Theo Kamphuis vertelt over vroeger

Bankstory 2
Bankstory 3
Bankstory 4
Bankstory 5
Bankstory 6
Bankstory 7
Bankstory 8
Bankstory 9
Bankstory 10
Bankstory 11
Bankstory 12
Bankstory 13
Bankstory 14
Bankstory 15
Amroscoop
Bankstory 17
Bankstory 18
Dansles
Kopje koffie - Rotterdamsche Bank
1e-autoverzekering
postkantoor
collecte
Van Geldkar tot Bitcoin.
Lief zijn voor elkaar
Goede vrijdag

De­ze maand (ja­nu­a­ri 2015) is het 53 jaar gele­den (meer dan een hal­ve eeuw dus) dat ik (Theo Kamphuis) als 17-jarige, hier o­ver de drempel stap­te voor mijn eer­ste werkdag. Een tijd­je gele­den zag ik een fo­to voor­bij ko­men op "Ons Almelo". Het ge­bouw van de Rot­ter­damsche Bank aan de Wierdensestraat 13 te Almelo. Ik werd o­verweldigd door een stuwmeer aan herinneringen. Ik zal pro­be­ren er en­ke­le met jullie te de­len.

Om pre­cies te zijn op 15 ja­nu­a­ri 1962 be­gon ik. Het zou eerst 2 ja­nu­a­ri zijn ge­wor­den, maar dat redden we niet, zo verbe­terde de wat ou­dere procuratiehou­der, zijn jonge di­rec­teur, "Want hij moet eerst ook nog medisch gekeurd wor­den". Een week voor kerst was ik ont­van­gen voor sollicitatiebe­zoek in de voorname directiekamer en had ik daar ge­ze­ten met klamme handjes. In een van de vier kolossaal gro­te leren fauteuils met ho­ge armleuningen. De­ze im­po­sante kamer (de voorkamer van een ou­de kan­toorvil­la) werd naast de royale zit gedomineerd door; het bu­reau van de di­rec­teur en een le­vensgro­te brandkast met een gietijzeren wa­penschild van Lips. Voor het raam een inge­bouwd zitje met aan weerszij­den inge­bouwde boe­kenkas­ten, voor­zien van gepolijst glas en gordijntjes hierach­ter. Parketvloer in visgraat model, met een zwaar tapijt. En na­tuurlijk een prach­tig gestuukt plafond en wan­den van gespannen weefsel.

Waar het gesprek o­ver ging is vervaagd, ik weet niet meer wat voor mij de doorslag be­te­ken­de. wel herinner ik mij dat er veel aan­dacht was voor de beroepen van mijn broers, zussen, mijn vader en de thuissi­tu­a­tie. "We ne­men bij voor­keur jongens van bui­ten de stad aan", zo sprak de chef de bu­reau, "want daar heb­ben we goe­de ervaringen mee".

Zo kreeg ik een afspraak op het Consultatie-bu­reau (nee,niet voor alcohol en drugs) maar voor tuberculose en longziekten, e­veneens ge­ves­tigd in een ou­de kan­toorvil­la aan de Wierdensestraat. "Gaat u in Rot­ter­dam wer­ken?" vroeg de da­me ach­ter het r ntgenappa­raat mij. Ik schrok me rot, waar haalt ze dat van­daan? wat heb ik o­ver het hoofd ge­zien? d t wa­ren we toch niet o­vereengeko­men? Ik was nog niet be­kend met het feit dat het briefhoofd van mijn nieu­we werkgever steevast o­pende met: De Rot­ter­damsche Bankver­e­ni­ging (ROBAVER), met ban­ken te Rot­ter­dam en Amsterdam, (en met bijbank te 's-Gra­venhage en kan­to­ren in de Pro­vin­cie). De­ze laat­ste toevoeging stond vast niet op het keuringsformulier.

Ook moest ik naar een keuringsarts, een Almelose huisarts die zijn taak heel serieus nam en mij van top tot teen on­der­zocht, ook mijn on­derbroek ging uit, en ik moest door de knie n, buigen, nog die­per - piemeltjesnaakt- zo­dat hij goed in mijn ach­terste kon kijken. Daar sta je dan als 17-jarige jongen mooi voor paal. La­ter zou ik verne­men dat dit was om te controleren of ik vrij was van aambeien. Dit hoor­de ik van Gerard, mijn voor­gan­ger, die na­tuurlijk e­ven wil­de vaststel­len of mij de­zelf­de behandeling ten deel was ge­val­len (brothers in arms). Kan­toorpersoneel be­te­ken­de in die da­gen nog vaak een zit­tend beroep, personeel met aambeien, tbc of an­de­re handicap - en waar je ver­vol­gens ja­ren aan vast zat - werd door werkgevers niet in dienst genomen. Je moest 100% in or­de zijn.

O­ver bloot werd ver­der niet ge­spro­ken, daar liep je niet mee te koop in die tijd. Het taboe was nog groot. Als ik te­rug denk werd in de krant, tijdschriften of wat er ver­der zo te lezen viel, de woor­den bloot en naakt zo­veel mo­ge­lijk verme­den en blote plaatjes zag je al he­le­maal niet. Als nu het eer­ste zonnestraaltje valt in het voorjaar loopt ie­de­reen gelijk met ontbloot bo­venlijf. Dat was toen wel an­ders. In de zo­merhitte hiel­den stra­tenma­kers en bouwvak­kers op z'n minst nog hun hemd aan. Ik herinner me nog dat ik als kind bij de op­bouw van de ker­mis, de man­nen van de luchtschommel met ontbloot bo­venlijf op de ladders zag staan. Men sprak er schande van, "je kunt wel zien dat het ker­misvolk is, al­lemaal schooiersvolk". Ja discriminatie is van al­le tijden. Het ker­mis-en schooiersvolk wa­ren de allochtonen van die tijd. Maar van dat woord had­den we toen nog nooit ge­hoord en het schooiersvolk was nog niet zo ont­wik­keld (ze gin­gen niet naar school) dat ze de term "gediscrimineerd" al had­den ont­dekt en daar hun voor­deel mee kon­den doen.

De keuringen wa­ren bei­de met goed ge­volg door­staan dus kon ik op maan­dag 15 jan. 1962 aan de slag. Op de fiets naar Almelo een af­stand van 11 km. Na­tuurlijk veel te vroeg, om geen slech­te indruk te ma­ken. Die jonge di­rec­teur had tij­dens mijn sollicitatie de vraag ge­steld, of ik ge­zien de af­stand wel in staat zou zijn, om - ook bij slecht weer - ie­de­re dag stipt op tijd te arriveren. Dat zou ik gaan bewijzen.

Het sta­ti­ge pand, grenzend aan het kan­toor van de Ge­meen­teontvanger, met daar­naast het Stad­huis, ken­de aan de voorzij­de geen ach­terom, dus ik maar peinzen waar het personeel in hemelsnaam hun fiets zou la­ten, nie­mand had immers al een au­to. En een fiets liet je in die tijd niet de he­le dag op straat staan. Maar de markt was op kor­te af­stand en daar was een rijwielbewaarplaats zo wist ik.

Ik was zo vroeg, dat op mijn aanbellen niet werd gereageerd. Maar er za­ten nog twee belknopjes, dus die ook maar eens ge­bruikt. En ja,na een tijd­je werd zowaar de deur ge­o­pend en verscheen tot mijn gro­te verwon­dering een lan­ge magere da­me ge­kleed in peignoir met rose pantoffels. Wat ik ook verwacht had, dit in geen ge­val. Het was dat ik eer­der bin­nen was ge­weest, an­ders weet ik niet wat ik ge­daan zou heb­ben. Ze vroeg met een zwa­re rokersstem wat er aan de hand was. Ik zou haar la­ter leren kennen als, een al­leraar­digst lieve en zachte vrouw, de echtgenote van on­ze conci rge, die sa­men met haar man en kin­de­ren de bo­venwo­ning be­woonden. Het personeel kwam bin­nendruppelen, via de ach­terzij­de en al­lemaal op de fiets. Ik leerde dat ach­ter de kan­toorvil­la een he­le die­pe tuin was, die eindigde bij het meelpakhuis van de Co p. Land­bouwersbank, ge­le­gen aan de Kloos­tergang. In dit volumineuze pand be­von­den zich een paar garagedeuren voor een doorgang naar de tuin van de bank. La­ter zou ik meema­ken dat in de win­ter de vrou­we­lij­ke collega's niet via dit donkere hol naar huis durfden (er la­gen wel eens dronkaards of dak­lo­zen) en gin­gen de he­ren mee ter be­ge­lei­ding.

Mijn begelei­der kwam bin­nen, Gerard, de "jongste bedien­de", die mij het vak moest leren en nu zelf een plekje opschoof naar de plek die was ach­tergela­ten door de ou­dere jongen die was opgeroepen voor mi­li­tai­re dienst: "de jongste dienstplichtige in Nieuw Guinea" hoor­de ik la­ter. Als de dienstplicht vervuld was, had de bank zich verplicht de­ze jongens weer in dienst te ne­men. Ja zo ging dat in die tijd. Dit was bij al­le ban­ken zo.

Ik kreeg een plek toegewezen aan een eikenhou­ten bu­reau dat zo kolossaal groot was, dat vier men­sen er een royale werkplek had­den. 2x2 te­geno­ver el­kaar, met ladeblokken tus­senin, en aan bo­venzij­de een groot massief blad, uit n stuk. Na een uur­tje of zo arriveerden er plotsklaps 3 man­nen, die zich voorstelden met een flauw handje en ook plaatsna­men aan "mijn" buro. Uitgerekend op mijn eer­ste werkdag werd het kan­toor "o­ver­val­len" door een ploeg interne controle, gestuurd door het hoofdkan­toor. La­ter wist ik; dit was usance, kan­to­ren van de bank wis­ten nooit van te voren, wan­neer en wie op enig mo­ment aan de beurt was voor een ver­ras­sings­con­tro­le. En dat ging er niet zui­nig aan toe. Bij bin­nenkomst werd on­mid­del­lijk beslag ge­legd op de sleutels v/d kluis, al­le kasboe­ken en registers van geldvoorraden, het postzegelboek etc. Opdat niets nog snel e­ven veranderd of bijgewerkt kon wor­den. En in vol­gen­de da­gen werd al­les en ie­de­reen grondig doorgelicht en wer­den al­le boe­ken en pro­ce­du­res on­der het ver­grootglas ge­legd. Maar wist ik veel wat dit be­te­ken­de? Ik was nog een groentje, en nauwelijks be­gon­nen. Werd ik direct al opgescheept met een stel man­nen, minstens 2 keer zo oud als ik, die niet van de­ze we­reld leken te zijn. Ik werd volko­men genegeerd. Za­ten de he­le dag op je vingers te kijken, wis­selden nauwelijks een woord, en als dat al ge­beur­de was het fluis­te­rend, zo­dat een ander hun niet kon verstaan. Een normaal praatje was er niet bij. De he­le dag met al­le administratie voor hun neus, al­le kas­ten wer­den doorzocht, soms liep de een met wat doorgelicht ma­te­ri­aal naar de ander en za­ten ze heel gemeen naar el­kaar te grijnzen. Had­den ze weer een lijdend voorwerp ge­von­den? Mij werd niks gevraagd, geen woord. Kun­nen jullie je voorstel­len hoe dat voelde ? Nog erger was dat ik sa­men met de con­tro­leurs he­le­maal afgezon­derd zat van de o­ve­ri­ge collega's, die ook al­lemaal bloedserieus leken. Zo in een sfeer van een rechtszaal: al­les wat je zegt kan te­gen je ge­bruikt wor­den.

Gerard (mijn voor­gan­ger) was 1 jaar ou­der en ik ken­de hem nog nauwelijks, maar zag wel dat hij telkens heel zenuwachtig werd en rood aan liep, als de con­tro­leurs hem iets vroegen. Ook bui­ten kan­toor, of als de he­ren met lunchpauze wa­ren, sprak hij heel an­ders met mij. Vra­gen o­ver het postzegelboek, dat mij door Gerard was toegescho­ven, ze za­gen mij postzegels plakken, maar wer­den al­le zegeltjes wel goed bijge­hou­den? Er was nu toch een nieu­we jongste bedien­de? En hoe zat het met de scheiding tus­sen verbruik en be­heer? De arme jongen had het er heel moeilijk mee. Dat was dui­de­lijk.

Na een paar weken, net toen ik dacht, hoe lang houd ik het hier nog uit, ver­trok­ken ze weer. En toen klaar­de het klimaat bin­nen het kan­toor he­le­maal op. De zon brak door en ie­de­reen bleek in­eens veel aar­diger te zijn voor el­kaar, dan ik tot dusver voor mo­ge­lijk had ge­hou­den.

Na­men van per­so­nen: soms wat aan­ge­past van­we­ge privacy.




Bankstory -2- ( money-money-money)

Een van de eer­ste karweitjes op de ochtend van mijn eer­ste werkdag was: kleingeld tellen. On­ze kassier -al­tijd vrolijk- gooide een aan­tal zak­ken met muntgeld op mijn bu­reau met de op­dracht: natellen, en controleren dat er in zit, wat er op staat. Gerard kwam naast me zit­ten en gaf me aanwijzingen hoe ik zulks het best kon aanpakken. En dat ik tij­dens het tellen, nooit e­ven mocht weglo­pen voor toi­letbe­zoek of an­derszins. want dan zou ik al­les op­nieuw moe­ten tellen. Hijzelf zou me ook niet e­ven al­leen la­ten want de con­tro­leurs ke­ken scherp toe. Geld nooit onbe­heerd la­ten lig­gen. Als je dit voor het eerst doet, ben je de kunst nog niet machtig, geen vaar­digheid en duurt al­les veel te lang. Nauwelijks de helft geteld, toen Gerard al­le uitgestorte munten weer bij el­kaar veegde, vanmid­dag ver­der, eerst langs het postkan­toor en dan een be­stel­ling wegbren­gen. Waar heb je jouw fiets? In de rijwielstalling ? haal die dan maar op, je mag ook de kan­toorfiets ge­bruiken, maar die heeft een slag in het wiel en voor zo'n lan­ge rit is dat erg ongemak­ke­lijk.

Eerst langs het postkan­toor (hiero­ver la­ter) en hierna met ons bei­den en een tas vol geld on­der de snelbinder, naar een gro­te veehandelaar in de buurt-ge­meen­te. Een rit van een half­uur­tje. Langs de Mosterdpot, o­ver de ka­naalbrug. Hier heb je zo­mers al­tijd een prach­tig ge­zicht op het zwembad van het Wendelgoor zo ver­tel­de Gerard. Ik zag het al voor me, hoe simpel het zou zijn, een jongen al­leen op de fiets, klein duwtje o­ver de reling, nie­mand ziet het, en dan er vandoor met het geld. En nam me toen al voor dat ik nooit stil zou blij­ven staan hier zo bo­ven op de brug.

Gerard ver­tel­de hoe het ver­der zou gaan bij de klant. Je krijgt al­tijd een kop­je thee aan­ge­bo­den loei heet,dus als je je mond niet wilt ver­bran­den, niet gelijk aan be­ginnen. Eerst het geld uit-tellen, dan pas drin­ken, niet weigeren want dat vin­den ze niet leuk. En zo ge­beur­de het, en hierna fietsten wij snel te­rug naar Almelo.

"Zo, en nu kun je het zelf wel" zei Gerard. En dus maak­te ik 2 da­gen la­ter de­zelf­de tocht, maar nu in mijn eentje. En met een waarde aan geld die dubbel zo­veel was. Het zou een wekelijks te­rugke­rend ritje wor­den. Het geld uittellen aan de keu­kenta­fel voor opa en oma die het geld na­mens hun zoon in ont­vangst na­men. Kop­je thee met biscuitje erbij, het kefhond­je on­der de ta­fel om mijn benen, dat continu tot de or­de geroepen moest wor­den door de ou­de baas. Praatje o­ver waar ik van­daan kwam. Hoe het mij beviel op de bank. En hun uit­ge­spro­ken waardering o­ver het feit dat, hoe­wel ze al vaak jongste bedien­den van de bank o­ver de vloer had­den gehad, het toch al­lemaal nette jongens wa­ren.

Toen ik voor de eer­ste keer al­leen ging spookte het door mijn hoofd; als ie­mand dit toch eens wist, een jongen op de fiets met een vermo­gen on­der zijn snelbinder, langs de gro­te weg. Ik voelde me heel onveilig, de he­le rit, maar dacht: dit is een test, en had de he­le rou­te het i­dee dat ik ge­volgd werd om te zien of ik er niet vandoor zou gaan met de buit. Het was een teleurstelling om bij te­rugkomst te merken dat dit niet het ge­val was en ie­de­reen de­ze gang van za­ken heel normaal vond. Een halfjaar la­ter mocht het al niet meer en moest het met de au­to gebracht wor­den. Al­leen de di­rec­teur had een au­to. Weer la­ter mocht ook dit niet meer en werd het ten strengste ver­bo­den dat personeel nog geld bezorgde bij klanten. De­ze moes­ten het zelf ko­men afhalen dan wel een geldtransport inschakelen.

Goed kleingeld te kun­nen tellen, ja dat leerde ik snel. Een kunst met een behendigheid op zich . De kassier deponeerde een aan­tal jutezakjes met muntgeld op je buro en ver­vol­gens moest je al die centen,stuivers,dubbeltjes,kwart­jes maar verpakt zien te krij­gen. Je moest er wel e­ni­ge vingervlugheid voor heb­ben. Be­kend zijn die papieren rolletjes die zo uit de machine rollen. Nou dat moes­ten wij dus met de hand doen. Telmachine had­den we nog niet. Twin­tig centen, kwart­jes, stuivers etc., voor­zich­tig tus­sen duim en wijsvinger beet pakken, papiertje er om heen en een rolletje van ma­ken. Ja e­ni­ge behendigheid wel vereist. Na­tuurlijk glipte het ettelijke ke­ren door je vingers, aleer je wat vaar­digheid had op­ge­bouwd. De dubbeltjes wa­ren het moeilijkst, om­dat dit de kleinste munten wa­ren. We had­den on­der­ling een soort van competitie, wie hier het handigst in was.

En dan dat afstorten na het week­end. De op­brengst van de za­ter­dagse vismarkt. Al­lemaal muntgeld en ongesorteerd, en dat moest al­lemaal geteld wor­den, met de hand. En na een paar da­gen opslag was dit he­le­maal groen uitgesla­gen. Oh je arme vingers, stinken, dat wil je niet we­ten. En dan het klaarma­ken van de lonen en salarissen voor de gro­tere be­drij­ven en fa­brieken, massa's muntgeld uittellen, we pra­ten o­ver 1962. Bij­na al­les ging nog contant, salarissen en week-lonen, nie­mand had al een bankre­ke­ning. Al­le be­drij­ven betaalden de lonen nog contant uit, en moes­ten dus wekelijks bevoorraad wor­den. De be­stel­lin­gen wer­den afge­haald of bezorgd. En dan ging het in een schooltas on­der de snelbinder op de fiets naar de klant. Dit ge­beur­de doorgaans met z'n twee n. Een keer op weg naar een groot be­drijf, net o­ver het spoor. De tun­nel be­stond toen nog niet. Tas on­der de snelbinder, barstte er een heftige re­genbui los en dreigden net voor on­ze neus de spoorbo­men in de Wierdensestraat te gaan sluiten. Kling-kling- ging de bel. Snel-snel, riepen we bei­de tegelijk en sto­ven on­der de spoorbo­men door. Maar pal ach­ter de o­verweg moes­ten we de bocht ne­men en vraag niet hoe het kwam, maar de tas schoot van de fiets. Slech­te snelbinder; maar de tas met geld lag op straat, en we moes­ten te­rug, want de papieren zak was gescheurd en de lakstem­pels verbroken.

Die lakstem­pels, ook al zoiets, voor geldzendin­gen en aangete­ken­de brie­ven met waarde. Met een brandende kaars en een lakstaaf aan te bren­gen, als je niet uitkeek kreeg je die gloeiend hete lak op je vingers en had je een brandplek. Of de enveloppe vatte vlam, als het papier te dun was. La­ter zou­den we zo'n elektrisch appa­raat hier voor krij­gen, maar het is net als met het ver­schil tus­sen ech­te en nepkaarsen. De romantiek was er toen af.

Bank-akten, o­vereenkomsten van pand, borg, garanties etc. moes­ten op gezegeld papier. Ook wis­sels, promes­sen en kwi­tan­ties behoor­den voor­zien te zijn van een belastingzegel. An­ders wa­ren ze, juridisch ge­zien, niet rechtsgeldig. Het was ge­woon een melkkoetje (indirecte belasting) voor de Staat en geregeld bij de Zegelwet van 1917. De­ze zou weer wor­den afgeschaft in 1972. De belastingzegels en gezegeld papier beston­den uit ver­schil­len­de waar­den (percentage v/d hoofdsom) en moes­ten ge­haald en ge­kocht wor­den bij het ontvangkan­toor van de belastingdienst een pand iets ver­der­op aan de Wierdensestraat. Als de akten: niet ge­bruikt of verschre­ven wa­ren (tikfout) kon je de­ze weer in­le­ve­ren en geld te­rugkrij­gen. Dat moest je niet te vaak doen, dan werd je toegebe­ten: ben je er nu al weer? Jullie ma­ken wel veel fouten. Er was maar n loket, en je moest vaak lang in de rij staan. En een zeer norse ontvanger, het leek wel of hij chronisch chagrijnig was. Was ik van te­vo­ren al voor ge­waar­schuwd.





