenkoolmijn was de eerste Heerlense mijn en kwam in 1899 in exploitatie. Op 31 december 1974 kwam de laatste steenkool vanuit de ondergrond en werd


Uit een recent onderzoek van het Wageningse bureau Alterra komt Heerlen naar voren als de 'groenste stad van Nederland'. Heerlen scoort van de G30 het hoogst voor wat betreft het aantal vierkante meters groen binnen de bebouwde kom. Heerlen heeft 159,8 m2 groen per woning, ruim twee keer zoveel als het kengetal van 75 m2. Bovendien is het groen vrijwel in heel Heerlen bereikbaar binnen 500 meter
Alterra heeft voor 30 steden in Nederland (de G30) de oppervlakte groen per woning berekend en deze vergeleken met de handreiking van 75m2 openbaar groen per woning. Omdat het niet alleen om kwantiteit gaat, word in deze studie ook gekeken naar de typen groen en de bereikbaarheid binnen een straal van 500 meter.
In 2003 heeft Alterra in opdracht van het Ministerie van LNV onderzoek gedaan naar de oppervlakte stedelijk groen per woning in 30 steden (de G30). Daarbij werd een handreiking van 75 m2 groen per woning als basis gebruikt om de positie van het recreatief groen in de stad in kaart te brengen. Door op gelijke wijze alle G30 steden op deze manier te analyseren, ontstaat een benchmark voor stedelijk groen.


Met het groen in Heerlen is iets bijzonders aan de hand. Heerlen ligt ingeklemd tussen het heuvelland, de Brunssumerheide en de uitlopers van de Eifel, terwijl twee groene beekdalen de stad van zuid naar noord doorsnijden. En tot slot dringen, vanuit deze uitgebreide natuurgebieden, groenstroken door tot ver in de stad. Al dit groen is bepalend voor het Heerlense stadsbeeld. Juist dát maakt de uitgestrekte stad Heerlen tot een parkstad, een unieke woonomgeving.
De parkstad Heerlen is niet alléén te danken aan de ligging in het heuvellandschap, aan de twee prachtige beekdalen en aan de groene stroken tussen de wijken. Het groene karakter van Heerlen kreeg na de sluiting van de mijnen een krachtige stimulans door de operatie "van zwart naar groen". Op de oude mijnterreinen en met name op de oude steenkoolbergen verschenen fraaie groene wandelgebieden. Fraaie heuvels die het wandelpubliek rust, ruimte en een schitterend uitzicht over Heerlen bieden.
Wie de rust van de natuur waardeert, komt in Heerlen dan ook ruimschoots aan zijn trekken. De vele groengebieden verschaffen jong en oud volop gelegenheid voor sport en recreatie. Wie een wandeling van zo'n 20 kilometer niet schuwt, kan zelfs van de Heerlerbaan in het zuiden van de stad naar Heerlen-Noord en weer terug lopen, door één aaneengesloten groengebied bestaande uit natuurgebieden, parken, bossen en landbouwgebieden.

naar de top van deze pagina