Bankstory -3 (all you need is cash)

De Rot­ter­damsche Bank had ge­woonlijk meer vragers dan bren­gers van muntgeld, dus kwa­men wij mees­tal tekort. Maar wij wa­ren hier­in niet de enigste, ook de an­de­re ban­ken had­den vaak een chronisch tekort. Dus kreeg je op het postkan­toor vaak maar de helft van dat waar je om vroeg. Om zijn klanten niet te­leur te stel­len belde on­ze kas­sier, dan zijn a­dresjes waar­van be­kend was dat ze al­tijd "o­ver" had­den. Vaak wa­ren dat de boe­renleenban­ken. De­ze wa­ren in­mid­dels het stadium ontgroeid, waar­in ze slechts een part-time func­tie be­te­ken­den voor het hoofd der school en stormachtig gegroeid. Elk dorp had er in­mid­dels wel een, of kreeg er een, doorgaans ge­ves­tigd naast de kerk. De kerken wa­ren zon­dags nog o­vervol en dus ook de collecteschalen. 's-maan­dags kon je er al­tijd goed scoren. Ze wa­ren in 1962 nog niet gefuseerd. Almelo ken­de toen nog de Boe­renleenbank aan de Oranjestraat en de Co p.Raiffeisenbank aan de Wierdensestraat.

Herinnering paar jaar la­ter. In mijn ei­gen dorp woonden wij dicht bij de kerk en elke zon­dag, direct na de laat­ste mis, zag ik steevast on­ze pastoor met een emmertje de straat o­verste­ken naar de Boe­renleenbank. Al­tijd zelfde patroon, aanbellen bij de wo­ning van de kassier en ver­vol­gens: "romp" ofwel: "redt oe met 'n pr ttel". Dit laat­ste heb ik niet bedacht maar hoor­de ik ooit van een on­dernemer. De goe­de man had veel gedoe met de Ge­meen­te o­ver vergunningen, en sloot zijn correspondentie steevast af met: Hoogachtend, romp, en zijn hand­te­ke­ning. En nie­mand die me ooit gevraagd heeft wat dit be­te­kent, zo lachte hij.

Ons kan­toor kreeg een telefoontje van de toen­ma­li­ge vleeswa­renfa­briek Buyvoets. Er staat hier een jongen van jullie met de boodschap dat hij hier kleingeld moet ophalen, maar wij we­ten nergens van. We had­den net een nieu­we jongste bedien­de in dienst genomen, wat doet ie daar nou in hemelsnaam? Net op tijd herinnerde on­ze kassier zich, een briefje neerge­legd te heb­ben -heel kort van stof- op het buro van de jongste bedien­de, die e­ven weg was: "dubbeltjes ophalen bij blb". Al­le bankmen­sen (ge­wend aan veel afkortingen) her­ken­nen "BLB" als: boe­renleenbank, dus geen: BLB-worstjes van de Buyvoetsreclame: Be­slist-Lek­kerder-Be­ter, zo­als de­ze jongen in zijn hoofd had.

Heel bij­zon­der is het dat ik de­ze jongen on­langs weer te­gen kwam op een bijeenkomst van gepen­si­oneerden, waartoe te­gen­woor­dig ook men­sen van Fortis beho­ren. Hij sprak me aan maar ik her­ken­de hem niet. Een gro­te zwaarge­bouwde man. Toen hij als jonge twin­tiger de bank verliet ken­de ik hem al­leen als een lan­ge magere Adonis. Die be­gon bij de Sallandsche Bank, o­vergenomen door Slavenburgs Bank, wat la­ter Credit Lyonnais werd en weer la­ter Fortis. En nu dus als gepen­si­oneerde te­rug in de schoot van ABNAMRO.

Ja er was humor en tijd voor een grapje. Een veel voor­ko­mend grapje, erg flauw maar iets wat al­le ban­ken aan de Wierdensestraat van el­kaar o­verna­men, was dat een nieu­we me­de­wer­ker e­ven voor een boodschap naar de concurrent werd gestuurd om iets op te halen. Een niet be­staand voorwerp (de coupontrech­ter bij­voor­beeld) en dan maar lachen (!) Zo kon on­ze kassier het niet la­ten om elke nieu­we me­de­wer­ker een keer te vra­gen bij het passeren van zijn buro, ach jij loopt daar nu toch langs, toe schop e­ven die vloerplint recht. "waar"? Ja daar, dat uitste­kend plintje. En ie­de­reen zat dan al te grijnzen en wist wat er gebeuren zou. Een hels lawaai, want de alarmsirene ging af. Dat ging je echt door merg en been en het slachtoffer schrok zich na­tuurlijk lam. Heb ik dat ge­daan?

De alarmsirene be­vond zich bo­ven aan het ho­ge plafond,en kon al­leen hier uitgeschakeld wor­den. Waar­voor dus eerst de lan­ge schoonmaaktrap ge­haald moest wor­den. Steevast dat er dan een telefoontje kwam van de buurman, de Ge­meen­teontvanger, is er bij jullie een o­verval? De kassiers ken­den el­kaar goed en banko­ver­val­len kwa­men niet voor. Grapje hiero­ver ma­ken? Toen kon dat nog. Dat zou snel an­ders wor­den. In mijn laat­ste ja­ren in ac­tieve dienst, zag ik het gebeuren dat ervaren collega's met een o­verval-trauma, compleet van hun stokje gin­gen, toen er ergens een klapperpistooltje afging op een personeelsfeest.

Ooit heb­ben we ze­ker 2 uur in het oorverdo­vende lawaai van on­ze alarmsirene ge­ze­ten, geen enkel telefoon gesprek meer kun­nen voe­ren want; de me­ter-opnemer had in de me­terkast ergens met z'n vingers aange­ze­ten, wat hij niet had moe­ten doen. De arme man stond te trillen op zijn benen, leek een hartverzakking na­bij en moest eerst op een stoel weer bijko­men. Het alarm kon op geen en­ke­le ma­nier meer uit­ge­zet wor­den. Er moest een specialist opgeroepen wor­den die in staat was de boel te her­stel­len.

Voor gro­te be­drij­ven, dus ook de ban­ken, be­stond de service om 's-mor­gensvroeg de zakelijke post af te halen op het postkan­toor. Zo was het de taak van de jongste bedien­de om elke ochtend, eerst de gang langs het postkan­toor te ma­ken. Dit be­te­ken­de dus een must voor mij om vroeg op kan­toor te arriveren, ie­de­reen zat op zijn post te wach­ten. Te laat ko­men: onmo­ge­lijk. Ook meer­dere ke­ren per dag naar het postkan­toor om te zien wat er in de postbus lag, of om na­mens de bank de ont­van­gen postcheques te verzilveren.

Almelo had net een gloednieuw postkan­toor aan de Hofstraat ge­o­pend. Ook het vo­rige pand heb ik nog scherp in beeld. Dit stond op de plek waar nu het Amaliaplein is. Een prach­ti­ge im­po­sante ou­de fabrikantenvil­la met fraaie o­penslaande profieldeuren, elk voor­zien van een schit­te­ren­de koperen hondekop met kluif in de bek. Bei­de kan­to­ren zijn in­mid­dels al weer af­ge­bro­ken. Ik zie nog voor mij de immense hal van het nieu­we ge­bouw. De ve­le loketten (meer dan 10) waar­van vaak slechts een paar ge­o­pend. De lan­ge rijen en dan de frustratie als bij jouw beurt bleek dat je al die tijd aan het ver­keer­de loket had staan te wach­ten. Ge­beur­de je niet nog eens. Klantvriendelijkheid, hoezo? Soms ging het loket net voor je neus dicht.

Ge­luk­kig had het uitgifteloket voor de zakelijke post, een a­parte in­gang. Al­tijd de­zelf­de aar­dige man. De eer­ste keer was ik voorge­steld door mijn voor­gan­ger met de woor­den; "voortaan komt hij de post ophalen" Dit was genoeg; hierna heb ik nimmer mijn legitimatie no­dig gehad om de post voor de bank in ont­vangst te ne­men, de­ze man ken­de ie­de­reen. Het postkan­toor had ook een uitgifteloket voor muntgeld. De kassier van het postkan­toor fietste elke ochtend met z'n bakfiets van trein­sta­tion naar het postkan­toor. De zak­ken met muntgeld la­gen niet-afgedekt o­pen en bloot in de bak. Dat kon al­lemaal nog. Toen wel, maar dat zou niet lang meer duren. Bin­nen en­ke­le ja­ren zou het beeld to­taal omslaan. "The Roaring Sixties" wa­ren be­gon­nen.







Bankstory -4- De wis­sello­per.

Een van de taken van de jongste be­dien­de was, om bij ziektes van de wis­sello­per zijn taken o­ver te ne­men. De Rot­ter­damsche Bank had 2 wis­sel­lo­pers in dienst. De eer­ste was de con­ci­ r­ge, te­vens wis­sello­per met een mo­tor. De an­de­re was een broos oud mannetje die net te­gen zijn pensioen liep. De­ze reed op een Kap­tein Mo­by­let­te (ook van de bank). Ik bedenk me nu dat ik­zelf in­mid­dels ja­ren ou­der ben dan hij op dat mo­ment, maar als 17-jarige be­kijk je dat na­tuur­lijk heel an­ders. Ik was er op voor­be­reid dat hij de win­terdag nog wel eens ziek was en op ze­ker mo­ment - ik was net 2 maand in dienst - was dit het ge­val.

Wis­sello­pers gaan langs de deur om hun wis­sels, kwitanties en promes­sen ter betaling aan te bieden. Bedenk dat het nog een tijd was van: lang leve het contante geld. Giraal ver­keer stond nog in de kinderschoenen. Als par­ti­cu­lier had je hoog­stens een spaarre­ke­ning maar geen betaalre­ke­ning. Daar­voor moest je naar postkan­toor of bank, geld storten en op­dracht ge­ven waar het naar toe moest. En als je dit niet deed moest het maar ge­haald wor­den. Daar werd dus veel ge­bruik van ge­maakt door be­drij­ven en win­kels. Ko­pen op afbetaling bij­voor­beeld, electronica-za­ken verkoch­ten hun radio's, stofzuigers en wasmachines op de­ze ma­nier (televi­sies wa­ren in opkomst). Contributies van radio-gidsen, verze­keringen, je kon het zo gek niet beden­ken. Dit al­les ging via betaling op wis­sel of kwitantie. Die moes­ten dus ge ncasseerd wor­den en daar­voor had een bank wis­sel­lo­pers in dienst, die elke week de­zelf­de ronde de­den. De regio's wa­ren keu­rig verdeeld on­der de handelsban­ken. De Rot­ter­damsche Bank deed het ge­bied bo­ven Almelo, tot aan Ommen en de Twentsche Bank de regio hieron­der t/m Oldenzaal. De Amsterdamsche Bank incasseerde al­leen in de stad en de Mid­denstandsbank had geen wis­sello­per. De Boe­renleenbank en de Raiffeisenbank wa­ren toen nog ech­te spaar- en leenban­ken.

Het was op een win­terse maan­dagmor­gen dat ik hoor­de dat on­ze twee­de wis­sello­per zich ziek gemeld had en ik aan de bak mocht. Als eer­ste kreeg ik instructies van mijn voor­gan­ger Gerard hoe ik de bromfiets kon starten. Op de beugelstandaard zet­ten met ach­terwiel vrij, koppeling inknijpen en gas ge­ven, je kunt hem ook fiet­send aantrappen. Hij wil nog wel eens afslaan, dan moet je zus en zo doen. En niet te vroeg de benzinekraan o­pendraaien want dan verzuip je hem. Ik had nog nooit op zo'n ding gere­den, maar hield me groot. Ook mijn ou­dere broers had­den nooit een brommer gehad. Geen den­ken aan dat zo'n monster bij ons thuis op 'n belt kwam, mijn vader zou ontploft zijn. En nu in­eens de he­le week rij­den op zo'n ding, in onbe­kend ge­bied waar ik de weg moest zoeken. Ypelo, Zuna, Heemse, Rectum, Marle, Hulsen, ik was er nog nooit ge­weest.

Tijd om proef te rij­den? Niet no­dig! De wis­sello­pers-tas om de schou­ders, een vage rou­te be­schrij­ving mee en weg was ik al. Op de ou­de Kaptein Mobylette. Eerst langs het huis van on­ze wis­sello­per. Hij zou voor mij de wis­sels op a­dresvolgor­de leg­gen en van ver­dere toelichting voor­zien. De moeilijkste a­dres­sen wa­ren er al uitge­haald door on­ze conci rge. "geef mij die maar mee", zo had hij ge­zegd, "daar kun je zo'n jongen niet op af sturen". Hij was een gewezen politieagent en wist z'n mannetje wel te staan.

On­ze 2e wis­sello­per woonde nhoog in een flat op het Sluitersveld. Ik werd bin­nengela­ten door z'n vrouw. Ja ik zal hem e­ven wak­ker ma­ken, kom maar mee naar de slaapkamer. Ik ging bij hem aan bed zit­ten. Zo ziek en weggedoken in de kussens leek hij nog ou­der dan hij al was. Het was er benauwd en er hing een bedompte lucht, al­les zat potdicht. De bacillen vlogen mij om de oren. Soms zat hij zo zwaar te hoesten en te roche­len, dat ik bang was dat hij er in zou blij­ven. En on­der­tus­sen kreeg ik zijn tips en waarschuwingen te ho­ren. Bij d t a­dres moet je goed op­let­ten en de wis­sel niet uit han­den ge­ven, eer je geld hebt. Ze zul­len beweren dat ze jou het geld al ge­ge­ven heb­ben. En het vol­gen­de a­dres is heel slecht te vin­den, 3e weg links en dan 2e zand­weg in. Het be­gon me al snel te duizelen. Nog niet al­le a­dres­sen wa­ren in die tijd van huisnum­mers voor­zien en, veel erger nog, in het bui­tenge­bied zag je nauwelijks wegwijzers en straatna­men. Je was al blij als je een Anwb-paddestoel te­gen kwam. Vind dan maar eens de weg. Navigatie? Was nog slechts een woord uit de scheepvaart, had­den we dus niets aan. De bes­te tip kwam op het laatst, en an­ders vraag je toch bij elk be­zocht a­dres de weg naar het vol­gen­de.

Tij­dens de rou­te zou ik ont­dek­ken dat niet op elk a­dres werd o­pen ge­daan. Tja dan kun je ook de weg niet vra­gen naar het vol­gen­de. Ik leerde al snel dat ik ook moest vra­gen naar de 2 vol­gen­de a­dres­sen. Ach ja, al­ler­eerst maar naar de stad Rijssen, de ca­f s wa­ren tenminste mak­ke­lijk te vin­den. De ei­ge­na­ren wat min­der, het was marktdag dus al­le kroegen stampvol. De ca­f hou­ders ston­den steevast ach­ter de bar, in de drukte dus, met wei­nig tijd om mij te woord te staan. Kooplui ston­den in mijn nek te hijgen en o­ver mijn schou­der mee te loeren naar wat ik in mijn tas had. Zo jongen, mag jij met zo­veel geld op stap? Ik voelde mij er niet veiliger door.

Ach in de­ze tijd was het al­lemaal veel gemak­ke­lijker ge­weest. A­dres niet ge­von­den?, pro­ble­men met de men­sen aan de deur of met de brommer?, e­ven bellen en je kunt weer ver­der. Nee mo­bieltjes wa­ren er nog niet en ik ken­de mijn op­dracht: zie het zelf op te lossen, geen fouten ma­ken met het te­rugge­ven van wis­selgeld en veilig thuisko­men.

Ach je wilt niet we­ten wat je in zo'n he­le week al­lemaal te ho­ren krijgt. Al die smoezen van geen geld, kom vol­gen­de week maar te­rug. En o­ver die boe­kenclubs waar men­sen op geabonneerd wa­ren, van die vreselijk saaie boe­ken, die we allang heb­ben opge­zegd. Of de afbetaling aan de radiozaak; "hij moet hem eerst maar eens ko­men repareren, want hij doet het niet meer. Is je vader ziek ? Doe jij dit werk nou?" En wat je al­lemaal naar je hoofd geslin­gerd krijgt als je durft aan te bellen in een straat die toen be­kend stond als "het zwar­te gat" van Vroomshoop. Mijn men­senkennis steeg met stip.

Het was de ge­woonte dat veel win­kels wer­den bevoorraad op leverancierskrediet. De win­kelier had bij inkoop betaling via een wis­sel bedongen (2-of-3-maands acceptwis­sel) De leveranciers kwa­men ver­vol­gens na een paar maand via de wis­sello­per hun geld halen. Een en­ke­le win­kelier vond dit een handige ma­nier om van zijn te­veel aan muntgeld af te ko­men. Na­tuurlijk wil je dit eerst al­lemaal natellen om te zien of het klopt. Nee dat ging niet, had de man absoluut geen tijd voor. Als het niet klopt hoor ik dat vol­gen­de week wel van je. Meene­men en wegwezen.

En dan wa­ren er de "protestwis­sels". Daar moest je mee uitkijken. Dat wa­ren wis­sels met de op­dracht: maximaal 2x aanbieden in de week, niet betaald dan bin­nen een etmaal afge­ven bij de deurwaarder, die ver­vol­gens nog­maals om betaling komt verzoeken "in naam der wet". Ze wer­den maar hoogst zelden daar­na als­nog betaald, en dan met of­fi­ci­ ­le protestakte (op gezegeld papier) opge­maakt door de deurwaarder, te­rug naar de op­drachtgever, die hierme­de in staat ge­steld werd wettelijke maatregelen, beslaglegging of zelfs faillissement aan te vra­gen. Als er bij zo'n protestwis­sel iets mis ge­gaan was, niet op tijd aan­ge­bo­den bij­voor­beeld, kon de incasserende bank aange­spro­ken wor­den.

Ook mijn motorische kennis steeg, ik wist het ou­de kreng aan de praat te hou­den en er elke dag veilig mee te­rug te ko­men. Wat erger was, dat ik in een te dunne o­verjas, da­genlang in de vrieskou rondtoerde. Ja op de fiets is het een ander ver­haal, dan blijf je wel warm, maar op die brommer? Voor bei­de wis­sello­pers hingen 2 zwa­re en erg stugge leren jassen aan de kapstok. Bankei­gen­dom. Je kon ze rechtop zet­ten en dan vie­len ze nog niet om. Bo­vendien veel te groot, ik verzoop erin, geen ge­zicht, daar ga je toch niet in lo­pen! De jacks van nu met rolkraag, die zo mooi hoog sluiten in de hals, wa­ren er nog niet. Ski-vakanties wa­ren nog niet gemeengoed. Nee -als nette jongen van toen- liep je in een keu­rige gabardinejas . Al­le jassen wa­ren steevast voor­zien van een wijde o­pen kraag, sjaal eron­der, niet geknoopt, zo­dat het jasje en stropdas hieron­der nog zichtbaar wa­ren. Je kent ze wel, zo'n inspector Columbo-jas, zou je nu zeg­gen.

Na­tuurlijk zou dit haar tol op eisen en waar­schijn­lijk was het virus al o­verge­waaid bij mijn be­zoek aan de zieke wis­sello­per. Na en­ke­le da­gen werd ik zwaar verkou­den en hoestte heel wat af. E­ven volhou­den nog, mor­gen is het al vrijdag en daar­na mag ik 2 da­gen uitzieken. Mijn laat­ste rou­te op de vrijdagmid­dag voer­de mij langs de win­kels op het Oostein­de in Vriezenveen. Mijn stem was weg, met hese stem mijn woord doen en mijn kop stond op barsten. Ik had nog maar wei­nig energie o­ver voor het telkens op­nieuw aantrappen van die ouwe brommer. Ik kon me moeilijk concentreren met het te­rugge­ven van wis­selgeld en had al een keer te­rug gemoe­ten om­dat ik het zakje met wis­selgeld ergens had la­ten lig­gen. Op mijn n na laat­ste a­dres kreeg ik spon­taan een heftige bloedneus. Het is erg lastig als je met een zakdoek voor je neus het bloeden moet stelpen, ter­wijl je e­ven 2 han­den no­dig hebt voor wat an­ders. Een bezorgde ei­ge­na­res­se van de win­kel waar ik op dat mo­ment was nam mij mee naar de keu­ken en stond er op dat ik eerst een tijd­je met mijn hoofd ach­tero­ver aan de keu­kenta­fel bleef zit­ten ter­wijl ze een kop thee voor mij maak­te en mij een hoofdpijntabletje gaf. De bloedneus stopte en weer ver­der voor het laat­ste a­dres. Hierna was ik slechts een paar ki­lo­me­ter ver­wij­derd van mijn ou­derlijk huis. De verleiding was groot, maar dat kon na­tuurlijk niet. Plicht roept. Eerst naar de bank te­rug, geld afdragen en kijken of al­les wel klopt, geen wis­sels ver­ge­ten zijn, brommer omruilen voor de ei­gen fiets en dan pas mijn ritje van 10 km. naar huis.

Ik had al be­slo­ten thuis niets te ver­tellen o­ver mijn ziek zijn. Ik wist pre­cies hoe dat zou gaan. Mijn moeder zou zeg­gen, dat ze het al zo vaak had ge­zegd om niet met dat dunne jasje te lo­pen de win­terdag. Je doet jezelf nog een keer wat aan. Die discussie had ik al eer­der gehad. Ze be­gon dan o­ver de gebreide borstrok en lan­ge on­derbroeken. Als kind had ik dit al­lemaal braaf gedragen, maar daar ging ik nu toch echt niet meer mee lo­pen. En er lag vast nog wel ergens een afgedankte ou­de jekker van een van mijn broers. Ja echt niet. En mijn goe­de moeder zou ver­der jam­meren, zie je nu wel dat ik gelijk had. Ik had het al­lemaal o­ver mezelf afgeroepen en ze zou haar beklag de­len met mijn vader. O­ver dat slimme jong die nooit wil­de luuster'n en nu zo ziek was. Mijn vader die ongetwijfeld zou gaan roepen wan­neer ik nu ein­delijk eens verstandig zou wor­den en goe­de raad ging opvol­gen. En mijn ou­dere broers? Die zou­den reageren met: Een verkoudheidje, is dat al­les? Had­den zij al zo vaak gehad. En ze zou­den al­le drie het roerend eens zijn, dat je wel kon zien dat ik de jongste was en dat ik toch nog heel veel moest leren. Nee het was maar be­ter dat ik niks ging zeg­gen thuis. En on­der­tus­sen voelde ik mezelf heel voldaan. Ik was toch maar mooi met dat ouwe kreng al­le da­gen zon­der pro­ble­men te­ruggeko­men op de bank, mijn geografische kennis van de regio was aar­dig uit­ge­breid en had weer heel wat bijgeleerd.

In de zo­mer zou ik het wis­sello­pen nog een keer waarne­men. En dit keer on­der war­me en zon­nige omstandigheden. Een heel an­de­re ervaring. Be­slist geen straf om op een prach­ti­ge plek in de na­tuur je boterhammetjes te kun­nen nuttigen. Ook dat zou nu niet meer kun­nen. Zie je het al voor je, een jongen met een wis­sello­pers-tas, op een bank­je in het Schwarzwald? Ja de­ze we­reld is sinds­dien heel wat veiliger ge­wor­den. Dat heet vooruitgang.







Bankstory - 5 - (cijfers en let­ters)

Voor­dat ik bij de bank be­gon had ik keu­rig mijn ty­pediploma behaald. Blindty­pen vol­gens het tien­vin­gers­sys­teem met afgeplakte toetsen op het "examen Machineschrijven". "Met tien vingers ty­pen? dat gaat je hier niet lukken", wist mijn voor­gan­ger mij direct al te melden. Ik zou snel merken dat hij gelijk had. De ou­de Remingtonmachines wa­ren zwa­re bakbeesten van gietijzer. Als je de let­ters dui­de­lijk op papier wil­de zien, was dit al­leen mo­ge­lijk met een stevige aanslag. Dat ging niet met je pink en ringvinger. Ver­der van belang was dat niet slechts het origineel, maar ook de 2 of meer kopie n hieron­der nog leesbaar wa­ren. Want al­les ging met carbonpapier en er moes­ten meer­dere kopie n be­waard blij­ven. Die ver­vol­gens weer opgesla­gen wer­den in kaar­tenbakken of gearchiveerd. Niks digitale opslag, dit was je bestand en hier moest je het mee doen.

Op de boekhoudmachines waar de dagafschriften mee vervaar­digd wer­den, was een stevige aanslag absoluut noodzaak. Het wa­ren in wezen vere­delde Remington ty­pemachines voor­zien van een telwerkje. Me­cha­nisch ui­ter­aard, dus bij een te zwakke aanslag op de toetsen, lie­pen de radertjes onvoldoende door en telde de machine niet correct. Dan zat je na af­loop van het boekingsproces, soms uren te zoeken waar het ver­schil zat. Je had geleerd dat je dan eerst moest kijken op de on­derste sheets naar de zwakste afdruk van cijfers. Een vaag cijfer 3 kon e­ven goed een 5 of een 8 zijn. En dan maar natellen.

Wij beschikten hier­voor o­ver n telmachine voor het he­le kan­toor. Voor­zien van een me­cha­nische arm om de cijfers op papier te krij­gen en als de­ze handel niet he­le­maal vol­le­dig was o­verge­haald - jullie raden het al - was de uitkomst dus e­venmin correct. Moest je al­les nog eens keer o­ver doen. En was de vraag ver­vol­gens, zou de machine dit keer wel goed geteld heb­ben, of zal ik het voor de ze­kerheid nog maar eens doen! Geen won­der dat de ou­dere collega's vaak riepen, "je kunt be­ter ge­woon tellen met pen en papier, dat moes­ten we vroe­ger ook". Ja dat "vroe­ger" zou­den we nog vaak gaan ho­ren. Een feit is wel dat ik hier­door heel bedre­ven werd in het hoofdrekenen. Hiero­ver la­ter meer.

Da­ge­lijks ber­gen carbonpapier, o­veral ging het in. La­ter zou­den we formulieren krij­gen (tienvoudig soms) die al voor­zien wa­ren van carbon, maar in het be­gin moes­ten we dit al­lemaal zelf nog doen. Vaak je han­den wassen om­dat ze zwart afga­ven. En dan de ramp als je een tikfout maak­te. Moest dit op al­le doorsla­gen ook gewijzigd wor­den. Dat zag er soms niet uit dus dan al­les maar weer op­nieuw ty­pen. Ty­pex of correctielint? Nog nooit van ge­hoord.

Als je snel wil­de opschie­ten moest je al­tijd zor­gen een voorraadje formulieren en nota's met inge­legd carbon klaar te heb­ben lig­gen. Een ramp als je nadien bij het splitsen ont­dekte dat ergens een carbonnetje met de foute zij­de naar bo­ven was inge­legd. Dan stond er dus niets op de kopie. Kon je op­nieuw be­ginnen en mocht je blij zijn dat het origineel nog niet verstuurd was, want in dat ge­val had je niks meer. Moest je er eerst ach­ter zien te ko­men wat er op had gestaan. Ie­de­re a­vond liep je met al je kaar­tenbakken en administratie de keldertrap af naar de brandvrije opslag in de kluis. Om 's-ochtends ver­vol­gens al­les weer naar bo­ven te halen, eer je kon be­ginnen.

En dan de ergernis als je jezelf weer eens lam had gezocht naar een (boekings)stuk in de kaar­tenbakken of archie­ven. Dan had een ander (nooit jijzelf na­tuurlijk) dit foutief op­ge­bor­gen. On­der een ver­keer­de let­ter van het alfabet bij­voor­beeld. Ja ook het alfabet moest je heel goed in je hoofd heb­ben zit­ten. Bedre­ven zijn in cijfers en let­ters, daar kwam het op neer.

Als er een emissie was voor een nieu­we staats­le­ning, ging er veel post uit naar be­leg­gers. Na­tuur­lijk wil­de je dit ver­ge­zeld la­ten gaan van een per­soon­li­jke brief. Nee geen ko­pie­ n na­tuur­lijk, el­ke klant kreeg zijn ei­gen brief. Heb je wel eens tien­tal­len ke­ren de­zelf­de brief ge­tikt? Met de ge­he­le TEKST, niet al­leen voor je neus, maar ook in je hoofd, lijkt dit zo een­vou­dig, maar in de prak­tijk werd je er he­le­maal ge­stoord van. Heel snel was je al weer een re­gel te ver, ruk­te je het pa­pier uit de rol en be­gon je "vrolijk" weer op­nieuw. TEKSTverwerkers? Wat zijn dat voor din­gen!

Die ou­de telefoons, ook zo bij­zon­der. Dat wa­ren van die zwa­re metalen bakken met een ijzeren telefoonhaak. Niet te tillen en met een paar knoppen ge­schikt voor het on­der­ling doorver­bin­den van gesprekken. Ons kan­toor beschikte o­ver drie van de­ze toestel­len. De telex was er nog niet, dus moes­ten we elke mid­dag bellen zodra het tijd­stip daar was, dat "de koersen" be­kend wa­ren. Probleem was dat het he­le land dan zat te bellen om de­ze informatie, want pas hierna kon­den al­le nota's ge­maakt wor­den, waar je best e­ven druk mee was. Bo­vendien be­gon­nen dan al­le klanten te bellen, benieuwd naar de koersen. En dit was een service waar­mee je als bank je kon on­derschei­den. We wis­ten dat klanten in hun honger naar koersen soms meer­dere ban­ken belden en het was de kunst, om net niet iets eer­der dan de collega's van de Amsterdamsche- of de Twentsche Bank te kun­nen ver­tellen, hoe hoog de dollar stond dan wel wat de koers van het aandeel Unilever was vandaag. De Ajax-Feijenoord rivaliteit zat er al he­le­maal in.

Ge­volg was dat de centrale van ons hoofdkan­toor rond dit tijd­stip al­tijd o­verbelast was. Dus kreeg je geen ver­bin­ding. Een herhaaltoets be­stond nog niet, dus za­ten we mees­tal met 2 toestel­len tegelijk te bellen. Ou­de rotten had­den ont­dekt dat je soms eer­der ver­bin­ding kreeg, door in plaats van de num­merschijf te draaien, het num­mer "in te slaan". Dus voor het cijfer nul, 10x de telefoonhaak inslaan, voor cijfer twee 2x, cijfer drie 3x enzovoorts. Het veroorzaakte wel enig lawaai, maar al­leen het re­sul­taat telde.

Ja ik weet dat veel van toen in de tijd van nu onvoorstelbaar is, maar dat geldt voor de meeste za­ken die ik hier opschrijf. Daar­om vind ik het ook zo leuk dit vast te leg­gen voor de vol­gen­de ge­ne­ra­tie, al schrijvende verbaas ik me er telkens weer o­ver hoe sterk al­les veranderd is.







Bankstory -6- (de vrou­wenbank)

De Rot­ter­damsche Bank was een ech­te handelsbank. En met haar hoofdzetel in Rot­ter­dam de­den zo'n beet­je al­le be­drij­ven die iets met de ac­ti­vi­tei­ten in de ha­ven van doen had­den, wel za­ken met haar. En hierme­de had de bank dus veel kennis in huis o­ver de im-en export-handel en al­les wat hierbij komt kijken. Van groot belang dus voor be­drij­ven en handelaren "in de pro­vin­cie". Hiernaast had "kan­toor Almelo" veel client le on­der wat toen ge­noemd werd "de gegoe­de burgerij". Ik herinner mij nog de banderole (mooi puzzelwoord) om de Of­fi­ci­ ­le Prijs­cou­rant, gea­dresseerd aan "De Vereeniging voor den Almelosche Geld-en Effectenhandel".

De Rot­ter­damsche Bank bank was geliefd bij de vrou­we­lij­ke client le. Veroorzaakt door het feit dat zij als als enigste bank van het land, een speciale "vrou­wenbank" had aan het Rokin in Amsterdam. Dit kan­toor had -ook als enigste in het land- een vrouw als di­rec­teur, iets wat heel bij­zon­der was in die tijd en ver­der al­leen maar vrou­we­lijk personeel. Van gro­te be­te­ke­nis dus voor da­mes die er zich op voor lie­ten staan dat "hun lijf nog nooit door dat van een man was bezoedeld, en dat voor­al zo wens­ten te hou­den". On­ge­trouwde da­mes wil­den al­leen met "Mejuf­frouw" aange­spro­ken wor­den en be­schouwden dat als status. Een collega had ooit de fout ge­maakt een brief met "Geachte Mevrouw" te be­ginnen. Nou dat werd niet in dank afgenomen en moest wel e­ven rechtge­zet wor­den. Weer la­ter, zou het pre­cies an­dersom wor­den. Von­den al­leenstaan­de da­mes dat ze e­venveel recht had­den om als "mevrouw" betiteld te wor­den als gehuwde da­mes. Gehuwde da­mes had­den ja­renlang een ach­terge­stelde positie gehad t.o.v. de man. Hoe lang was het nog maar gele­den dat ze voor het ver­rich­ten van financi le transac­ties, hier­voor eerst schriftelijke toestemming beno­digden van hun man? Onvoorstelbaar toch!

En dan had je nog de titulatuur, heel be­lang­rijk in correspondentie met klanten. Ik zal niet al­le titels opnoe­men, hieron­der staat de link naar het lijstje. Vaak volstond "Weledele heer", maar niet na­dat je e­ven gecontroleerd had of de Heer, Juf­frouw of Mevrouw gestudeerd of een titel had. Wellicht: Weledelgeleerd, Weledelgestreng of zelfs Weledelgeboren was. Dat hoor­de zo en werd op prijs ge­steld. Te­recht o­ve­ri­gens, want "ver­schil moet er blij­ven", zeiden we al­tijd. En als je daar niet te­gen kunt moet je niet bij een bank gaan wer­ken. En bo­vendien is het zo dat de werkzame mens van nature nu een­maal een prikkel no­dig heeft om tot gro­tere prestaties te ko­men. (Als ie­de­reen er nu eens zo o­ver dacht... )

Zo­als reeds ge­zegd; wij had­den een vrij jonge di­rec­teur, afkomstig van de Nationale Handelsbank. Hij stamde uit een fa­mi­lie die betrok­ken was bij de oprich­ting van de­ze bank in Indonesi en had zijn jeugd doorgebracht op Zwitserse kostscholen. Dit was goed te merken. Het was een heer van stand, onkreukbaar en zo wegge­lo­pen uit "hoe heurt het ei­gen­lijk". Bo­vendien ook nog eens een verschrikkelijk aar­dige man. Je zou uit zijn mond nooit een onvertogen woord ho­ren. Hij sprak je al­tijd aan met twee woor­den, de man­nen met "me­neer" ge­volgd door je ach­ternaam en de vrou­we­lij­ke collega's met "juf­frouw" en fa­mi­lienaam. Of je zijn jongste me­de­wer­ker was of be­lang­rij­ke klant, hij maak­te geen ver­schil, ik heb hem nooit n keer een voornaam ho­ren ge­bruiken. Toen on­ze collega Jennie trouwde, was het op de laat­ste dag nog "juf­frouw Schreuder" en van­af de dag dat zij te­rugkeerde: "mevrouw ten Voor­de".

Dat "on­ze" Jennie haar baan behield na haar huwelijk, was al een te­ken van voortschrij­dende ontwikkeling. Getrouwde vrou­wen wer­den geacht hun baan op te ge­ven en ontslag te ne­men. On­ze di­rec­teur had hiertoe eerst een "met re­de­nen omkleed" verzoek moe­ten indie­nen bij het hoofdkan­toor. Ge­zien de "goe­de status van dienst" was het goedgekeurd, maar toen ze na een jaartje zwanger werd, hield het als­nog op. Da­mes met een dikke buik op kan­toor? Nee dat kon echt niet in die tijd.

Wij had­den n g een collega afkomstig van de Nationale Handelsbank. Het was Jordy, een leef­tijdsgenoot. Hij was meeverhuisd met zijn ou­ders naar Wierden, waar de Haagse radiato­renfa­briek Van Heijst de lege ge­bou­wen van de fir­ma Ten Bos had betrok­ken. Jordy was een vro­lij­ke snaak, een ech­te springinhetveld, die voor veel le­ven in de brouwerij zorgde. Een keer werd het zelfs on­ze di­rec­teur te veel: "me­neer Ten Hove, hoe oud bent u" en e­ven was zijn geluid verstomd. Wij plaagden hem vaak met zijn o­verdui­de­lijk Haagse accent, maar daar kon hij heel goed te­gen en be­gon dan gelijk o­ver het won­derschoooone Almeloooo. (jam­mer dat Herman Finkers er toen nog niet was) Maar eerlijk is eerlijk, Jordy was al­tijd "haantje de voorste", ook bij de saaiste klus­sen die soms wer­den verdeeld. Toen hij in mi­li­tai­re dienst moest werd het de eer­ste da­gen op­val­lend stil op kan­toor. Maar hij schreef ons brie­ven, o­ver zijn bele­venissen als rekruut in het le­ger. Ja dat was toen de enigste mo­ge­lijk­heid om nog een beet­je con­tact te hou­den. Als on­ze jongens in mi­li­tai­re dienst op verlof kwa­men in de week­ends, wa­ren de ban­ken ge­slo­ten. Maar zijn ver­trek be­te­ken­de ook iets an­ders voor mij: "de een z'n dood is...enzovoorts" Ik schoof weer een plekje op en kreeg er een aan­tal taken bij. "jongste bedien­de" was ik in­mid­dels al lang niet meer.

Saillant detail: Het pand van de voor­ma­li­ge Nationale Handelsbank in Amsterdam zou ja­ren la­ter da­genlang de hoofdrol spelen in het nieuws als "de bezetting van het Maagdenhuis". Al­le kan­to­ren in Indonesi wa­ren genationaliseerd door Soekarno en het res­tant was in 1960 o­vergenomen door de Rot­ter­damsche Bank.

bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrou­wenbank
https://taaladvies.net/ /21/titulatuur_in_Ne­der­land_algemeen/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nationale_Handelsbank
https://nl.wikipedia.org/wiki/Maagdenhuis_(Amsterdam)

na­men van per­so­nen: soms aan­ge­past van­we­ge de privacy.




bankstory -7- (die tijd komt nooit terug) -


Na ruim 50 jaar ligt het voor de hand om "die goeie ouwe tijd" te gaan romantiseren. Ik sprak deze week nog een collega van het eerste uur. Te­rug­blik­kend waren we het er over eens dat die be­gin­ja­ren bij de bank, voor ons tot de mooiste behoren. Met onze kleine be­zet­ting van zo'n 10 tot 12 collega's vormden wij n grote hechte club. Wij deden alles voor elkaar en gunden de ander ook wat. Ik vroeg een vrije dag aan tegelijk met collega Henk. En 2 personen samen weg dat ging natuurlijk niet , wisten we, want de een moest het werk van de ander overnemen. En de regel van "wie het eerst was" ging ook niet op, want we waren beide tegelijk. We besloten er om te gaan loten en dat de winnaar voor de verliezer een pul bier zou meebrengen. En zo gebeurde het.

We hielpen elkaar waar het nodig was. Als je zag dat er veel werk lag bij je collega en hij dreigde vast te lopen, dan schoot je te hulp. Als bij de collega van de effectenafdeling veel brieven op dezelfde dag de deur uit moesten, hielp iedereen mee met typen. De boekhouding die aan het eind van de dag niet klopte? Iedereen kwam aandragen met mogelijke oplossingen, heb je hier al naar gekeken of zou het daar niet in kunnen zitten? Kasverschillen idem dito. Ja zelfs de directeur hielp mee om het kasboek af te haken. En de dagafschriften mochten natuurlijk niet eerder de deur uit, of alles moest tot op de cent toe kloppen. Het mag vreemd klinken, een paar cent verschil, waar praat je over, maar niet zelden resulteerde het uitzoeken van "een paar cent verschil" in de ontdekking van een veel grotere verschil, omdat bedragen bijvoorbeeld simpel verkeerd-om geboekt waren. ("verkeerd-om" betekent in dit geval: debet en credit verwisseld)

Het vele con­tan­te geld dat in-en uit ging, werd allemaal hand­ma­tig bijgehouden in het kas­boek. Om de rij voor de ba­lie zo klein mogelijk te houden moest er snel ge­werkt wor­den. Pas als de deur van de bank dicht ging, kon de kassier aan het werk om te con­tro­le­ren of zijn kas nog klop­te. Alles na­tel­len, en nog eens natellen soms en kijken of er geen boekingsstuk ontbrak. Dat duurde wel even. De boekingsstukken werden in de loop van de dag voortdurend bij hem weggehaald om de dagafschriften van klanten bij te werken. Niet zelden kwamen klanten meerdere keren per dag aan de balie. Daar hield je rekening mee bij het tikken van hun dagafschrift, onder op de stapel dus. Lag het dagafschrift al klaar en kwamen ze net voor sluitingstijd onverwacht nog een keer, om geld te storten of op te nemen ? Geen nood, carbonnetje er weer in en het werd zo weer bijgewerkt. Volgende ochtend (soms 's-avonds nog) keurig thuisbezorgd.

Dreigde je de aanlevertijd op het postkantoor niet te halen, dan kreeg je hulp bij het postzegels plakken. Hier gebruikten we dan wel weer -heel vooruitstrevend- speciale postzegel-sponsjes voor. Nee (nog) geen frankeermachine. En brievenpost van klanten langs je thuisroute, hield je apart en gooide die door de bus op weg naar huis. Hadden zij dezelfde avond nog hun post thuis. Ik ben wel eens op een vrijdagavond, na bezoek aan de avondschool, kilometers teruggefietst, om een vergeten brief te posten. Helemaal vergeten dat je nog een brief in je jaszak had. Wachten tot na het weekend, zou ongetwijfeld een telefoontje hebben opgeleverd en dat wilde je niet op de maandagochtend. Het was usance dat -binnen de stad- nota's van effectentransacties, niet per post, maar zo snel mogelijk, persoonlijk bezorgd aan huis werden.

En natuurlijk betekent terugkijken de nostalgie van je bent jong en de wereld lacht je toe. Ja ik liep netjes in jasje met stropdas. Dat hoorde zo en je wist niet anders. Het was de tijd van Rob de Nijs met zijn Lords, Blue Diamonds en The Everly Brothers. En die jongens traden ook al­le­maal op in ? Precies: een keurig jasje met stropdas (of strikje). Evenals Cliff Richard, Paul Anka, Neil Sedaka, Roy Orbison, Fats Domino; natuurlijk Elvis en noem ze verder allemaal maar op. Zelfs de Beatles waren in "im anfang" nog heel netjes in jasjes. De ommekeer zou pas komen toen de de leraren hun rol-model wegdeden en voor de klas verschenen in coltrui en op sandalen met geitensokken. Ik kan me niet herinneren ooit zonder stropdas naar mijn werk te zijn gegaan. Je wilde er niet alleen voor jezelf netjes bijlopen, het zou ook een belediging zijn voor je klant die op bezoek kwam.

In die tijd kwamen alle klanten nog gewoon op kantoor en werden niet thuis bezocht. Hooguit de directeur die eenmaal per jaar op bezoek kwam. Vandaar dat er ook altijd veel mensen voor de balie stonden te wachten op hun beurt om geholpen te worden. Voornamelijk geldtransacties, of overboekingen. Persoonlijke lening of hypotheek, kwam later pas.

De bank was 's-middags anderhalf uur gesloten, middagpauze. Het was gebruikelijk om thuis warm te eten. Voor personeel van buiten de stad best een lange tijd en onze boterhammetjes waren zo op, dus moest je jezelf maar zien te vermaken. Een kantine? dat heette toen nog gewoon overblijflokaal, en dat hadden wij niet. Wel een pingpongtafel in het archief, boven op de zolderverdieping. Of we maakten een stadswandeling. Vanuit de Graven-allee kon je kilometers ver lopen. Tot het mausoleum in het Graven-bos en dan weer terug, kon je net redden.

De kantoorvilla's aan de Wierdensestraat hadden allemaal diepe achtertuinen. Die van het aangrenzende gemeentekantoor was helemaal volgebouwd met een glazen koepel waarin de secretarie van het stadhuis was gevestigd. De tuinen van de Rotterdamsche Bank en het advocatenkantoor aan andere zijde, werden grotendeels overschaduwd door een geweldige grote, oude beukenboom. Deze boom zou nog jarenlang beeldbepalend blijven toen alle gebouwen al waren afgebroken. Nu herinnert alleen nog de grote moerascypres aan die tijd.

Onder het schaduwdak van deze boom had onze con­ci­ r­ge voor zijn kinderen een net gespannen om te volleyballen. Soms vonden wij dit ook wel aardig en gingen ons dan in de lunchpauze even lekker uitleven om te volleyen. Even de cijfers uit je hoofd spoelen. Na afloop allemaal met verhitte hoofden in de rij, achter de enige spoelbak van het kantoor om je gezicht wassen, de opgestroopte hemdsmouwen omlaag, je stropdas weer om en nog na-transpirerend terug achter je bureau. Niet geheel okselfris en ja het rook wel.

We droegen toen allemaal van die nylon overhemden, totaal niet luchtdoorlatend, ja echt een ramp. Maar deze overhemden waren toen helemaal in. Voor het strijken waren ze helemaal geweldig, want dat hoefde niet. Een uitkomst, je kon ze zo uit de was halen of op een stoel gooien en erop gaan zitten, ze waren onkreukbaar en met zulke mooie stevige gladde ronde boordjes. Geen omkrullende punten meer, iedereen was er gek op. Ja toen nog wel, want qua mode waren we ook nog niets gewend. We kenden alleen maar van die witte overhemden en ineens waren ze er in alle kleuren, gestreept en met felle dessins, we konden ons geluk niet op. The Roaring Sixties waren begonnen.

De conci rge woonde boven ons kantoor samen met zijn vrouw en hun 2 tienerkinderen. Het was zijn vrouw dus die mij op de eerste ochtend het kantoor had binnengelaten. Zij had een jongere zus die secretaresse was bij de advocaat, die eveneens op de bovenverdieping kantoor hield. Deze lieve aardige conci rgevrouw fungeerde vaak als steun en toeverlaat voor "de probleempjes" van onze vrouwelijke collega's. Maar ook wij allen onderhielden een zeer prettig contact met deze familie. En toen was daar de beroemde tv-uitzending van Mies Bouwman met "Open het dorp". We hebben in onze middagpauze met z'n allen het einde van de tv-aktie meebeleefd bij haar in de woonkamer.

Vrijdag's-avonds na kantoorsluiting zat ik daar vaak met nog een collega, mijn boterhammen op te eten, wachten totdat de avondschool zou beginnen. Onze conci rge en zijn vrouw kwamen naar beneden om het kantoor schoon te maken, hun jongere (schoon)zus er bij, en haar vrijer kwam even later dan ook van zijn werk om mee te helpen. Ja in zo'n oude kantoorvilla met haar hoge plafonds en veel plinten en hoekjes viel er veel af te stoffen. De marmeren hal-vloer moest gedweild, de kleden uitgeklopt en nog heel veel meer..

De bandrecorder ging mee naar beneden en de muziek schalde door het verlaten kantoor. Ja altijd heel gezellig en ik vond het jammer als het tijd werd om te vertrekken naar school. Leuk vond ik dat ze vooral het zogeheten "Radio-Luxemburg" genre hadden opgenomen. "Hilversum-1" en 2" draaiden toen hoofdzakelijk nog Nederlandstalige muziek. De echte muziekprogramma's voor jongeren kwamen later pas.

In mijn herinnering is steeds blijven hangen het liedje van "Bobby's girl". Een hit toen. Als hun kinderen er ook bij waren vroeg de conci rgevrouw haar man dit plaatje even door te spoelen, want zij vond dat dit geen goede invloed zou hebben op haar tienerkinderen. Ik weet eigenlijk nog niet waarom. Ach, we waren zo netjes in die tijd.

Bobby's girl (You Tube)

uit de vetkuiven-tijd - Bobby Vee (You Tube)






Bankstory -8- (De Avondschool)

Al een paar keer in bankstory is het woord avondschool gevallen. De Middelbare Han­dels­a­vond­school met haar 3- en 5-jarige opleiding. Deze was gevestigd in het kolossale gebouw van de Kolkschool (zie foto) en leidde op in de handelwetenschappen: economie, organisatie & techniek van de handel, rechtskennis, sta­tis­tiek en enkele talen. Hier­na kon je op voor het prak­tijk­di­plo­ma boekhouden, MBA en SPD. Ook de diploma's han­dels­cor­res­pon­den­tie: Nederlands, Duits en Engels. Je bent jong en je wilt wat, dus was het zaak om in de avonduren wat bij te leren. Ook k wilde dat, evenals nog hon­der­den jongelui met mij. Allen werkzaam op kantoren in de stad of daarbuiten, in de leef­tijd tussen de 17 en 27, globaal gezien. Onze docenten waren leraren van middelbare scholen, die ook de hele dag voor de klas hadden gestaan en 's-avonds een centje bijverdienden. Zo nu en dan was er een toespraak door de directeur van de school, de heer Schuurman, een markante figuur en een man met principes. Zijn waarschuwingen waren dan ook niet van de lucht. Hij hield ons voor dat je het zonder diploma's echt niet zou redden in deze maatschappij en vertelde over schrikbeelden van grote werkloosheid onder "de witte boorden" in Amerika.

Ik herinner me nog de avond van de moord op president Kennedy. Hij ging alle klassen rond om ons dit met enige emotie mede te delen: "jongens dit is het begin van grote veranderingen, zorg dat jullie je diploma's halen". Ook kwam hij alle lokalen rond op de avond van de jaarlijkse dodenherdenking en eiste dan, dat op zijn school, op het tijdstip van 20.00u. alle leerlingen zouden opstaan van hun stoelen, om met respect de n minuut stilte in acht te nemen.

Onze economieleraar kenden we nog als het vroegere hoofd van de Mulo in Tubbergen. Hij liet ons tijdens zijn lessen altijd veel opschrijven. Zijn credo was altijd: alles wat je zelf opschrijft ga je beter begrijpen en blijft je langer bij . Als je de school verliet had je vaak lamme klauwen van het schrijven. Tijdens het dicteren zat hij dan ondertussen een boterham weg te werken, want ook deze man maakte lange dagen. Daarnaast had hij nog allerlei nevenfuncties. Voorzitter van de woningstichting bijvoorbeeld, waarvan hij mede-oprichter was. Onbezoldigd allemaal. Hoezo woekersalarissen? Wie heeft dat ooit bedacht!

Ik werd ontboden bij de schooldirecteur. Nijverdal-ten Cate zocht een jongste bediende en hij had daarbij aan mij gedacht. Toen ik hem vertelde dat ik net een paar weken in dienst was bij de Rotterdamsche Bank, brak hij het gesprek onmiddellijk af met: "daar zit je goed". Ik had op mijn inschrijformulier voor school destijds ingevuld dat ik (toen nog) werkzoekende was. Op een van mijn bezoekjes aan het postkantoor was ik ook al aangeklampt door een ver familielid dat hier werkzaam was. Of ik hier niet wilde solliciteren en dan mocht ik zijn adres in Almelo wel als verblijfadres opgeven. Het PTT-kantoor nam alleen maar personeel aan met een adres in Almelo.

Ja hoe krom kan het zijn, bij de ene werkgever maakte je geen kans als je niet in de stad zelf woonde, terwijl het bij een ander zelfs een pr was. Ja soms komt alles heel toevallig op je weg. Het had dus maar weinig gescheeld, of ik was "in de textiel" begonnen. Die betaalde meer dan "de banken" volgens mijn klasgenoten. Twijfel? of zaten ze te overdrijven, want de meesten onder hun werkten daar. Nog geen paar jaar later wilde iedereen daar weg.

Naar school dus; 3 of 4 avonden in de week van 18.30 tot 21.50. Een paar jaar lang. Als ik nu terugdenk vind ik het best een opgaaf, maar toen vond ik het een normale zaak. Ik was niet de enige die 's-morgens om half-8 de deur uit op de fiets en 's-avonds tegen half-11 thuiskwam. Vervolgens de warme maaltijd, de eerste van de hele dag (je had het de hele dag moeten doen met boterhammen), nog een stukje krant lezen en dan naar bed. Soms liep de discussie met mijn broers nog even uit, twee waren er schoolmeester en volgden 's-avonds een opleiding voor enkele leraren-akte's. MO-Economie, bijvoorbeeld. We hadden dezelfde economieleraar, dus wel raakvlakken. Ja en dan was het heel snel 24 uur, ook soms later. De volgende ochtend was het dan weer vroeg dag.

Toen de TV in huis kwam kreeg onze moeder mee, dat bij dit opgewarmde eten te weinig vitaminen res­teer­den in de aardappels. Dus besloot ze om voortaan 's-avonds vers te koken voor haar jongens. Thuis aten ze altijd warm om klokslag-12. Twee keer daags warm eten maken (!) ze was zo zorgzaam voor ons. Zo ook 's-morgens, dan wilde ze niet dat ik te laat zou komen op mijn werk en kwam ze mij wel 2-3 keer wekken. Ik bleef natuurlijk tot de allerlaatste minuut liggen met te weinig tijd voor ontbijt, dat ik dan snel met een paar grote happen moest wegwerken. Heel ongezond volgens haar, "sta dan iets eerder op". Tot groot ongenoegen van mijn vader, die regelmatig riep: "laat dat jong zich eens n keer goed verslapen, dan is het gelijk afgelopen". Onze lieve moeder kon dit niet over haar hart verkrijgen.

De avondschool kende soms prijzen toe als be­lo­ning/stimulering studiegedrag. Deze werden dan uitgereikt aan het eind van het schooljaar, op een bescheiden schoolfeestje in De Poort van Kleef. Ik wist dit niet, totdat ik zelf zo'n prijsje kreeg. Ik weet niet meer wat het was. Zal wel een boekenbon geweest zijn van een tientje. Wel herinner ik mij, dat de brief waarin dit stond, ergens was blijven liggen en pas aankwam op de dag zelf. Ik was niet van plan geweest dit schoolfeest te bezoeken, maar nu moest ik wel. Ik was uitverkoren door de vergadering van leraren en kon moeilijk wegblijven nu. Dus direct weer terug naar Almelo, waar ik net vandaan kwam. Had ik 's-avonds na thuiskomst meer dan 40 km gefietst die dag. Tja, dat krijg je als je een prijs wint.

Jarenlang zou ik op en neer fietsen naar Almelo, door regen en wind, sneeuw of gladheid, je wist niet anders. Maar als je 's-avonds na schooltijd gelijk weer je regenpak moest aan trekken, ja dan was je het wel zat als je om half-11 thuiskwam en dan nog warm moest eten. Openbaar vervoer was geen optie. De bus kwam nooit op tijd, of kwam helemaal niet. Je kon er nooit van op aan. Ik herinner mij nog Oudejaarsdag van 1962. Een heel strenge winter. De bank sloot op deze dag om 12.00 uur. Nog een paar uurtjes om de boeken af te sluiten en je mocht naar huis. Om 15.00 zou ik de Tet-bus pakken, zo had ik afgesproken met mijn zus, die ook in Almelo werkte, waren we mooi op tijd thuis. Nou dat werd vele uren later.

We hadden de fout gemaakt om niet in te stappen bij het eerste vertrekpunt van de bus aan het station. Dus aangekomen bij onze halte, kon er niemand meer bij in. Afgeladen bussen reden onze halte voorbij, vol met uitgetrouwde dorpsgenoten die ons vrolijk toezwaaiden en naar hun ouderlijk huis gingen om daar oudjaar te vieren. Bij herhaling geprobeerd om een lift te krijgen maar er reed bijna geen auto. Waarom?, dat zouden we later meemaken. Toen we eindelijk een bus kregen moesten we de laatste kilometers lopend afleggen, omdat onze bus zich vast reed in een berg sneeuw. Zelfs de deuren wilden niet meer open zodat we via de nooduitgang naar buiten moesten springen. Pas ver na zessen thuis, en dat op Oudejaarsdag, uren eerder al vertrokken met de intentie dat je graag vroeg thuis wilde zijn.

de barre winter van 62/63


Klik HIER voor de betekenis van de buttons die boven aan dit verslag staan.







bankstory - 9- de arbeidsovereenkomst

In mijn eer­ste halfjaar bij de bank zou ik maar liefst 3 keer een ar­beidso­vereenkomst te­kenen. De eer­ste voor "niet-vast personeel" met een proeftijd van 2 maand, ge­volgd door een vaste aanstelling en de derde toen ik 18 jaar werd, voor opname in het pensioenfonds. Al­le drie o­vereenkomsten moes­ten me­de on­derte­kend wor­den door mijn va­der, als mijn wettelijk ver­te­gen­woor­diger. De grens van meer­derjarigheid werd pas van­af 1986 verlaagd van 21 naar 18 jaar.

Zo lang je nog geen 21 was, werd je nog steeds als min­derja­ri­ge be­schouwd en mocht je in feite niets doen zon­der toestemming van je ou­ders. Be­lang­rij­ke za­ken doen voor je 21e? Je ou­ders kon­den de­ze door de wet ongeldig la­ten verklaren. Om te trou­wen had je zelfs tot je 30e nog toestemming no­dig van je ou­ders. "Sa­men wo­nen" deed nog nie­mand, je wist niet an­ders of je moest eerst getrouwd zijn. Het was de tijd van de "moetjes" en Gretna Green. Jon­ge stelletjes die uit­we­ken naar het bui­tenland om daar te trou­wen, wer­den opgepakt en de man kreeg een gevan­genisstraf van­we­ge ontvoer­ing van een min­derja­ri­ge. De jeugd werd echt "klein ge­hou­den", ook in salaris en gezag. De au­toriteit van ou­deren was nog onomstre­den.

Ik kreeg het fan­tas­tische salaris van elfhon­derd gul­den toegekend. Op jaarba­sis wel te verstaan, dit kwam neer op 91,67 per maand. Bruto, want daar ging nog iets van af zo­dat ik netto 83,41 o­verhield. Ik kocht een visje op de wekelijkse markt, ik weet niet meer of dit toen 2 of 3 kwart­jes kostte. Al­leen maar boterhammen in de lunchpauze en dan die geur van een vers gebak­ken visje, wie kan dit nou weerstaan? Soms kreeg ik dan e­ni­ge wroeging ach­teraf, of ik de­ze "geldverbrassing" niet lie­ver had wil­len bes­teden aan iets an­ders. Een Prismaboekje bij­voor­beeld. Dat kostte toen maar n gul­den (de prijs van 2 visjes) en ik verslond boe­ken in die tijd. Als op 1 ju­li bij V&D de boe­kenopruiming startte, was ik er als de kippen bij om mijn slag te slaan. Hier­naast ken­de Almelo nog 3 boekwin­kels, Hilarius, Heutink en Lohuis, die al­len frequent door mij be­zocht wer­den. Ook tikte ik een he­le serie ingebonden bibliotheek boekjes op, bij opheffing van "Bibliotheek Eureka" aan de Tuinstraat; "Lord Lister, meester detective Raffles". Ik moet ze nog er­gens op zol­der heb­ben lig­gen.

Postzegels verzamelen was toen erg in, maar daar had ik niks mee. Mun­tenverzameling wel, maar ont­dekte al snel dat de­ze hobby ver o­ver mijn budget zou gaan. Ik rookte niet, hoefde geen benzine te ko­pen voor een brommer. En vol­gens som­mi­gen kon je dan snel rijk wor­den. Ja met zo'n salaris ging dat wel luk­ken.

Van mijn salaris o­ver de eer­ste volle maand ging nog meer af, want de vo­rige hal­ve maand in ja­nu­a­ri was gemakshal­ve maar uitbetaald zon­der inhouding, dus kreeg ik dit als­nog voor mijn kie­zen. En ik moest trakteren, dat was zo be­paald door mijn collega's. Ie­de­reen had dit ge­daan bij zijn eer­ste salaris, dit was zo de ge­woonte. En ik moest bijdragen voor de kof­fiepot. Ja het da­ge­lijk­se kop­je kof­fie en thee, werd betaald uit de ge­za­men­lijke pot. Personeel moest de kof­fie uit ei­gen zak betalen. Zo ook de melk, suiker en thee. En ik kreeg opgedragen een kof­fielepeltje mee te bren­gen van huis. El­ke collega had zijn ei­gen thuislepeltje. Kop- en scho­tels wa­ren er wel, keu­rig met het wa­pen van de bank. Kof­fiezet­ten? Nog op de ou­derwetse ma­nier, dus zon­der machine. Afwassen? ook zelf doen.

Ik zou voor de aankoop van kof­fie en thee nog op mijn kop krij­gen bij de postbezorging aan klanten. Op een dag werd ik aange­spro­ken door een klei­ne mid­denstan­der. "Jouw voor­gan­ger kwam hier nog wel eens kof­fie ha­len voor de bank" en beklaagde zich o­ver het feit dat hij sinds mijn komst de­ze klandizie miste. Ja wist ik veel, ik kwam er ach­ter dat de collega's in­mid­dels ge­ko­zen had­den voor een an­de­re win­kel, ook klant van de bank, maar die zegeltjes verstrekte bij aankoop. En dat zo­veel zegeltjes weer inge­wis­seld kon­den wor­den voor een pak Bastogne koeken, net ge­noeg om el­ke vrijdag er een bij de kof­fie te krij­gen. Het te­kent wel de e­co­no­mi­sche si­tu­a­tie van de klei­ne kruidenier in die tijd, waar­in zelfs de gemiste klandizie van een paar pak­ken kof­fie en suiker voelbaar wa­ren in de omzet.

Almelo ken­de toen nog veel klei­ne mid­denstan­ders in de stad. De eer­ste su­per­markt moest nog ko­men, de bood­schap­pen wer­den je ge­woon aangereikt o­ver de toonbank. In de Gro­testraat za­ten de win­kels van Albert Heijn, De Gruyter, Simon de Wit, Jamin en Verkade, al­lemaal op een rijtje en de broodfa­briek van Dijkers mid­den in de stad aan de Westerstraat. Een prach­tig ge­zicht als 's mor­gens al­le bak­kers­kar­ren volgeladen ver­trok­ken om hun han­del uit te venten. Ik zie nog de ve­le broden drijven in het wa­ter van de ha­venkom op de markt, toen zo'n brood­kar volgeladen in het wa­ter schoot, om­dat ie niet op de rem stond. De meeuwen wa­ren er blij mee.

In de mid­dagpauze liep ik graag e­ven met een collega langs de win­kels in de Gro­testraat. Zo ston­den wij ook toe te kij­ken toen Anneke Gr nloh (Brandend zand) de her­o­pening van een parfumeriezaak ver­richtte. De toegestroomde meute moest met man en macht te­gen ge­hou­den wor­den. Het jon­ge volkje stond zo opeengepakt te duwen te­gen de etala­ges, dat de opgebolde win­kelruiten het nog maar net hiel­den. Vaak gin­gen we ook e­ven neuzen in het wa­renhuis van V&D, 3 etages groot in het ou­de pand nog, waar la­ter Pr natal zou ko­men. Geen roltrap, maar ge­wo­ne trappen naar de bo­venste verdieping en dan met een iets versnelde tred, langs de stellingen met serviesgoed stampen. Wa­ren het soms hou­ten vloe­ren? Want al­le kop­jes en scho­teltjes be­gon­nen dan te rinkelen. Leuk toch?

Soms koch­ten we een paar sokken bij de ge­re­nom­meer­ de he­renmodezaak van Jan Pezie op de kop van de Gro­testraat. Om on­der­tus­sen on­ze blikken te la­ten gaan o­ver de ver­dere man­nenmode. Het ge­zicht van de heer Pezie klaar­de steevast he­le­maal op als wij zijn zaak be­tra­den. De jon­gens van de bank wens­ten na­tuurlijk sokken van eer­ste klas kwa­li­teit, zo had hij al voor ons be­slist en die h d hij. Sterker nog, hij droeg ze zelf ook.

De Gro­testraat in Almelo herbergde meer fraaie win­kels. Die van Joldersma en Geefa bij­voor­beeld, zoiets als de Blokker van nu, maar dan in een duurder genre. Als je iets speciaals zocht, was daar de chique win­kel van Heer­inga. Voor het be­te­re gebak ging je naar Maison van de Weerd en dan had je nog de schoenenpaleizen van Niers en Rohof. De modehui­zen van Kirch en van Oostvo­gel (o­veral ge­zien maar bij Kirch ge­kocht). De da­meshoedjes zaak "De Vlijt", weg van­we­ge de doorbraak naar de Hofstraat. De lingerie van Hermanna Rompelman en de corsetten van E­ver­li­ne. En om iets geks te ko­pen of hu­ren ging je naar Halbertsma. Waar je ook vaak kwam, de kan­toorboekhan­del Van Veen (die al­les had). Er wa­ren nog meer za­ken, Zijlstra en Zeillema­ker, Potjer en Koopmans, Tegeler, Van Goinga, IJzerhan­del Willemsen, sportzaak Casper Molmans, in­mid­dels al­lemaal ver­dwe­nen.

De eer­ste su­per­markten die er kwa­men (weer op een kluitje bij el­kaar) De Kijkgrijp, V&D en De Gruyter, had­den geen van al­len een parkeerter­rein. Ook geen win­kel­kar, al­le bood­schap­pen gin­gen mee in een mandje en daar­na in de tas. De fiets was nog steeds het meest ge­bruikte ver­voermid­del. En hier­voor kon je al­tijd wel plek vin­den. Het nieu­we wa­renhuis van V&D was een o­penbaring voor Almelo en om­ge­ving. Drie etages groot, met uit­ge­breid assortiment op al­le ge­bied. De kelderverdieping was favoriet met al het witgoed en elektronica. De mu­ziekhoek waar je op barkrukken de nieuwste LP's en cassettes kon beluis­te­ren. In de lunchpauze kwam je vrij­wel al het kan­toorpersoneel uit de bin­nenstad te­gen op de roltrappen. Kij­ken, kij­ken en (heel soms) iets ko­pen. Ja V&D had zelfs nog een su­per­markt met een wijnafdeling, waar­van ik in la­tere ja­ren soms een uitno­diging voor een wijnproe­verij zou ont­van­gen.

Te­rug naar de ar­beidso­vereenkomst, je kwam met 18 jaar al in het pensioenfonds. Met pensioen bij 65, maar liefst 47 jaar betaald. Weliswaar een premievrij pensioen, maar la­ter ont­dekte je dat bij el­ke Cao-ron­de, het bankpersoneel niet vol­le­dig het afge­spro­ken verhogingspercentage volg­de, niet no­dig. Want had­den zij im­mers geen baangarantie, jeugdregeling en een premievrij pensioen? In wezen dus al­lemaal zelf betaald.

De Rot­ter­damsche Bank ken­de 2 pensioenfondsen: Ik kwam in Pensioenfonds 2, dit was het fonds voor het "personeel". Daar­naast had je Pensioenfonds 1, dit was het fonds voor de "beambten". Beambte werd je pas als je te­ke­ningsbevoegd werd en de bank rechtsgeldig mocht ver­bin­den als procuratiehou­der of di­rec­teur. Als me­de­wer­ker van de Rot­ter­damsche Bank behoor­de je dus tot het "Personeel" dan wel tot de "Beambten". Twee jaar la­ter, na de fusie, zou het al­lemaal n pot nat wor­den.

Met 18 jaar kwam je ook in de "jeudregeling". Dit was een spaarloonregeling waar jaarlijks een bedrag in gestort werd. Dit geld kwam vrij op je 25e dan wel bij eer­der huwelijk. De bedoeling hier­van was dat "de man" o­ver een paar cen­ten kon beschikken als hij ging trou­wen. Want voor vrou­wen be­stond de­ze regeling niet. "Die trouwden im­mers en daar moest hun man maar voor zor­gen". Al­tijd een heftig discussiepunt voor on­ze vrou­we­lij­ke collega's. Vrou­wen wer­den ook pas op hun 25e opgenomen in het pensioenfonds. Maar de meeste wa­ren dan al getrouwd en dus niet meer werkzaam.

Na de fusie zou ik te ma­ken krij­gen met een niet meer piepjong en nog on­ge­trouwde cheffin. Haar broer was ook werkzaam op hetzelfde kan­toor, maar h j was procuratiehou­der en zij niet. Onte­recht vol­gens haar, want zij had minstens e­ven veel kwa­li­tei­ten en de­zelf­de diploma's. Ge­lijk had ze, maar ze had de pech dat ze te vroeg geboren was, de man­nen(bank)we­reld was er nog niet aan toe.

De bank ken­de nog geen studieverlof of onkostenvergoeding. Studeren deed je op ei­gen kosten en in je ei­gen tijd. Wel was er een "studiebeloning" voor - in de CAO omschre­ven - praktijkdiploma's. Voor het afleg­gen van ex­a­mens had je recht op "de tijd die hier­voor no­dig was". Het bedrag van de­ze "beloning" was on­ge­veer e­ven hoog als de ge­maak­te studiekosten. In feite dus geen beloning maar een onkostenvergoeding. Prima stimulans, al­leen bij beha­len van het diploma, an­ders geen vergoeding.

Ge­luk­kig kreeg ik nog tij­dens mijn be­ginjaar al een paar keer salarisverhoging. En dat ging ver­vol­gens zo door in de ja­ren hier­na. Na 5 jaar verdien­de ik zelfs al 5 keer mijn aan­vangssalaris . Kom daar nu nog eens om (!). Dat lukt zelfs de di­rec­teur van een wo­ningbouwcorporatie niet meer! (al zou die dat wil­len). Dat de gierende inflatie en de invoer van het mi­ni­mum jeugdloon hier­in een gro­te rol speel­den, ver­ge­ten we maar e­ven.









SOLLICITEREN
Deze maand (2021) 60 jaar geleden. Er had een advertentie in de krant gestaan en ik had geschreven. Ik wist hoe dat moest. Ik bezocht de Middelbare Handelsavondschool en daar leerde je dit soort zaken. Had ik ook als referentie genoemd. Maar dat was de theorie op school, nu moest het echt gebeuren, De zondagmiddag hieraan besteed, dit naast mijn huiswerk voor de MHAS. Moeder had nog aangeklopt bij de buren voor een schone enveloppe. Die hadden we genoeg in huis gehad maar, dat jong had ze allemaal verknald. Niet netjes genoeg geschreven, ik had de lat erg hoog gelegd voor mezelf.

Neem er nog maar een paar mee had de buurvrouw gezegd voor de zekerheid en ja ik had ze alle drie gebruikt. Brieven voor deze datum inzenden , had ik gelezen, dus moest ie dezelfde avond nog op de post. Mijn brief zou op tijd komen. En zowaar kreeg ik een oproep. Paar dagen later al. Was het nog bijna misgegaan. Ik werd dezelfde dag al verwacht. Ik logeerde bij mijn peetoom, een paar dorpen verder en moest eerst nog langs huis om mijn beste pak aan te trekken, ik ging dat niet redden op de fiets. Dus werd een van mijn broers langs gestuurd, ik mocht de volgende ochtend alsnog komen.

En daar zat ik dan, in de deftige directiekamer van een oud herenhuis. Met 2 heren van stand tegenover me. Keurig en onberispelijk gekleed in pak met stropdas, alle drie , gezeten in van die enorm grote leren fauteuils rond een salontafel. Buiten vroor het, maar mijn klamme handjes veroorzaakten natte vlekken op de leren armleuningen, ik zag het maar waar moest ik anders met mijn handen heen?

Ik werd met meneer en met u aangesproken, mijn voornaam bleef ongebruikt, dat was ik ja helemaal niet gewend. In de brief had zelfs gestaan Weledele Heer . In wat voor wereld was ik beland? Ik kreeg het Spaans benauwd, hoe moest ik kijken? Serieus had ik bedacht. Maar hoe doe je dat?

De jongste had zich voorgesteld als directeur, oogde streng en had manieren, dat kon je zo zien. De oudere heer als chef du bureaux, met een lach op z n gezicht, meer een soort vaderfiguur . De jongste deed het woord, maar werd een paar keer verbeterd door de oudste, meer ervaren, merkte ik.

We hebben een voorkeur voor jongens uit de stad, sprak de jongste. U moet helemaal van ver komen (10km op de fiets), redt u dat wel? Dan kan ik het wel schudden dacht ik. De oudste zag mij verbleken en reageerde met, maar we hebben ook goede ervaringen met jongens van buiten. Uitgelegd werd dat van de jongste bediende werd verwacht dat deze elke ochtend voor aanvang van de werkdag, langs het postkantoor ging om de postbus te legen. Al onze opdrachten komen via de post. Waarmede vervolgens iedereen mee aan de slag moet. Dus is het van belang dat u elke ochtend stipt op tijd hier aanwezig kunt zijn. Denkt u hieraan te kunnen voldoen? Dat zou voor mij geen punt zijn, wat moest ik anders antwoorden! En bedacht, hoe vaak ik een lekke band had.

Zo werden er nog een aantal taken besproken, telkens gevolgd door de vraag hoe ik hieraan dacht invulling te kunnen geven. Ik verliet het kantoor zonder iets te weten Ik zou wel nader horen via de post. Mocht alles doorgaan moest ik rekening houden met ingang per 1 januari van het nieuwe jaar. Het was de week voor de Kerst en nog geen 2 weken later dus. Dat gaan we niet redden had de oudste gezegd, want hij moet eerst ook nog medisch gekeurd en doorgelicht worden.





Gesolliciteerd en uitslag.

Ik had gesolliciteerd en wist nog niks. Maar hoefde niet lang te wachten. Nog net voor de Kerst, alweer post voor mij. Ik was in principe aangenomen". Hoera! Maar ik moest hiervoor nog wel eerst uit de kleren. Ook dat nog ja. Mijn nette pak was niet voldoende. Niet genoeg geweest dat ik me al helemaal bloot had moeten geven tijdens het gesprek, mijn doopceel was gelicht en er doorgevraagd was over mijn ouders, broers en zussen en wat iedereen nu eigenlijk precies deed. Ja bij een bank gaan werken, ging niet zomaar, dat was me wel duidelijk. Zien wie je in huis haalt.

Dus ik s avonds in het donker weer naar de stad om gekeurd te worden bij een arts aan huis. Zoiets zou nu mogelijk te denken geven, een jongen van 17 s avonds om half-8 als enige in de wachtkamer, maar toen kennelijk heel normaal. Moest daar gelijk in mijn nakie, onderbroek uit, diep buigen en van top tot teen gekeurd maar niks gevonden. Dat was om te zien of je ook aambeien had , zou mijn voorganger later vertellen, nieuwsgierig als hij was, hoe ik dit had ervaren. Ook hij en zijn voorganger bleken dezelfde keuring te hebben gehad.


Nu moest ik ook intern nog worden bekeken. Of ik geen drager was van die zeer besmettelijke ziekte. Ik zou doorgelicht worden bij het Consultatiebureau voor TBC. Dit was niet zo ongewoon in die tijd, ook tijdens mijn schoolperiode was ik meer dan eens doorgelicht. Dit bureau bleek gesloten rond de feestdagen, dus bleef alles nog even onzeker. Het zou niet de laatste jaarwisseling worden, waarbij ik met hoge verwachtingen het nieuwe jaar in zou gaan.

Gelukkig was daar snel in het nieuwe jaar al goed bericht. Ook het TBC-bureau had groen licht gegeven, dus mocht ik beginnen op maandag 15 januari. Ik heb daar eerder al uitvoerig over geschreven (in mijn meerdelige serie bankstory). Mijn goede wandelvriend Henri Floor, was zo aardig destijds om dit vast te leggen, zodat we het nu nog kunnen nalezen. Ik hoop zo nu en dan en met voortschrijdend inzicht nog eens een toevoeging te kunnen maken.









Zestig jaar geleden, op mijn eerste werkdag, een ongewone start.

Het was 15 januari 1962, maandagochtend -nog net geen 8.00 uur- en ik belde aan. Weliswaar een halfuur te vroeg maar: of ik wel op tijd kon komen , en dat ging ik bewijzen. Ruim een half uur gefietst al en mijn fiets gestald in de rijwielbewaarplaats op de markt. Deze liet je in die tijd niet zomaar op straat staan de hele dag, zeker niet in de stad. Eerder al had ik gespeurd in het straatje achterom naar een zijuitgang maar niks kunnen ontdekken wat hierop leek. Hoe zouden ze dit toch doen? Niet gedacht om te vragen, maar tja ik wist nog zo veel niet, ging alles nog vragen.

Ik hoorde niks, dus ook die andere belknoppen maar ingedrukt (conci rge, kantoor advocaat) en ja er kwam iemand aan. Ik was verrast, ik had verwacht een man in pak, maar wie was nu deze Mien Dobbelsteen? Gehuld in ochtendjas, op blote benen in knalroze pantoffels? Het bleek de vrouw van de conci rge te zijn. Een hartstikke lief mens met een hart van goud zou later blijken.

Ik mocht naar binnen en zag vervolgens het personeel binnen komen druppelen. Door de tuin en allen op de fiets, dus toch! Aan de achterkant bevond zich een immens groot pakhuis van de Coöp Landbouwersbank en achter een van die lange rij deuren, een doorgang naar de ruime achtertuin van de bank. De conci rge kon er zelfs met zijn auto door. Ik zou daar later nog rijles in nemen, hij was rijschoolhouder in de avonduren en overdag op pad als wisselloper voor de bank.

Mijn nieuwe collega s bleken een groepje te zijn van een tiental personen die zich voorstelden en duidelijk in afwachting waren van iets dat ging komen. En ja daar kwam de chef binnen die mij verwelkomde en gelijk de trap afliep naar de kluis, waarbij iedereen hem volgde. Vervolgens kwamen allen teruglopen, met armen vol klappers en mandjes met mappen en papieren. Veel lawaai van bureauladen (allen van hout) die geopend en weer dichtgeschoven werden, stofkappen die van typemachines gehaald werden en begonnen te ratelen, het werk was begonnen.

Tja hoe begin je, als je nog nergens weet van hebt? Gerard was mijn voorganger en hij zou mij alles gaan uitleggen. Slechts een jaartje ouder en een plaatsje opgeschoven naar de plek die was vrijgekomen door vertrek van een jongen in militaire dienst, vertelde hij. Om 9.00 uur ging de deur open voor publiek om direct hierna weer gesloten te worden want; er hadden zich 3 heren gemeld, als interne controle uitgezonden door het hoofdkantoor. Iedereen werd verzocht, pas op de plaats te maken. Werd beslag gelegd op de kas, sleutels van de kluis, geldvoorraad en administratie. Niemand mocht ergens nog aan zitten.

Gerard gaf uitleg; dit gebeurde jaarlijks, altijd op een onverwacht moment. Maar deze 3 mannen namen plaats aan mijn bureau, waar slechts plaats was voor 4. Nou daar zat ik mooi mee opgescheept. De gehele dag zou blijken. Drie bijzonder nors kijkende mannen, ze spraken Nederlands maar waren overduidelijk geen Twentenaren. Ze gedroegen zich in mijn ogen alsof ze uit een andere wereld kwamen, maar tja wist ik veel, wat dit alles betekende? Ze spraken alleen op fluistertoon met elkaar, daarbij wijzend in papieren en boekhouding die ze aan het controleren waren. Soms werd iemand ontboden om uitleg te geven en dan speelde er een vals lachje om hun mond (dacht ik) maar mij werd niks gevraagd. Ik wist niks en er werd op geen enkele manier gepoogd om een gesprek aan te gaan met mij. Terwijl ik toch de hele dag bij hen aan het bureau zat.

Meestal heerste er vreemde stilte. Ook het overig personeel sprak weinig met elkaar. Alles wat je zegt kan tegen je gebruikt worden, zoiets ja. Gelukkig kwam Gerard zo nu en dan even aanschuiven om mij weer wat uit te leggen. Hij keek hierbij dan steeds heel schichtig naar die mannen naast me. Die deden alsof ze niks hoorden, maar hun blikken toonden anders. Als we samen de weeklonen klaarmaakten voor de bedrijven, het hele bureau bezaaid lag met kleingeld, dubbeltjes, kwartjes, centen en stuivers. Door de kassier hier gedropt met de opdracht: alles natellen of t klopt . Werden we scherp beloerd om te zien of we alles wel via de regels deden. Mochten elkaar niet alleen laten met het geld. Of we tussentijds niet naar de wc liepen en het kleingeld even onbeheerd achterlieten. Hoge nood ja, want eer je alles had opgeruimd! Continue werd op je vingers gekeken.

En hoe we de aangetekende post en die met waarde van lakstempels voorzagen en wilden weten wat we er vervolgens mee gingen doen. Niet weten of je wel het juiste antwoord had gegeven. En hoe Gerard ter verantwoording werd geroepen, ze hadden waargenomen dat die nieuwe jongen (dat was ik) postzegels zat te plakken. Had hij de voorraad wel geteld? Hoe hij dan wist dat er niks weg was? En maar vragen bleven stellen over hoe wij met het tellen v/h kleingeld omgingen. Gerard schoof zijn bril wel tien keer recht op zijn neus, liep vuurrood aan, een scherp contrast met zijn blonde haren. Ik zag hem zweten en voelde me schuldig zonder iets gedaan te hebben. (Alsof ik daar de kans toe had gekregen met drie paar ogen op mij gericht).

Trek je er niks van aan, zei hij dan wat later tegen me, als we buiten liepen. Komt allemaal wel goed. Als ze eerst maar eens weg zijn, die eikels. Jongens onder mekaar. Het gaf me troost. We begrepen elkaar. Net toen ik er over nagedacht had hoe lang ik het hier nog zou uithouden -2 weken later-, waren ze ineens weer vertrokken. En zie de mist klaarde helemaal op. Kreeg ik eindelijk contact met een normale werkomgeving. Was iedereen weer zichzelf. Ik zou in mijn latere jaren nog veelvuldig met controle binnen de bank te maken krijgen. Met meer dialoog, veel menselijker ook. De accountantsdienst groeide mee. Maar mijn eerste kennismaking met interne controleurs? Het leken wel roofdieren op jacht naar hun prooi. En dat als jongen van 17, in je eerste baan, nog zo groen als gras.

(Wordt vervolgd) Op foto nog net te zien: uithangbord Rotterdamsche Bankvereeniging, achter Stadhuis en kantoor Gemeenteontvanger.









60 jaar terug: een proeftijd van 2 maand en alweer een keuring.

Ik was 17, minderjarig en zonder machtiging van je wettelijk vertegenwoordiger (mijn vader) was mijn handtekening niet rechtsgeldig. Ook niet als je 18 werd, volwassen werd je pas op je 21e, tot dan had je overal de toestemming nodig van je ouders. Behalve als je ging trouwen, werd je plots toch meerderjarig. Op de Mulo kenden wij zo iemand, door alle jongens pappie genoemd. Omdat ie op z n 16e al vader werd en toen moest trouwen. Aldus verplicht werd de verantwoording van zijn daden (zijn kind) op zich te nemen. Daar zit wat in. Denk aan de relschoppers van tegenwoordig. Kunnen ze berecht worden als volwassene. Dat willen ze toch zo graag.

Ik kreeg een contract voor niet-vast personeel . Instructies van het hoofdkantoor. Zoals nog zo vele instructies zouden volgen. Ik zou er mee leren om te gaan, geen keus je moest wel. Onderhandelen wat is dat? Dit woord kwam in het instructieboek niet voor. Dat bestond slechts uit Mededelingen Doe dit en doe dat, verder geen discussie. Zo ook het salaris. Het minimumjeugdloon bestond nog niet. Uitgangspunt was dat je overal mee akkoord ging. Dit gold ook voor de geachte client le. Wie betaalt die bepaalt. Hoe simpel kan het zijn.

Ik zou dat jaar 18 worden en kreeg een oproep om te verschijnen voor keuring militaire dienstplicht. Dit betekende dagje vrij vragen, met de trein naar Hengelo en lopend naar een militaire barakken kazerne net buiten de stad. Een grote groep leeftijdsgenoten en eindeloos wachten tot je aan de beurt was. Testen beantwoorden, mondeling en schriftelijk en ja ook weer uit de kleren. Da s een goeie voor de commando s hoorde ik iemand zeggen. De rest was al naar huis gestuurd en samen met nog een handvol knapen moest ik nablijven. Waaronder een oud klasgenoot van de Mulo. Herman, ooit zat ik naast hem in de schoolbank. Hij zou later bekend worden als diplomaat in het Verre Oosten, over een door hem opgespoorde seriemoordenaar. (Film The Serpent op Netflix).

Herman wist het zeker. Hij had vastgesteld dat wij de enige waren met een vervolgopleiding en ons groepje zou een selectie zijn voor verder opleiding binnen het leger. Hoe anders mijn uitslag: Niet goedgekeurd en een afspraak voor nader onderzoek op het ziekenhuis in Hengelo, de volgende dag al. En ik was nog wel kortgeleden zo minutieus onderzocht en goedgekeurd door een bedrijfsarts. Wat had deze militaire arts hier anders gezien? Iets over hartslag en uithoudingsvermogen. Wat ging ik nu op kantoor zeggen? Ik kon er niet om heen draaien want iemand anders zou de volgende dag naar het postkantoor moeten om de post op te halen. Dat ging vast een heel vervelend gesprek worden, want ik zat nog in mijn proeftijd en moest medisch goedgekeurd zijn. Betekende dit het einde alweer?

Net voor iedereen naar huis ging, was ik terug op kantoor. Hoe opluchtend de reactie van mijn chef. Met een glimlach en: we hebben graag jongens die niet in dienst hoeven, je voelt je toch goed? Nou dan! Hij zou hier geen spijt van krijgen. Het zou pas na mijn pensionering zijn, dat ik hier last van zou krijgen. En ook toen weer vastgesteld door een jonge militaire arts, tijdens een mars in de Ardennen. Nog steeds geen beletsel voor het lopen van zware tochten, Vierdaagse s, en andere wandelingen jarenlang. Met op mijn 60e nog de Kennedymars van 80 km. Hoezo geen uithoudingsvermogen ? Ik mocht na 2 maand weer een nieuw contract tekenen, maar nu voor Vast Personeel . En toen ik 18 werd nogmaals eentje, toen voor opname in het Pensioenfonds. Drie getekende arbeidscontracten binnen 6 maand. En voor alle drie moest mijn vader bijtekenen. Ik was nog steeds geen 21 en mocht nog niks zelfstandig maar moest van alles. Voor een loontje van nog geen 25 gulden in de week. En daar ging ook nog wat van af; gelukkig niet veel, anders was er niks overgebleven. Maar dat zou snel veranderen. De sixties vlogen voorbij, op volle kracht vooruit en letterlijk alles kwam in beweging. Mijn salaris verdubbelde vele malen.

Komende zomer al 20 jaar met pensioen, de helft van mijn werkzame leven (ruim 40 jaar). Heel snel gegaan. Kan het nog beter? Jazeker! Een oud-collega, overleden op een leeftijd diep in de 90. Had 40 jaar gewerkt en 40 jaar van zijn pensioen genoten. Dat biedt perspectief toch? Maar wie kan zoals ik zeggen -zowel het 100-jarig jubileum als het 175-jarig bestaan van zijn baas- meegemaakt te hebben in actieve dienst? Ja zo zijn er nog een paar. Zoals de collega, in wiens plaats ik kwam toen hij zijn militaire dienstplicht ging vervullen (als jongste uitgezonden naar Nieuw-Guinea). En nog enkele op onze gepensioneerden bijeenkomst. We spraken eerder hier over. Hoe we allen begonnen bij de bank toen deze nog slechts in een handvol steden in onze provincie gevestigd was. Ongeveer net zoveel als nu! Wij allen, in de juiste tijd geboren en op de arbeidsmarkt gestart. De uitbundige expansie meegemaakt en voor de kille sanering weer gepensioneerd. De kerk, de bank en de kroeg Ik schreef hier eerder al over. Wie van de drie blijft over? Heel lang gedacht: de kroeg . Maar nu na Covid19? Tijden veranderen, dat was altijd al zo.








60 jaar geleden in Almelo.

De Wierdensestraat was nog echt de Wall Street van de stad. Met aan beide zijden van de straat een aaneengesloten rij deftige herenhuizen en statige kantoorvilla s. Nog geen rotonde en tunnel, de singel langs het spoor eveneens nog niet. Met een gewone spoorwegovergang in de route Zwolle-Enschede en vaak de bomen gesloten. Er was alleen een uitgang naar de Westerstraat, vanwaar elke ochtend een flinke stroom bakkerskarren op gang kwam om het versgebakken brood van de broodfabriek van Dijkers uit te gaan venten.

De handelsbanken zaten er allemaal. Je had er achtereenvolgens: De Twentsche Bank, de Amsterdamsche Bank, de Rotterdamsche Bank, Ned.Middenstandsbank, Ned.Credietbank, Nutsspaarbank en Nederlandse Bank. Met hiernaast nog de kantoren van Gemeenteontvanger en Belastingontvanger. Elke ochtend was hier een druk verkeer op de straat van gesleep met veel contant geld. De banken werden dan bevoorraad. Dat ging hier gewoon over straat, maar er is nooit wat gebeurd. Ging altijd goed. Het hielp ongetwijfeld mee dat alles was gelegen op een paar honderd meter van elkaar, tussen politiebureau en rechtbank. Met veel blauw op straat. Vooral s ochtends was het een komen en gaan bij de politie. Nee als boef, moest je hier dan niet zijn.

De giro bestond nog nauwelijks en vrijwel alles werd gewoon betaald met contant geld. De banken haalden hun bestelling af op het kantoor van De Nederlandse Bank, dat was slechts een klein kantoortje, aangeplakt tegen het gebouw van de Nutsspaarbank, het had verder geen klanten of spreekkamer, maar alleen een uitgifteloket voor contant geld. Zwaar getralied, dat dan wel weer. Hier kwamen alleen de geldlopers van banken, die alles in het handje meenamen. Zichtbaar voor iedereen. Het was immers vlak bij hun eigen kantoor, slechts een honderd meter verder. De aktetas met papiergeld onder de arm en de vingers vol geklemd met zakken kleingeld.

De kassier van de Twentse Bank, leek het meest bedreven hierin, ik zie hem nog zo lopen, met een record aan zakjes kleingeld tussen zijn vingers geklemd. Hoe hield ie dat vol? Best een gewicht, maar het kostte hem schijnbaar geen moeite. En s avonds ging er weer afgestort worden natuurlijk. Als er onverwacht veel geld was binnengebracht. Rente betekende inkomsten en dood geld in de kluis brengt niks op. Ging dus terug naar DNB. Wall Street van Almelo . Ofwel: Aan de Vereeniging voor den Almeloschen Geld-en Effectenhandel , onder welk adres het Financieel Dagblad elke ochtend bij ons in de bus viel.

De jongste bediende was veel op pad buiten kantoor. Naar, post- belasting- of gemeentekantoor. Of naar klanten, geld wegbrengen, naar grote bedrijven. De weeklonen bijvoorbeeld. Alles ging nog contant. Zelfs als bankpersoneel kreeg je gewoon je salaris nog handjecontantje. Mijn voorganger en ik, twee jongens op de fiets, met aktetas onder de snelbinder. Je wilt niet weten hoeveel geld daar soms in zat, gewoon onder de snelbinder. We vielen totaal niet op tussen al die schooljeugd. Heel wat minder dan die pizzaboys van nu. Die met een paar centen al niet meer veilig over straat kunnen.

De postbode die vanaf het station aan kwam fietsen. Zijn bakfiets lag vol met zakken kleingeld. Aangevoerd per trein, niet eens afgedekt, zo voor het grijpen. De Rijksoverheid betaalde uit via het postkantoor. Dus kwam ik daar veel. Postcheques verzilveren v/d PCGD. De stad had toen een gloednieuw postkantoor. Gebouwd op de groei, met heel veel loketten, zeker meer dan tien. Waarvan er doorgaans slechts een paar geopend waren. Die soms ook zomaar pal voor je neus gesloten konden worden. Kon je weer aansluiten in de volgende rij. En niet alle zaken werden afgehandeld aan hetzelfde loket. Moest je weer in de rij gaan staan. En de rijen waren soms lang. Nee van klantvriendelijkheid hadden ze hier nog nooit gehoord, die ambtenaren.

Het scheelde wel dat je vaak dezelfde persoon achter het loket trof. Variabele werktijden bestonden nog niet, wel zo makkelijk, hoefde je niet steeds opnieuw uit te leggen namens wie je kwam. Bij het legitimeren kon iedereen meeluisteren. Dus leerde je alle jongens kennen die voor je in de rij stonden. Ik zag ze vaak s avonds terug op de Handelsavondschool. De bodes van banken, winkels en grote bedrijven. Altijd dezelfde mensen. En was dat niet die lange vent van het deurwaarderskantoor? Hij zou later heel bekend worden in de voetbalwereld. Niet alleen in die van Almelo, zelfs van de landelijke voetbalbond.

Ruim 40 jaar later en net gepensioneerd, sta ik weer in de rij naast hem, maar nu in het Muziekcentrum van Enschede. Op de aandeelhoudersvergadering van de hoofdsponsor van zijn club., ja daar heb ik nu de tijd voor. Corebusiness voor gepensioneerden (net zoiets als postzegels verzamelen) Ik ga dat ook ervaren. Ik ben weliswaar geen aandeelhouder, maar als introduc van een van hen. Hij heeft nu een kale kop maar nog steeds diezelfde typische blik. Onze ogen ontmoetten elkaar. Daar heb je weer zo n nerd die op de foto wil met mij , ik hoor het hem denken en besluit hem niet aan te spreken. De cirkel is rond. Het is goed zo.




Koersen in vreemde valuta

Koersen in vreemde valuta, Staffelmethode. Jezelf een slag in de rondte te rekenen. Het werken bij een grote handelsbank betekende veel werk met importeurs en exporteurs in buitenlandse handel. Ook met wissels en (douane-en scheeps-) documenten, vandaar de buitenlandafdeling bij de Amsterdamsche Bank (waar ik terecht kwam na de fusie), ook wel genoemd werd “BW-afdeling”, wat stond voor Afdeling Buitenlandse Wissels. Ook cheques en documenten hoorden daarbij en wat ik daar allemaal voor ellende in meegemaakt heb (vals of ongedekt) dat wil je niet weten. En denk eens aan de veemarkten en de vele buitenlandse cheques.

Plus het feit van de grootste katoenimporteur van West-Europa in onze boeken, zegt dat genoeg over de massa betalingsverkeer die dagelijks voorbijkwam. Zoals eerder genoemd, de Textiel -met al haar bedrijvigheid- zat beginjaren ’60 op haar hoogtepunt.

We hebben het over “vreemde-valuta” en haar koersnotering. Weet iemand nog hoe je een vv-koers met 11/16 op het eind berekend? Naast de beide sleutelvaluta als Dollar en Pond voor ruwe katoen, werd de meeste opbrengst terugbetaald in Europese valuta. En dat waren toen nog 15 afzonderlijke munteenheden en koersnoteringen.

Waar de koers van de Mark en de Gulden het sterkst was, de rest (de Franc, Peseta, Lire enz.) zwakker, dus viel het meestal tegen als de opbrengst binnen kwam bij onze klanten. Wat maanden later was, want er werd veel gebruik gemaakt van leverancierskrediet. Drie tot 6maands- wissel en zo. Daar was het volgende op bedacht en dat heette “termijnkoersen” die eveneens dagelijks werden vastgesteld. Deze werden afgeleid v/d dagkoersen uit de “Officiële Notering” zoals die elke middag op de beurs werd vastgesteld. Dan lag even al het telefoonverkeer plat, omdat het hele land dan ging bellen naar de koersen.


Om de centrale in Amsterdam te ontlasten had men bedacht ook een koerstelefoon in Almelo te plaatsen. Deze “automatische” telefoon moest echter wel eerst ingesproken worden en wie mocht dat doen? Dus was het van belang, dat “Almelo” supersnel koersen kreeg zodra de notering bekend was. Hierin was niet voorzien, maar werd vertrouwd op de inventiviteit en dus was het elke middag weer een sport, welke telefoonlijn het eerst in de lucht was. Die van Almelo of die andere 2. Een goed contact met de heren v/d dealingroom was hierbij goud waard. En als je de notering binnen had, was je er nog niet, want je kreeg alleen maar de middenkoers gemeld en moest dan zelf de bied- en laatkoers berekenen, alvorens te kunnen inspreken.

Ja de snelkookpan liep helemaal over, als er (soms ½ uur later nog) heel laconiek een correctie volgde, dat helaas de gemelde noteringskoersen onjuist waren en alles weer over nieuw moest. Het commentaar dat je dan over je heen kreeg, terwijl je er zelf totaal geen schuld aan had. “Eelt op je ziel krijgen” heette dat.

Alle belanghebbers belden op het drukst van de dag, wisten wanneer de termijnkoersen beschikbaar kwamen om vervolgens gelijk af te sluiten. Je kreeg alleen de (dis-)agio’s door v/d centrale en moest dan bliksemsnel kunnen rekenen (1-2-3 maand enz.) en hopen op snel contact met de dealingroom. Die op dat tijdstip altijd overbelast was. En lang wachten betekende: koers weg en niet meer geldig. Gelijk nog even controleren of het geen gebroken termijn betrof en of de vervaldag niet op een bankholiday viel. Een foutje was zo gemaakt en ging altijd geld kosten.

Echt aanpoten was het dan, om daarna alle vv-nota’ op tijd klaar te krijgen, voor aanlevering bij de Post, de deadline moest gehaald worden. Correcties nadien? Op al die doorslagen met carbon? En overal moest een rechtsgeldige handtekening onder (en parafen). Je hebt geen idee van wat er allemaal bij kwam kijken, elke werkdag weer.

Oh ja, dat omrekenen naar guldens moesten we het nog over hebben. Met al die wisselende koersen met breuken a/h einde. Ook hier hadden we een tabel voor (zie foto). Ellenlange staartdelingen en vermenigvuldigen. Calculators kwamen pas later. Ja we hadden zo’n ding (Walther) om te vermenigvuldigen. En een telapparaat, maar beide waren mechanisch en moesten bediend worden met een vaste slag, anders werkten de radertjes niet goed, kreeg je onmogelijke uitkomsten en moest je alsnog, alles met de hand doen en met je hoofd berekenen. “Doe het gelijk maar met pen en papier, weet je zeker dat je goed zit”, zeiden de oudjes tegen ons. Ja zij kenden nog andere tijden, 50 jaar in dienst al, wat dacht je daar van.

En sommige valuta’s noteerden per stuk, andere per 100, zelfs per 10.000 (Lire) en sommige moest je delen, maar de meeste vermenigvuldigen, je hoorde het allemaal te weten. En ook toen de breuken verdwenen en alles via het decimale stelsel berekend werd, bleef er nog genoeg sensatie over. Nooit aangekondigd, plotsklaps was er (dan weer) ineens paniek op de valutamarkt, vaak net voor het weekend en volgde er weer een de-(of soms re-) valuatie. De koersnotering werd opgeschort, ooit meegemaakt voor een volle week, dat alle nota’s opgespaard moesten worden, want koersen waren onbekend. En het waren vaak dezelfde, Lire, Peseta of Franse Franc, die deze ellende veroorzaakten. Ja in ook het Pond moest het ontgelden (min 15% in ’92 Soros, weetje wel).

Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan maar, ik (weet het niet zeker maar) denk dat ik er soms nog over droom. En ik ben toch al 20 jaar met pensioen. Even van me afschrijven dus. Heb ik hierbij gedaan.

Laten we het eens hebben over Engeland. Great Britain wel te verstaan, ofwel: United Kingdom, het Verenigd Koninkrijk, fout vertaald. Ze zijn immers zelden "verenigd" maar meestal "tegen" Altijd geneigd hun eigen gang te gaan in de wereld. Links rijden in het verkeer, hun eigen maten en gewichten, niet meedoen met de Euro, uit de EU, ja altijd “apart zijn” en in de contramine. Dit begon al bij Hendrik de 8e, die geen gezag van de Paus van Rome erkende en zichzelf tot hoofd v/d Anglicaanse Kerk benoemde.

En nu over het Britse Pond. En dan niet over de omvang of over de waarde hiervan - niet anders dan gedaald sinds de 1e Wereldoorlog-, maar over de berekening van de munt. “Ingewikkeld” op z’n zachtst gezegd, zoals die (tot de jaren 70) nog gold. Gelukkig zijn ze er toen vanaf gestapt (hoe is het mogelijk) en in 1971 overgegaan naar het decimale stelsel, zoals de financiële wereld dit altijd al deed. Tot dan had je voor berekeningen met het Pond (naar guldens of andere valuta) een tabel nodig voor omrekening volgens het decimale stelsel. Toen ik mijn werk bij de bank begon -60 jaar geleden- een noodzakelijk hulpmiddel. Zie foto.

Met de Twentse Textiel op haar hoogtepunt en het Pond - naast de Dollar -, de wereldvaluta waarin alles werd betaald, wat van overzee kwam. En alle import van ruwe katoen kwam van ver weg. Dus kreeg ik er dagelijks mee te maken en werd er al snel heel vertrouwd mee. Met de “onmogelijke” berekeningen die bij het Pond onvermijdelijk waren. Bedragen in Ponden schreef je niet met centen “achter de komma” zoals alle overige munten, maar met een verdeling in Shilling en Pence, met 2 punten en geen komma. Handmatig tellen in 3 kolommen.

Voor meerdere bedragen in Ponden betekende dit dus 3 tellingen. Eerst de pence, veelvouden van 12 bijtellen bij de kolom Shillings en hiervan de veelvouden van 20 bijtellen bij de kolom Ponden.



Voorbeeld: De reclame van “1 cent minder”, zou in Ponden dus (geen 9,99) maar als 9.19.11 geschreven zijn. Tel maar na: plus 1 pence, betekende (11+1=12 )1 shilling en (19+1=20)+1 shilling is 10 Pond.

Lang leve het handwerk en je moest heel goed kunnen hoofdrekenen. (Ja ook bij de overige valuta, maar hierover later) Anders klopte het ’s avonds niet en ja overal bestond wel ergens een dubbele controle op. (Dubbel boekhouden nietwaar) Verschillen betekende nablijven en niet naar huis, aleer je ontdekt had waar de fout zat. Ja soms fietste ik naar huis en zat gedachteloos de mij passerende autonummers nog op te tellen, zozeer zaten de cijfers nog in je hoofd, je raakte er heel bedreven in. Ja ook hiervoor geldt, net als in de sport, zonder het vele doen, word je geen kampioen.

Voor wie meer wil weten, klik Hier.




Dansles

Het jaar 1960. Ik was 16 jaar en ging op dansles. Nee dit had ik niet zelf bedacht, ik was gestuurd. Ik moest. Zoals ik zoveel dingen moest toen ik 16 was. Ik mocht maar heel weinig. Ik had 5 oudere zussen, met de 3 oudsten verschilde ik meer dan 10 jaar. Zij hadden me al bemoederd vanaf mijn geboorte. Ik kwam er al helemaal niet aan toe om mijn ouders ergens om te vragen want ver van te voren was alles al beslist door hun. (wij mochten dit ook niet toen we zo oud waren). kansloze missie, altijd. Ik was dus zeer verwonderd.

Maar, het kleine broertje had de laatste jaren ineens een enorme groeispurt doorgemaakt, de eerste jeugdpuistjes waren verschenen en ze hadden geoordeeld dat het tijd werd. Ik moest de eer van de familie hoog houden. Als je niet eens dansen kunt, sta je straks als zo'n lange slungel langs de kant en hebben de meisjes geen oog voor je. Schrikbeelden werden opgeroepen van jongens die ooit onderuit waren gegaan voor het oog van iedereen midden op de dansvloer. Had je voor eens en altijd afgedaan, dat wilde je toch niet. Ach zo jong was 16 jaar ook helemaal niet. Een jaartje later was ik al aan het werk, 17 jaar en een 45- urige werkweek, avondschool en keuring voor militaire dienst. Dat allemaal wel maar nog steeds niks te vertellen want meerderjarig werd je pas op je 21e.

De dansschool van Ans & Wim Polman aan de Ootmarsumse straat in Almelo. Op zondagmiddag fietsten we naar de stad met een grote groep, onderweg aangevuld met jongeren uit de andere kerkdorpen. Het was net of je naar school ging. Op de terugweg langs de patatkraam, net nieuw, frietjes in een puntzakje voor een kwartje.

We leerden de foxtrot (slow-slow-quick-quickslow) maar ook de cha-cha-cha, de Swing, de Tango (Tanze mit mir in den Morgen) en de Engelse Wals ( Blau war das Meer) en natuurlijk de gewone wals (Schneewalzer). Op het eind leerden we ook nog de eerste pasjes van de Jive , maar deze dans mocht eigenlijk niet, de dansschool voerde nog het predicaat van rk en de invloed van de clerus was groot. De Twist van Chubby Checker bestond nog niet en het dansen hoorde vooral stijlvol en beschaafd zijn. Mocht vooral niet te wild gaan . Pastoors keken mee.

Hoewel met lof geslaagd heb ik me in mijn danskunst nooit echt kunnen uitleven. Toen ik er (paar jaartjes later) aan toe was, waren de dansvloertjes inmiddels schuifelparty's geworden en overvol. Als je een toegangskaartje wilde bemachtigen voor een dancing moest je toch zeker om 18.00u. In de rij staan, anders kwam je er niet meer in. En om 22.00u zweeg de muziek en was het over en uit.

Bloedheet was het altijd in die dancings. Geen airco, geen ventilatie en dan al die hitsige jongelui, de damp sloeg er af. Jongens jasje over de stoel, maar als je de vloer op ging moest het jasje aan en de stropdas rechtgetrokken, gelijk haantjes veren recht overeind. Vooraf in de spiegel bij de wc, even gecontroleerd of de haren wel netjes zaten. Absoluut geen openstaande hemden (kom je soms van het woonwagenkamp of van de kermis?) En voor de meisjes gold dat evenzeer, zoals Angela Merkel , zou onze zoon nu zeggen, heel zedig dus. De meerderheid aan de sigaret, je kleren stonken een uur in de wind, alles potdicht vanwege de geluidoverlast. Het was gewoon een kringloop van elkaar adem en heel veel rook. Dan heb je zelf nooit gerookt, maar altijd volop meegerookt met de ander.

Ik herinner me nog de Instuif dansavonden, alleen toegankelijk voor jongeren van katholieke huize. De plaatselijke kapelaan was er ook, aangeduid als geestelijk adviseur maar overduidelijk gestuurd om een oogje in het zeil te houden. Leuk bedacht maar deze dansavonden zouden nooit een echt succes worden. Met om kwart voor 10 de laatste dans, direct gevolgd door het bidden van het Onze Vader onder leiding van de kapelaan en met deze aanbeveling "en leidt ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade amen .werd je gezegend om veilig (en zedig) thuis te komen. En natuurlijk gebeurde dat. Zo niet dan moest er weer gebiecht worden en wie wilde dat ? Ach wat moeten die kapelaans soms niet gedacht hebben in hun biechtstoelen? Het waren toch ook allemaal normale mannen en vaak vrij jong nog. Gebukt onder de strenge leer en het regime van bazige pastoors.

Sex heette toen nog gewoon onkuisheid en daar werd niet over gesproken. Je mocht er zelfs niet aan denken want dat waren zondige gedachten en ook die moesten weer gebiecht worden. Laat staan dat er over geschreven werd, zelfs de krant durfde dit niet. Het zou opzeggingen geregend hebben. Ze zou in de ban verklaard zijn door de clerus. Haar bestaansrecht zou in gevaar zijn gekomen. De fanatieke gelovigen zouden dit niet gepruimd hebben. Vieze taal in hun krant? Onmogelijk! Boeken? De bibliotheek gaf alleen boeken uit die kerkelijk goedgekeurd waren: nihil obstat De boeken van Arendsoog waren zelfs in eerste instantie geweigerd door uitgeverij De Spaarnestad. (Waarom?) Ach de bisschoppen en pastoors hadden alles zo goed onder controle. (dachten ze) Dat dit taboe ooit zou worden doorbroken? Wie kon dit voorzien? Altijd zo geweest en zou altijd zo blijven ja zo leek het, maar de jaren 60 dienden zich aan en waren niet meer te stuiten. Tja met de wijsheid achteraf is het makkelijk praten (kon je met de klompen wel aanvoelen dat dit zou gebeuren).

Zo dachten we ook over ons financi le bestel. Dachten we ook toen niet alles perfect onder controle te hebben? Toch brak de crisis uit, nu 10 jaar geleden. Geschiedenis herhaalt zich. Ja die bisschoppen van vroeger, die waren oud en suffig, niet meer opgewassen tegen de nieuwe tijd .(zeiden we). Maar hoe zat het dan met de financi le wereld (en de politiek) ? Zaten hier niet de knapste koppen aan het stuur? Jong en dynamisch.

En nu? anders, alles is anders Ieder jaar opnieuw. Ook komend jaar zal weer onvoorspelbaar anders blijken. Luister naar de analisten, maar doe er niks mee. Over 1 jaar weten we meer.

Ik moet mijn dansdiploma nog ergens hebben liggen op zolder. Bij het zien van deze beelden bekruipt me een gevoel van, dat ik er misschien toch iets meer mee had moeten doen. Toch een verkeerde keuze gemaakt? kijk zelf maar even. Maak er wat van komend jaar.




Kopje koffie - Rotterdamsche Bank

kopje koffie 's morgens. Hoeveel zou ik er gedronken hebben toen ik nog werkte? Onmogelijk om hiervan een enigszins betrouwbare schatting te maken. Vooral bekertjes! Er waren van die dagen, niet weinig, dat ik er toch zeker al meer dan 10 gedronken had voor 12 uur. Dit was in het begin wel anders. Een kopje per dag en in de middag nog een kopje thee, snel opgedronken betekende nog een kopje bijschenken en alles zelf betalen. Uit de gezamenlijke koffiepot.

Wel in een mooi kopje van de Rotterdamse Bank. Van die paar tientjes in de week, die je verdiende. Een pak koffie, pak suiker en fles koffiemelk, waar praat je over? Heel veel, voor de kruidenier die mij hierop aan sprak, toen ik hem aandeed op mijn ronde. Die vorige jongen v/d bank haalde hier altijd de koffie voor de zaak Ik zie nog de droeve ogen van die oude man.

Je had toen nog veel van die gezellig ouderwetse kruidenierswinkeltjes in de oude binnenstad van Almelo. Boodschappen werden aangereikt over de toonbank. Trouwens ook bij de grotere winkels van Albert Heyn, de Gruyter en Simon de Wit. Allemaal op een rijtje aan de Grotestraat. De glazen silo s met koffiebonen bij de Gruyter, ik zie ze nog voor me, waarbij je kon aanwijzen welke melange, waarop de bonen voor je in de molen gingen. De hele winkel geurde ernaar.

Terug op kantoor hoorde ik, dat de collega s eerder besloten hadden de koffie voortaan te halen bij een winkeltje, die bonnen verschafte bij aankoop. Je betaalde overal dezelfde prijs, toen nog, maar door deze bonnen werd het mogelijk om vrijdags een heerlijke bastognekoek bij onze koffie te serveren.

Ach heerlijke tijd met ons kleine clubje. Tot de fusie met de Amsterdamsche Bank. Moesten we het pand uit, werden we toegevoegd bij hun aan de overkant en werd alles anders.

En als je echt wilde uitpakken bij de koffie, moest het gebak komen van Maison v/d Weerd, Grotestraat Almelo.









mijn 1e autoverzekering


Pure nostalgie, gevonden bij de zolderopruiming, een kwitantie van: mijn 1e autoverzekering, ondertekend nog door de directeur die mij (1962) in dienst had genomen. Een all-risk moest het worden, want je kon maar nooit weten, zo was mij geadviseerd. Ik vind het -ook nu nog steeds- een fors bedrag, gezien mijn schamelijke salaris van toen. Nee, niks personeelskorting, dat woord bestond toen nog niet. De Bank had (nog) geen eigen assurantiebedrijf. Maar de 100 jarige Rotterdamsche Bank was enkele jaren daarvoor (1963) samengegaan met de wat agressievere Amsterdamsche Bank. Ook in Almelo waren ze onder één dak verder gegaan, dat v/d Amsterdamsche, waarin ook gevestigd "Gijs Scholten" toen een begrip in Almelo en wijde omgeving, met klanten door heel het land.
Overgenomen v/d weduwe, na het overlijden v/d eigenaar. Gijs Scholten, was naast verzekeraar, ook makelaar en verkocht ook KLM-reizen. Een licentie die de bank had laten verlopen (na overname) en die later voor veel geld teruggekocht moest worden, toen de bank ook reizen ging verkopen, "AMRO-Reizen" weet je wel. Aan makelaarsdiensten heeft de bank zich nooit gewaagd (verkeerde keuze?)
Van het Wall-Street van Almelo destijds -met kantoren van heel veel banken- is niets meer over. Maar niet alleen in Almelo. En de enig overgebleven geldmaat in ons Glanerbrug, is regelmatig even "tijdelijk buiten gebruik" terwijl de winkeliers blijven klagen over het gebrek aan contant geld. Sommige dan, er zijn er ook waar je alleen nog maar kunt pinnen. Gelukkig maar dat er (bijna) geen storing meer is met de Wifi. Je moet er toch niet aan denken nu met die drukte zo net voor de feestdagen.










Almelo kreeg haar nieuwe postkantoor. De oude villa aan de Grotestraat, al jaren uit haar jasje gegroeid, voldeed niet meer en was veel te klein. Het nieuwe a/d Hofstraat daarentegen, volumineus en gebouwd op de groei. Hoelang heeft het bestaan, ruim 20 jaar? Toen was het alweer weg.

Begin jaren'60 en net geopend, was ik mijn loopbaan begonnen bij de bank. Hoe vaak kwam ik er niet, minstens 5 keer per dag, 2x voor het halen en brengen v/d bankpost 's morgens en 's avonds. En overdag altijd wel meerdere keren, om de postbus te legen bijvoorbeeld. Als een klant belde waarom zijn spoedbetaling nog niet uitgevoerd was, hij had de opdracht hiertoe toch beslist nog gisteren tijdig op de post gedaan. Of om postwissels, cheques e.d. te verzilveren en er waren toen zoveel (overheids) taken waarvoor je alleen maar op het postkantoor terecht kon, denk ook aan de Postcheque en Girodienst. Een andere weg was vaak niet mogelijk. Toen nog gold: "contant storten" vaak de snelste weg.

Veel loketten, zeker meer dan 10, waarvan slechts enkele voor "alle geldhandelingen" geopend waren. De zitbalies werden nauwelijks gebruikt, zo ook de paar spreekkamers. Nee iedereen stond in lange rijen te wachten, geen privacy strepen op de vloer, iedereen zat in je nek te hijgen, loerde mee over je schouder en je moest vooral luid spreken om verstaanbaar te zijn vanachter het glas. NAW-gegeven, je geboortedatum en wat je kwam doen, iedereen kon meegenieten, en het waren soms bijzondere verhalen.

De loketbediendes werden weinig gewisseld, hadden evenveel vrije dagen als ik, dus vaak trof je dezelfde. Dat scheelde aanmerkelijk, want als er een nieuwe zat was dit gelijk bij binnenkomst al te zien. Dan waren de rijen dubbel zo lang in de grote hal. Veel kantoren en bedrijven in de stad hadden loopjongens in dienst en ik kende ze allemaal, je kwam ze overal in de stad tegen, bij de Gemeenteontvanger, bij het Belastingkantoor, overal. Zo ook die jongen van het deurwaarderskantoor in de Boompjes, hij zou het later nog ver schoppen.

Veel knapen zag je ook 's avonds op de Middelbare Handelsavondschool. Om je vakdiploma's te halen, je bent jong en je wilt wat. Deze school werd druk bezocht en leraren uit het dagonderwijs verdienden hier een leuk centje bij. Sommigen van die jongens werden later mijn gesprekspartners bij de grote bedrijven.

Het MBA-diploma, dat stond voor Moderne Bedrijfsadministratie. Ja vooral "modern" toen, met kolommenbalans, dubbele boekhouding, doorschrijfboekhouding, en wie weet nog wat "voorafgaande journaalposten" waren. Je moest het allemaal weten en in je hoofd opslaan. Geen calculators nog, de leraren waren streng en lieten ons veel opschrijven, ja alles handmatig. Met klamme klauwen nadien fietste je dan naar huis terug, half uurtje, half-11, snel de warme maaltijd nog en dan naar bed. Alweer een dag.






Collecte aan onze voordeur ‘s avonds. Te onveilig, dus doen we daar niet meer aan mee. Of we dit dan via een sticker op de deur willen aangeven, nou ja zeg, kan het nog gekker? Sterker nog, we doen ’s avonds -als het donker is- de deur niet meer open. Niet meer verantwoord, zo horen we in het tv-programma “Opsporing verzocht”. Ja soms krijgen we van die jonge nozems aan de deur met een laptop. Of we een bedrag willen intoetsen, ja dank je de koekoek, deze whizzkids zijn veel beter op de hoogte met alle mogelijke computer tricks die je maar kunt bedenken, dus stinken wij daar niet in. “Collecteren aan de deur”, is voltooid verleden tijd en niet meer passend. Voorgoed voorbij. En wie heeft er nu nog contant geld in huis?
In de decembermaand heb ik getracht nog te pinnen, maar tot 2x toe gaf “Geldmaat” (de enigste overgebleven geldautomaat) aan; buiten gebruik te zijn, “tijdelijk” weliswaar, maar dagen later, nog steeds hetzelfde probleem. Dan maar proberen bij Albert Heijn en Jumbo, de enige zaken in onze best wel grote winkelstraat waar dit nog kan, maar bij beiden eveneens “tijdelijk niet mogelijk”. Andere winkeliers geven aan dat de geldauto niet meer langskomt, afstorten alleen nog mogelijk bij een v/d grotere winkelketens of bij de geldautomaat, buiten aan de straat in de rij staan. En om deze reden geen contant geld meer accepteren, alleen nog pinnen mogelijk.
Toen ik met 17 jaar begon bij de bank, werden onze salarissen nog contant uitbetaald. Onze chef was er best druk mee. Geld uit de kas halen en vervolgens was hij uren bezig met tellen en enveloppes vullen. Als hij klaar was, werd ieders naam afgeroepen (luidkeels je achternaam) en verwachtte hij dat je, je loonzakje netjes kwam afhalen, bij hem aan het bureau, tegen een dankjewel meneer (altijd met 2 woorden spreken) zonder loonstrook, het nettobedrag en je naam geschreven op de buitenkant v/d enveloppe. Je nieuwe salaris voor het komende jaar werd in december vastgesteld en bij 1e uitbetaling in januari, ontving je een telling met inhoudingen.

Salarisrekeningen kwamen er later pas. Spaargeld -voor hen die dat wilden- kon je laten bijschrijven in een boekje, of storten op een rekening.
Eerder op de Mulo, kwam het hoofd v/d school 1x per maand alle klassen rond, met zegeltjes v/d Rijks Post Spaarbank 1 kwartje per stuk. Die kon je kopen, bijplakken in een spaarboekje en als je meerderjarig werd (23 jaar) gaf dit recht op een zekere premie. Het was ook heel gewoon dat bedrijven die bij ons bankierden, hun geld voor hun goederen of diensten, handje contant gestort kregen, bij ons aan de balie. U herinnert zich vast nog de facturen van grote bedrijven met in hun briefhoofd altijd wel een rijtje banken, waar ze bankierden. Het was om deze reden, dat aldaar hun facturen betaald konden worden. Ook wel zo handig om snel te kunnen controleren of er al betaald was. Bankrekeningnummers bestonden nog niet en bij overboekingen van de een naar de andere bank, was je geld steevast een paar dagen niet traceerbaar. Als het via de postgiro ging, duurde het nog veel langer en altijd wel meer dan 1 week. En dan had je nog de overboekingen die dagen (soms weken) zoek waren. Onvolledige naam, fout adres enz., met de "verschillenrekening" op de diverse hoofdkantoren, verschafte dit werk aan meerdere "puzzelaars" die hier een dagtaak aan hadden.

Ach wat heb ik een boel geld geteld in mijn 1e jaar bij de bank. Bestellingen voor weeklonen in de textiel. Zelf nageteld, ja het moest altijd 2x geteld zijn voor het de deur uit mocht. En rondgebracht, in aktetas onder de snelbinder, schooljongen op de fiets, wie let daar nou op? Onze bank had een brandgang, vanuit de diepe achtertuin, die vervolgde dwars door de Coöp Landbouwersbank (dit was geen "bank" maar een pakhuis) en uitkwam in een klein straatje. Niemand die mij zag vertrekken, de jongste bediende v/d Rotterdamsche Bank op pad, met in zijn schooltas alle weeklonen voor een v/d grootste werkgevers van de stad. En zo bezorgde ik ook de vele (vee)handelaren hun benodigde marktgeld, vaak meer dan 1 ton per keer.
Korte tijd later mocht dit absoluut niet meer, werd het te onveilig, de jaren sixties explodeerden, de overvallen op geldlopers ook. Kon het enkel nog via beveiligd geldtransport. Ach die chique Wallstreet van Almelo (de Wierdensestraat), waar alle handelsbanken op een kluitje zaten, de Nederlandsche Bank incluis, pal naast het politiebureau, met veel blauw op straat. Hier konden geldlopers zich al die jaren veilig bewegen, van de een naar de ander, soms met zichtbaar veel geld onder de arm. Ook het belastingkantoor en het kantoor v/d gemeenteontvanger zaten in dit rijtje. Plus nog een hele aparte "bank" de Rechtbank. En aan de achterzijde v/d Amsterdamsche Bank, keken wij zo uit op de gevangenis aan de Marktstraat.
Het postkantoor had een uitgifteloket voor het muntgeld. Dit was door de Overheid zo bepaald en DNB (De Ned.Bank) voor het papiergeld. Elke ochtend, na aankomst v/d trein van 9.00 u, zag je de postbode op de 3-wieler langsrijden, de bakfiets vol met zakken muntgeld, wat zo voor het grijpen lag. Maar niemand deed dat. Iedereen die muntgeld benodigde, kwam dit halen aan het loket, zodat soms niet aan in alle behoefte kon worden voorzien. Dan fietste ik maar door naar een v/d lokale spaarbankjes, die je toen nog had en boerenleenbanken die bekend stonden over veel collectegeld te beschikken v/d afgelopen zondag.
Ja dat collectegeld, als kind mocht ik altijd wat centjes meenemen, uit het kopje dat mijn moeder juist voor dit doel had klaargezet. Ja sommigen in de kerkbank naast me deden net alsof, maar ik zag duidelijk dat dit een loos gebaar was. Er kwamen altijd 3 collecteschalen voorbij, aan lange stelen, de 1e een koperen, de 2e een houten schaal en de 3e was een “schuddebuul”, een soort omgekeerde puntmuts met een pluim. En dat in 3 missen en telkens een stampvolle kerk.
Wij hadden een pastoor die zo nu en dan bad en preekte voor een geheel “stille” collecte. De gulden en rijksdaalder waren toen nog geen munten maar papieren biljetten. Dubbeltje en kwartjes, ja dat mocht nog net, maar de centen had hij dispensatie v/d zondagsplicht gegeven en die wenste hij niet in zijn kerk te zien. Soms kwam er een missiepater langs en na een emotionele preek (over die arme negerkindertjes) werd er royaal gedoneerd, vooral als het een streekgenoot was, waar de dierbare gelovigen zich mee verbonden voelden.
Mijn broer (de misdienaar) vroeg ooit aan zo’n pater hoe hij dit geld ter plekke kreeg, waarop zijn antwoord. Ach mijn kloosterpij die ik draag, heeft vele plooien. En religieuzen werden nooit gefouilleerd. Zie hier “de hulp die aankwam”, zonder dat er ook maar een cent aan de strijkstok bleef hangen. Dus bleven de mensen gul geven.
Soms denk ik wel eens, heb ik dicht echt zelf allemaal meegemaakt? Ja en het voelt net alsof het pas gisteren was, toen alles gebeurde. Een fijne (werk)week toegewenst jullie allen.






"Waar u of woont of werkt, de Rotterdamsche Bank is altijd binnen uw bereik". "Met meer dan 350 vestigingen, banken in Amsterdam en Rotterdam, een bijbank in Den Haag en met kantoren in de Provincie" hier maakte ze veel reclame mee, begin jaren '60. Afgekort toen: De "RB" of ROBA, ook wel ROBAVER (Rotterdamsche Bankvereniging) genoemd. In 1963 (1 jaar voor de fusie) het 100-jarig bestaan gevierd. De Twentsche Bank was ons in 1961 hierin al voorgegaan. Met o.a. een groot feest in Bad Boekelo, herinner ik me.

De Robaver deed dit met een extra maandsalaris. 1,5 jaar eerder begonnen met bruto 90 gulden in de maand, zal dit netto niet veel hoger zijn geweest (bijzondere beloning, extra belast, de belasting vierde mee). Hiernaast voor onze regio een feest in de nieuwe schouwburg van Deventer. Met het ABC cabaret en Wim Kan met Corry Vonk.Er waren suikerzakjes en sigarenbandjes met "100 jaren Rotterdamsche Bank" erop en Fred Kaps strooide met nep geld. En zo vertrokken 3 bussen vanuit Almelo, Hengelo en Enschede. Nadien netjes door onze directeur thuisgebracht, alsook een vrouwelijke collega uit een ander dorp. De bestelde taxi was niet komen opdagen en de bank had dit zo verordonneerd. Er mocht geen smet komen op het jubileum, dus mochten vrouwen en minderjarig personeel (beneden de 23) of uit andere woonplaats na afloop niet met de fiets naar huis, een auto had nog niemand.


Na de fusie tot AMRO maakte het verdwijnen v/d Roba (9 jaar later) de weg vrij voor de naam: "RaBo". In 1972 volgde de fusie v/d (christelijke) Raiffeisenbank met de (rooms-katholieke) Boerenleenbank. Ooit geboren als coöperatieve spaar-en leenbanken met plaatselijke kantoren, elk met een zelfstandig bestuur. Zoals de Robaver met 350 vestigingen in het land (wat jaarlijks nog groeide) gold dat eveneens voor alle banken van toen. En dat waren er veel, heel veel. De Amsterdamsche, De Twentsche, De NHM, HBU, NMB, NCB, Slavenburg, Pierson, Kingma, Labouchère, Van Lanschot, Vlaer & Kol, Mees & Hope, CEFU-Utrecht, Oyens en van Eeghen, Mendes-Gans, Van Mierlo, Frieslandbank, Sallandsebank, Jordaanbank en nog tientallen andere banken en bankjes.

In 1964 werd de toon gezet door de 2 grootste bankfusies tot dan toe gezien. De ABN, in dezelfde week gevolgd door de AMRO. Ik herinner mij nog de koppen in de pers; Ajax en Feyenoord, werknemers en supporters samen onder een baas, dat gaat nooit lukken, beuken elkaar de koppen in. En vervolgens ooit in de toekomst: ABN en AMRO samen? Dat al helemaal niet en ondenkbaar! Hierna ging het snel, met fusies en overnames. Opgekocht en meegezogen in een groter geheel. Dit alles om de concurrentie met de (veel grotere) buitenlandse banken te weerstaan en opening van hun kantoren in NL tegen te gaan. Iets wat aardig gelukt is. Ook onze grote verzekeringsmaatschappijen hielpen er een aardig handje aan mee. Totdat onze Nout Wellink (President v/d Nederlandse-Bank) en onze minister Wouter Bos (Ministerie van Financiën) hun handtekening plaatsten onder de goedkeuring voor een buitenlandse overname.

Om beiden in een weekend hierna, overhaast op een avond, in een taxi te vertrekken, voor een poging hun fout te herstellen. Zonder uitnodiging naar een meeting bij Fortis (Generale-bank) in Brussel, om verder verval te voorkomen en annexatie in naam van de NL-Staat op te eisen. Wat dat gekost heeft, wilt u weten? https://www.rekenkamer.nl/onderwerpen/kredietcrisis/lopende-interventies/overname-fortis-abn-amro Jammer dat het kwaad reeds was geschied en 2/3 deel al in buitenlandse handen was overgegaan. In personeel terug van 110.000 koppen naar 20.000.(plusminus) Vanaf toen jaarlijks sterk verminderd.

"Destijds waren wij gesprekspartner met de grootste banken in de USA en in de hele wereld, die zien ons nu niet meer staan". Een uitspraak van Jan Kalff, op een bijeenkomst van gepensioneerden, hier in de regio. Oud-bestuursvoorzitter RvC van "De Bank". Ik kende hem vooral van de videotoespraken in ons wekelijks werkoverleg, na de fusie met de ABN. En van de tv natuurlijk.

Vandaar mijn gedachte; wie is hij toch alweer, die grijze heer? Hij begroet mij vriendelijk, als hij plaatsneemt aan het tafeltje tegenover me. Ik zit in de poffertjes tent op het rustieke dorpspleintje van Laren bij Blaricum. Om bij te komen van een dag gewandeld te hebben, 40-km op de Gooise 4-Daagse. Het is vrij rustig en een lust voor het oog, hier om je heen te kijken. De tent is opgebouwd rondom een heel dikke oude boom en alles ademt een sfeer uit, van de jaren dat de woorden cafetaria of snelbuffet, nog niet bestonden. Langszij zijn er zelfs zitjes die afgesloten kunnen worden met een gordijn en we worden keurig bediend door oudere obers in gesteven livrei, met schalen poffertjes rijkelijk bestrooid met poedersuiker. Andere bestellingen niet mogelijk.

Ik ben al even met pensioen en heb geen gedachten meer aan mijn vroegere werk. Ik denk, Ik ken hem van vroeger en van de tv, maar wie is deze man ook alweer? Als ik hem dit vraag, zal hij ongetwijfeld denken "daar heb je er weer zo een" deze smoes heeft ie ongetwijfeld al vele malen gehoord. Hij is vast een bekende NL"er hier in het Gooi. En woont wellicht in een van die prachtige villas in het bos, die ik vandaag op mijn wandeling ben gepasseerd. Dus doe ik het zwijgen ertoe en groet hem vriendelijk terug, als ik vertrek. Ik kom er vast nog wel op denk ik. Even later in mijn auto, weet ik het weer, Jan Kalff. (12-05-1937). https://www.youtube.com/watch?v=JC5GL1kcCrg Paul Witteman 1999

In 1962 bij de bank mijn loopbaan gestart en haar 100-jarig bestaan gevierd. In dienst v/d ABN-AMRO kwam vervolgens de oudste oprichtingsdatum 1824 in beeld, Dus in 1999 het 175-jarig bestaand herdacht. En weer 25 jaar later, 29 maart 2024 a.s. zal het 200 jaar geleden zijn dat deze bank werd opgericht door Koning Willem-1. Of de vlag nog uitgaat op het hoofdkantoor? Zowel het 100-jarig jubileum gevierd alsook het 200 jaar bestaan van je baas meegemaakt. Het zijn er niet zoveel meer, maar we zijn er nog. Wie maakt dit nou mee in zijn leven.






"Klaar voor de nieuwe tijd" Dit schreef ons personeelsblad in 1983. Hoe vaak zou ik dit in de 20 jaar tijd hiervoor al gehoord hebben. En hoe vaak in de 20 jaar hierna nog? Met telkens weer een herstructurering, een nieuwe structuurvisie, het roer gaat helemaal om, alweer ja. Ik weet er zo nog wel een paar op te noemen, maar jullie vatten het allang. Vele jaren van expansies en uitbreiding, gevolgd door die van reorganiseren en weer afbouwen.Maar ook je eigen ontwikkeling stond niet stil, met ieder jaar een hoger beroep hierop.

"Verveelt jou dat nooit, zo altijd bij dezelfde baas?", uitgesproken door leeftijdsgenoten, die van de een naar de ander hopten, voor weer een hoger salaris. Man je moest es weten hoeveel bazen ik onderhand al gehad heb. Nieuwe heren, nieuwe wetten; met steeds weer nieuwe kreten. Zoals het voorheen ging, gaat het echt niet meer. "Opmaken doet de boter verkopen". Als nuchtere Twent, kende ik dit gezegde maar al te goed. Als ze kwamen van elders, was het daar natuurlijk altijd "viel besser" geregeld, maar als ze na jaren weer vertrokken, soms meer "Twentser" geworden dan menigeen hier. En niet meer weg te branden.

"Na diz"n wier "n fris"n" zeiden we dan. De leiding dacht er ook zo over en dus kreeg je weer een nieuwe baas boven je. Mocht je weer iets harder gaan lopen, werd er weer iets meer van je verwacht, "dat kan ie er ook nog wel bij hebben"; doelen werden bijgesteld. Het werd steeds leuker. Ach alles went, zelfs een Twent. Vaak verbluft door zoveel nuchterheid en realisme. En nee, een Twent houdt niet van wollig taalgebruik. Toen kon ik ze soms wel schudden, later ervaarde ik; "Je bent er niks slechter van geworden" ook al zo"n Twents gezegde. Zo vaak gehoord van mijn moeder, als ik iets toch gedaan had, waar ik aanvankelijk helemaal geen zin in had. Kwestie van opvoeding dus, dankjewel moeder. Al die vernieuwingen, ik werd er immuun voor, het hoorde er gewoon bij. "Aait vedan".

Hierdoor, nooit vastgeroest, die ruimte was er gewoon niet, onmogelijk. En tot de laatste dag nog "op scherp" gestaan. Toen in een functie waarin dit wel enige prioriteit had. Met ogen op schermen die geen moment stil stonden. Als de Buba in Frankfurt, de nieuwe basisrente afkondigde, mister Greenspan in New York, weer iets te vertellen had. Hoe opent de Dow? Dit soort momenten keek je naar uit. Maar ook naar het onverwachte; dat alles weer op tilt kon slaan, je schermen gingen verkleuren, je zorgvuldig opgebouwde plannetjes kon wegstrepen. In een split-second moeten beslissen, pompen of verzuipen. Niet zelden met je broek op je enkels; Luctor et Emergo. Een feilloos vertrouwen hebben in je eigen gevoel, geen tijd voor correctie, het in je vingers hebben.

Met hiernaast zicht hebben op de belangen van je client, zijn posities, die van de bank en de mogelijkheden van dit moment. Nee niet later, want dan is je kans weer voorbij. Dit alles vocht om een plekje in je hoofd. En daar zat veel in opgeslagen, heel veel. Google bestond nog niet, maar zoiets werd wel van je verwacht. Vaak niet zonder succes. Klaar voor de nieuwe tijd? Altijd en elke dag opnieuw een opportunity. Aait vedan. Alert zijn op het momentum, de volle werkweek lang, met alleen maar jonge honden om je heen, leuke collega"s. Allen met hetzelfde sop begoten en van elkaar weten waar je mee bezig bent. "Dealer-oortjes" hebben en de hele dag "op elkaars lip zitten". Go-with-the-flow; je eigen hoofd op orde en je kop erbij houden. Al dat jonge talent, ook op de hoofdbank, met dagelijks weer nieuwe input, je werd er gewoon in meegezogen. Oh wat heb ik ervan genoten. Tot op de laatste dag, tot het laatste uur zelfs: "hot-spot zijn", totdat de knop om ging. Na 40,5 jaar, de deur achter mij dicht.

Al 22 jaar met pensioen nu en het voelt, alsof het pas gisteren was. Daarna is de knop nog een paar keer omgegaan (op uit zelfs) maar ook hierin was eerder voorzien. De aanjager werkt nog full speed, met de batterij net weer vernieuwd, we kunnen weer verder: Aait vedan! Klaar voor het nieuwe kabinet en klaar voor de troepen naar Rusland. Maar........... klaar voor de doelen die op ons zijn gericht? Zijn we klaar voor de nieuwe wereld? ----------------------------------------------------------- Amroscoop (personeelsblad) 1983, beurskalender 2002 met enkele beurswijsheden https://personeelsbladen.art-heritageabnamro.nl/periodicals/AMR/1983






Alte Kameraden.

Nog zo"n leuke foto met ons, jongens van toen. In de kluishal v/d Amsterdamsche Bank, bezig met het opruimen van ons personeelsfeest. Allen net 20 denk ik en 2 volle dagen bezig, zaterdags kantoor leegruimen, "s avonds het feest en op zondag alles terugplaatsen, na afloop geen rug meer over. De pas opgerichte personeelsvereniging had fiat kunnen krijgen, maar het budget was niet toereikend voor het knalfeest dat wij in gedachten hadden. En geld vragen voor consumpties, not-done. Voor wie dit nog niet wist, werken bij een bank in de jaren '60 betekende, goed letten op de centjes, niet te veel uitgeven en er moest vooral veel gespaard worden. "Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen"

Geen geld om een feestlocatie in te huren, zagen we wel mogelijkheden binnenshuis in eigen beheer. En dus gingen alle bureaus, kasten en verder meubilair aan de kant om plaats te maken voor ingehuurde tafels met stoelen van een cateraar, die tevens de drank mocht leveren. Een passende deal was haalbaar gebleken. Ja het plan was heel eenvoudig maar nu de uitvoering nog. Twee dagen lopen sjouwen en tijdens het feest de bediening geheel zelf te doen. Een heel weekend opgeofferd, maar dat was toen geen thema. Je bent jong enzovoorts.

De grote hal moest leeg, met al haar marmer een prachtig dansvloertje en onmisbaar in die tijd, iedereen wilde toen dansen. De lange balie versierd met kerstboompjes, door enkele dames op een paar avonden zelfgemaakt, evenals de slingers en guirlandes. En alles moest er smaakvol en luisterrijk uit zien. Zo hadden wij bedacht. Met nadien geen beschadigingen aan plafond of pleisterwerk en ramen verduisteren, had de leiding verordonneerd. Nog vrijwel geen elektronische apparatuur en dus bureaus niet gekoppeld aan stekkerdozen, zoals later, wisten we de kantoorvloer grotendeels vrij te maken. Maar bureaus met dubbele ladeblokken volgestouwd met dossiers en mappen, wat denk je hoe zwaar die zijn? Niet te tillen! Met al die kasten erbij, eveneens tjokvol. Volgende dag alles terugplaatsen. We bleken echte verhuizers, maar hadden geen rug meer over. Maar de opkomst was 100% ook van de ouderen en iedereen had genoten. That"s the spirit. Hier deden we het voor. Weer een streepje erbij.

Van de jongens op de foto, de enige die overbleef, de overige vertrokken. Eentje zag ik terug na mijn pensioen als collega. Hij was kort hierna vertrokken naar de Sallandse Bank, die wat later Slavenburgs bank werd en vervolgens weer Crédit Lyonnais. Die op haar beurt weer werd overgenomen door de Belgische Generale. De bank die na de mislukte overname eindigde onder de vlag van ABN-AMRO. En zo zag ik hem weer terugkomen op de eigen club van gepensioneerden. En zo ontmoette ik -op wandeltochten na mijn pensioen ook oud-collega"s dia via -Mees-Hope en andere gefuseerde banken, na hun pensioen toch weer collega"s waren geworden. Nog zo"n anecdote.

Tijdens de wandeling met mijn wekelijkse clubje, voor onze rustpauze beland onder de overkapping van een winkel. Het regende die hele ochtend al, het enige café in dat kleine dorp was gesloten en we hadden nergens een droog plekje kunnen vinden. En ja hier mochten we wel even zitten. In een flits herkennen we elkaar, hij die de winkel binnenloopt en ik vang zijn meewarige blik op, vol medelijden met dat stel verzopen landlopers. Hij glundert omdat ie mij herkent en roept. "Keerl"s goat toch in de kroeg zitten, dit is toch geen weer vandaag". Het is mijn oud-collega van toen. Ik wed dat ie bij thuiskomst tegen zijn vrouw heeft gezegd. Toch goed dat ik ooit bij de bank ben vertrokken. Ik zag Theo net en dat is ook nooit wat geworden met die jongen. Geen weet van onze leus "dass Wetter ist kein thema" altijd ons motto. "Weer of geen weer" onze wandeling gaat altijd door. "Alte Kameraden", nog steeds.




Eerder schreef ik hier dat "het contrast niet groter kon zijn". Dit gold zeker ook voor de foto van Mick Jagger, vergelijk hem met nu. Maar ook met mijn ouwe foto"s. Ik kwam ze weer tegen bij het opruimen van de zolder. Ja voor de lente komt.

Ons lentevoetbal toernooi bij de bank. En zie hoe we als supporter langs het veld zaten. Niet meer te filmen nu. Na afloop een daverende feestavond en zonder nette kleding ging dat gewoon niet, onze meisjes waren er ook bij. Keurig opgedoft alsof ze naar het bal gingen en niet naar een voetbalwedstrijd. Want, we wilden er niet als boertjes uit het Oosten van afkomen, zo werden we sowieso al begroet en we kwamen al evenmin "oerend hard aangescheurd". Bennie Jolink kenden we nog niet en dialect spreken, dat kon toen echt niet.


We waren "s morgens vroeg al vertrokken met een bus vol uit Almelo-oo. Als een v/d weinige kantoren uit "de rest van het land", dat een 11-tal spelers bij elkaar had weten te sprokkelen. Via de E-30, de A-1 was er nog niet, dus de reis duurde lang. Ieder jaar met een tussenstop ergens op de Veluwe, want er was wel bier, maar geen toilet aan boord. Dit jaarlijkse toernooi vond altijd plaats in de Randstad, alles wat hierbuiten lag werd toen (door hun) "uit de Provincie" genoemd. Slechts 1x gehouden in Enschede, herinner ik me nog.

Ach wat waren we allemaal netjes, in kleding en taalgebruik, uit de toon vallen; niet goed voor je carrière, want welke superieuren keken er allemaal wel toe? Zonder een net pak kwam je toen ook niet binnen op welke dancing dan ook. We waren niet anders gewend. Keurige bankmensen toch! En ja we deden hier allen volop aan mee, Mick Jagger wie herkent hem nog? Met stropdas, jasje, bandplooibroek met omslag, kreukvrij en zo van de stomerij. En Rob de Nijs met zijn Lords, in "Ritme v/d regen". Denk ook aan de "Beatle-jasjes", waarmee ze optraden in hun eerste begin, ook allen met stropdas. Ik heb ook nog zo"n jasje gedragen. Je wilde er gewoon bij horen. En die lange haren, wie had ze niet? Gelukkig werkte ik toen in Almelo, mijn collega"s in Hengelo werden door hun baas verplicht naar de kapper gestuurd. Op mijn trouwdag was mijn eerste gang "s morgens naar de kapper. Niet om te knippen, maar om te fatsoeneren en (heel) veel haarlak in te laten spuiten. Want het stormde die dag heftig. Wel in slipjas en vermomd als heer. Niet (zoals mijn broers) in klassieke streepjesbroek, maar in 3delig aubergine, van moderne snit.

Dit alles ging snel veranderen. En wel finaal andersom. Dialect kon vroeger echt niet. Werd nergens getolereerd en betekende een groot taboe, zeker in de pers. En in een goede reclameslogan van nu, bijna usance geworden. "Goat stoan aj veur Twente bint". Toen was het: Op een dag drink je geen bier meer, maar drink je Grolsch. Beter hadden we toen kunnen zingen: op een dag is er geen bank -of postkantoor meer. Ook geen kerk. Maar wie had dat toen kunnen bedenken?

Doet me denken aan een van onze gezelligste jongens in de bus, na het feest op de terugreis. Rent ie ineens naar voren en roept "chauffeur stoppen". Want het is na 24.00uur dus zondag nu. En dan mag ik v/d dominee niet rijden. Ja zo ken ik er ook, die om zelfde reden, hun caravan pas op maandag naar huis brachten na een weekendje weg. De buren niet wilden storen in hun zondagsrust. Leven en laten leven, iedereen tevreden. Van een rijdende rechter hadden we toen nog nooit gehoord. Niet nodig, we losten het zelf wel op. Weer een doos leeggeruimd. Nog enkele te gaan.




Van Geldkar tot Bitcoin.

Van deze geldkar op de foto bezat de Twentsche Bank precies eenzelfde exemplaar. Nog vele jaren als showmodel op het regiokantoor Oldenzaalsestraat en nu te zien in de Museumfabriek in Enschede. Met deze handkar werden destijds wekelijks de lonen v/d textielarbeiders naar de fabriek gebracht. In Almelo deed ik dat als 17-jarige jongste bediende op de fiets in aktetas onder de snelbinder. Naar Kledingindustrie H.Smits & Co.; ja inderdaad, de voorouders van Henkjan Smits, de tv-presentator van nu.

Naar de grote fabriek gelegen pal naast de spoorwegovergang Wierdensestraat, achter het station. Na vele malen gepasseerd, wist je precies hoeveel tijd je nog had totdat je er niet meer door kon. Ooit ging dat ook nog net, toen een zware bui losbarstte, maar ging het mis bij de scherpe bocht naar rechts en gleed ik in volle vaart onderuit op het natte asfalt. Moest ik alsnog terug door de regen naar de bank, omdat de lakzegels waren verbroken. "God straft gelijk", zou mijn moeder gezegd hebben, "had je maar moeten stoppen", maar ik heb haar dit nooit verteld.


Later moest dit door 2 personen gebeuren, en even later mocht dat ook al niet meer. Alleen per auto, opgevolgd door beveiligde geldtransporten. Dit alles binnen een tijdsbestek van ruim 1 jaar. Hierna kwamen de bankrekeningnummers. Konden mannen niet meer ongezien voor hun vrouwen, hun drinkgeld achterhouden bij uitbetaling.

De banken groeiden als kool, in elk dorp of (nieuwe) stadswijk met meer dan zoveel inwoners kwam een vestiging en anders wel een rijdend bijkantoor. En niet van een, maar van meerdere banken, voor zover die er nog brood in zagen. Achtereenvolgens kwamen de giro, de groene betaalcheque, de eurocheques (vervanger v/d travellercheques), en de geldautomaten.

De safeloketten en de (veemarkten)cheques bleven nog het langst, tot ook deze verdwenen. En toen het contante geld niet langer aan het loket te krijgen viel, was het snel met de kantoren gebeurd. Door Corona alles nog eens versneld en opeens waren ze er niet meer.

De "ouwe sok" is afgeschaft, men kan alleen nog pinnen. De geldautomaten zijn sterk verminderd en zelfs als ze dagenlang "tijdelijk buiten gebruik" zijn, ligt niemand daar wakker van. De jeugd heeft geen knip meer op zak. U nog wel? Ook de pasjes gaan verdwijnen, alleen nog betalen met je mobiel. Pasgeleden stonden mijn vrouw en ik nog te stuntelen in de winkel, waren we vergeten de dag limiet aan te passen en ja dan doet niks meer. Kunnen we nog verder?

Wat dacht je van een tattoo met QR-code als paspoort of legitimatiebewijs? Ooit werden de slaven gebrandmerkt, maar de jeugd vindt het prachtig, geïnspireerd door popsterren en voetballers. Of mijn inwendige ICD te voorzien van een chipknip. Zou zo maar kunnen. Zeg niet nooit. Ik denk aan het commentaar in de krant, toen voor het eerst in de USA, het "geld uit de muur" kwam, zoiets zou hier nooit gaan gebeuren. De ABN en AMRO zouden ook nooit samen gaan en banken zonder kantoren, was helemaal ondenkbaar.

Of toen de eerste bitcoin opdook en de Centrale Banken ervoor kozen, dit nieuw fenomeen volstrekt te negeren. Dan zou het snel weer overwaaien. En toen dit niet gebeurde, na jaren, besloot om een onderzoekscommissie in te stellen. Iets waar we vervolgens nooit iets van teruggehoord hebben. Inmiddels gewijzigd in "het opstellen van regels", waaruit blijkt dat de cryptomunt stilzwijgend geaccepteerd is. Bankrovers werden automatenkrakers en cryptomiljonairs van de een op de andere dag gevlucht. "Corona" was er ineens, door niemand zien aankomen en "oorlog met Rusland" realiteit geworden. We zagen het allemaal gebeuren en we keken ernaar.




"Lief zijn voor elkaar"

30 maart 1974. De bank had weer een nieuwe campagne, "Amroosje" en bedoeld om "lief te zijn voor elkaar". Zo nu en dan kregen we een: Amroosje, gedichtjes en tips, hoe we lief konden zijn voor elkaar. Duidelijk geïnspireerd op de tijd van: "All you need is Love".

De "Folies Bancaire" trok door het land met een cabaretvoorstelling. Denk niet aan een duur optreden met bekende artiesten, maar uitgevoerd door een bont gezelschap van onze personeelsvereniging Amroba uit Amsterdam. Vandaag precies 50 jaar geleden gingen we -met onze partners- er voor naar de schouwburg in Almelo. Geen gratis consumpties, zie het prijslijstje bij ons toegangsbewijs. Bier en kroket voor 1 gulden, dat waren nog eens tijden. Niet vrij goedkoop vonden we toen, voor een personeelsfeestje, maar alles kost geld en de baas zijn geld is niet van blik.

"Lief zijn voor elkaar"? Amper 2 jaar getrouwd te zijn, wisten we best hoe dat moest. Als dorpsjongen getrouwd met een meisje "uit de stad", een nieuw huis gebouwd en beiden een 40-urige job, allemaal zaken die in die tijd nog niet heel gewoon waren. Het was nog niet zo lang geleden dat vrouwen hun baan moesten opzeggen, als ze gingen trouwen. "Kan jouw man het niet alleen verdienen" en "had je maar niet zo'n duur huis moeten bouwen" uitspraken die toonden dat niet iedereen hier al aan gewend was. Ja, "heel apart", vonden sommigen dat.

50 jaar later, de tijden zijn veranderd. Bijna iedereen heeft een baan, een rijbewijs en een eigen huis. En een meisje trouwen uit je naaste omgeving, is niet meer zo vanzelfsprekend. De "First Date's" komen overal vandaan. Alles moet van ver komen, liefst zo ver mogelijk, ook ons voedsel. En alles was nog nooit zo duur, de prijzen in de horeca, torenhoog geworden. Niet meer te betalen, toch gaan we veel meer uit dan vroeger. Naar festivals en honderden Euro's betalen. Maakt niet uit wat het kost, we gaan! Toegangskaartjes met prijslijst, vervangen door polsbandje met QR-code. Zuinig zijn, hebben we dat verleerd?

Voor de schouwburg in Almelo, is geen geld meer beschikbaar. Er is niet langer een Theaterhotel. "Geef het volk brood en spelen" sprak Julius Caesar ooit, maar de Gemeenteraad van Almelo had er niet langer zin in. Om steeds weer geld bij te passen. Erg jammer voor de hotelgasten en de happy few. Hun knuffeltoekan is weg.

https://www.theaterhotel.nl/over-ons/historie

https://mijnstadmijndorp.nl/app/gemeentealmelo/verhalen/de-voorgangers-van-het-theaterhotel-in-almelo






GOEDE VRIJDAG en: Vastentijd of Ramadan

Er komen steeds meer mensen in NL, die alles weten van de Ramadan, maar niets (meer) van de Vastentijd. Of denken dat dit hetzelfde is. De Goede Week, ofwel "de stille week" waarin mijn moeder -en veel gelovigen met haar- de kerkdeur platliepen. Elke ochtend behalve op Goede Vrijdag, want dan was er geen mis. Was de kerk wel open om 'de kruisweg” te doen, 3x de rozenkrans bidden en alle kruiswegstaties langslopen. Het werd de Stille Week genoemd, omdat dan het kerkorgel zweeg, het kerkkoor eveneens, geen gezang, ja zelfs de misdienaars-bel werd vervangen door een houten ratel. Je schrok je een ongeluk als die gebruikt werd. En de kerkklokken hoorde je pas terug op Paaszaterdag, om 12 uur 'middags. Als de komst van Pasen werd aangekondigd. Voor ons kinderen het teken dat we aan het vastentrommeltje mochten beginnen. Tot je er buikpijn van kreeg.
https://www.heemkringheel.nl/vastentrommeltje/


Het vastentrommeltje.

Oh wat was je trots op de inhoud hiervan. Zoiets als met gespaarde postzegels, suikerzakjes, of welke verzameling dan ook. Je zat hiermee te pronken bij buurkinderen, hoe vol heb jij je trommeltje al. Vanaf het askruisje halen op Aswoensdag, mocht je niet meer snoepen en verdween al het lekkers -gekregen bij het boodschappen doen- in het vastentrommeltje. Zuurtjes, ijsbonbons, toffees, zoute drop, pepermunt en salmiakpoeder, op het eind v/d vastentijd zat soms alles aan elkaar vastgekleefd. En op Paaszaterdag (om 12.00 uur) eraan begonnen mocht worden. De beloning voor het wekenlang volhouden.

Bankholiday

Op Goede Vrijdag en Allerheiligen waren alle banken gesloten. Zo ook de beurs en alle overheidsdiensten. Zou dit nog zo zijn? Toch maar even gegoogeld; Google produceert nog steeds een lijstje van bankholiday 's 2024 met: "alle bankkantoren gesloten". Probleem is dat er geen bankkantoren meer zijn. Deze zijn nu 7x24 online, wat staat voor 7 dagen 24 uur bereikbaar. Ja dat zou je denken. Probeer maar eens een menselijke stem aan de telefoon te krijgen. Dat gaat je niet lukken.
"U kunt ook mailen" hoor je dan. En als je dát doet lees je "u kunt ook bellen". Maar in beide situaties heb je contact met een robot en communiceer je via de chat. Korte zinnetjes gebruiken en duidelijke taal spreken, om niet te horen "ik begrijp u niet" (dat had ik vroeger eens moeten proberen) Wil je doorverbonden worden met een medewerker? Dan kan dat alleen tijdens kantooruren en niet in het weekend. Tja daar ga je dan met je "7x24 online". Alles went. Aanpassen maar. Geen klant- onvriendelijk gedrag: Klant is koning!